In verkeerde Schoenen. o. f9561. LÉIbèCrï DAGBLAD, Donderdag 13 December. Tweede Blad. Anno 1923. GEMEENTEZAKEN. KUNST EN LETTEREN. FEUILLETON. #r Benoeming en ontslag. rr{La ^overeenstemming met liet advies van jde Commissie voor hot Openbaar Slacht huis, geven B. ep W. in overweging, den beer G. J. Tros, thans tijdelijk keurings- fveoarts aan het Openbaar Slachthuis, met opgang van 1 Jan. 1924 als aoodanig in vas- jfcen dienst te benoemen. [Voor de benoeming van twee ambtenaren 5?an den Burg. Stand, uitsluitend belast hl et het sluiten van huwelijken, worden doorgedragen de heeren: (Yacature Yan Rossum du Chattel) lo. '$1 van der Wall2o. H. W. Spendel. (Wegéns uitbreiding) lo. J. B. Meynen; io. A. Mulder. Door B. en W. wordt voorgesteld aan den heer M. H. W. A. van Rossum du Chattel eervol ontelag te verleenen als Ambtenaar van den Burg. Stand, met 'dankbetuiging voor do als zoodanig bewe gen diensten. Éveneens wordt voorgesteld op dezelfde jwijze eervol ontslag te verleenen aan prof. Ör. A. J. Wernink, als Regent van het H. 5. of Arme Wees- en Kinderhuis ©n aan Sr. A. Hendriks als leeraar in de Neder Jandsche taal en letterkunde en in de ge- èohledenis aan bet Gymnasium, in te gaan 1 op 1 Febr. 1924. Eindelijk wordt voorgesteld om den on derwijzer J. K. v. d. Yalk met het oog op opheffing der parallelklasse van het Jerdo leerjaar aan de o. 1. sohool aan de jfcïedusastraat B, met ingang van l Ja nuari over te plaatsen, naar de school aan Je Raul Krugerstraat A. Handhaven van een ambtenaar na p 65-jarigen leeftijd. (Artikel 28 der verordening, regelende j^en rechtstoestand van de ambtenaren der gemeent© Lelden, bepaalt, dat den ambte naar eervol ontslag uit zijn betrekking ftyordfc verleend, wegens het bereiken van 'jen leeftijd, waarop hij, ingevolge de pen sioenwetten, voor pensioen, in aanmerking kan komendit ontslag gaat volgens arti kel 29 le lid in op don eerstvolgenden len öanuari. Degene, die den ambtenaar heeft aange steld, kan het hoofd van den tak van dienst gehoord, deze bepaling telkens voor ten hoogste één jaar buiten toepassing laten, tot dat de ambtenaar zijn 70e levensjaar heeft volbracht, (artikel 29, 2e lid). Op grond daarvan geven B. en W. in iövereemstemming met het advies van de Oommissie van Fabricage in overwoging te besluiten het bepaalde in artikel 28, le lid sub 2o. der verordening regelende den (rechtstoestand van d© ambtenaren der ge meente Leiden, ten opzichte van den op- ssichter bij de gemeentewerken J. P. Heme- 'xik, tot 1 Januari 1924 buiten toepassing te laten. Vaststelling pensioenbijdragen. Pe Pensioenwet 1922 bepaalde aanvanke lijk, dat de vaststelling van den pensioen grondslag moest geschieden dioor het or gaan, dat den ambtenaar benoemt of ver andering brengt in zijn wedde. Deze bepaling is door B. en W. zoodanig opgevat dat aangezien de uitvoering van de verschillende salarisverordeningen en dus het vaststellen van ieders wedde bij hun Oollcgo berust, do pensioensgrondslag ock door hen kon women vastgesteld. Bij de wijziging van de pensioenwet is cU» bedoelde bepaling in dien zin aange vuld, dat het orgaan, dat benoemt, de be voegdheid tot het vaststellen van den pen sioensgrondslag kan delegeeren. Hoewel bij de door B. en W. voorgestane interpretatie een dergelijke delegatie geen zin heeft, is het wellicht gewenscht om, teneinde eventueels moeilijkheden te voor komen, te bepalen, dat de vaststelling van de pensioensgrondslagen van personen, die door den Raad worden benoemd of wier wedde door den Raad mocht worden bepaald, zal geschieden door het Ooliege van B. en W. B. en W. geven mitsdien in overweging te besluiten de vaststelling van den pen- eionsgrondslag van ambtenaren, die door iden Gemeenteraad worden benoemd of wier verandering van wedde door den (Ge meenteraad wordt vastgesteld, op te dra gen aan hun