In verkeerde Sofioenen.
No. 19538.
LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 16 November.
t Derde Bfad. Anno 1923.
HIT ONZE STAATSMACHINE.
INDESCH NIEUWS.
RECHTZAKEN.
(Nadruk verboden).
Uitlokking tot misdrijf.
zijn heelwat termen in omloop in ons
dagelijksch leven, die zoo helder als glas
lijken en ook zoo bedoeld zijn, loen zij voor
het eerst gebruikt werden, maar waarvan
fle beteekenis in der. loop der jaren gewij
zigd, zelfs verdoezeld is. Ook is het niet on
gewoon, dat er in het gebruik een ideetje
ingeschoven is, dat wel wat schade doet
aan de juiste opvatting van het geheel. Het
zou gemakkelijk zijn er eenige le noemen:
Onderkruiper, flesschentrekker, noodzake
lijk levensonderhoud, en nog vele anderen..
In zeker opzicht is dat ook het geval met
>fslrafbaar feit". Het aantal „strafbare fei-
jten"' neemt met den dag toe, want er komt
Jtcrnauwemood een wet lot stand, of er ko
men strafbepalingen in voor; elke wet toch
5s een vrijheidsbeperking en elke vrijheids
beperking veronderstelt overtredingen cn
fclke overtreding is verzet tegen de wet en
jdus strafbaai. En nu kan inert wel beweren,
dat verboden tol overtreding uitlokken en
'dat het dus verkeerd is de menschen op
merkzaam te maken op kwaad, dat zij
ik u n n e n uitvoeren en dat velen daarom
iook zullen bedrijven; maar aan den an
deren kant is het toch ook weer goed en
nuttig, om feilen, waarvan men de boos
aardigheid nog niet had ingezien, of die men
.vergeten had onder de strafbare feiten op- te
flemen, als zoodanig aan te duiden.
Zoo is he' tct op zekere hoogte met de
„uitlokking" lot kwaad. Tot nog toe werd
Den uitlokking of poging tot verleiding lot
Den misdrijf eerst als strafbaar erkend,
fivanneer. op de uitlokking of aanzetting ook
Bnderdaad een misdrijf of een strafbare po
ging lot misdrijf was gevolgd. Heeft iemand
aan een ander giften of beloften gedaan,
.waarmee die „ander" tot een misdrijf wordt
Aangezet, of is er gebruik gemaakt van mis
bruik van gezag, van bedreiging, van mis
leiding of van geweld, om iemand tot een
Strafbaar feit le bewegen, dan is hij zelf niel
Strafbaar,wanneer de ander niet tot de
daad overgaat. De eigenaar van een
kan tegen den huurder zeggen, dat het hem
,wel duizend gulden waard is, als het huis
verbrandt; zoolang het niet afbrandt, is er
voor dien eigenaar geen kwaad in de stad.
Men kan desnoods aan iemand de middelen
verschaffen om een derde uit de wereld tc
helpen of den raad geven dien derde van
kant te maken; da! levert nog geen gevaar
jop, maar wee, als die „iemand" de middelen
gebruikt, of don raad opvolgt. En toch, de
bpwekking of aanmoediging of verleiding
/tot het kwaad is, ook al wordt dat kwaad
niet bedreven, bijna even erg, misschien nog
erger dan de daad zelfwant die verleiding
had plaats „met voorbedachten rade" cn
zij levert gevaar op voor den persoon, tot
wien zij gericht werd Of het misdrijf ge
pleegd wordt, doet minder ter zake. Mis
schien was bij den dader de gedachte aan
het misdrijf nooit opgekomen, als hij er
door belofte, door dwang, door bedreiging
tof als middel tot uil redding uit eert nete-
ligen toestand niet opmerkzaam op was ge
maakt. Hij wordt tot misdadiger gemaakt
en zou het feil moeten boeten, wanneer het
.ontdekt werd
Er is in den laatsten lijd in den loop van
Oen strafvervolging meer dan eens de naam
'genoemd van. iemand, die tot het feit, waar-
yoor de vervolging plaats had, zou hebben
Aangezet, of dat had aangewezen als het
middel om aan onaangenaamheden te ont
komen. Er schijnen meer dergelijke geval
len te- zijn voorgekomen, al waren zij niet
lalle van zoo erhstigen aard als het boven
bedoelde. dal wij niet nader zullen aan
duiden.
