WATER-&RYG No. 19565. LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 18 December. Tweede Blad. Anno 1923. Gemeenteraad van Leiden. FEUILLETON. (Vervolg van gisteren). 16o. Interpellatie van den heer Sijtsma, in zake de benoeming van tijdelijke ambtena ren. De beer SYTSMA zegt, dat de benoeming van tijdelijke schrijvers aan den Burg. Stand hem aanleiding gaf tot zijn vragen. Een sol licitant werd toch verklaard, dat in hoofd zaak genomen werden werkloozen en op wachtgeld gestelden. Dit leek spr. goed, maar de practijk is toch wel anders, meent hij, zoeals hij met voorbeelden aantoont door te wijzen op de benoeming van eenige dames, die eenvoudig de gelegenheid benutten wat bij te verdienen etc. Op andere afdeelingen, b.v. op het bureau van het Burg. Armbestuur gaat het al net zoo. Aan het werkloosheids- bureau ontleent spr. ook nog een voorbeeld, waar een onderwijzer werkt. Wethouder RE1MERL\TGER zegt dat uit een stroom van sollicitaties voor den Burg. Stand gekozen is in het belang van de stad. 't Was geen minitieus werk en daarmee is tekening gehouden. Net en zeer nauwgezet werk was de maatstaf. Riet' zeer veel zorg is te werk gegaan, spr. zet •miledig den gang der benoemingen waarbij 10 werkloozen met een kern van geschoolden uiteen. De heer KOOISTRA is tot de conclusie ge komen, dat niet de juiste weg is bewandeld, maar er zal weinig meer aan te doen zijn. B. en W. voeren de besluiten nu eenmaal uit. Z. i. had men eerst onder de kantoorbedien den, ingeschreven bij de Arbeidsbeurs, moe ten zoeken. Net schrift kan men te voren be- oordeelen, accuratesse niet, en er zijn aan- gestelden, die van kaartsysteem niets wisten, ofschoon dit eerste eisch was. Ook hij gaat nog eens na, wie er benoemd zijn en hij vraagt in den vervolge meer rekening te houden met Arbeidsbeurs etc. De heer v. d. WALL kan zich in veel ver eenigen met hetgeen de heer Kooistra zeide, al begrijpt hij de moeilijkheid voor den wet houder. Z. i. is echter te veel naar zekere kringen gekeken. De heer SYTSR1A dringt voor 't vervolg aan om eerst te nemen wachtgelders, werk loozen en dezulken. Er zijn ook wel andere motieven dan net handschrift in 't geding gebracht, dat weet hij uit .beoordeeling van het handschrift van vele sollicitanten, die zelfs bijzonder net schreven, maar niet zijn genomen. Wethouder REIRIER1NGER verdedigt nog maals de gedane benoemingen, waardoor het werk goed en correct klaar komt in den be paalden tijd, dat zegt z. i. voldoende. Wethouder SANDERS verdedigt het Burg. Armbestuur tegen hetgeen de heer Sytsma zeide, evenals den onderwijzer aan het werk loosheidsbureau. De heer KOOISTRA zegt dat de laatst be doelde onderwijzer f 1000 verdient aan dat bureau naast zijn functie als onderwijzer. Spr. geeft dan nog een voorbeeld van een on derwijzer. die f 900 verdient voor extra-werk Dat mag z. i. niet worden bestendigd. De VOORZITTER wijst er den heer Kooi stra op, dat beide onderwijzers jaren geleden benoemd zijn, toen er eerder werk te veel was en de keuze zeer klein. In 't algemeen is hij het echter wel met den heer K. eens. De heer KOOISTRA meent, dat de werk loosheid toch al een jaar of drie duurt, daar om hadden reeds een andere betrekking heb benden hier moeten worden vervangen. De VOORZITTER rekent bij de komende reorganisatie op steun van den heer Kooi stra. De heer Sï'iSMA dient een motie in, waar bij wordt uitgesproken, dat de wijze van be noeming