In verkeerde Sofioenen. No. 19538. LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 16 November. t Derde Bfad. Anno 1923. HIT ONZE STAATSMACHINE. INDESCH NIEUWS. RECHTZAKEN. (Nadruk verboden). Uitlokking tot misdrijf. zijn heelwat termen in omloop in ons dagelijksch leven, die zoo helder als glas lijken en ook zoo bedoeld zijn, loen zij voor het eerst gebruikt werden, maar waarvan fle beteekenis in der. loop der jaren gewij zigd, zelfs verdoezeld is. Ook is het niet on gewoon, dat er in het gebruik een ideetje ingeschoven is, dat wel wat schade doet aan de juiste opvatting van het geheel. Het zou gemakkelijk zijn er eenige le noemen: Onderkruiper, flesschentrekker, noodzake lijk levensonderhoud, en nog vele anderen.. In zeker opzicht is dat ook het geval met >fslrafbaar feit". Het aantal „strafbare fei- jten"' neemt met den dag toe, want er komt Jtcrnauwemood een wet lot stand, of er ko men strafbepalingen in voor; elke wet toch 5s een vrijheidsbeperking en elke vrijheids beperking veronderstelt overtredingen cn fclke overtreding is verzet tegen de wet en jdus strafbaai. En nu kan inert wel beweren, dat verboden tol overtreding uitlokken en 'dat het dus verkeerd is de menschen op merkzaam te maken op kwaad, dat zij ik u n n e n uitvoeren en dat velen daarom iook zullen bedrijven; maar aan den an deren kant is het toch ook weer goed en nuttig, om feilen, waarvan men de boos aardigheid nog niet had ingezien, of die men .vergeten had onder de strafbare feiten op- te flemen, als zoodanig aan te duiden. Zoo is he' tct op zekere hoogte met de „uitlokking" lot kwaad. Tot nog toe werd Den uitlokking of poging tot verleiding lot Den misdrijf eerst als strafbaar erkend, fivanneer. op de uitlokking of aanzetting ook Bnderdaad een misdrijf of een strafbare po ging lot misdrijf was gevolgd. Heeft iemand aan een ander giften of beloften gedaan, .waarmee die „ander" tot een misdrijf wordt Aangezet, of is er gebruik gemaakt van mis bruik van gezag, van bedreiging, van mis leiding of van geweld, om iemand tot een Strafbaar feit le bewegen, dan is hij zelf niel Strafbaar,wanneer de ander niet tot de daad overgaat. De eigenaar van een kan tegen den huurder zeggen, dat het hem ,wel duizend gulden waard is, als het huis verbrandt; zoolang het niet afbrandt, is er voor dien eigenaar geen kwaad in de stad. Men kan desnoods aan iemand de middelen verschaffen om een derde uit de wereld tc helpen of den raad geven dien derde van kant te maken; da! levert nog geen gevaar jop, maar wee, als die „iemand" de middelen gebruikt, of don raad opvolgt. En toch, de bpwekking of aanmoediging of verleiding /tot het kwaad is, ook al wordt dat kwaad niet bedreven, bijna even erg, misschien nog erger dan de daad zelfwant die verleiding had plaats „met voorbedachten rade" cn zij levert gevaar op voor den persoon, tot wien zij gericht werd Of het misdrijf ge pleegd wordt, doet minder ter zake. Mis schien was bij den dader de gedachte aan het misdrijf nooit opgekomen, als hij er door belofte, door dwang, door bedreiging tof als middel tot uil redding uit eert nete- ligen toestand niet opmerkzaam op was ge maakt. Hij wordt tot misdadiger gemaakt en zou het feil moeten boeten, wanneer het .ontdekt werd Er is in den laatsten lijd in den loop van Oen strafvervolging meer dan eens de naam 'genoemd van. iemand, die tot het feit, waar- yoor de vervolging plaats had, zou hebben Aangezet, of dat had aangewezen als het middel om aan onaangenaamheden te ont komen. Er schijnen meer dergelijke geval len te- zijn voorgekomen, al waren zij niet lalle van zoo erhstigen aard als het boven bedoelde. dal wij niet nader zullen aan duiden. De Strafwet beva' wel in de artikelen 46 On 47 bepalingen, die min of meer rekening houden met hei feil der