College. Inkoop van pensioenen. Omtrent de beide in handen van het Col- lege van B. en W, ter fine van praeadvies I gestelde adressen van de afdeeling Leiden i van den Nederlandschen Bond van Werklie- den in Overheidsdienst en van de afdeeling i Leiden van den Nederl. Christel. Bond van Personeel in Publieken Dienst, in zake den inkoop voor pensioen van lossen dienst, vóór 1 Juli 1922 bewezen, merken B. en W. op: dat beide adressen de uitvoering van de Pen sioenwet 1922 betreffen en dus, aangezien in die wet op het onderhavige punt geen mede werking van den Gemeenteraad wordt ge-, vorderd, ingevolge artikel 126 der Gemeente-. wet, in handen van hun Coliege ter afdoe ning dienen te worden gesteld. Dit artikel toch bepaalt, dat, indien ter uitvoering van een wet door het gemeentebestuur moet wor den medegewerkt, zulks geschiedt door B. en W-, tenzij uitdrukkelijk medewerking van den Raad wordt gevorderd. Tot goed begrip van het verlangen van adresanten brengen B. en W. niettemin het volgende onder 's Raads aandacht. In beide adressen wordt aangedrongen op geldigmaking voor pensioen van lossen dienst, waarvoor noodig zou zijn, dat de door hun College en andere tot benoemen be voegde organen af te geven verklaringen zou den moeien inhouden, dat de dienst een tijde lijk karakter in plaats van een los karakter droeg. Tegen de afgifte van dergelijke verklarin gen kan, ook al waren zij niet overeenkom stig den feitelijken toestand, naar de meening van adressanten geen bezwaar bestaan, op grond van de omstandigheid, dat het losse dienstverband in deze gemeente niet kan voorkomen, omdat het werkliedenreglement slechts spreekt van „lijdelijke" en „vaste" werklieden en dus losse werklieden in den gemeente-dienst feitelijk niet bestaan. Deze conclusie is echter niet juist. Inder daad onderscheidt het werkliedenreglement de werklieden, die daaronder vallen, in vaste en tijdelijke werklieden. Doch dit houdt ab soluut niet in, dat de gemeente nu ook geen werklieden in lossen dienst kan hebben, die niet onder het werklieden-reglement vallen. Bij verschillende takken van dienst treft men sedert jaren werklieden in lossen dienst aan en B. en W. zien hierin in geen enkel opzicht strijd met eenlge reglementaire bepaling. De beslissing berust aldus is de conclu sie waartoe B. en W. komen bij hun Col lege, waarom zij den Raad voorstellen de adressen te stellen in hun handen voor af doening. Kasleeningen. In verband met de provinciale voorschriften deelen B. en W. mede, dat het hun College gewenscht voorkomt, om gedurende het le kwartaal 1924, naar gelang van de behoefte, tot 't sluiten van kasgeldleeningen te kun nen overgaan. Hoewel toch op het oogenblik geen pro messen van deze gemeente in omloop zijn, kan het, met het oog op de over het le kw. 1924 te betalen rente van gemeenteleeningen en eventueele groote uitgaven voor woning bouw enz., noodig blijken tot opneming van kasgeld over te gaan. Een maximaal bedrag van f 500.000 lijkt hun hiervoor voldoende. Op grond van het bovenstaande geven zij den Raad in overweging hun College te machtigen, gedurende het le kwartaal 1924 over te gaan tot het sluiten van kasgeldlee- ningen tot zoodanig bedrag, dat op geen tijd stip in dat kwartaal de kasschuld de som van f 500.000 te- boven gaat en verder tegen de rente en onder de voorwaarden, als door hun College zullen worden bepaald. Verhuring van land. In overeenstemming met het advies van de Commissie van Fabricage geven B. en W. den Raad in overweging het niet tot bagger- terrein ingericht gedeelte van het perceel land Sectie N. no. 178, groot 0.9(^H.A. voor den tijd van één jaar. ingaande 1 Januari 1924, tegen een hurprij9 van 1237.50 te ver huren aan P. van Ulden te Leiden, mits op 31 Dec. 1923 het aan Van Ulden verhuurde, tot baggerterrein ingerichte gedeelte van het perceel Sectie N. no. 