De Strafwet beva' wel in de artikelen 46
On 47 bepalingen, die min of meer rekening
houden met hei feil der uitlokking; maar
OP grond van hetgeen zoo hier en daar is
voorgevallen, achtte de Minister van Justi
tie het noodig, dat een afdoende strafbepa
ling word! opgenomen legen de verleiders
tot misdrijf, ook voor die gevallen, dat dc
verleiding niet de misdaad tot gevolg heeft.
Hij stelde daarom voor. na art. 131 van bel
Wetboek van Strafrecht, een art. 13ibis op
nemen, luidende:
Hij, die door een der in artikel 47 no 2
.vermelde middelen een ander tracht te be
wegen om een misdrijf te begaan, wordt,
in dien het misdrijf of eene strafbare po
ging daartoe niet is gevolgd, gestraft met
gevangenisstraf van Un hoogste vijf jaren
of geldboete van ten hoogste driehonderd
gulden.
De bepaling van het eerste lid is op hem
niet van toepassing, indien het misdrijf of
een strafbare poging daartoe niet i9 gevolgd
ten "gevolge van omstandigheden van zijn
wil afhankelijk.
(Of dit wetsontwerp na de crisis gehand
haafd blijft, moet afgewacht worden).
De bovenbedoelde middelen, die in art. 47
no. 2 worden aangegeven, zijn: giften, be
loften, misbruik van gezag, geweld, bedrei
ging of misleiding; en daaraan wil de Mi
nister toegevoegd zien: „het verschaffen van
gc-legenheid, middelen of inlichtingen".
De strafmaat, die in het nu voorgestelde
art. 134bis is aangegeven is ruim genoeg
om allerlei bijomstandigheden in aanmer
king tc nemen: ten hoogste 5 jaar of 300
giitden boete. Al dadelijk zij opgemerkt, dat
de rechter do keuze heeft tusschen gevange
nisstraf en boete; daaruit blijkt al, dat niet
alle verleidingspogingen over één kam zul
len worden geschoren. Er blijft nog altijd
ruimte om rekening te houden met de wijze,
waarop de verleidingspoging is aangewend.
Bovendien kan de rechter, als hij wil, reke
ning houden bij de strafoplegging met den
omvang van het misdrijf, waartoe wordt
aangezet en de mogelijke gevolgen daarvan.
Maar zeer terecht zegt de Minister in de
memorie van toelichting:
Natuurlijk zal bij dc strafoplegging reke
ning moeten worden gehouden met het mis
drijf. waartoe werd aangezet, doch waar de
naaste grond van de strafbaarstelling de in
de aanzetting gelegen verleidingshandeling
is, schijnt in dc strafpositie een nuanceering
ndar gelang van het beoogde misdrijf ach
terwege te kunnen blijven, doch kan deze
aan den rechter worden overgelaten.
Dit laatste is toe te juichen. Onze wellen
bevatten veel le veel bijzondere bepalingen
voor afzonderlijk genoemde heel Tijn tc on
derscheiden gevallen. En 't is de vraag, of
do vrees voor den strafrechter niet grooier
zou zijn, als er wat minder met uitgeplozen
gevallen was gewerkt en de beschuldigde
had af te wachten wat de rechter pver hem
beschikte.
Wij merken nog ten slotte op. dat dp rui
me redactie van de aanvullingen o.i. gele
genheid geeft om ook de stellers van niet
nader aan tc duiden advertentién tc kunnen
vervolgen, die middelen en inlichtingen be
schikbaar.te stellen voor handelingen, die
op het randje van misdaad af" zijn.
Bïail-overziclit.