uitlokking; maar OP grond van hetgeen zoo hier en daar is voorgevallen, achtte de Minister van Justi tie het noodig, dat een afdoende strafbepa ling word! opgenomen legen de verleiders tot misdrijf, ook voor die gevallen, dat dc verleiding niet de misdaad tot gevolg heeft. Hij stelde daarom voor. na art. 131 van bel Wetboek van Strafrecht, een art. 13ibis op nemen, luidende: Hij, die door een der in artikel 47 no 2 .vermelde middelen een ander tracht te be wegen om een misdrijf te begaan, wordt, in dien het misdrijf of eene strafbare po ging daartoe niet is gevolgd, gestraft met gevangenisstraf van Un hoogste vijf jaren of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden. De bepaling van het eerste lid is op hem niet van toepassing, indien het misdrijf of een strafbare poging daartoe niet i9 gevolgd ten "gevolge van omstandigheden van zijn wil afhankelijk. (Of dit wetsontwerp na de crisis gehand haafd blijft, moet afgewacht worden). De bovenbedoelde middelen, die in art. 47 no. 2 worden aangegeven, zijn: giften, be loften, misbruik van gezag, geweld, bedrei ging of misleiding; en daaraan wil de Mi nister toegevoegd zien: „het verschaffen van gc-legenheid, middelen of inlichtingen". De strafmaat, die in het nu voorgestelde art. 134bis is aangegeven is ruim genoeg om allerlei bijomstandigheden in aanmer king tc nemen: ten hoogste 5 jaar of 300 giitden boete. Al dadelijk zij opgemerkt, dat de rechter do keuze heeft tusschen gevange nisstraf en boete; daaruit blijkt al, dat niet alle verleidingspogingen over één kam zul len worden geschoren. Er blijft nog altijd ruimte om rekening te houden met de wijze, waarop de verleidingspoging is aangewend. Bovendien kan de rechter, als hij wil, reke ning houden bij de strafoplegging met den omvang van het misdrijf, waartoe wordt aangezet en de mogelijke gevolgen daarvan. Maar zeer terecht zegt de Minister in de memorie van toelichting: Natuurlijk zal bij dc strafoplegging reke ning moeten worden gehouden met het mis drijf. waartoe werd aangezet, doch waar de naaste grond van de strafbaarstelling de in de aanzetting gelegen verleidingshandeling is, schijnt in dc strafpositie een nuanceering ndar gelang van het beoogde misdrijf ach terwege te kunnen blijven, doch kan deze aan den rechter worden overgelaten. Dit laatste is toe te juichen. Onze wellen bevatten veel le veel bijzondere bepalingen voor afzonderlijk genoemde heel Tijn tc on derscheiden gevallen. En 't is de vraag, of do vrees voor den strafrechter niet grooier zou zijn, als er wat minder met uitgeplozen gevallen was gewerkt en de beschuldigde had af te wachten wat de rechter pver hem beschikte. Wij merken nog ten slotte op. dat dp rui me redactie van de aanvullingen o.i. gele genheid geeft om ook de stellers van niet nader aan tc duiden advertentién tc kunnen vervolgen, die middelen en inlichtingen be schikbaar.te stellen voor handelingen, die op het randje van misdaad af" zijn. Bïail-overziclit. Onder de mail-berichlcn van doze week zijn er, helaas, weder eenige, dip van öude en nieuwe corruptie gewagen; bij eommige gaat het om kleine bedragen, bij andere om meer dere duizenden. Weder andere zijn eerst in het eerste stadium van onderzoek. Wij ver melden de volgende: De uitspraak in de zaak-Van Bcnnebroek (dio zich 150.000 toe eigende, welke door slordigheid van den SS.-ingenieur Koek abu sievelijk tweemaal aan v. B. werden uitbe taald) luidt anderhalt jaar gevangenisstraf plus de kosten van het geding. Te Semarang is een zaak van relourcom- missies in onderzoek, waarin eenerzijds een grooto Semnrangscho firma, anderzijds een aantal ambtenaren betrokken is. In het huidig stadium der zaak acht het parket het doen van publieke mededeelingen vooralsnog schadelijk voor tiet onderzoek. In verband met de overvalting van een speelhol onder de vlag der N.