In verkeerde Schoenen. No. 19559. LËID5CK DAGBLAD, Dinsdag 11 December. Tweede Blad. Anno 1923* GEMEENTEZAKEN. «r ïïl BINNENLAND. FEUILLETON. N i.- inkomsten. Bij de bespreking van de op- en aanmer kingen in de secties gemaakt naar aanlei ding van bepaalde volgnummers der begroo- jting en de daarop door B. en W. gegeven antwoorden moeten wij ons met het oog op ge ruimte beperken tot de meest belangrijke. [Volgn. 90. Ontvangsten uit de exploitatie yan gemeentelijke zweminrichtingen. JEnkele leden waren van oordeel, dat op de exploitatie van de Zweminrichting welke overigens naar hun meening van gemeente wege diénde te geschieden geen winst tpag worden gemaakt. De meening, dat de exploitatie van de Zweminrichting aan het Rijn-Schiekanaal jvoor de gemeente winst zou opleveren, is dbsoluut onjuist, zeggen B. en W. i Het onder volgn. 90 geraamde batig saldo Wd f 1200, betreft het verschil tusschen de .ontvangsten on uilgaven, door het bestuur fier Leidsche Zwemclub, aan wie het beheer is opgedragen, gedurende het zwemseizoen 1924 te doen. Tegenover deze ontvangst staan echter de kosten van onderhoud en bewaking gedu rende den winter .waarvoor op volgn. 105 'der uilgaven een bedrag van f 1500 is uit getrokken. Bovendien moet dan nog gere kend worden op de rente en aflossing van Let stichtingskapitaal van bijna f 60.000, yvaarvan het onafgelosle gedeelte op 1 Ja nuari. 192-1 f 48.113.17'/" zal bedragen. I vWat de exploitatie zelve betreft, houden JB. en W. staande dat exploitatie door de Leidsche Zwemclub verreweg de voorkeur Verdient boyen exploitatie rechtstreeks door üe gemeente. f Volgn. 372b, betreffende vaststelling der Bijdragen van de gemeente in de verpleeg- kosten van een krankzinnige gaf ook aan leiding tot een vraag. B. en W. antwoorden: iBij de vaststelling van de bijdrage in de yerpleegkoslen van een krankzinnige wordt nauwkeurig rekening gehouden met de fi- jiancieele draagkracht van den patiënt en '(of) diens familie. Te voren heeft een ern stig onderzoek plaats. Ook na de opname jwordt op de financieele positie der verzor gers gelet. Tengevolge daarvan zijn een paar jaar geleden 2 patiënten geheel afgevoerd :én voor eigen rekening gekomen. Ook .wordt zooveel mogelijk op pensioen, ouder domsrente en invaliditeitsrente beslag ge legd ten behoeve van de gemeente. Volgn. 423. 15 Opcenten op de hoofdsom Ser Vermogensbelasting. Sommige leden Wenschten de opcenten op de hoofdsom der [Vermogensbelasting verhoogd te zien. en kele hunner zelfs tot 100 pCt. Het heffen van meerdere opcenten op de (vermogensbelasting dan thans het geval is, hebben B. en W. herhaaldelijk verklaard pbsoluut verkeerd te achten, zooals o.a. laat stelijk is uiteengezet in de Memorie van [Antwoord betreffende de begrooting voor 1923. Op dat standpunt slaan zij nog. Volgn. 424. Belasting naar het Inkomen. Een lid had bezwaar tegen den bestaan- den aftrek voor noodzakelijk levensonder houd; hij geeft in overweging om, gezamen lijk met andere gemeentebesturen, er bij den betrokken Minister op aan te dringen toe te staan ,dat die aftrek voor gehuwden en on- Eehuwden met f 200 wordt verhoogd. Volgens B. en W. is voor noodzakelijk levensonderhoud thans geen aanleiding en dit te minder nu de index-cijfers zich in dalende lijn bewegen en volgens de statis tische gegevens van de gemeente Amster dam de kosten van levensonderhoud pl.m. Ë0 pCt. lager zijn, dan de hoogste grens, die zij bereikt hebben. Bovendien zou bij ver hooging van den aftrek voor noodzakelijk levensonderhoud het belastbaar inkomen te klein worden en het vermenigvuldigingscij- fer te zeer stijgen. Een ander lid zou liever den geheelen af trek vervallen zien, wat echter niet mogelijk is, omdat het in strijd zou zijn met het be paalde in art. 243d der Gemeentewet. Weer een ander lid wilde meer rekening houden met de grooe gezinnen en zou de leeftijdsgrens, tot welke aftrek is toegelaten, Verhoogd willen zien, bijv. tot de meerder jarigheid. Met de draagkracht van groote gezinnen wordt volgens B. en W. reeds ruimschoots rekening gehouden, niet alleen bij de plaat selijke inkomstenbelasting, doch ook bij an dere heffingen, zooals de Rijksinkomsten- belasting. de Verdedigingsbelasting en de gemeentelijke schoolgeldheffingen, Volgn. 