Onder de mail-berichlcn van doze week
zijn er, helaas, weder eenige, dip van öude en
nieuwe corruptie gewagen; bij eommige gaat
het om kleine bedragen, bij andere om meer
dere duizenden. Weder andere zijn eerst in
het eerste stadium van onderzoek. Wij ver
melden de volgende:
De uitspraak in de zaak-Van Bcnnebroek
(dio zich 150.000 toe eigende, welke door
slordigheid van den SS.-ingenieur Koek abu
sievelijk tweemaal aan v. B. werden uitbe
taald) luidt anderhalt jaar gevangenisstraf
plus de kosten van het geding.
Te Semarang is een zaak van relourcom-
missies in onderzoek, waarin eenerzijds een
grooto Semnrangscho firma, anderzijds een
aantal ambtenaren betrokken is.
In het huidig stadium der zaak acht het
parket het doen van publieke mededeelingen
vooralsnog schadelijk voor tiet onderzoek.
In verband met de overvalting van een
speelhol onder de vlag der N.-I. Partij (zie
vorig Overzicht) wordl nog medegedeeld, dat
gebleken is, dat verschillende F.uropeesche
Buitenzorgsche politiebeambten door de spe
lers werden gestopt Eén kreeg f 150 vaslc
toelage per maand, twee anderen elk 1100.
Dit is gebleken uit een huiszoeking bij den
Chineeschen ondervoorzitter der club.
Naar aanleiding van liet le Buitenzorg aan
hel licht gebrachte, vindt men het verdacht,
dat de ex-hoofdcommissaris van politie le
Weltevreden, Van Rossen, in een berucht
clubhuis op Pasar Senen niets verkeerds kon
vinden, terwijl half Weltevreden wist, water
in den z.g, geitenstal. zoo heette dit illuslre
divertissemenlslokaal gebeurde, n.l. gok
ken en nog heel wat meer!
Men zal zich uit deze overzichten herin
neren, dat er destijds sprake is geweest van
het leveren van pholografische opnamen aan
particulieren door een vlieger-officier, die
aanvankelijk ontkende, waarna echter een
nieuw onderzoek werd ingesteld. Thans is
gebleken, dal de verdachte, reserve-luitenant
Feenslra, zich wel degelijk hieraan heeft
schuldig gemaakt en ook aan het maken cn
verkoopeii van zéér obsene folo'9.
De schuldige heeft een eind aan zijn dienst
verband moeten maken, is door het lucht
vaart-corps dood verklaard en zal de wijk
nemen naar Amerika, waar hij zich denkt te
vestigen.
Een kwalijk heer minder in Indiêl
De woningcommissie, belast met de her-
classiticatie van de'gouvernementswoningen,
zal binnenkort baar rapporl indienen.
De. commissie is lot de overtuiging geko
men, dat de ambtelijke woningen zich heb
ben aan te passen aan de „standing" van
beambten en ambtenaren volgens hun sata-
ris. leder, die bijv. f 000 verdient, of bij nu
B. O. W.'er, B. B.'er dan wel officier is, krijgt
één woningtype.
De woningen zullen voor alle rangen, van
den cenvoudigslen manlrl tot den hoogsten
generaal of chef, sterk moeien worden ver
eenvoudigd, willen zij eenigermato gaan be
antwoorden aan het rentabiliteitsbeginsel.
Hel „Soer. Handelsblad" brengt een bui-
lengewoon eigenaardig verhaal betreffen
de het gebeurde met een zekeren heer Cor-
val, een Fransch z.g. natuurprofeet, aan
wien vergunning was geweigerd om Java
door te trekken.
Het blad vertell, dal Corval door een vrij
hooggeplaatst ambtenaar van den immigra
tie-dienst telefonisch was verzocht lo diens
kantore te komen. Daar aangekomen, sloot
zijn „gastheer" de deur af, diende hém een
paar trappen toe, waarna hij weer kon ver
trekken.
De berichtgever van het blad acht de zaak
lang niet zoo onmogelijk en dwaas als zij
lijkt, daar de berichtgever den bedoelden
ambtenaar kent als een zeer zonderling
heer, die reeds enkele malen in staat van
verregaande dronkenschap den nachl op het
politie-bureau heeft doorgebracht.