-I. Partij (zie vorig Overzicht) wordl nog medegedeeld, dat gebleken is, dat verschillende F.uropeesche Buitenzorgsche politiebeambten door de spe lers werden gestopt Eén kreeg f 150 vaslc toelage per maand, twee anderen elk 1100. Dit is gebleken uit een huiszoeking bij den Chineeschen ondervoorzitter der club. Naar aanleiding van liet le Buitenzorg aan hel licht gebrachte, vindt men het verdacht, dat de ex-hoofdcommissaris van politie le Weltevreden, Van Rossen, in een berucht clubhuis op Pasar Senen niets verkeerds kon vinden, terwijl half Weltevreden wist, water in den z.g, geitenstal. zoo heette dit illuslre divertissemenlslokaal gebeurde, n.l. gok ken en nog heel wat meer! Men zal zich uit deze overzichten herin neren, dat er destijds sprake is geweest van het leveren van pholografische opnamen aan particulieren door een vlieger-officier, die aanvankelijk ontkende, waarna echter een nieuw onderzoek werd ingesteld. Thans is gebleken, dal de verdachte, reserve-luitenant Feenslra, zich wel degelijk hieraan heeft schuldig gemaakt en ook aan het maken cn verkoopeii van zéér obsene folo'9. De schuldige heeft een eind aan zijn dienst verband moeten maken, is door het lucht vaart-corps dood verklaard en zal de wijk nemen naar Amerika, waar hij zich denkt te vestigen. Een kwalijk heer minder in Indiêl De woningcommissie, belast met de her- classiticatie van de'gouvernementswoningen, zal binnenkort baar rapporl indienen. De. commissie is lot de overtuiging geko men, dat de ambtelijke woningen zich heb ben aan te passen aan de „standing" van beambten en ambtenaren volgens hun sata- ris. leder, die bijv. f 000 verdient, of bij nu B. O. W.'er, B. B.'er dan wel officier is, krijgt één woningtype. De woningen zullen voor alle rangen, van den cenvoudigslen manlrl tot den hoogsten generaal of chef, sterk moeien worden ver eenvoudigd, willen zij eenigermato gaan be antwoorden aan het rentabiliteitsbeginsel. Hel „Soer. Handelsblad" brengt een bui- lengewoon eigenaardig verhaal betreffen de het gebeurde met een zekeren heer Cor- val, een Fransch z.g. natuurprofeet, aan wien vergunning was geweigerd om Java door te trekken. Het blad vertell, dal Corval door een vrij hooggeplaatst ambtenaar van den immigra tie-dienst telefonisch was verzocht lo diens kantore te komen. Daar aangekomen, sloot zijn „gastheer" de deur af, diende hém een paar trappen toe, waarna hij weer kon ver trekken. De berichtgever van het blad acht de zaak lang niet zoo onmogelijk en dwaas als zij lijkt, daar de berichtgever den bedoelden ambtenaar kent als een zeer zonderling heer, die reeds enkele malen in staat van verregaande dronkenschap den nachl op het politie-bureau heeft doorgebracht. Onder het opschrift „De Sinar Hindia en de Koningin" schrijft „De Doe.": In het nummer van 2 October van dit communistisch dagblad troffen wij een stuk aan geteekend door Kaoein boeroeh - onder den tile! van „Poekoel Besi". Daarin wordt herinnerd aan de eedsaflegging bij haar troonsbestijging door koningin Wil- helmina, waarin zij zweert, de vrijheid harcr onderdanen te zullen beschermen. Dc schrijver verwijst dan in verband hiermede naar het vergaderverbod en de invoering van art. lBlbis, en vraagt dan, of de Koningin zich niet aan meineed heeft schuldig gemaakt. Zoo ja, vervolgt hij, wie is daarvoor dan verantwoordelijk? terwijl hij besluit met de vraag: En hoe zal do straf zijn? Het zal ons niet verbazen, indien de re dactie van het P. K. I.