door B. en W. gevolgd bij den Burg. Stand geen aanbeveling verdient De VOORZITTER ontraadt ten sterkste deze motie. Er zijn toch 10 werkloozen geno men, de wethouder wilde alleen een goede kern in het belang der gemeente. Van vrien dendienst of iels dergelijks is toch geen sprake. De heer v. HAMEL meent, dat de wethou der zeer goed heeft gezocht en brengt hem hulde. Het is ieders werk niet. De heer SYTSMA: Het is geen heksenwerk De heer SPENDEL raadt aan opschorting der motie lot bij de begrooting, waar over de benoemingen toch nog zal worden gespro ken. De beer EE ROMANS wijst er op, dat de cijfers van den wethouder en van den heer Sijtsma niet precies kloppen en vraagt nadere gegevens. De beer WILMER adht de motie wat al te zeer overtuigend gesteld', waar gespro ken wordt van: de overtuiging te hebben gekregen. De heer SIJTSMA wijzigt dan in: den indruk te hebben gekregen. Wanneer de VOORZITTER wil doen uitkomen, dat voorstemmen befceekent, den wethouder betichten van vriendendienst etc., komt de heer OOSTDAM daartegen op. Wanneer hij voorstemt, beteekent dat niet den wethouder betichten van iets lee- lijks, alleen maar aandringen op een an dere wijze van benoemen. Ook de h-eer SIJTSMA zegt met nadruk, in geen enkel opzicht den wethouder persoonlijk te wil len betichten. De motie wordt aangenomen met. 18—11 stemmen Voor de S. D. A. P., de heeren Oostdam, Witmans, Spendel, Ooster, v. d. Wall. Sijtsma, v. Rosmalen, Knuttel, Wilbrink, en de drie dames lGo. Interpellatie van den heer Sijtsma, in zake de toepassing van de verordening op het rijden met zwaar beladen vracht auto's De heer SIJTSMA wijst er op, hoe groo- te vrachtauto's met groote snelheid en la ding de stad doorkruisen. Wordt de ver ordening op de snelheid hier wel toege past? Bij de politie heeft hij den indruk gekregen, dat er niet veel aan gedaan wordt, ook, waar slechts een paar agen ten blijkbaar alleen toezicht houden. Zijn geen andere maatregelen mogelijk, de te groote snelheid is toch wel te constatee- ren? De VOORZITTER zegt, dat dit laatste juist niet meevalt. Om het bewijs te,leve ren is noodig een auto-va] met 4 agenten In de toekomst zal het edhter wel wat be ter worden, wanneer men beter op glee is te dezen aanzien. Noodig zijn bovendien zware straffen, anders helpt het nog niet. De heer SIJTSMA onderschrijft dit laat ste, wat z.i. nog wel wat te wensohen over laat. Hij is tevreden gesteld. De heer KNTJTTEL vraaet- of intrekken der ontheffingen geen middel is Dp VOOPi.ZÏTTER zegt, dat dit. in de be doeling ligt. 17o. Begrooting van inkomsten en uitga ven der gemeente voor den dienst 1924. (289 en 315) Vooistel-Sijtsma. De heer SIJTSMA licht zijn voorstel in om geen algemeene beschouwingen te voe ren. Niet om de vrijheid van het woord te (belemmeren, maar alleen om 'dingen, die ieder jaar voorbomen nu eens niet te doen behandelen, als niet aanvaarden door de soc.dem. van een wetbouderszetel etc., dingen, die niets uitstaande hebben met de gemeentebelangen, maar alleen geld bosten en ons tijd rooven. Bovendien wordt er toch niets door gewijzigd. Over dege lijke voorstellen als er gedaan zijn, kan men spreken bij de diverse punten. De beer v. ECK wil dit voorstel niet te vceil eer beuijzen uit respect voor den raad De heer Sijtsma weet tooh, dat er in den raad zijn, die geheel anders denken over de grondslagen der bogrooting en willen uiteenzetten waarom. Hij wil wed zeggen dat de soc.