Onder het opschrift „De Sinar Hindia en
de Koningin" schrijft „De Doe.":
In het nummer van 2 October van dit
communistisch dagblad troffen wij een stuk
aan geteekend door Kaoein boeroeh -
onder den tile! van „Poekoel Besi". Daarin
wordt herinnerd aan de eedsaflegging bij
haar troonsbestijging door koningin Wil-
helmina, waarin zij zweert, de vrijheid
harcr onderdanen te zullen beschermen.
Dc schrijver verwijst dan in verband
hiermede naar het vergaderverbod en de
invoering van art. lBlbis, en vraagt dan,
of de Koningin zich niet aan meineed heeft
schuldig gemaakt. Zoo ja, vervolgt hij, wie
is daarvoor dan verantwoordelijk? terwijl
hij besluit met de vraag: En hoe zal do straf
zijn?
Het zal ons niet verbazen, indien de re
dactie van het P. K. I.-orgaan voor dit in
faam stukje ter verantwoording wordt ge
roepen.
Reeds meermalen kon In dit Overzicht
worden gewezen op den bedenkelijken in
houd van de „Indische Courant".
Naar het Alg lnd. dagblad „De Preanger-
Bode" nu meldt, heeft het legerbestuur aan
beheerders van canlines, dagverblijven, enz.
opgedragen, de abonnementen op dat blad
(Oost- zoowel als West-Java-cdilie) op te
zeggen.
De Regeering heeft bepaald, dat de heer
J. W. Gr., gezagvoerder van het onder Brit-
sche vlag varend stoomschip „Sarvistan",
uitgesloten zal zijn van het pelgrimsvervoer
uit Ned.-Indiü lot 1 December 1925, wegens
het grovelijk veronachtzamen der bepalin
gen van de pelgrims-ordonnantie.
Deze gezagvoerder had aan den consul te
Djeddah een onjuiste opgave gedaan van de
voorraden aan boord, welke bij nader on
derzoek lolaal onvoldoende bleken voor het
af te loggen traject. Daar komt nog bij, dat
volgens uitspraak van den gezagvoerder
zelf, zijnen officieren alle discipline vreemd
was.
Kort geleden loerde een Chineesche be
roepsjager in hel Ramboet-gebied (Pekalon-
gan) op varkens, toen door een onbekende
oorzaak het geweer afging en de kogel zijn
beide boenen doorboorde. Bloedend lag hij
op den grond, toen een paar des3a-menschen
voorbij kwamen, aap wie hij vroeg, hem
naar de naaste dessa te brengen. De kerels
weigerden dat echter; evenmin voldeden zij
aan zijn verzoek, om dan len minste zijn
vrouw te waarschuwen. De arm» man is
drie dagen daarna gevonden door eenige
speurders, door zijn echtgenoote gezonden,
om hem te zoeken. Doch meer dan zijn lijk
vermochten zij niet thuis te brengen; hij
was doodgebloed I
De „Sumalra-Bode" meldt, dal dwang
arbeiders op Oeloe Limau Manis een ter
reur uitoetenden Eén hunner werd gear
resteerd; de anderen zijn uitgeweken naar
Boengoes.
HAAGSCHE RECHTBANK.
Inbraken en poging tot doodslag op een
politie-agent.
Gisteren heeft terecht gestaan do 33-ja/rigo
meubelmaker J. L. J., uit Den Haag, reci
divist en gedetineerd, wien een gcheele scrio
diefstallen in vereeniging met een pt meer
andere personen, gepleegd in do jaren 1919
en 1920 in verschillende wijken van Den
Haag, was ten laste gelegd. De verschillende
feiten zouden bovendien onder verzwarende
omstandigheden als -braak, verbreking, in-
- klimming, enz. zijn gepleegd.