426. Belasting op too- neelvertooningen enandere vermakelijkheden. Door een lid werd opgemerkt, dat hier een aanzienlijk bedrag aan belasting wordt ge heven, terwijl de tooneelgezelschappen bijna alle min of meer noodlijdend zijn. Hij achtte daarom de invoering van een differenti- eerend werkende regeling wenschelijk. Er moet onderscheid gemaakt worden tusschen werkelijk publieke vermakelijkheden en an dere samenkomsten. Ook van andere zijde werd op scherpere redactie 'der verordening aangedrongen. Een lid zou het tarief van 20 pCt. op 10 pCt. teruggebracht willen zien. Ingevolge de verordening van 26 Septem ber 1918 op het heffing van een belasting op tooneelvertooningen en andere openbare vermakelijkheden, gelijk deze verordening gewijzigd is bij verordening van 3 Mei 1920 bedraagt het tarief 10 pCt. voor muziek- of zanguitvoeringen en 20 pCt. voor de overige vermakelijkheden, merken B. en W. op. Een verder differentieerend werkende regeling te maken,, zoodat ook voor ernstige en dege lijke tooneelgezelschappen een verlaagd ta rief ge) dl, achten zij niet gewenschl, aange zien in de praktijk zeer moeilijk is uit te inaken, welke gezelschappen wel en welke niet ernstig en degelijk zijn. Reeds nu geeft de toepassing van de verordening herhaal delijk aanleiding tot moeilijkheden bij de be slissing van de vraag, welke samenkomsten onder de verordening vallen en welke niet. En tengevolge van de groote verscheiden heid en de verschillende nuanceeringen is een scherpe formuleering in de verordening niet wel mogelijk. Voor een algemeene verlaging tot 10 pCt. is h.i. absoluut geen aanleiding. De belas ting wordt verhaald op de bezoekers der ver makelijkheden en het is beter, dat deze wat meer betalen, dan dat tengevolge van de verlaging van hel tarief de inkomsten ver minderen. Volgn. 427. Zakelijke belast i n g op het bedrijf. Verschillende leden stonden opheffing, althans verandering van deze belasting voor De verwachting werd uitgesproken, dat het optreden van den tegenwoordigen wethouder van financiën, die zich indertijd als een sterk tegenstander van de zakelijke bedrijfs belasting heeft doen kennen, aanleiding zou geven tot het alsnog schrappen van dezen post. Gevraagd werd dan ook, hoe B. en W. tegenover deze heffing staan. Een lid verklaarde zich met vermindering of opheffing van deze belasting niet te kun nen vereenigen. B. en W. herinneren aan de verwerping van een voorstel tot intrekking van de ver ordening op de heffing van een zakelijke belasting op het bedrijf en merken op, dat in het begin van dit jaar, en wel bij raads besluit van 22 Januari 1923, op voorstel van hun College en overeenkomstig een voorstel van den heer Wilmer besloten werd door verlaging van de belasting althans aan een deel van de daartegen gerezen bezwaren te gemoet te komen. De opbrengst zou dienten gevolge naar schatting met ruim f 7000 ver minderen. j Bij de samenstelling der begrooling is an- dermaal zeer ernstig overwogen, of het mo- gelijk zou zijn deze belasting, die ook naar het oordeel van hun College geen ideale is, 1 nog verder te verlagen of zelfs geheel af te schaffen. Dit bleek echter met het oog op den financieelen toestand der gemeente en de hooge inkomstenbelasting niet verant woord. Zoodra echter tot een verlaging van de belastingen in het algemeen kan worden overgegaan, komt de zakelijke belasting op het bedrijf in de eerste plaats daarvoor in aanmerking. Volgn. 