v<
OOR DS
JEUGI
D
v<
1S-1D5CH
DAGBIAD
No, 50.
Zaterdag "5 December.
Anno 1923
Missje's St.Nicolaas-avond
door HERMANNA.
Grauwe, sombere dagen had November
gebracht, 't Was bijna niet licht geworden
in het huisje aan den heikant, waar moeders
naaimachine, vlak voor 't raam gezet, den
heelen dag onvermoeid snorde. Veel te vroeg
moest de lamp aangestoken worden Moeder
zuchtte en poogde 't nog een popsje te rek
ken, totdat haar oogen pijnlijk werden van
't turen en zij er wel toe moest overgaan
de gordijnen te sluiten en haar machine
op de taiel onder de lamp te zetten.
Dit vond Miesje altijd een heerlijk oogen-
blikAl zoo lang was 't donker geweest bi.i
haar in de bedstee waar ze had liggen turen
naar moeders gebogen gestalte bij 't ven
ster, naar de berken op de hei en 'tpijn-
boomboschje, dat zwarter en zwarter was
geworden, en de hei zelfhu, als een
donkere, dreigende ruimte, die straks alles
zou opslokkenhet huisje met moeder en
Miesje in de bedsteê er bijzoo kwam ze in
die late namiddaguren 't kind voor.
Maar wat een veilig gevoel gaf 'tliaar
dan, als moeder 't gordijn clioht deed ea
dat nare, angst-aanjagende buitengesloten
werd, niet naar binnen kon dringen in de
knusse gezelligheid van 't nu lichte kamer
tje! Nu kon Miesje moeders gezicht ook
weer goed onderscheiden, ja, moeder nam
er dentijcl af, onder 't drukke werken door,
't kind nu en dan eens toe te knikken, ai
kon 't soms haast niet lijden, zoo moest
moeder voort, voort om het dagelijksch
brood voor haar en haar zieke meiske te
verdienen.
Moeder was weduwe; zij had 't hard te
verantwoorden. Miesje lag al bijna een jaar
te bed en haar ziekte kostte veel. Familie
leden, die in beter doen waren en eens kon
den helpen, bezat ze niet. Zij en Miesje
leefden zoo maar stilletjes heen in 't huisjo
aan den heikant, niet ver van Hilversum,
waar moeder eens in de week naar toe ging
om haar werk af te leveren ze naaide
voor een winkel in de Havenstraat en
dan meteen boodschappen mee terug te
nemen.
Vroeger, toen Miesje gezond was, ging
ze graag met moeder mee en zeurde ze
altijd om nog een eindje te mogen loopen,
door de mooie winkelstraten. Dan gingen
ze over den Kerkbrink, liepen de drukke
Kerkstraat heelemaal door tot op de Groest
en keerden dan den kant uit van den
Ut-rechtschen weg; een heel stuk dien weg
af en dan rechts, op Hoorneboeg aan, daar
woonden zc.
Maar nu moeder alleen moest gaan, maak
te ze geen „ommetjes". Niet den minsten
lust had zij er in naar de winkels te kijken,
vooral niet nu 't tegen St. Nikolaas ging
cn er zooveel moois en lekkers was uitge
stald, waarvan zij haar kind toch niet kon
laten genieten.
Miesje vroeg wel eens: „moeder, is 'tal
taooi in de winkels? Net als verleden jaar
om dezen tijd Dan, ja, dan praatte moe
der er maar overheen. „Och, nee, gewoon,
net als altijd; maar ik kom niet langs veel
winkels, dat weet je wel; ik loop maar vlug
de Havenstraat weer terug en ga de Bosch
drift in en dan de hei over, om maar gauw
weer bij jou te zijn."
„Moeder", zei Miesje op zekeren middag,
Joenmoeder juist 'jblichfc bad aangestoken^
dat nu zoo vroolijk scheen op den kalender
aan den wand, „weet u wel, dat 't blaadje
van \andaag nog niet is afgescheurd? Toe,
mag ik 't doen? 't Is al één December! Fijn,
hè Moe, Decembernou is St. Niklaas
al op reis, denkt u ook niet
't Scheen wel, of moeder 't blaadje maar
liever niet afgescheurd had willen hebben,
't beter had gevonden, als 'tnog maar No
vember voor Miesje en haarzelf was ge
bleven, zoo aarzelend nam ze den kalender
van 't haakje.
„Ik weet 'tniet, kindje, maar mij zou
't niet verwonderen, als St. Niklaas dit jaar
stil thuis bleef, in Spanje. Hij is al zoo oud
en 'tis overal in de wereld zoo onrustig'
om te reizen."
„Hè Moe!" Miesje keek teleurgesteld en
ongeloovig. „St. Niklaas kwam toch ook
nog wel, toen er oorlog was!"
Moeder schudde 't hoofd. „Mies, lieverd,
je moet er je hcusch niets van voorstellen
ik geloof niet, dat St. Niklaas bij ons zal
kunnen komen."
„Jawel", pruilde 't zieke kindje, „hij doet
'tbesfc! u moet St. Niklaas een brief schrij
ven,"
Moeder heeft geen tijd, schat. Zoo'n
brief aan St.' Niklaas, dat zou een heel werk
voor moeder zijn. Dat begrijp je toch wel?
En ik denk ook niet, dat 't veel zal helpen."
Miesje wilde echter niet naar rede hooren
en bleef pruttelig en zeurig en verdrietig,
zoodat de koort3 's avonds weer opkwam
cn moeder telkens haar naaiwerk moest
neerleggen, om haar te drinken te geven
en 't kussen eens op te schudden.