De laatste diefstal was govolgd door ge
weld en bedreiging met geweld tegen den
agent van politie J. A. Bevers. Bekl. zou
op dezen agent, toen die hem op heoterdaad
had betrapt cn aangehouden schoten hebben
gelost, waardoor do agent werd getroffen
on gowond. Tegelijkertijd zou bekl. don
agent hebben toegeroepenIk ga kapot,
maar jij zult slerven. Een en ander zou
bekl. gedaan hebben met het oogmerk om
een vlucht mogelijk te maken om do gesto
len goederen iu veiligheid to kunnen bren
gen. Uit een voorgelezen extract-vonnis van
hot Hof te Amsterdam bleek, dat bekl. in
1918 door dat Hof wegens cenigo diefstallen
met braak, gepleegd bij herhaling, is ver
oordeeld tot 2 jaar gevangenisstraf. Bekl.
erkende dit; acht maaiiden van de straf wa
ren hem evenwel kwijt gescholden.
Heb O. M., waargenomen door mr. En
ger, bracht na het verhoor een woord van
nuldo aan den inspecteur van polibio Smit
en den brigadier Boekhout, dio door hun
ijver er in geslaagd zijn een einde te maken
aan den terreur, die eenige jaren geleden
in Den Haag bestond, toen bekl. en de
zijnen nacht aan nacht inbraak pleegden.
Do verschillende ten laste gelegde feiten
aclit spr. door dé getuigenverklaringen be
wezen, doch het laatste feifc, n.l. do geweld
pleging tegen den agent, toen hij op hee-
terdaad was betrapt, niet, omdat de om
standigheid „op heeterdaad" op het oogen-
blik, dat er geschoten werd, niet moer be
stond.
Spr. wijst er op, welk oen verantwoorde
lijkheid iemand op zich neemt, dio een rap
port uitbrengt omtrent voorloopige invrij
heidstelling van een bekl. Deze bekl. toch
was voorloopig in vrijheid gesteld en heeft
daarna tal van inbraken gepleegd.
Met het oog op do ornst van do feiten,
die wel bewezen zijn, eischt spr, tenslotto
9 jaar gevangenisstraf.
Mr. E Polak merkt op, dat aan bekl.
zooveel feiten zijn ten laste gelegd, dat het
hem niet deren of schaden zal of or onkelo
al dan niet bewezen zijn. PI, gaat hierop dan
ook niet nader in; hij is 't echter volkomen
eens met het O. M., dat het laatsto feit
niet bewezen is.
Wat de bedreiging tegen den agent be
treft, het O. M. meent, dat men uit de
feiten, die thans aan het licht zijn gekomen,
weer leert, hoe men komt van kwaad tot
orger. Deze bekl., die bekend stond als een
berucht inbreker, had op een kwaden d.\g
nu een revolver in zijn bezit en heeft ge
meend dit wapen te moeten richten op een
.van hen, dio geroepen zijn om do orde t«
handhaven. Spr, gaat de feiten na, zooala
deze zich hebben afgespeeld, en acht vast
staand dat de politie-agent eerst geschoten
heeft, nadat bekl. reeds een schot- had go-
lost. Er is naair spr.'s mecning bewijs te
over voor hetgeen bekl. ten lastp gelegd
is, in wolk verband hij wijst op do woorden,
die bekl. geuit hoeft toen hij op den agent
schoot.
Eisch wegens poging tot doodslag 5 jaap
gevangenisstraf.
Bekl. zegt uit zelfvordedigiug gehandeld
te hcbbeD. De agent heeft hem genoodzaakt
te schieten.
Mr. Polak verdedigt bekl. verdor.
De Haagsche magnetiseur.
De Haagsche magnetiseur Spoelstra is
wegens onbevoegd uitoefenen van de ge
neeskunde door do Haagsche rechtbank tob
een boete van tweemaal f 19 subs, tweemaal
15 dagen hechtenis veroordeeld. De eisch
was tweemaal f 100 boeto. Do kantonrechter
had beklaagde tot tweemaal f 1 veroordeeld,
ran wcJk vonnis hel; O. M. in hooger beroep
kwam.
ROTTERDAMSCHE RECHTBANK.
De Vreewijk-knoeierijen.
Hefc was gisteren de laatsto dag van heft
Vreowijk-proces. Niet minder dan vier
volle dagen, met oen zittingsduur meerma
len van 's morgens toen tot 's avonds zo-
ven uur, zijn er voor noodig geweest oitf
licht in deze boel duister gebleken zaak to
brengen.