-dem. zich op alle manier tegen zulke domperspolitiek zullen verzetten, die blijkbaar ©en gevolg is van een gees telijke afwijking van den heer Sijtsma, die alleen voor zichzelf spreekt, niet namens de vrijz.-dem, De heer SIJTSMA: Daar protesteer ik tegen. Do heer KNUTTEL zegt, dat men niet behoeft te denken zoo tijd te besparen, daarvoor zal hij wel zorgen bij aannemen; denk aan de veelheid der volgnummers, waarbij bet woord is te voeren 1 Een stem: Maar voor sabotage bent u-te netjes, meneer Knuttel. De heer KNUTTEL: In dit geval zeker niet. De heei EERDMANS begrijpt dat het voorstel Sijtsma ontspruit uit vree* voor het ter tafel brengen van allerlei wat niet ter zake dient Wanneer men alleen ter zake wilde blijven, of bleef was er niets geen bezwaar tegen algemeene beschouwin gen De heer WITMANS is overtuigd, dat het voorstel-Sijtsma niet is van de vrijz.-dem. partij; het komt zijn fractie ongelegen. Hij meent, dat nu zijn partij voor het eerst in de raad zitting heeft, het beste is algemeene beschouwingen te houden, ook op politiek terrein, zooals dat behoort, te meer, waar zijn partij is aangevallen in de secties. De heer SIJTSRfA had niet gedacht de hartstochten zoo te zullen opwekken en hij had van den heer v. Eek als fatsoenlijk man niet een uitdrukking verwacht als deze gebruikte, die hij hem zeer kwalijk neemt. Hij trekt .gezien de hartstochten, zijn voor stel in Algemeene beschouwingen. De heer v. ECK wil ♦eerst een woord van lof richten tot B. en W., dien het zeer veel moeite gekost zal hebben een sluitende be grooting te maken, waar zij ook menschen zijn. Spr. is overtuigd ,dat menige uitgave lager is gesteld of geheel niet is opge nomen dan B. en W. zelf wel haddem gewenscht Dit is evenwel de eenige lof, die hij B. en W. kan brengen. Naar zijn mee ning is de begrooting niet in overeenstem ming met de tijdsomstandigheden. We leven in een crisisperiode van het kapitalisme, nog vermeerderd door den oor log. Z.i. is het nu de taak der gemeenschap om juist dan krachtig op te treden in het belang der min-gegoeden, dat zegt inzicht en menschelijk gevoel. Men zou mogen ver wachten de meest omvangrijke maatrege len van de bestuurders maar dan zouden we iets geheel anders zien bij de uitkceringen aan noodlijdenden (om van te leven, wat nu niet zoo is) bij de werkverschaffing, bij le vensmiddelenvoorziening etc. Niets daarvan in deze begrooting. Zeker, B. en W. komen soms tusschentijds met voorstellen, maar het lijkt spr. goed toe thans reeds direct hierop te wijzen Een klein deel der bevolking staart zich blind op bezuiniging in de meening, dan in de richting te zijn van verbetering maar wat hebben de werkloozen etc. daaraan? Niet in de eerste plaats op de stoffelijke ellende maar op de geestelijke inzinking moet de nadruk vallen, waardoor allen mo reel zinken, gewend rakend aan de narig heden. Deze begrooting ademt een materia- listischen geest in den slechtslen zin van het woord, de belangen van de zwakken worden opgeofferd aan die der gegoeden, opdat deze niet te veel belasting hebben te betalen. De VOORZITTER vraagt of deze beschou wingen alleen gelden voor Leiden. De he^r VAN ECK: Voor alle gemeenten, die precies zoo'n begrooting hebben. De hoer OOSTDAM- Dus ook tegen die van Wibaut. De heer v. ECK: Waarom deze begroo ting? Omdat B. en W. staan in dienst van het kapitalisme-, dit is een beschuldiging en een verontschuldiging