438. Uitkeeringen Gasf a- b r i e k. Een lid verklaarde zich tegen het heffen van retributie van de Gasfabriek voor het hebben van leidingen in gemeentegrond. De N. Z. H. T. Mij. en de L. D.water-Mij. betalen ook geen retributie. Een ander lid was van oordeel, dat de gasfabriek geen winst mag maken. Retribu tie en winstposten moeten z.i. worden ge schrapt en de gasprijzen verlaagd. Weer een ander lid vroeg of de meterhuren niet verlaagd kunnen worden. Bij volgn. 446, Uitkeeringen van de 1 ectriciteitsfa b r i e k, wer den bovenstaande opmerkingen ook gemaakt Zooals reeds meerdere malen werd opge merkt aldus B. en W. ts het heffen van retributie door de gemeente ten laste van de Gas- en Electricileitsfabrieken billijk te achten, als vergoeding voor de meerdere lasten en kosten, welke andere takken van dienst door de aanwezigheid van gasbuizen en kabels in de straten ondervinden. Het niet laten betalen van retributie door de N. Z. IJ. Tramwegmaafschappij en de Leidsche Duinwater-Maatschappij heeft hiermede niet te maken. Dit is een gevolg van de con cessie-voorwaarden. In tegenstelling met het lid, die geen winst wilde, zijn B. en W. van oordeel, dat de Lichtfabrieken wel degelijk winst mogen af werpen, indien, zooals zij nog onlangs heb ben aangetoond, de tarieven alleszins billijk zijn te noemen. Ook elders neemt men een zelfde standpunt in. De meterhuren zijn noo- dig, om de kosten van aankoop, onderhoud, ijken, enz. van de meters te dekken. Verla ging is thans nog niet mogelijk, Volgn. 464. Uitkeeringen open baar Slachthuis. Gevraagd werd of met het oog op het belang der ingezete nen B. en W. den lijd voor de verlaging van slachtloonen niet gekomen achten. Den tijd, om tot verlaging van de slacht loonen over te gaan, achten B. en W. nog niet gekomen. Al moge de exploitatie van het Openbaar Slachthuis de beide laatsle jaren een gunstig verloop hebben gehad, de drie daaraan voorafgaande jaren hebben een zoo belangrijk financieel tekort opgeleverd, dat de winst over 1921 en 1922 door het verlies over de jaren 1918, 1919 en 1920 met ruim f47.560 wordt overtroffen. Het is alleszins rationeel en in overeen stemming met de methode elders, de winst der laatste twee jaren aan te wenden lot dekking van het verlies over vorige jaren en dit te eer, nu de slachttarieven in Leiden niet hooger zijn dan in de meeste andere gemeenten. Bovendien is de mogelijkheid van e:n daling in het vleeschverbruik en daardoor cok in het aanlal slachtingen niet uitgesloten. Aan een verlaging van de slachtrechlen is ook nog hel bezwaar verbonden, dat die verlaging waarschijnlijk zou leiden tol een verlaging van het keurloon van het inge voerde vleesch op grond van het bepaalde in artikel 8 sub 2 der Vleeschkeuringswet. Ten slotte gelooven B. en W. niet, dat de Ingezetenen van een eventuecle verlaging der slachtloonen voordeel zouden genieten. Een verlaging van het .slachtloon voor een rund met 20 pet. b.v. zou slechts een prijs vermindering van gemiddeld pl.m. 1/a cent per pond betcekenen, derhalve zoo weinig, dat niet de minste zekerheid bestaat, dat de verlaging aan de vleeschverbruikers len goede komen. Volgn.' 480. Uitkeeringen aan de Reiniging s- en ontsmet- tingsdienst. Men vroeg of de mest afkomstig van de Gemeenlereiniging ver pacht wordt en zoo ja, op welke wijze en of de Leidsche ingezetenen daarbij niet de voorkeur genieten. B. en W. antwoorden dat de most, afkom stig van de paarden der Gemeentereiniging niet is verpacht; met een mesthandelaar te Rijnsburg is overeengekomen het benoodig- de strooisel voor de paarden gratis te leve ren, waartegenover de mest kosteloos wordt afgestaan. Aanvankelijk is getracht de mest te ver pachten en het benoodigde strooisel te koopen. De uilgaven wareu in 1914 f353.57, de inkomsten slechts f307.47, thans zou het verschil aanmerkelijk grooter zijn. Er is dus geen aanleiding tot een overeen komst met een ander persoon, al woont deze in Leiden. Bepaa'de mesthandelaars treft men in Leiden niet aan. Volgn. 