De officier van justitie mr. Rombach,
eisohto wegens valsobheid in geschrifte,
verduistering en medeplichtigheid aan om-
kooping, twoe jaar gevangenisstraf.
Het requisitoir had juist twee uur go*
duurd.
Verdedigers waren mr. Eskens on mr.
Fokker, uit Leiden.
'fl-HERTOGENBOSSCHE RECHTBANK.
Zijn meisje verdronken.
Gisteren heeft voor de rechtbank to 's-Her
logenboseh terecht gestaan de 21-ja<rige
kcllner A. K., uit Eindhoven, beklaagd in
den nacht van 24 op 25 Juni Allcgonda van
Jlelvoirt vo/n het loven to hebben beroofd
door haar opzettelijk in don Dommel te
werpon. Het meisje is verdronken. In de
instructie had bekl. volledig bekend, doch
thans kwam hij daarop terug. Hij vertelde,
dat hij het meisje te Bergen-op-Zoom onder
hield. Zij wilde daar niet langer blijven en
koerde naar Eindhoven terug waar ook bekl.
heen ging. Hij vroeg haar bij zijn ouders
te komen, maar dit weigerde zij. Verdor
heeft hij haar niet gezien.
Do president liet bekl. zijn vroegere, door
hem ondertoekendo bekentenis voorlezen,
maar bekl. verklaarde dat alles onder dwang
gezegd te hebben, omdat men hem had voor
gehouden, dat, oJa hij bekende, hij er met
twee jaar afkwam en anders acht jaar kreeg.
Men had het meisje toch „Willem" hooren
roepen, zei belcl., en do voetstappen, die
gevonden zijn, waren niet van hem.
Na getuigenverhoor aanvaardde het O. M.
niet bekl.'8 boworing, dat hij onder dwang
bekend heeft. Een streng optreden van de
politie tegenover zulke menschen kan spr.
volkomen billijken. Bekl. heeft ook tegen
over den rcchtor-commissaris bekend. De
getuigenverklaringen en do aanwijzingen,
hebben het wettig en overtuigend bewijs
geleverd voor deze misdaad. Het meisje
heeft den dood gevonden enkel en alleen
omdat zij bekl. weerstreefde cn zich niot
aan zijn wil onderwerpen wilde. De drift
van bekl. als eenig lichtpunt in aanmerking
nemende, eischte het O. M. niet dc maxi
mum-straf, doch twaalf jaar gevangenisstraf.
Mr. H. J. van Leeuwen Jr., verdediger
van beklaagde, vindt geen enkel bewijs van
beklaagde's schuld.
Ter wille van de ouders riep pl. subsidair
do clementie van do rechtbank in.
KANTONGERECHT TE LEIDEN
De kantonrechter alhier heeft veroordeeld:
wegens dronkenschap: A. H. J. v. H.; J.
H., J. v d. M Rotterdam; J. v W., Leider
dorp; W. v. d. S., Rijpwelering; G. J. B., ieder
lot f3 of 3 d G. B., Rotterdam fl of 1 d.;
G. J. B fö of 6 d.;
Kaar hel Engelsch, door BERTA RUCK.
(Nadruk verboden)).
69)
„En het zal bijna kwart voor twaalven
zijn voordat wij een geschikt plaatsje ge
vonden htbben. Ga gauw naar boven uw
hoed halen, wilt u Op mijn woord van
eer, u zult u daarna beter voelen
Nu, ik moet bekennen, dat ik mij meer
opgewassen gevoelde den toestand in het
aangez'cht te zien, nadat ik eer had bewe
zen aan een versterkende Fransche soep
en een p'at eieren met groene zachte spi
nazie
Toen, met een bordje appel-compót©
voor ons, zaten wij te praten en te rede
neeren over do mogelijkheden, wat wij nu
weer doen zouden. Dat is to zegigen, ik
was het, die het meest praatte.