levens. Zij durven de kapitaalswonsch niet aan. Vandaar de be- zuiniigng zelfs op sociale maatregelen, nu de nood zoo groot is Oppervlakkig oordee lend, zou men zeggen, dat hier zitten men schen met open oog voor de gemeenschap, daar menschen met harten van steen, maar dat is mis. (Geroep: 't valt mee). De oorzaak is deze, dat de overzij zich vastklampt aan de ondergaande kapitalisti sche maatschappij waardoor zij wordt ge dwongen heen te loopen over de nooden dier kleinen Men zit vast aan het stelsel. De scheiding loopt dan ook niet meer ge heel langs een lijn rechts en links, zie b.v. ook de nieuwe partij hier en ook wij hebben ons nooit geheel bij links aangesloten of ge rekend. De heer EERDMANS versterking van de partij van Witmans. De heer v. ECK En als het gemeentebe stuur eens bereid was heen te stappen over de finantieele kwesties, dan zou er bij het toezicht van provincie, rijk etc., die daar tegen optreden en een verderfelijk voorbeeld geven, zie het toezicht der regeering der laatste jaren. Heeft het rijk niet bij het toe zicht op iels goeds gestaan Integendeel. Het gemeentebestuur legt zich echter kalm neer bij het tyrannisch optreden van het rijk. Wilde men anders, waarom slaan de gemeenten dan niet de handen in elkaar Het gemeentebstuur zal hebben te blijven de gehoorzame dienaar of het zal zich ge zamenlijk moeten verzetten. Een bescheiden poging is geweest het bij eenkomen der wethouders uit de grootste ge meenten over de werkeloosheidsuitkeering. Drie jaren geleden diende spr. een voor stel in tot het instellen van adviseerende ar beiderscommissies, nog is er geen praead- vies. Dat kan toch niet eindeloos duren. Spr. dringt aan op spoed. Uit dit talmen spreekt echter al genoeg. Wie oog heeft voor het gebeuren in de maatschappij, zal zien, dat er een algemeen streven is om niet langer te zijn arbeids- nummers. Spr. hoopt, dat ook buiten zijn partij om er nog zullen zijn, die gelooven in een anderen ordening, een van menschen- liefde etc., in welk geval het van groot be lang is om maatregelen te treffen tot voor bereiding van een nieuwe maatschappij. Spï. ziet den tijd komen dat de massa het bestuur in handen zal nemen. Hoe, wanneer die massa dan geheel onvoorbereid daar tegenover staat Des te grooter dan de el lende. Ook voor wat betreft de uitbreiding der overheidsbedrijven was de groote vrees ze ker, de middenstand zal er door worden ge troffen, maar wanneer dat is in het algemeen belang, dan zegt dit niets. Om twee redenen is hij er voor 1. Uit breiding kan tot gevolg hebben dat de finan tieele toestanden zich verboeren, b.v. door gemeentelijke monopolies2. Uitbreiding kan prijsregelend werken. Spreker geeft echter toe, dat het niet vast staat, dat er finantieel voordeel door de ge meente mee zal worden behaald, maar toch is hij er voor omdat hier overheidsbedrijf is de baanbreker voor het gemeenschapsbedrijf waardoor het volk komt op hooger peil, niet meer zoekend naar winst, maar naar het welzijn van de gemeenschap door een betere wijze van productie, etc., te vergelijken met een trust, maar democratisch beheerd. Voorstellen zal spr. echter niet doen le omdat de raad ze niet zou aanvaarden 2c. omdal zijn bedrijven niet kunnen leven in vijandige omgeving. Toch is er één ding waar de gemeente z.i. regelend moet optreden bij het regelen van het personenverkeer in de gemeente. Ook voor de autodiensten. In Rotterdam zijn vele