503. Uitkeering van het Gemeentel ij k Vischbedrijf. Een lid wilde wat meer aan dit bedrijf doen en den winkel uitbreiden. Voorts vroeg een lid, of het niet mogelijk was op bepaalde plaatsen telefoons beschikbaar te stellen om door middel daarvan bestellingen bij den vischwinkel te kunnen doen; het loopen naar dien winkel levert voor velen bezwaar op. Wellicht is ook dc oprichting van een of meer filialen mogelijk. Het vischbedrijf heeft, evenals het wasch- bedrijf, naar de meening van het hier aan het woord zijnde lid, zijn levensvatbaarheid, ook financiëel, voldoende geloond. Hiertegenover werd door een ander lid gevraagd, of het vischbedrijf, alsook het ivaschbedrijf, thans nog wel voldoende re den van beslaan hebben en of het in stand houden niet zeer tegen de belangen van den middenstand ingaat Zooals B. en W. reeds meermalen hebben betoogd, heeft de gemeentelijke verkoop van visch niet alleen ten doel om prijsregelend op te treden, doch is de gemeente hiertoe in dertijd voornamelijk overgegaan, teneinde den menschen visch te leeren eten. Ofschoon dit doel ten volle bereikt is, heeft het bedrijf nog alleszins reden van beslaan, meenen zij, en druischt de in standhouding ook niet in tegen de belangen van den han del, zooals men in de jaarverslagen, opgeno men onder de bijlagen van het Gemeente verslag kan lezen. Opheffing van het bedrijf zou zeer zeker niet bevorderlijk zijn aan het viscliverbruik in de gemeente en ongetwijfeld leiden tot een niet gemotiveerde yerhooging der vischprijzen. Het bedrijf beschikt slechts over éën win kel, omdat een tweede winkel (filiaal) geen levensvatbaarheid bleek le hebben, niette genstaande dat filiaal geplaatst was in een zeer volkrijke buurt. Uitbreiding van het aan tal winkels zou tot een nadeelig saldo leiden en dient dus, gelet op de opgedane ervaring, nagelaten te worden. Ter voorkoming van een nadeelig saldo zijn ook tot nog toe niet meer kosten aan het onderhoud (in het bijzonder het verfwerk) en aan de inrichting van den winkel besteed. Aan den wensch, om nog meerdere soorten visch verkrijgbaar te stellen, kan alleen wor den voldaan, indien blijkt, dat daarvoor een afzetgebied" te vinden is. Doorgaans worden die vischsoorten beschikbaar gesteld, die het billijkste in prijs zijn en waarvan verwacht kan worden, dat zij koopers zullen vinden. Visch is een zeer aan bederf onderhevig ar tikel, dat men niet op goed geluk maar in slaat, in de verwachting dat eventueel later zich wel eens koopers zullen aanmelden. De vraag, of het niet mogelijk zoude zijn om op bepaalde plaatsen telephonen beschik baar te stellen, ten einde daarvan gebruik te kunnen maken lot het doen van bestellingen, moet uit den aard der zaak ontkennend be antwoord worden, omdat dit practisch onuit voerbaar is. Publieke telephoonslations, al leen voor dit doel, zouden kostbaar zijn. Trouwens bestellingen van visch kunnen door hen, die niet over een telefoon beschik ken ook per post plaats hebben, of wel door het werpen van een briefje in de bus van don vischwinkel. Volgn. 512. Ontvangsten ter zake van de Duinwaterleiding. Een lid vroeg, hoe B. en W. denken te handelen bij het eindigen van de concessie. B. en W. antwoorden dat zij deze aangele genheid te zijner tijd onder de oogen zullen zien. Thans kunnen zij uit den aard der zaak daaromtrent nog geen mededeelingen doen. Volgn. 