Kapitein Meredith scheen bij lange tus-
sohenpoozen vervallen te zijn in een gepeins
dat tot motto draagt, „hij weet er geen
raad op 1"
Ik zei: „Zouden wij niet aan uw moeder
kunnen telegrafeercn- ja, maar wat?"
En: Als ik eene ging naar het Christe
lijk Tehuis voor jonge vrouwen, maar dan
zelfs zou Lady MerediJi zioh verwonderen I"
Eindelijk: „Ach, maar zou ik u te Londen,
aun hot stal'on, ni&fc dadelijk kunnen ver-
aaten, kapitein Meredith? U zou daar kun
nen blijven. En ik regelrecht naar de Bryn
gaan, naar uw fainilie. EyenaJs te voren,
den eersten keer, zou ik bun kunnen ver
klaren..." Hier zweeg ik even met de treu
rige herinnering hoc moeilijk het was c'e
dingen aan zijn familie te verklaren.
,,Ik zou mijn beat doen hun te verkla
ren", zoi ik, dat u van plan was geweest
met mij mee to komen, maar dat u onver
mijdelijk aan de stad gebonden waart, voor
zaken of"... met een blik op zijn gezicht:
„Misschien denkt u, dat dit ook niet kan?
U vindt dat misschien ook te dwaas?"
„Ja, heel vreemd, vroes ik", zei hij met
zijn hoofdknikje over het tafeltje heen.
„Maar er schijnt niets óp to bedenken te
zijn, dat niet vreemd lijkt I"
„Mooi dan, als dit niet gekker lijkt dan
een van m*..i andere plannen, waarom zou
den wij heb dan niet doen?" zei ik vol
vuur. „Laten wij nret langer te Parijs blij
ven. Laten wij ons boeltjo pakken en do-
deliik heengaan. Waarom niet?"
„Omdat er in oorlogstijd maar één boot
trein is", zoi kapitein Meredith, het hoofd
heftig schuddende, ,,en dat is degene,
waarmeo mijn vader en moedor vanmorgen
vertrokken zijn. Ze zullen nu in het Ka
naal wezen. Neen, vandaag kunnen wij
niet gaan."
Mistroostig keek ik hem aan. „Kunnen
wij dus niet voor morgenochtend vertrek
ken?"
„En dan is het nog de vraag", antwoord
de kapitein Meredith. „Uw pas moet ge
viseerd worden. U moet daar vóór drieën
naar toe gaan, als u wonscht, dat het
vandaag gedaan wordt."
„Dat wil dus zeggen", zei ik langzaam,
„dat ik nog twee heele dagen te Parijs
moet blijven precies zooals ik nu ben, in het
hotel Ritz cn... en waar zij denken, dat ik
met u ben?"
„Ik zie niet, dat er iets anders aan te
doen is", zei kapitein Meredith kortaf,
er was een kleine misnoegde rimpel tus-
schon zijn twee wenkbrauwen, toeo hij van
mij afkeek. „Wat &ou u anders doen? U
kent niemand te Parijs, wel? Een paar
dames, waar u logeeren kon in dien tus-
schentijd?"
Ik schudde het hoofd. „Ik ken niemand
behalve Keg, behalve kapitein Penmore.
En ik... ik wil hom liever niet lastig val
len. En ik denk niet dat hij dames zou
kunnen..."
Hier zweeg lk. Er wae mij plotseling
zulk een uitmuntend idee ingevallen, dat
het mij verbaasde er niet eer aan gedacht
to hebben,
„O waaht, waoht eensl" liep ik opge
wonden uit, terwijl ik boven mijn koffie
kopje in mijn handen klapte en den blik
van kapitein Meredith met een glimlach
van verlichting beantwoordde: „Ik heb mij
iemand bedacht..."
Hier zag lk de oogen op ons gevestigd
van een stevigen Franschen heer aan het
tafeltje naast ons, met een klein rood
plekje in zijn knoopsgat. Van het oevgen-
blik af aan, dat wij binnen kwamen, had
'hij ons met een sympathiek glimlachje nu
en dm aangezien. Toen hij zijn servet had
losgemaakt van zijn hals, was hij voort
gegaan goedig op het Engelsche paar neer
te zien. n nu, terwij! hij zioh loswrong
en langs ons tafeltje liep, boog hij plechtig
en zei tot kapitein Meredith: ^Mon
sieur! A 1 victcire définitive!"