-orgaan voor dit in faam stukje ter verantwoording wordt ge roepen. Reeds meermalen kon In dit Overzicht worden gewezen op den bedenkelijken in houd van de „Indische Courant". Naar het Alg lnd. dagblad „De Preanger- Bode" nu meldt, heeft het legerbestuur aan beheerders van canlines, dagverblijven, enz. opgedragen, de abonnementen op dat blad (Oost- zoowel als West-Java-cdilie) op te zeggen. De Regeering heeft bepaald, dat de heer J. W. Gr., gezagvoerder van het onder Brit- sche vlag varend stoomschip „Sarvistan", uitgesloten zal zijn van het pelgrimsvervoer uit Ned.-Indiü lot 1 December 1925, wegens het grovelijk veronachtzamen der bepalin gen van de pelgrims-ordonnantie. Deze gezagvoerder had aan den consul te Djeddah een onjuiste opgave gedaan van de voorraden aan boord, welke bij nader on derzoek lolaal onvoldoende bleken voor het af te loggen traject. Daar komt nog bij, dat volgens uitspraak van den gezagvoerder zelf, zijnen officieren alle discipline vreemd was. Kort geleden loerde een Chineesche be roepsjager in hel Ramboet-gebied (Pekalon- gan) op varkens, toen door een onbekende oorzaak het geweer afging en de kogel zijn beide boenen doorboorde. Bloedend lag hij op den grond, toen een paar des3a-menschen voorbij kwamen, aap wie hij vroeg, hem naar de naaste dessa te brengen. De kerels weigerden dat echter; evenmin voldeden zij aan zijn verzoek, om dan len minste zijn vrouw te waarschuwen. De arm» man is drie dagen daarna gevonden door eenige speurders, door zijn echtgenoote gezonden, om hem te zoeken. Doch meer dan zijn lijk vermochten zij niet thuis te brengen; hij was doodgebloed I De „Sumalra-Bode" meldt, dal dwang arbeiders op Oeloe Limau Manis een ter reur uitoetenden Eén hunner werd gear resteerd; de anderen zijn uitgeweken naar Boengoes. HAAGSCHE RECHTBANK. Inbraken en poging tot doodslag op een politie-agent. Gisteren heeft terecht gestaan do 33-ja/rigo meubelmaker J. L. J., uit Den Haag, reci divist en gedetineerd, wien een gcheele scrio diefstallen in vereeniging met een pt meer andere personen, gepleegd in do jaren 1919 en 1920 in verschillende wijken van Den Haag, was ten laste gelegd. De verschillende feiten zouden bovendien onder verzwarende omstandigheden als -braak, verbreking, in- - klimming, enz. zijn gepleegd. De laatste diefstal was govolgd door ge weld en bedreiging met geweld tegen den agent van politie J. A. Bevers. Bekl. zou op dezen agent, toen die hem op heoterdaad had betrapt cn aangehouden schoten hebben gelost, waardoor do agent werd getroffen on gowond. Tegelijkertijd zou bekl. don agent hebben toegeroepenIk ga kapot, maar jij zult slerven. Een en ander zou bekl. gedaan hebben met het oogmerk om een vlucht mogelijk te maken om do gesto len goederen iu veiligheid to kunnen bren gen. Uit een voorgelezen extract-vonnis van hot Hof te Amsterdam bleek, dat bekl. in 1918 door dat Hof wegens cenigo diefstallen met braak, gepleegd bij herhaling, is ver oordeeld tot 2 jaar gevangenisstraf. Bekl. erkende dit; acht maaiiden van de straf wa ren hem evenwel kwijt gescholden. Heb O. M., waargenomen door mr. En ger, bracht na het verhoor een woord van nuldo aan den inspecteur van polibio Smit en den brigadier Boekhout, dio door hun ijver er in geslaagd zijn een einde te maken aan den terreur, die eenige jaren geleden in Den Haag bestond, toen bekl. en de zijnen nacht aan nacht inbraak pleegden. Do verschillende ten laste gelegde feiten aclit spr. door dé getuigenverklaringen be wezen, doch het laatste feifc, n.l. do geweld pleging tegen den agent, toen hij op hee- terdaad was betrapt, niet, omdat de om standigheid „op heeterdaad" op het oogen- blik, dat er geschoten werd, niet moer be stond. Spr. wijst er op, welk oen verantwoorde lijkheid iemand op zich neemt, dio een rap port uitbrengt omtrent voorloopige invrij heidstelling van een bekl. Deze bekl. toch was voorloopig in vrijheid gesteld en heeft daarna tal van inbraken gepleegd. Met het oog op do ornst van do feiten, die wel bewezen zijn, eischt spr, tenslotto 9 jaar gevangenisstraf. Mr. E Polak merkt op, dat aan bekl. zooveel feiten zijn ten laste gelegd, dat het hem niet deren of schaden zal of or onkelo al dan niet bewezen zijn. PI, gaat hierop dan ook niet nader in; hij is 't echter volkomen eens met het O. M., dat het laatsto feit niet bewezen is. Wat de bedreiging tegen den agent be treft, het O. M. meent, dat men uit de feiten, die thans aan het licht zijn gekomen, weer leert, hoe men komt van kwaad tot orger. Deze bekl., die bekend stond als een berucht inbreker, had op een kwaden d.