178, in behoorlijken staat en ontdaan van verzamelingen van i vuil, mest en dergelijke ter beschikking van de gemeente wordt gesteld, en verder onder de, in verband met de gewijzigde bestemming van het land, door hun College vast te stellen voorwaarden. Bijdrage in de kosten van slootdemping. Door B. en W. wordt voorgesteld om met betrekking tot de demping en rioleering van de sloot tusschen Rijnzichtstr. en de De Wet straat de belanghebbenden financieel eeni- germate tegemoet te komen, zoodat er der halve in dit geval genoegen mede zou kun nen worden genomen, dat door,de eigenaren in de kosten van de deitfping en rioleering, welke van gemeentewege zal geschieden, een som van f 732 wordt bijgedragen, zulks in voege als op den overgelegden staat nader is aangegeven. Voor rekening van de ge meente blijft dan een bedrag van f 1154. Onder mededeeling, dat de aan dit werk verbonden kosten zullen komen ten laste van volgnummer 153, van de begrooting voor het loopende jaar, geven B. en W. mitsdien in overweging goed te keuren, dat door de ge meente tot een bedrag van f 1154 in de kosten van demping en rioleering van de sloot tus schen de Rijnzichtslraat en de De Wetstraat wordt bijgedragen. Gemeentelijke woningbouw. Zooals bekend hebben B. en W. wederom een plan doen maken voor den bouw van 74 beneden en 74 bovenwoningen op den Haagweg ten zuiden van de Nanniestraat. Nu door den Minister van Arbeid, Handel en Nijverheid ook voor deze ^woningen de rijkspremie is toegekend, in totaal bedra gende f 44,400 en hot plan mitsdien uit dien hoofde reeds is goedgekeurd, kan de bouw dezer woningen eveneens bij den Raad aan hangig worden gemaakt. De woningen zijn van een zelfde type als die aan den Heerensingel. Het bouwterrein, dat met inbegrip van den voor straat be- i stemmenden grond een oppervlakte beslaat van 14.300 M2. zal in rekening kunnen worden gebracht op f 2.25 per M2. en aan bouwkapilaal wordt vereischt een totaal be drag van f 439.975, waarvan een bedrag van f 97.175 ten behoeve van het verkrijgen en I het in gereedheid brengen van den grond en een bedrag van f 337.800 voor den eigen lijken woningbouw is bestemd. De uitvoering van het eerste gemeentelijke plan werd in de maand Februari van dit jaar onderhands opgedragen aan de N. V. Technisch Bureau van H. Rutgers voor pl.m. f 2200 per wo ning (waarin niet begrepen de aanleg van gas-, water en electriciteitsleidingen). Aan gezien ten opzichte van den woningbouw de Regeering het bedrag, dat per woning mag worden besteed, geleidelijk pleegt te ver minderen en de gemeente bij de premie bouwplannen van de vereenigingen „de Eendracht" en „Tuinsladwijk" dienover eenkomstig heeft gehandeld, meenen B. en W. ook>thans het uit te trekken bedrag te kunnen verlagen, en wel met plus minus f 50 per woning. Wat de exploitatie betreft, brengen zij in herinnering, dat in de zitting van 24 Sep tember j.l. werd in het leven geroepen een „Stichting tot Beheer en Exploitatie van woningen te Leiden", met machtiging levens aan hun College, om aan die Stichting het beheer en de exploitatie van gemeente woningen overeenkomstig haar Statuten op te dragen. Bij aanneming van dit voorstel zal van deze machtiging natuurlijk ook wor den gebruik gemaakt ten aanzien van de onderwerpelijke 148 woningen. In de zooeven vermelde vergadering werd voorl9 besloten op de stichtingskosten van de 162 woningen benoorden den Heeren singel een bedrag van f 48.600 (d.i. f 300 per woning, gelijkstaande met de rijkspre- j mie) af te schrijven en ten behoeve van deze afschrijving te beschikken over een gelijk bedrag van de bouwreserve van de Stede- lijke Lichtfabrieken. In het hierop betrek- king hebbend voorstel werd uitvoerig uit eengezet, welke beslemming aan het door die afschrijving vrijkomende bedrag van rente en aflossing zou worden gegeven, en werd