515. Ontvangsten ter zake van het Gemeentel ij k Wasch bu- r e a u. Gevraagd werd, of B. en W. den tijd voor verlaging van de tarieven nog niet gekomen ■achten. Zooals uit het verslag van het Gemeente lijk Waschbureau blijkt, bedroeg bij het ein de van 1922 het aantal personen, dat van het waschbureau gebruik maakte, pl.m. 800. In 1923 is dit aantal iets verminderd in vc-rband met de voortduring der werkloos heid. Overigens kan de vraag, of het waschbu reau thans nog voldoende reden van bestaan heeft, ter sprake komen bij de behandeling van de indertijd door den heer Eerdmans in gediende motie te dezer zake. Het' is het voor nemen van B. en W. omtrent die motie bin nen niet te lang tijdsverloop praeadvies uit te brengen. Verlaging van de tarieven wordt overwo gen. (Wordt vervolgd.) r,k, De Kabinetscrisis, H- M. de Koningin heeft gistermiddag wederom ten paleize ter conferentie ont vangen mgr. dp. W. H, Nolens, voorzitter yan de R.-K. fractie jn de Tweede Kamer, Adres van het Intern. Verbond van Vak. vereenigingen aan den Oppersten Raad van den Volkenbond. De secretaris van Het Internationale Ver bond van Vakvereenigingen, de heer J. Oudegeest, le Amsterdam, heeft aan don Oppersten Raad van den Volkenbond le Genève het volgende adres gericht: In verband met de omstandigheid, dat uw: Raad in den loop der maand December weder een vergadering zal houden, Heeft het Bureau van het Internationaal Verbond van Vakvereenigingen mij opgedragen, u le verzoeken, wel uw speciale aandacht ic wil len wijden aan den schrikkelijken nood, welke er op dit oogenbiik in Duitschland wordt geleden. Wij welen, dat uw Raad zeer belangrijke zaken zal hebben te bespreken, die 't leven van de Europcesche volkeren raken en die van doorslaggevende beleekenis kunnen zijn voor liet voortbestaan en den bloei van som. mige naties. Wij weten ook, dat er zich ten opzichte van de toestanden, welke thans in Duilsch'. land beslaan, voor uw Raad zeer veel moei- lijkheden voordoen. Wij weten, dat in verband met de geheele constellatie in Europa uw Raad bezwaarlijk kan treden in de politiek, welke er van de zijde van sommige landen ten opzichte van, Duitschland wordt gevoerd. Wij welen ook, dat, wil in.de toekomst de Volkenbond de noodige kracht krijgen, om' zijn invloed len goede aan le wenden op velerlei gebied, de uiterste voorzichtigheid aan uw Raad geboden is. Maar niet mind r ook" weten wij, dat, wanneer uw Raad in dezen lijd te zamen zou komen, om bijv. de sanecring van Hon- garije of van Oostenrijk of van ecnig ander: land te bespreken, terwijl tezelfder tijd uw. Raad zijn aandacht niet zou vestigen op het schrikbarend snel verval van de Duitsche; natie, uw Raad verhoudingsgewijze eenige kleine zaken zou regelen en ter hand nemen en tegenover het groote euvel, hetwelk het gansche bestaap vau het Europeesche conti nent dreigt le vernietigen en de werkloos heid in Engeland doet voortbestaan, nieta zou doen. Het is doch wel duidelijk, dat de sanee ring van eenige Europeesche Stalen van betrekkelijk weinig invloed moet blijven, zoolang in het centrum van Europa een volk van GO.CCO.OOO zielen blijft overgele verd aan den honger. Wij willen niet treden in de oorzaken, die daartoe geleid hebben, en wij wenschen bij deze gelegenheid ook uw Raad niet te vragen, deze oorzaken in het oog te vatten. Wat wij wenschen is slechts dit, uw aan dacht er op te vestigen, dat in de tijden, toen de honger aan het ingewand knaagde van Oostenrijk en van Rusland, er instan ties gevonden werden, die dadelijk de hel pende hand hebben uitgestoken en op groole schaal voedsel en kleeding hebben gebracht aan de hongerende bevolking. In dit verband zij het ons vergund te wijzen op de krach tige hulp, welke toentertijd geboden werd door het American Relief Committee, door verschillende Engelsche organisaties, ter wijl daarnevens andere landen zich niet on- beluigd hebben gelaten. Ons bureau meende, dat uw Raad, zonden in eenigerlei beoordceling te treden van de oorzaken, welke tof