\g nu een revolver in zijn bezit en heeft ge meend dit wapen te moeten richten op een .van hen, dio geroepen zijn om do orde t« handhaven. Spr, gaat de feiten na, zooala deze zich hebben afgespeeld, en acht vast staand dat de politie-agent eerst geschoten heeft, nadat bekl. reeds een schot- had go- lost. Er is naair spr.'s mecning bewijs te over voor hetgeen bekl. ten lastp gelegd is, in wolk verband hij wijst op do woorden, die bekl. geuit hoeft toen hij op den agent schoot. Eisch wegens poging tot doodslag 5 jaap gevangenisstraf. Bekl. zegt uit zelfvordedigiug gehandeld te hcbbeD. De agent heeft hem genoodzaakt te schieten. Mr. Polak verdedigt bekl. verdor. De Haagsche magnetiseur. De Haagsche magnetiseur Spoelstra is wegens onbevoegd uitoefenen van de ge neeskunde door do Haagsche rechtbank tob een boete van tweemaal f 19 subs, tweemaal 15 dagen hechtenis veroordeeld. De eisch was tweemaal f 100 boeto. Do kantonrechter had beklaagde tot tweemaal f 1 veroordeeld, ran wcJk vonnis hel; O. M. in hooger beroep kwam. ROTTERDAMSCHE RECHTBANK. De Vreewijk-knoeierijen. Hefc was gisteren de laatsto dag van heft Vreowijk-proces. Niet minder dan vier volle dagen, met oen zittingsduur meerma len van 's morgens toen tot 's avonds zo- ven uur, zijn er voor noodig geweest oitf licht in deze boel duister gebleken zaak to brengen. De officier van justitie mr. Rombach, eisohto wegens valsobheid in geschrifte, verduistering en medeplichtigheid aan om- kooping, twoe jaar gevangenisstraf. Het requisitoir had juist twee uur go* duurd. Verdedigers waren mr. Eskens on mr. Fokker, uit Leiden. 'fl-HERTOGENBOSSCHE RECHTBANK. Zijn meisje verdronken. Gisteren heeft voor de rechtbank to 's-Her logenboseh terecht gestaan de 21-ja<rige kcllner A. K., uit Eindhoven, beklaagd in den nacht van 24 op 25 Juni Allcgonda van Jlelvoirt vo/n het loven to hebben beroofd door haar opzettelijk in don Dommel te werpon. Het meisje is verdronken. In de instructie had bekl. volledig bekend, doch thans kwam hij daarop terug. Hij vertelde, dat hij het meisje te Bergen-op-Zoom onder hield. Zij wilde daar niet langer blijven en koerde naar Eindhoven terug waar ook bekl. heen ging. Hij vroeg haar bij zijn ouders te komen, maar dit weigerde zij. Verdor heeft hij haar niet gezien. Do president liet bekl. zijn vroegere, door hem ondertoekendo bekentenis voorlezen, maar bekl. verklaarde dat alles onder dwang gezegd te hebben, omdat men hem had voor gehouden, dat, oJa hij bekende, hij er met twee jaar afkwam en anders acht jaar kreeg. Men had het meisje toch „Willem" hooren roepen, zei belcl., en do voetstappen, die gevonden zijn, waren niet van hem. Na getuigenverhoor aanvaardde het O. M. niet bekl.'8 boworing, dat hij onder dwang bekend heeft. Een streng optreden van de politie tegenover zulke menschen kan spr. volkomen billijken. Bekl. heeft ook tegen over den rcchtor-commissaris bekend. De getuigenverklaringen en do aanwijzingen, hebben het wettig en overtuigend bewijs geleverd voor deze misdaad. Het meisje heeft den dood gevonden enkel en alleen omdat zij bekl. weerstreefde cn zich niot aan zijn wil onderwerpen wilde. De drift van bekl. als eenig lichtpunt in aanmerking nemende, eischte het O. M. niet dc maxi mum-straf, doch twaalf jaar gevangenisstraf. Mr. H. J. van Leeuwen Jr., verdediger van beklaagde, vindt geen enkel bewijs van beklaagde's schuld. Ter wille van de ouders riep pl. subsidair do clementie van do rechtbank in. KANTONGERECHT TE LEIDEN De kantonrechter alhier heeft veroordeeld: wegens dronkenschap: A. H. J. v. H.; J. H., J. v d. M Rotterdam; J. v W., Leider dorp; W. v. d. S., Rijpwelering; G. J. B., ieder lot f3 of 3 d G. B., Rotterdam fl of 1 d.; G. J. B fö of 6 d.; Kaar hel Engelsch, door BERTA RUCK. (Nadruk verboden)). 