voorts opgemerkt, dat te zijner tijd op j gelijke wijze zou kunnen worden gehandeld I ten aanzien van het 2e gemeentelijke plan. Nu de Raad met betrekking tot het eerste plan overeenkomstig de voorstellen besloot, is daarmede derhalve in beginsel tevens I uitgemaakt, dat ook aan het 2e plan een evenredig bedrag van de bouwreserve zal ten goede komen. Overeenkomstig het ge voelen van de meerderheid van Commissa rissen der Lichtfabrieken wordt nu voorge steld thans officieel te besluiten om in min dering van de bouwkosten van het 2e plan te brengen een bedrag van 148 maal f800 is gelijk f44.400. Er blijft van de reserve dan nog een som van f 77.725,99 over, waar aan te zijner tijd eveneens een bestemming zal zijn te geven. De exploitatie-begiootiog wijst, zonder dat met deze vermindering ia rekening ge houden, als minimum-huurprijs f4.04 per week a^n, terwijl dio prijs bij den eersten gemeentelijken bouw op f 3,87 weid becij ferd. Dat thans de huurprijs hooger moet worden gesteld, niettegenstaande de eigen lijke bouwkosten lager zijn geraamd, is een gevolg van do omstandigheid, dat voor kos ten van rioleering en bestrating belangrijk meer wordt vereischt en voor duinwater op f 13.in plaats van f 9.per woning moet worden gerekend. Voor de woningen als zoodanig zal derhalve een huurprijs moeten worden vastgesteld, waaraan het genoemd gemiddelde ad f 4.04 ten grondslag ligt, terwijl ingevolge art. 3 der Statuten de steun, die aan de daarvoor in aanmerking komende huurders zal worden verleend, in geen geval zoover mag gaaD, dat daardoor de netto-opbrengst zou dalen tot geneden f3.68 per woning en per week. Het is natuurlijk onmogelijk, dat het resultaat van do te houden aanbesteding veroorlooft deze cijfers lager te stellen, terwijl het eveneens niet is uitgesloten, dat de leening tegen een, lager percentage dan G ten honderd kan worden aangegaan. B. en W. merken nog op, dat gelijk zij reeds mededeelden, voor riolcerings- en dem- pingswerken op het terrein bij den Haag- weg reeds een bedrag van f 7662.94 werd uitgegeven, dat niet ten laste van den. wo ningbouw der vereeniging ,,Ons Belang" kwam, doch dat op rekening van toekom stige plannen moest worden gesteld. Het blijkt thans, dat dit bedrag geheel ten laste van den gemeentelijken woningbouw komt en aangezien n\i voor dempings-, ophoopings- riloeerings- en bestratingswerken in totaal f 65000.is benoodigd on het genoemd be drag ad f 7662.94 reeds op de begrooting voorkomt, behoort te dezen aanzien alsnog te worden uitgetrokken f 65000 f 7662.94 rond f57337.-- Ten behoeve van den grondaankoop had vroeger reeds een begroo- tingsregeling plaats, zoodat deze thans bui ten beschouwing kan blijven. In totaal dient thans derhalve te worden gevoteerd eeai bedrag van f 395137.waartegenover op do begrooting van ontvangsten kunnen worden gebracht een post van f 44.400. wegens rijkspremie, en een post tot gelijk bedrag wegens bijdrage van de Lichtfabrie ken, terwijl het restant uit geldleening moet worden gevonden. Onder mededeelingj dat do Commissie van Fabricage zich met het plan kan ver eenigen, geven B. en W. alsnu in overwe ging tot den bouw te besluiten. Emigratie van werkloozen naar Canada. In navolging van elders is door B. en W. de vraag overwogen of het niet mogelijk zou zijn ook door emigratie tot bestrijding der werkloosheid te geraken. Te doen einde heb ben B. en W. zich gewend tot het Bemid delingsbureau voor Transatlantische Emi gratie te 's-Gravenhage, onder directie van de heeren S. L. Veenstra en P. Hoogkamer. Eerstgenoemde, Referendaris bij het De partement van Justitie, Oud-Hoofdbestuur der van de Nederlandsche Vereeniging „Landverhuizing", op het gebied van emi gratie een d°skundige, heeft zich in verbin ding gesteld met de Canadeesche regeering, en mocht deze bereid bevinden haar mede werking in deze te