maatregelen over standplaats, veiligheid etc. Zooals het nu gaat, zullen alleen die deelen waar voordeel is te behalen worden inge schakeld, de andere niet en toch is een goede verbinding over de geheele stad ten zeerste gewenscht Spr. komt nu tot zijn voorstellen, die hij nader wil verdedigen le wijzigingen in de politie-verordening, waardoor ook op Zon dag optochten, niet hinderlijk voor hel ver keer, mogelijk worden. De straat is er niet alleen meer voor het verkeer, ook voor de monstraties en dergelijke. Over uw optreden hebben wij anders niet te klagen in 't algemeen mijnheer de voor zitter, maar er zijn toch ook bijzondere om standigheden b.v. wanneer de verjaardag van een meisje in de buurt van een Zon dag valt. Overleg over de route is iets anders en blijft gewenscht. Voorts acht hij ook wijziging noodig voor zang op straat. Nooit mag hier gezongen worden op straat, wat hem zeer overdreven voorkomt en niet in 't belang der vrijheid der ingezetenen. 't Zelfde bezwaar heeft hij voor wat be treft colportage. Men mag niet luid roepen of zoo. De wet waakt echter teggen elke uitwas van dit alles In 't algemeen heeft hij drie bezwaren tegen de geldende rege ling; to. wordt onnoodig de vrijheid onder drukt; 2o men maakt de politie er in hooge mate impopulair door die toch al een moei lijke taak heeft; 3o. men moet opgevoed worden tol verdraagzaamheid. Een oud voorstel in zijn motie over de Zondagswet om optochten met banieren en muziek ook op Zondagmiddag mogelijk te maken. De oude wel wordt uitgezet of inge krompen a! naar gelang de geest der bevol king en is niet te handhaven, dat bewijzen ook de uitspraken van den Hoogen Raad. Hier vraagt de geest der bevolking niet naar handhaving der Zondagswet. Alleen de orthodox-protestanten nog niet 1/3 der be volking zie ook de toepassing der wet in 't Zuiden is voor handhaving. Waarom houden B. en W. daarmee geen rekening? Het kerk-gaan wil spr. niet belemmeren, maar laat men dan ook zijn meetings vrij heid geven. Ten slotte nog het voorstel Knuttel tot aanleg van een wandelpark. Een groote woonstad van arbeiders heeft zoo iets z. i. hard noodig afgescheiden van werkverschaf fing, in het belang der geestelijke ontwik keling. Z. i. moet men zich laten leiden door hel menschelijk solidariteitsgevoel ge comprimeerd door het verstand en komt men daardoor in strijd met het kapitalisme - en dat doet men dan moet men dien strijd aanvaarden en door politieke en door economische macht zal het vereenigde pro letariaat dien strijd moeten winnen. Spr. hoopt in den strijd tegen de uitwassen van het kapitalisme ook steun van de anderen, Geroep: natuurlijk. De heer KNUTTEL: nu gaan ze allemaal mee. De heer v. ECK: doen ze dat? Niet met woorden maar met daden? Blijft de toestand zoo, als deze is, dan be« teckent dat achteruitgang Zijn er voorstellen die gaan in zijn rich ting dan zal hii die steunen. De heer KNUTTEL moet iets zeggen over de verkiezingen en de samenstelling van den raad. Het verval van het parlementaire stelsel heeft zich daarbij scherper dan ooit getoond door praclijken, die niet door den beugel kunnen als van de democratische partij, die redding zou brengen in de belas ting en toch democratisch zou zijn, twee niet samengaande dingen. Tolnutoe is bij de-, partij niets gezien van nieuw bloed of zoo, dat met haar zou komen. De heer WITMANS Dat groeit nog. De heer KNUTTEL acht de manier, waar mee gewerkt