Toen moeder den volgenden middag naar
den winkel ging, liet ze Miesje, die weer
wat bijgekomen was, achter met een blad
papier uit een schrift en een potlood. Er
was niets aan te doen geweest, 't kind zou
zich weer overstuur gemaakt hebben, als
moeder 'thaar niet gegeven had. Miesje
wou en zou zelf een brief aan St. Niklaas
schrijven en als moeder geen geld voor een
postzegel had, wist ze ook wel raad. Drie
maal in de weck kwam de bode op Utrecht
langs hun huisje, dat wil zeggenlangs den
Utrechtschen weg; je moest nog een eindje
de hei oversteken, maar den wagen, kon je,
als 't nog niet donker was, hoog met pak
ken beladen, zien aankomen; hem wou ze
den brief meegeven: Kortenbeek zou dat
best voor Miesje willen doen vroeger,
toen zc nog bij den weg speelde, knikte hij
haar altijd zoo vriendelijk toe en dan
moest hij hem in dat hotel met dien raren
naain op 't Janskerkhof bezorgen.
Dat was 't deftigste hotel m Utrecht en
daar logeerde St.Nicolaas altijd; dat had
moeder haar vroeger zelf verteld. Moeder
had als kind in Utrecht gewoond en St.
Nicolaas daar vaak genoeg over de Oude
Gracht zien rijden. Miesje kón niet geloo-
ven, dat St. Nicolaas stil in Spanje zou
blijven, terwijl zooveel kinderen hier op
hem wachtten en naar zijn komst verlang
den! In ieder geval zouden ze 'tin dat
hotel wel weten, of hij kwam. Kortenbeek
moest 't maar vragen.
En moeder had haar gesust en gezegd,
toen zc met zorg bemerkte, hoe gloeierig
'tgezichtje weer werd, dat Miesje 'tbcst
probeeren mocht, maar als 't dan later
bleek, dat moeder toch gelijk had gehad,
mocht ze ook niet verdrietig zijn, hoor!
Morden zou Kortenbeek langs komen; moe
der nam zich voor zelf dan even met hem
te spreken.
Als 'tsneeuwvrouwtje uit het sprookje
kwam moeder uit Hilversum terug. Nauwe
lijks was ze een eindje van huis geweest,
of daar waaen ze neergezegen, de statige,
groote, blanko vlokken. Steeds dichter en
dichter, steeds grooter in aantal, waren ze
geworden en toen moeder aan de eerste
huizen van de Boschdrift gekomen was, had
't al geducht gesneeuwd.
„Dat 's vroeg van 'tjaar!" zoo hadden
de menschen elkaar toegeroepen.
„Sneeuw met St. Niklaas, dat 'secht; als
't maar liggen blijft!" en een paar meisjes,
die gearmd langs moeder waren gestapt,
hadden jolig geprobeerd de vlokken op te
vangen.
Ja, allerwegen werd de eerste sneeuw
vroolijk begroet. Zoo was 't moeder ten
minste voorgekomen. Zelf was ze er ook
wat opgewekter door gestemd, al zou
haar terugtocht-, de hei over, er niet ge
makkelijker op worden; want ze wist
hoeveel ook haar Miesje hield van de reine,
witte „veertjes", zooals ze altijd zei, en
hoe prettig ze 't vond er naar te kijken, als
zc licht en dartel van omhoog kwamen aan-
gedwarreld.
't'Verwonderde haar dan ook. niet, dat
Micsje's stemmetje haar dadelijk blij tegen-
klonk.
„Sneeuw, hè moe Wat leukO, wat zioi
u er grappig uit! U bent net een suiker
poppetje En moes", zoo vervolgde ze met
een kleurtje van opwinding op de wange
tjes, „mijn brief is af! Wat een. lange, hoor!
En hij is al weg ook!"
„Al weg Moeder, die bezig was haar
mantel in 't portaaltje uit te schudden,
keerde zich op eens weer om. „Maar kind
„Ja", vervolgde Miesje opgewekt, „ik
heb 'm dokter meegegeven. U was net weg
en toen kwam dokter; gelukkig, dat de
achterdeur niet op slot was, hè Moes Dok
ter keek eerst door 'traam en toen pro
beerde hij, of de voordeur open was en
daarna kwam hij achterom. En ik was haast
niet bang meer voor hem."
Moeder schudde 'thoofd. Zij kon er maar
niet over uitMies, die zoo sciuw was voor
den stiSlen, ernstigen, jongen dokter, die
nog maar sinds kort de praktijk van hun
ouden dokter Veer waarnam.
„Dokter zag dadelijk den brief en toen
zei hij, dat hij ;m wel bezorgen zou, want
hij moest toch naar Utrecht. Daar wonen
zijn vader en zijn moeder en zijn broertjes
en zusjes", vertelde 't kind verder. „En
hij dacht ook, dat St. Niklaas van 'tjaar
best weer zou kunnen komen."
Kwam 't door de sneeuw, die 't zoo lioht
m 't kamertje maakte, of door Miesje's ver
haal hoe 't zij, moeder voelde zich veel
opgewekter dan in weken 't geval was ge
weest, 'tgeen ook op 't kindje in de bed*
steê weer een goede uitwerking had.
En dat was maar gelukkig, want dien
nacht en de daaropvolgende dagen viel er
zoo ongekend veel sneeuw, dat 't huisje van
de weduwe vrijwel van de buitenwereld af
gesloten werd.
Tóch zag op St. Nicolaa-smiddag moeder
een man mot hooge kaplaarzen aan, van
den Utrechtschen weg af, door de sneeuw
worstelen, recht op het huisje toe.
Een hoogopgeladen wagen stond op den
weg, tegen den bermkant.
f2i
V j
li»