verleenen. Het viel hem betrekkelijk gemakkelijk zijn doel te berei ken, aangezien hij in opdracht van de Re geering eenige jaren geleden een reis naar Engeland en Canada heeft gemaakt ter be studeering van het emigratie-vraagstuk en hij bovendien zoowel vroeger als later Ca nada voor emigratiedoeleinden bezocht. Naar aanleiding van de mondelinge en schriftelijke gedachtewisseling met het bu reau. is nu bij B. en \V. het plan gerezen, werkloozen, die zulks gaarne wenschen, en die volgens een door B. en W. te benoemen Emigratie-Commissie de physieke en psy chische geschiktheid tot emigratie bezitten, door het verleenen van een voorschot in de gelegenheid te stellen zich, eventueel met hun gezin, in Canada te vestigen. Dit voor-> schot moet, evenals dit elders geschiedt, aan do gemeente worden terugbetaald. Om tot de terugbetaling te geraken, moet de emigrant een levensverzekering op niet te Jangen termijn (pl.m. 10 jaar) sluiten, bijv. tot een bedrag van f 1000. De gemeente moet dan de eerste jaarpremie betalen en de polis in haar bezit houden. Wanneer de premie een nader te bepalen aantal jaren door den emigrant is gestort, kan de ge meente de terugstorting van het voorschot en van de betaalde eerste premie vorderen. Door grondige selectie der candidaten en de zekerheid, dat de betaling der premie de iinancieele krachten van den emigrant, die toch in Canada een hoog loon zal verdienen niet te boven gaat, bestaat groote kans, dat de voorgeschoten gelden in de gemeentekas terugvloeien. (In Engeland heeft men 5 pCt4 kwade posten terwijl het Leger des Heils, aan welks emigratie langen tijd door den heer Veenstra praktisch is medegewerkt, meer dan 90 pCt. van de verleende voor schotten terugontving). De bemiddeling van het Bureau voor Transatlantische Emigratie zal bestaan uit: le. het verleenen van plaatsing (voorloo'-i pig op een farm, ten einde de taal aan te leeren en zich aan het leven aan te passen). Bouwvak- en industrie-arbeiders zullen, zoo» zij eenigszins ingeburgerd zijn, en geen far mer willen blijven, zich weder aan hun vak kunnen gaan wijden; 2e. het vervoer van den landverhuizer naar zijn beslemming; 3e. het zorgen, dat de emigrant, alvorens hij vertrekt, weet waar en bij wicn hij in dienst treedt, alsmede dat hij volkomen is ingelicht over loon, arbeidsvoorwaarden enz, 4e. de behartiging van zijn geestelijke be langen door hem met geestelijken, zoowel prolestantsche als katholieke, in aanraking te brengen; 5e. het onderhouden, met behulp van de Canadeesche Regeering, van betrekkingen met den emigrant (de gemeente van uitzen ding blijft op de hoogte van de plaats, waar de emigrant zich bevindt); 6e. het belasten van een bank-inslelling met de inning van ae verzekeringspremie. Volgens de meening der deskundigen ko men voor emigratie in de eerste plaats in aanmerking ongehuwden en vervolgens ge huwden met bijna volwassen kinderen, jonggehuwden zonder kinderen of met één kind en ten slotte gehuwden, die hun gezin moeten achterlaten. De kosten zullen bedragen: voor de lste categorie, met inbegrip der eerste jaarpremie f 400 f 450; voor de 2de categorie, met inbegrip der eerste jaarpremie, zooveel maal f 400 f 500 als het gezin uit volwassenen bestaat; voor de 3de categorie, met inbegrip van eerste jaarpremie, zooveel maal f 400 4 f 450 benevens de halve passageprijs voor een kind van 410 jaar (kinderen beneden do 4 jaar genieten vrije passage); Voor de 4de categorie, dezelfde als voor de lste categorie. Aannemende, dat voorloopig een 20 25 personen voor emigratie in aanmerking ko men ,zou du9 een bedrag van pl.m. f 10.000 vereischt zijn, hetwelk echter, naar B. en W. vertrouwen, geleidelijk weder in de ge meentekas zal terugvloeien. B. en W geven den Raad mitsdien in overweging goed te keuren, dat uit de voor 1924 beschikbaar te stellen gelden voor