is met het tapver-bod, nog erger. Hij zou zonder enthousiasme hebben voorgestemd, was hij destijds aanwezig ge weest. Maar opeens de zwenking bij de soc. democraten bij do verkiezing: een spe cimen van politiek bederf als hij in Leiden nog niet zag. Spr. komt dan tot de wethoudersbenoe ming. Had de soc. dem. partij geweigerd, omdat zij er te revolutionair voor ware ge weest. dan had hij gejuicht, maar daarvan is geen sprake in deze raadsfractie De heer SIJTSMA En dc rede van Van Eek dan De heer KNUTTEL Die allerminst. Hier staat de soc. dem. partij zoo rechts moge lijk en zoolang dit zoo is, zoolang de soc. dem. zich afgeven met de bourgeoisie, is het een misleiding der kiezers om geen wet houderszetel te aanvaarden, dan is dat niets dan frase. De heo VERvVEYEr is belangstelling voor u, meneer Knuttel, bij de bourgeoisie De heer KNUTTEL: De heer v. Eek geeft als een tweede Jeremia gevoelsuitingen, waaraan je niets hebt als grondslag voor politiek. Van den heer v. Eek is het dan ook eea gevoelssocialisme. Van een eenheidsfront van het proletari aat moet v. Eek niets hebben. De heer v. ECKGa eens naar Rusland. De heer KNUTTEL: Daar kom ik van zelf. Daar Nis dat front. De heer v. ECKJawel, daar worden wij opgehangen. De heer KNUTTEL springt woedend op dat is gelogen. De heer OOSTDAM't Is waar, ze schie ten je daar dood. De VOORZITTER hamert en maant tot kalmte. De heer KNUTTEL: 't Is een schande, zoo iets te durven zeggen, waar Rusland 't eenige land is waar de arbeiders de baas zijn en met succes, zie wat er over wordt geschreven door hen, die er geweest zijn. Het is een kletsende frase van den heer v. Eek (de voorzitter hamert), dat er eens een tijd komt, dat het proletariaat de macht in handen zal nemen onder leiding der so cialisten. Zie naar Duitschland, waar ze de macht in handen hebben gegeven der mili tairen etc. Tal van interrupties, waarop de heer Knuttel hartstochtelijk antwoordt. De VOORZITTER dringt nogmaals op kalmte aan. Anders moeten jullie met u allen maar naar de Gehoorzaal. De heer KNUTTEL: Niemand wordt in Rusland dood gemaakt tenzij wegens het OF MISSIVE, Geschreven aen een particulier Vriendt; over het sluyten van het Water na de Haerlemmer-Meeren, het Dammen van de Drecht en Goulse Vaert in 't Jaer 1670. II. Is d* Windt Noord-oost, Noorden of Noordt- west, datlel hart waeyt, de Sluysen zijn toe, wij keeren het water buyten. En dan dringht het water, missende dien groote boesem, alle dese Veenen, en loopt door de Duy- vels-brugge, na de Goutse-sluys in den Rijn. En wij hopen door die afsluylingh, ons Veen-water weer goet te krijgen door het Regen-water, want wy leggen met onse Veenen tusschen andere Polders beslooten. Daer op den Boer fijn propoost vervolghde, ^n seyde, hoort ghy nu niet, ghy Leyenaer? Hoe verdoolt dat ghy zijt in uw oordeel? Ghy bekent selve dal ghy geen water uyt de Haerlemmer Meer en krijght, als met een harde Noort-ooste, Noorde of Noort- weste wint; eri dese luyden verklaren, dat ter met die winden, geen water van Am sterdam door Lamuyen gael na Leyden, maer dalse aRo;:;fuol met het water komende uyt de Meer. worden beswaert: Hoe onmo- gelijck datiet is, dat ghy u vuyle, soule, elanckende water van Amsterdam kont krij gen? Doen sager. al de oogen op den Leye naer, om sij:i anlvoort le hooren: maer hy padt verstomt, en wist niet te seggen. Doen begon een ander aensienelijck Man met den Boer te praten, en