69) „En het zal bijna kwart voor twaalven zijn voordat wij een geschikt plaatsje ge vonden htbben. Ga gauw naar boven uw hoed halen, wilt u Op mijn woord van eer, u zult u daarna beter voelen Nu, ik moet bekennen, dat ik mij meer opgewassen gevoelde den toestand in het aangez'cht te zien, nadat ik eer had bewe zen aan een versterkende Fransche soep en een p'at eieren met groene zachte spi nazie Toen, met een bordje appel-compót© voor ons, zaten wij te praten en te rede neeren over do mogelijkheden, wat wij nu weer doen zouden. Dat is to zegigen, ik was het, die het meest praatte. Kapitein Meredith scheen bij lange tus- sohenpoozen vervallen te zijn in een gepeins dat tot motto draagt, „hij weet er geen raad op 1" Ik zei: „Zouden wij niet aan uw moeder kunnen telegrafeercn- ja, maar wat?" En: Als ik eene ging naar het Christe lijk Tehuis voor jonge vrouwen, maar dan zelfs zou Lady MerediJi zioh verwonderen I" Eindelijk: „Ach, maar zou ik u te Londen, aun hot stal'on, ni&fc dadelijk kunnen ver- aaten, kapitein Meredith? U zou daar kun nen blijven. En ik regelrecht naar de Bryn gaan, naar uw fainilie. EyenaJs te voren, den eersten keer, zou ik bun kunnen ver klaren..." Hier zweeg ik even met de treu rige herinnering hoc moeilijk het was c'e dingen aan zijn familie te verklaren. ,,Ik zou mijn beat doen hun te verkla ren", zoi ik, dat u van plan was geweest met mij mee to komen, maar dat u onver mijdelijk aan de stad gebonden waart, voor zaken of"... met een blik op zijn gezicht: „Misschien denkt u, dat dit ook niet kan? U vindt dat misschien ook te dwaas?" „Ja, heel vreemd, vroes ik", zei hij met zijn hoofdknikje over het tafeltje heen. „Maar er schijnt niets óp to bedenken te zijn, dat niet vreemd lijkt I" „Mooi dan, als dit niet gekker lijkt dan een van m*..i andere plannen, waarom zou den wij heb dan niet doen?" zei ik vol vuur. „Laten wij nret langer te Parijs blij ven. Laten wij ons boeltjo pakken en do- deliik heengaan. Waarom niet?" „Omdat er in oorlogstijd maar één boot trein is", zoi kapitein Meredith, het hoofd heftig schuddende, ,,en dat is degene, waarmeo mijn vader en moedor vanmorgen vertrokken zijn. Ze zullen nu in het Ka naal wezen. Neen, vandaag kunnen wij niet gaan." Mistroostig keek ik hem aan. „Kunnen wij dus niet voor morgenochtend vertrek ken?" „En dan is het nog de vraag", antwoord de kapitein Meredith. „Uw pas moet ge viseerd worden. U moet daar vóór drieën naar toe gaan, als u wonscht, dat het vandaag gedaan wordt." „Dat wil dus zeggen", zei ik langzaam, „dat ik nog twee heele dagen te Parijs moet blijven precies zooals ik nu ben, in het hotel Ritz cn... en waar zij denken, dat ik met u ben?" „Ik zie niet, dat er iets anders aan te doen is", zei kapitein Meredith kortaf, er was een kleine misnoegde rimpel tus- schon zijn twee wenkbrauwen, toeo hij van mij afkeek. „Wat &ou u anders doen? U kent niemand te Parijs, wel? Een paar dames, waar u logeeren kon in dien tus- schentijd?" Ik schudde het hoofd. „Ik ken niemand behalve Keg, behalve kapitein Penmore. En ik... ik wil hom liever niet lastig val len. En ik denk niet dat hij dames zou kunnen..." Hier zweeg lk. Er wae mij plotseling zulk een uitmuntend idee ingevallen, dat het mij verbaasde er niet eer aan gedacht