steunverleening aan werkloozen door de Ge meentelijke Steuncommissie voorloopig een bedrag van f 10.000 wordt bestemd voor de emigratie van werkloozen naar Canada op de geschetste wijze. Zijn we dat dan niet allemaal? Donderdag 20 December, aanvang 8 uur, geeft de Kon. Ver. „Het Nederlandsch Too- neel", directeur Dr. Willem Royaards in den Leidschen Schouwburg te Leiden een enkele opvoering van „Zijn we dat dan niet alle maal?" blijspel in 3 bedrijven van Frede rick Lonsdale met Willem Royaards in de rol van Lord Grenham. Naar hel Engelsch, doör BERTA RUCK. (Nadruk verboden)). 82) Een ruk van de taxi wierp mij plotse ling togen George aan, juiist^zooals die an dere bonzende taxi mij op Pniiippa'a schoot had geworpen den eersten keer, dat wij el kaar hadden an t oio et. Hij stak een arm uit, om mij te steu nen, en hield mij oen oogenblik vast. Een seconde, toen wij een hoek om vlo gen in de schemering, waarin de Parijsohe lantarens een flauw lioht gaven, ©venals dó© in Londen, daoht ik, dat hij do zaak reeds als uitgemaakt beschouwde. Ik trok mij terug tegen zijn arm. Dadelijk liet hij mij los met een vreemd, geruststellend lachje. ,,0 neen; ik zou je geen kus geven", eei hij bedaard; „niet hier; nu niet." En op stelligen toon voegde hij er bij: „Maar heel spoedig!" Een weinig hijgend zei ik: „Wacht tot dat je de Traceys gesproken hebt." „Niet als die bravo menschen niet thuis 2Ïjn", antwoordd© George. „Veronderstel, dat zij uit zijn?" Op dat oogenblik pas herinnerd© ik mij de „tamasha" van de Traceys en het 'ver lof van Harry. Zij gingen dien avond-er- Keus naar toe den avond doorbrengen... Met. kracht moest ik ©en opwelling van hoop onderdrukken. „Het is nog heel vroeg", zei ik tot mijzelf. „Ze kunnen nog niet uit zijn." Zij waren niet uit. Het nette dienstmeisje, dat de 'deur open deed, zei, dat Madame thuis wag en ont ving. „George! Lieve Hemel! Het is George en zijn jonge vrouw 1" riep een zachte stem over de heining. (Philippa had dus nog niet aan haar moeder verteld, dat George nog geen vrouw had). „Laat ze binnen komen. Hoe meer zie len, hoe meer vreugd. Zij kunnen van het zelfde bord eten..." Daar hoorden wij het trippolen van Me vrouw Tracey's kleine voetje® on enkels naar beneden komen, toen zij ons ijlings te gemoet kwam. „Aardig van u om hem mee te brengen", zei ;c tot mij. „George, ik ben verrukt. Jou schavuit I Knapper dan ooit! Heelemaal de jonge gewonde held. Hoe gaat het met het been; kan je er alles moe doen? Je kent hot oude spreek woord: „Een kreupel man hinkt in de har ten der dames!" Natuurlijk, dat doe je, stoutert!" En zij hief haar kleine gezichtje met de flinke kin op en gaf den jongen man, die mij volgde, een hartelijken kus. „Het mag wel, nietwaar, Mevrouwtje? Een bloem, dio uit de ruïne opgroeit", ru- teldo zij voort op haar onsamenhangende manier. „Het eenige voorrecht van met de jaren grijs en dik en scherp te worden is, dat men mag zeggen en doen wat men wil tegen een aantrekkelijken jongen man, die in je huig komt. Denk aan mijn woerden, als we honderd jaar verder zijn. Maar kom intusschen binnen en soupeer met ons mee." „Soupeeren, Tante Traoey?" wierp Geor ge haar tegen, toen wij allen naar boven gingen. „Ik dacht, dat wij juist bijtijds kwamen om een kopje thee te drinken." „Ja, maar wij soupeeren hier vandaag midden op den. dag, dan hebben wij tijd om enkele andere kennissen af te halen, voordat wij naar Montmartre gaan. Waar om heb je je moeder niet meegebracht, George? Het maakt de saaiste vertooning voor mij tot een genot als ik Mey Meredith kan aanzien als zij zich dood ergert!" „Zij is ergens naar toe met mijn vader", zei George achter mijn schouder. Een anderen keer zou ik gelachen heb ben om dit heel vage excuus. „Ergens", in Engeland „Nu, Mevrouw George", ging Mevrouw Tracey, die het jonge vrouwtje voorging, voort, boven