seyde, vrient ghy geeft ons goede reden, die wy verstaen konnen. Hoe komt het, dat de Haerlemmer Meer, van jaer, tot jaer, hoe langer hoe souter wort? want op halfweegen tusschen Amsterdam, en Haerlem, daer wort geen water ingela ten, maer daer loopt het water uyt de Meer, in het Y. En de sluysen tot Sparendam en konnen met een Noorde wint, door het schutten soo veel water niet geven, dattet de Meer kan brack maecken; en daer zijn geen Malematische Wis-konstenaers, die dat kon nen uyt-reeckenen. dattet schutten van de sluysen tot Sparendam, of Amsterdam soo veel water kan geven; dattet door 't Sparen, of door den Uythoom kan komen. Of de wint loopt al weer zuyden, en dan loopt het water al weer na sijn moer, want het ach terste water drijft het voorste water uyt; alsoo der soo veel watermolens op den Am- stel malen. Den Boer seyde, ick sal u hier op dienen. Ick heb ervarentheyt van dese sacck, alsoo ick van jonghs aen na oude luyden praet heb geluystert, tot dat ick oudt geworden ben. en'ick kan noch alsoo wel hooren als praten, ick heb twee ooren, en maer een mont; en ick heb mijn ooren en oogen over al, als een mensch gebruyekt. En heb Godt lof een vaste memorie. Dit soule water in de Meer, dat komt haer alte- mael door het inbreecken der Zee-dijcken. Ick hebbe de oude luyden wel hooren verha len, dat de Haerlemmer Meer maer een kleyne plasse water plach te wesen. En alsser doen een inbreeck der fteedyken quam, so liep het soute water met suyde- lijke wint strak weer na sijn moer, en die kleyne Meer die worde door het regenwater haest weer 9oel. Maer nu die Meer, door het geduurigh afvreeren der nabuurige landen, is geworden tot een binnenlantsche Zee, en noch geschapen staet hoe langer sy een Meer blijft, om grooter te worde, en Burger veen, en Lamuijen, soose niet gestuyt en wort, op te eeten. Soo kan nu die groote Meer niet vers gemaeckt worden, 't Is on trent 't sesligh jaer geleden, doen brack door harde Noordt-Weste Wint de Zeedijck in, en 't water liep over 't geheele lant, dat men met schuyten voer over dijeken en wegen, tot aen de Woertse gemeenlants walerkee- ringh toe. Nieukoop had doen ter tijdt noch een vaste lantscheydingh, die haar van d'ander Veenen afsloot, en loosden haer wa ter door Swammerdam in den Rijn, en raek- ten 't bracke water metter haeft weer quijt: maer d'ander Veenen, bleve aJ wat besmet van 't soute water. Ontrent vijftien of ses- tien jaren daer na, brack door harde Noordt- Weste Windt de Zeedijck weder in; dat al die Dorpen weer ondor water liepen, en al dat soute water heeft de Haerlemmer-meer opgegeten. Maer de Huysluy daer siende, dat de wateren soo langhs soo meer ver- swaerden, die hebben van tijdt tot tijt haer daer tegen versien, en overal haer landen bepoldert, en met kaden beslooten; gelijck ick u dat van jaer tot jaer sou konnen aen- wijsen, wanneer die, en die Dorpen bepol dert zijn, maer dat doet hier niet ter saeck. Te voren waren alle dese Dorpen en Veen- landen daer oock kleyne Meeren zijn, met de Haerlemmer-meer een, en een gemeene boesem; maer nu komttet altemael op' de Haerlemmer-meer aen. Anno 1651. brack door hoge Water-vloet de Diemerdijck in, en 't soute water liep met groote kracht in 't landt, en voort na de Meer, als in den alge- meenen boesem. Want de Veen-polders keerden 't water uyt haer landt, daer 't mo- gelijck was, en doen is den Amstel, kromme Mijert, Drecht, en oock de