De jonge Engelsche officier stond op en
boog, volstrekt niet stijf voor een Engelsch
mnn. Toen hij weer vlug op den stoel naast
mij ging zitten, zei hij, bijna met spanning,
het gesprek opvattende, waar het waa af
gebroken: ,,Nu, wie is het, die gc u juist
herinnerd hebt?"
Verrukt vertelde ik hem den gelukkigen
inval, dat het was: „PmlippaTot mijn
verbazing zag ik zijn heele gezicht een har
de uitdrukking krijgen en betrekken bij
het noemen van die namen alleen.
„Ik geloof niet, dat dat een heel goed
plan zou wezen", zei uij ,,Hoc dikwijls
heeft u de Traeey'B ontmoet. Eéns, twee
maal misschien, nietwaar?"
„Ja, maar... maar zij waren heel vrien
delijk voor mijzei ik vrij opgewonden,
terwij! ik mijn handschoenen aandeed,
„Philippa, Philippa was allerliefst tegen
mij I"
Ik zweeg oen ©ogenblik en dacht aan
Phillppa's buitengewone verlrouwelijko
mededeeliagen aan mij Daar moeat ik na
tuurlijk niets van vertellen aan dezen jon
gen man, dien Philippa nog liefhad
Maar het andere kon ik hem vertellen.
„Ja weet u", zoi ik tot hem gewend:
„Philippa was zoo aardig voor mij, dat ik
eon gevoel had alles aan haar te moeten
vertellen I"
„Ja, weet u'\ zei ik tot hem gewend
„Haar vertellen... wat?" vroeg hij.
„Wel, de heele geschiedenis... wie ik
ben... dat ik uw vrouw niet ben... alles..."
„Hebt u dat ailes aan Philippa verteld?"
vroeg hij op scherpen toon, onthutst.
„Neen, ik heb hot niet gedaanver-
klaavde ik haastig, „maar ik was juist op
het punt, toen... O, het was do dag voor
dien avond, toen u thuis kwam. Ik wou
Juist aan Lady Meredith vragen of zij het
goed vond, dat ik alles omtrent mijzelvo
aan Philippa vertelde. Ik begreep natuur
lijk wel, dat dit niet kon zonder haar per
missie..."
„Neen, ook niet zonder de mijne", sprak
de jonge man tegenover mij, onvorwaent
en zeer gedeoideerd. „Als het u niet sche
len kan, verbied ik .u ten stelligste met
Philippa Tracey over iets van deze zaak te
praten voordat zij uitgemaakt is."
„Verbieden!" herhaalde ik, terwijl ik
hem met verontwaardiging en verbazing
aanzag.
Mijn hand, half en half uit mijn witten
handschoen, bleef op den rand van de tafel
naast mij liggen.
„Verbieden?" herhaalde ik. „Maar u hebt
niet hft minste rcoht mij iets ter wereld te
verbieden."
„Neen, dat weet ik wel", sol kapitein
Meredith op een verstoorder toon dan ik
hem nog ooit had hooren spreken. Do
tranen kwamen mij in de oogen. Tranen
deels uit verdriet over de hardheid van
zijn toon, deels uit teleurstelling over do
bezwaren, die hij scheen te hebben tegen
dezen uitmuntenden uitweg.
Een oogenblik stilzwijgen. Toen, op een
minder boozen toon, maar toob nog heel
stijf, hoorde ik hem herhalen:
„Ik weet, dat ik geen reoht heb u iets
te verbieden. Maar ik kan u ten minste
zeggen, dat dit het laatste ter wereld zou
wezen, dat ik wenschte. Begrijpt u dat?"
Ik begreep werkelijk niet, waarom hij
niet wou, dat het aan Philippa verteld
werd, aangezien de heéle geschiedenis weD
dra zou uitkomen.
(Wordt vervolgd).