aan de trap gekomen. „Wij eten in het atelier. Er is geen plaats voor Harry's beenen in dat andere kleine hokje." Het atelier besloeg de heele bovenverdie ping. Het was een langwerpige kamer, met bruin behangen, van boven verlicht; ik had dat vertrek nog niet gezien, ofschoon ik geloof, dat Lady Meredith er door haar gastvrouw maan: toe werd gevoerd, terwijl ik dat eerste onderhoud had met Philippa. „Heeft George nooit met je over mij ge sproken?" En hier in het atelier met de wit ge dekte tafel ©n lampen met rose kapjes, vonden wij Philippa omringd door een schare in khaki gekleedo jongelui. Ik begreep dadelijk, dat dit was wat een vrouw noemt: „Philippa's beau jour". Yammorgen in het rijtuig had zij er moe uitgezien, ouder dan zij was. Vanavond1... Hoe had zij zich-zelve kunnen opbeuren «r. haar beste beentje voorzetten? Hoo wae het mogelijk, dat haar opgewondenheid haar deed gloeien, als 't ware door een inwen dig licht beechonen? Haar oogen waren twee lachende juweelen. Haar slanke, blan- ke hals vertoonde zich sierlijk uit den ge- plooiden kraag van e.n geheel zwarte ja- pon, ©en meesterstuk van Jeanne. Zij droeg een groote anjelier op haar borst. Een tweede was zoo geplaatst, dat hij even kwam kijken uit den zoom van haar uit staanden rok. Ik zag Georges vreemden, verbaasde a blik, toen zij de hand aan hem toestak met een lach em een groet, vol volmaakte zelf- beheersching. Schoon zag zij er uit. Schoon Bij het zien van haar schoonheid had ik een gevoel als de arme Koningin van Scheba, toon men haar toonde, waar zij nimmer mee kon hopen te wedijveren, en „er was geen moed meer in haar." O, het was alles heel aardig van George om dat conventioneele masker weer voor te doen. Ik begreep, dat hij capituleeren moest. Hij moest zijn genegenheid ontne men aan haar, op wie hij ze zoo korten tijd had uitgestrooid. Om ze neer te leggen, zooals weleer, aan de kleine mooie voetjes (van haar moeder geërfd van Philippa. Welnu, ik had een middag alleen van George genoten, geheel alleem. Ik had één blik geslagen in wat had kunnen wezen. Eén ritje in een taxi, met mijn hand vast gehouden daar, waar zij 'had gewenscht te blijven. Dat is meer dan sommige meisjes ontvangen van den man, van wien zij vol komen, hopeloos gecharmeerd zijn. Deze au dere twee, daar was ik zeker van, zouden het dien eigen avond beslissen. v t CV* 1 v HOOFDSTUK XXXIV. Philippa's goeden nacht Die avond is inu zulk een verward men gelmoes voor mij, dat ik mij naast niet herinner in welke volg nde alles gebeurd is. Ik weet, dat Philippa mij weer mee nam naar haar eigen kamer, om mij mijn bont te laten afdoen en mijn haar vast te steken. Dat moet dus gebeurd zijn voor bet sou per? Zij nam mijn gezicht in haar beide handen, koek mij aan. en kuste mij even heel zachtjes op mijn wang. Toen zei ze: „Niemand weet er hier nog iets van." Toen keek zij mij strak aan, zóó strak, dat ik haar blik niet kon verdragen. Ik draai de mijn gezicht om. Ik. voelde hoe ik beef de. Nog steeds keek zij mij ernstig aan, maar zij sprak heel vriendelijk en zei: „Maar heb jij mij niets meer te vertellen sedert vanmiddag?" Ik hoorde mijzelve huiverend zuchten, toen ik zei„O Philippa Neon Ik geloof niet, dat ik je iets to vertellen heb." Natuurlijk vond ik het beter, dat alles nu aan George over te laten, Ik geloof, dat ik zei: „Hij zal je allefl vertellen wat er to vertollen is", on ik ge loof, dat zij antwoordde; „Dat zal niet noodig zijn. Want ik wéét het." (Maar hoe kon zij het weten?) Toen wij de kamer uitgingen, zei ik: „O Philippa, je ziet er zoo lief uit vanavond, liever dan ik dacht, dat mogelijk was. Geen wonder, dat de mannen verliefd op je worden!" En ze zei luchthartig: „Jou lief klom dingt Als ik een man was, zou ik met jot willen trouwen." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1923 | | pagina 5