Ilaerlemmer-meer soo versout, datse niet licht ververst kan worden, soo dal die van Woerden haer sluys aen het Woertse-Verlaet hebben doen op maken, om 't bracke water uyt te keeren van haer bodem. En hoe menighmael dat de Slaper, (zijnde een Dijck tusschen Sparen dam en Velsen) door harde Noordt-Weste wint heeft overgeloopen, dat kan ick niet seggen; maer ick heb van jonghs aen, als 't een Noordt-Weste storm had ge waeyt, mijn Ouders hooren seggen, Haerlem leyt rontom met verdroncken lant, de Slaper heeft over geloopen, en dat wa'er loopt al in de Meer, en wort daer door brack of sout. En Anno 1665. liep de Slaper soo hardt over, op sinte Nildaes avondt, datter een Brugge tusschen Haerlem en Leyden aen de nieu-gegraven vaert wech-slroomie. En dese laatste Win ter heeft de Slaper soo hardt overgeloopen, dat de Polders bij Haerlem onderliepen, en de vette Ossen, of Koeyen uyt de Weyen wechstroomden, en dat water loopt al na dien boesem der Haerlemmer-Meer; soo dat die Meer door dese toevallen een soute Zee moet worden. En nu willen die Leyenaers vers water uyt de Meer hebben, 't welck de Haerlemse Brouwers selfs niet konnen heb ben: maer die haDn haer water met schuy ten aen de Duyn-kant, daerse dese Winter oock mee verlegen zijn geweest, dat het water door de groote overstortingh, tot aen de Duynen is versout geweest. En nu saLick verder de onmogelijckheyt dat het soute wa ter van Amsterdam, niet tot Leyden kan komen, noch naerder bewijsen. Dé oude Weteringh, dal is een water dat loopt van de Haerlemmer-Meer tot in de Braessem- meer, en het water passeert met een Noorde- wint uyt de Haerlemmer-meer in de Braes- sem-meer. en met een Zuyde-wint uyt de Braessem meer in de Haerlemmer-meer. En dat water in de oude Weteringh, dat is altijdt een en gemeen, met beyde die Mee ren. En de Drecht is een water, dat komt van den Uylhocrn uyt den Amstel en Krom- myert: door Billerdam en Lamuyen vallen ontrent, doch dichts na de groote Meer, in de oude Weteringh. De Haerlemmer-meer en geeft met Zuydelijcke winden geen water na Leyden, maer hy treckt het water uyt Leyden, en drijft met harde wint, het water met kracht n? halfwegen tusschen Amster dam en Haerlem, door de sluysen in het Ye, oock met groote kracht na den Overtoom dat dijeken en dammen daer van aen sluc- ken bersten. En dat die van Leyden en Haer lem wilde toelaten, dallet aen den Overtoom sluysen of Duyckens worden gemaeckt, dat tet water me! soo een wint door Amsterdam mocht passeren, sy souden de Ilaerlemmer- meer in een dach meer ontlasten van water, alsse in een heel jaer door haer water be swaert wordt, soo dattet soo klaer blijekt als de Son aen den helderen middacb, dat Leyden niet en wort beswaert rnet het Am sterdamse water, alsoo de oude wetering, daer het eerst in moet komen, (want ten kan geen ander wegh uyt), daer door niet vergiftight wort: en soo is 't oock mede met de Goutse vaert. Daer viel datelijck een Haerlemmer op in, die seyde, indien datter in den Overtoom een sluys was; soo zou Haerlem wel haeft tot een duyfhuys wor den. De schipvaert die sou dan wel haeft door dat gat wesen aen den Overtoom, dan was Haerlem het leven quijt. Den Huysman om siende na dien spreecker, seyde vriendt ghy sijt daer a! heel gauw, konnender geen sluysen gemaeckt worden, daermen met geen schepen of schuyten door kan varen? (Slot volet)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1923 | | pagina 5