den huidigen foesfand in Duitschland geleid hebben, wellicht het initiatief zou kunnen nemen voor een alge meene hulpverlecning aan de hongerende bevolking in Duitschland, en wij zijn over tuigd, dat, indien uw Raad mocht besluiten, een beroep te doen niet slechts op de naties, welke tot den Volkenbond behooren, doch ook op dc naties, welke tot dusverre tot ons leedwezen zich noch niet bij dezen Bond hebben aangesloten, deze algemeen uw op roep zouden volgen en de hand uitsteken, om tot een hulpverleening op groote schaal te komen. Het is daarom, dat wij ons tot u wenden Naar het Engelsch, door BERTA RUCK, (Nadruk verboden)). 60) ,,Dat zal volstrekt niet gebeuren." Ik smeekte letterlijk en. bepleitto vol ijver de zaak van het andere meisje. „Zij zou zclfn geen ongel uit den hemel nemen, als zij de genngsto kans had, dat u haar nog eens vroeg 1" Hier schepte ik adem. ,,U mag denken, dat ik het niet weet", zei ik tot den jongen man, „maar ik weet het wel. Ik mag niet heel knap zijn in het begrijpen van stafkaarten. Dat kan geen enkele vrouw misschien. Maar, ik kan wel raden, wat een ander meisjo meent, als zij „Neen" zegt, cn dat kan geen enkele man." En ik gaf een knikje vel overtuiging aan den man in kwestie. „U moet het probeeren", zei ik. „U moet Daar haar toe gaan en haar polsen. U moet zeggen: „Luister eens, Philippa ik heb je lief, ik wensch je tot vrouw. Zeg dat ge niet meeDt wat go to voren gezegd hebt." Als u dat zegt', aapietin Meredith, dan zult u zien of ik gelijk heb, ja of neen Hij schraapte zijn keel. Hij nam dat eeuwigdurende stokje weer op cn begon weer met dat eeuwige graven in het pla- JVeisel. Buiten mij-zeive vnn ongeduld be woog ik mij zenuwachtig op do bank naast hom. Ik had lust den stok uit zijn hand te ^Hcmen en er hem een tik mee to Revert. Toon juist op het oogenbiik, dat hij nooit meer leek to gaan spreken, zoi hij heel vlug: „Zelfs al hadt je gelijk, Rose, bedenk, dat ik volstrekt niet aanneem, dat jo gelijk hebt..." (Neen Mannen „nemen nooit aan.") „Maar, al was het waar, dan bon het tooh geen verschil hoegenaamd maken." (Een tik met den stok). „Geen verschil 1 U meent, omdat zij ver loofd is? Maar zij is nog niet getrouwd met dien Majoor. Zij zou het engagement in één seconde afmaken, want wil ik u eens wat zeggen, zij keek nauwelijks e«en oogenbiik naar haar uitzethoedjefl 1 als zij dc minste kans had u to krijgen, haar eerste liefde, die tot haar wederkeert, U is dc persoon, waar zij echt mee wensoht te trouwen."- „Het moet van beide kanten komen. Zij (een tik met den stok) is niet de persoon, waarmee ik wensch te trouwen." „Maar," zei ik met de oogen op hem gevestigd, „u was zoo doodelijk van haar. Toen Philippa u bedankte, nadat zij eerst, zooals u dacht, met u geflirt had, hadt u een gevoel of het leven geen waarde meer voor u had. U trouwde het eenste het beste meisje, dat u daoht, dat consequent zou wezen, omdat u ongelukkig was en ge kwetst door een meisje, dat u niet kon be grijpen. U hadt een gevoel of niets ter we reld u meer schelen kon. Dat weet u heel goed." „Dat deed ik ook" stemde George Me redith toe, en nu sprak hij met do be zorgde stem van den eersten tijd, toen wij samen waren. „O Hemel ja, dat was ik." En zijn gedachten schenen af te dwalen naar een stroom van herinneringen. Toen gaf hij zichzelf een duwtje en zat rechtop naast mij op do bank. „Dat is alles voorbijl" zei hij. „Hetdoet mij deDken aan versjes, waar ik vroeger veel van hield... Grappig om nu aan ver zen te denken, nietwaar Ik heb er niet aan gedacht sedert den eersten keer, dat ik dol verliefd was." „O!" zei ik zeer belangstellend, zooals een jong meisje altijd is (daar kon zij niete aan doen), wanneer een man haar begint in te wijden in dat gedeelte van zijn eigen levensgeschiedenis." „Wanneer is u voor het eeTst