to hebben, „O waaht, waoht eensl" liep ik opge wonden uit, terwijl ik boven mijn koffie kopje in mijn handen klapte en den blik van kapitein Meredith met een glimlach van verlichting beantwoordde: „Ik heb mij iemand bedacht..." Hier zag lk de oogen op ons gevestigd van een stevigen Franschen heer aan het tafeltje naast ons, met een klein rood plekje in zijn knoopsgat. Van het oevgen- blik af aan, dat wij binnen kwamen, had 'hij ons met een sympathiek glimlachje nu en dm aangezien. Toen hij zijn servet had losgemaakt van zijn hals, was hij voort gegaan goedig op het Engelsche paar neer te zien. n nu, terwij! hij zioh loswrong en langs ons tafeltje liep, boog hij plechtig en zei tot kapitein Meredith: ^Mon sieur! A 1 victcire définitive!" De jonge Engelsche officier stond op en boog, volstrekt niet stijf voor een Engelsch mnn. Toen hij weer vlug op den stoel naast mij ging zitten, zei hij, bijna met spanning, het gesprek opvattende, waar het waa af gebroken: ,,Nu, wie is het, die gc u juist herinnerd hebt?" Verrukt vertelde ik hem den gelukkigen inval, dat het was: „PmlippaTot mijn verbazing zag ik zijn heele gezicht een har de uitdrukking krijgen en betrekken bij het noemen van die namen alleen. „Ik geloof niet, dat dat een heel goed plan zou wezen", zei uij ,,Hoc dikwijls heeft u de Traeey'B ontmoet. Eéns, twee maal misschien, nietwaar?" „Ja, maar... maar zij waren heel vrien delijk voor mijzei ik vrij opgewonden, terwij! ik mijn handschoenen aandeed, „Philippa, Philippa was allerliefst tegen mij I" Ik zweeg oen ©ogenblik en dacht aan Phillppa's buitengewone verlrouwelijko mededeeliagen aan mij Daar moeat ik na tuurlijk niets van vertellen aan dezen jon gen man, dien Philippa nog liefhad Maar het andere kon ik hem vertellen. „Ja weet u", zoi ik tot hem gewend: „Philippa was zoo aardig voor mij, dat ik eon gevoel had alles aan haar te moeten vertellen I" „Ja, weet u'\ zei ik tot hem gewend „Haar vertellen... wat?" vroeg hij. „Wel, de heele geschiedenis... wie ik ben... dat ik uw vrouw niet ben... alles..." „Hebt u dat ailes aan Philippa verteld?" vroeg hij op scherpen toon, onthutst. „Neen, ik heb hot niet gedaanver- klaavde ik haastig, „maar ik was juist op het punt, toen... O, het was do dag voor dien avond, toen u thuis kwam. Ik wou Juist aan Lady Meredith vragen of zij het goed vond, dat ik alles omtrent mijzelvo aan Philippa vertelde. Ik begreep natuur lijk wel, dat dit niet kon zonder haar per missie..." „Neen, ook niet zonder de mijne", sprak de jonge man tegenover mij, onvorwaent en zeer gedeoideerd. „Als het u niet sche len kan, verbied ik .u ten stelligste met Philippa Tracey over iets van deze zaak te praten voordat zij uitgemaakt is." „Verbieden!" herhaalde ik, terwijl ik hem met verontwaardiging en verbazing aanzag. Mijn hand, half en half uit mijn witten handschoen, bleef op den rand van de tafel naast mij liggen. „Verbieden?" herhaalde ik. „Maar u hebt niet hft minste rcoht mij iets ter wereld te verbieden." „Neen, dat weet ik wel", sol kapitein Meredith op een verstoorder toon dan ik hem nog ooit had hooren spreken. Do tranen kwamen mij in de oogen. Tranen deels uit verdriet over de hardheid van zijn toon, deels uit teleurstelling over do bezwaren, die hij scheen te hebben tegen dezen uitmuntenden uitweg. Een oogenblik stilzwijgen. Toen, op een minder boozen toon, maar toob nog heel stijf, hoorde ik hem herhalen: „Ik weet, dat ik geen reoht heb u iets te verbieden. Maar ik kan u ten minste zeggen, dat dit het laatste ter wereld zou wezen, dat ik wenschte. Begrijpt u dat?" Ik begreep werkelijk niet, waarom hij niet wou, dat het aan Philippa verteld werd, aangezien de heéle geschiedenis weD dra zou uitkomen. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1923 | | pagina 9