verliefd geweest?" „O, omstreeks den leeftijd, dat men dit gewoonlijk is, denk ik", zei deze man een voudig. „Een jaar of achttien, geloof ik. Negen jaar... Verduiveld, jal Maar ik herinner mij dat vers nog. Zoo iets als „Y had died for this, las yaer, to know you loved me En dan dat andere eindje: „Livo and let live, and so will I. „Love and let love, as I will do. „But, sweet, for mo no more with you, „Not while I live, not till I die 1 Good-night good-bye." De heel zacht© on lieve stem zweeg. Treurig klonk mijn eigen stem in mijn eigen ooren. „Is dat werfcelijk en waarlijk wat u voelt voor Philippa?" „Werkelijk en waarlijk^, zei George, mij half grillig toeknikkende; „dat geeft er nauwkeurig uitdrukking aan." Ik had een rilling toen ifc dat hoorde; verbazing en verdriet tevens over al de liefde, die niet duurzaam is. Is dat dikwijls zoa ?Hebb<m zij. wier lief de niet duurzaam was, ook in het begin van. die heerlijke, trillend© gevoelens ge had, en sprakeu zij ook van „voor eeuwig" Waren zij ook zoo vroolijk, zoo brutaal verzekerd, dat nooit te voren twee men schen zoo zeker voor elkaar waren ge schapen? Hoe treurig, dat zulke hartstoch telijke droomc-n moesten sterven, evenals de rose gloed van den zonsondergang bo ven ons hoofd langzamerhand verflauwde aan de lucht en plaats maakte voor het zachte, eentonige grijs, dat de duisternis voorafgaat... Ik huiverde. „Liofste! Je hebt het koudl" zei George. Hij greep mijn zwart© boa en trok dezo vaster om mijn hals eai zelf vlak bij mij ge zeten, zei hij zacht: „Ik zal nooit een gevoel hebben voor jou zooals in dat vers. Niet voor jou, Rose!" Ik schoof wat van hem van daan. „Het is wat koud", zei ik huiverig. „Wij hebben hier een beelon lijd gezeten. Wil len wij opwandelen V' In d© langzaam vallend© voorjaarsche mering wandelden wij door do galerijen, passeerden de buitgemaakte Duitsche Taubo naar den anderen kant van hot plein. Wij bleven staan bij d© tropee, ciie daar is op gericht, de Fransche „avion", die het raad sel kan vertoornen van vierhonderd vijan delijk© kogels, en die nu bekrooad wordt door ce>n geëncadreerde aankondiging een vers over den „cog gaulois" die op vliegt om don vervloekten Duitschen havik weg to jagen. Ik ging er naar kijken. Dat waa iets ora ten minste voor een oogenbiik dat andore, to pijnlijke onderwerp to verdrijven. „Hoe verschillend zïm fe-'sb dc volken in de wijze, waarop zij uiting geven aan bua gevoelens", peinsde ik schijnbaar lucht hartig. „Verbeeld u, dat wij sentimenteoio venzen schreven over eenige van onzo Eo- gelsche vliegtuigen 1" „Ja; maar verbeoldt je, dat de Fran- schen zichzelf vernederden tot onze aan plakbiljetten om recrutcn to werven?"' zei de jonge Engelschman naast mij: „is uw jongen in het khaki? En zoo meer. Dat was een vertooning!" Toen veranderde hij weer van houding. Hij stak zijn lange, bruin© hand in mijn arm, trok mij dioht togen zich aan, toen wij tiaar stonden voor dien triomfeerenden adelaar, gemaakt van grof linnen cn palen en sparren. Hij boog zijn mooi hoofd om laag en fluisterde, plagend en vleiend: ,,Je verloofde is in het khaki, nietwaar?" „Neen. Niet doen 1" jirotesteerde ik zwak jes, „dat mug je niet tegen mij zeggen." En ik dacht bitter: „Moet ik dan mijn heclo leven in verkeerde schoenen door brengen? Eerst was het Vivie, wier plaats ik moest vervullen. En nu luister ik weer naar dingen, die bij zoo aanstonds tot i lippa zal zeggen I" Do jonge man naast mij hield mijn arm nog vast, terwijl wij voortliepen, met het gezicht naar de rivier gekeerd; hij steeda lieve dingen fluisterend. „Waarom niet? Waarom mag ik niet, meisje? Ben je dan niet het meisje, dat ik liefheb?" „Ik begrijp niet hoe hoe ik dat wo» zen kan..." T T (Wordt vervolgd). r'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1923 | | pagina 5