No. 19525. DONDERDAG 1 NOVEMBER Anno 1923 Officieels Kennispeilen. STADSNIEUWS. Het voornaamste nieuws van heden. T LEIDSCH DAGBLAD PRIJS DER AD VERTE NTIEN 80 Cts. per regel. Bij regelabonnement belangrijk lageren prijs. Kleine Advertenliën, uitsluitend bij vooruitbetaling, Woensdags en Zaterdags BO Cts., bij een maximum aantal woorden van 80. Incasso volgens postreebt. Voor evenlueele opzending van brieven 10 Cts. porto te betalen. Bewijsnummer 6 Cts. Bureau Noordelndspleln Telefoonnummers voor Directie en Administratie 175 Redactie 1507. Postchèque- en Girodienst No. 57055 Postbus No. 54 PRIJS DEZER COURANTi Voor Leiden per 8 maanden Z2.35, per weekƒ0.18. Buiten Lelden, waar agenten gevestigd zijn, per week 0.18, Franco per post 2.35 portokosten. Dit nummer bestaat uit TWEE Bladen EERSTE BLAD. GEMEENTELIJKE VISCHVERKOOP. Aan den gemeentelijken vischwinkel, Yischmarkt 18 (tclef. 1225) is VRIJDAG ver krijgbaar SCHELVISCH a f 0.20—f 0.35— f 0.50, SCHOL a f 0.20—f 0.47, KABELJAUW a f 0.40 per pond, en INMAAK- en VOLLE HARING a f 0.047* per stuk, en ZEEUW- SCHE MOSSELEN a f 0.05 per K.G. N. C. DE GIJSELAAR, Burgera. Leiden, 1 November 1923. De Burgemeester en Wethouders van Lei- Hen doen te weten, dat door den Raad dier toemeenfce, in zijn vergadering van den 27en Augustus 1923, is vastgesteld de volgende verordening: verordening op woonwagens. Artikel 1. Onder woonwagens" wordt in deze ver- Ordening hetzelfde verstaan als In artikel X van de Wet op Woonwagens en Woon schepen (Staatsblad 1918 no." 492). Art. 2. Als plaats voor het doen verblijven van {woonwagens binnen de gemeente wordt aan gewezen een gedeelte van het terrein aan den Lage Morschweg, thans kadastraal pekend gemeente Leiden, Sectie P. No. 245 Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd 5n bijzondere gevallen ook andere plaatsen pinnen de gemeente voor het doen verblijven yan woonwagens aan te wijzen. Art. 3. Het is aan eigenaars of gebruikers van {woonwagens verboden deze binnen do ge- jpieente elders te doen verblijven dan op ;de bij of krachtens artikel 2 aangewezen plaatsen. Art. 4. Overtreding van het bepaalde bij artikel wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes dagen of geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden. Art. 6. De dienaren der gemeentepolitie zijn in het bijzonder belast met de opsporing van overtredingen van deze verordening en ver plicht daarvan proces-Verbaal op te maken. Art. 6. Deze verordening treedt in werking op een »door Burgemeester en Wethouders te bepa- Jtn tijdstip. Vastgesteld door den Gemeenteraad van Leiden, in zijn openbare vergadering van den 27en Augustus 1923. De Burgemeester, N. O. DE GIJSELAAR. E. SCHOTMAN, Lo. Secretaris. Zijnde deze verordening aan de Gedepu teerde Staten van Zuid-Holland, volgens hun bericht van den 23/25 October 1923, B. No. 1739, (2e afd.) G.S. No. 116, in af schrift medegedeeld. En is hiervan afkondiging geschied, waar het behoort, den len November 1923. N. C. DE GIJSELAAR, Burgemeester. .VAN STRIJEN, Secretaris.. HINDERWET. Burgemeester en Wethouders van Leiden brengen ter algemeene kennis, dat door hen .vergunning is verleend aan de N.V. Distil leerderij „De Fransche Kroon", v/h. Harte- yelt Zn., tot uitbreiding van de distilleer derij in het perceel Langegracht No. 59a, Sectie B. No. 2889. N. C. DE GIJSELAAR, Burgem; VAN STRIJEN, Secr. Lelden, 31 October 1923. VERGADERING van den GEMEENTERAAD VAN LEIDEN, op MAANDAG 5 November 1923, des namiddags te twee uur. De vergadering zal, zoo noodig, des avonds worden voortgezet. Te behandelen onderwerpen: lo. Benoeming van een lid-werkgever van het Bestuur der Gemeentelijke Arbeids beurs. 11 (320) 2o. c. q. Benoeming van één plaatsver vangend lid-werkgever van het Bestuur der Gemeentelijke Arbeidsbeurs. (320) 3o. Benoeming van een lid der Commissie tot wering van Schoolverzuim. (321) 4o. Benoeming van een leeraar in de Wis kunde, aan de afd. B dei Kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen. (322) 5o. Voorstel lot het verleenen van eervol ontslag, wegens opheffing hunner betrek king, aan: lo. J. Broeze, als leeraar in rekenen aan de afd. B der Kweekschool voor onderwij zers en onderwijzeressen 2o. J. H. Wattez, als leeraar in teekenen fcan de afd. B dier inrichting. (322) 6o. Voorstel tot het verleenen van eervol Sntslag aan een 32-tal onderwijzeressen in e nuttige handwerken bij het openbaar lager onderwijs, wegens opheffing harer be- fcokking. (323) 7o. Voorstel lot verhuring van het perceel teelland met schuur bewesten het Raam- land, Sectie M nis. 4948 en 854. (326) 8o. Idem als voren van de perceelen teel land met woning in den Boschhuizerpolder, Sectie O Nis. 846 géd. 913, 914 en 915. (326) 9o. Idem als voren van de perceelen grond met woning c. a. in de Waard, Sectie N Nis. 360 en 361. (326) lOo. Idem als voren van het perceel grond in de Waard, Sectie N Nis. 357. (326) llo. Idem als voren van de perceelen wei- tand in den Stadspolder, Sectie N Nis. 132, 138, 137, 146, 145, 129, 128 en 147. (326) 12o. Idem als voren van de perceelen wel land in den Stadspolder, Sectie N nis 139, 144, 143 en 148. (326) 13o. Voorstel tot verpachting van de be diening der buffetten in de Stadsgehoorzaal, aan W. F. van Ingen Schenau Jr. (327) 14o. Voorstel tot wijziging van het Raads besluit van 80 April 1923, in zake den ver koop aan de Woningbouwvereniging „de Eendracht" van een perceel bouwterrein Sectie N No. 219 ged. en het verleenen van een hypothecair voorschot aan die vereni ging, in dien ,zin dat daarin wordt gelezen „62 beneden en 62 bovenwoningen" en tot vaststelling van den desbet re ff enden be grotingsstaat. (328) 15o. Voorstel tot onderhandsche opdracht: a. van de levering en het bedrijfsvaardig opstellen van een pompinstallatie c.a., ten behoeve van de te maken grndwaterzwem- inrichting aan de Zijl, aan de firma H. J. Tjaden en Zn., te Haarlem; b. van de uitvoering van de gewapend be tonwerken ten behoeve van die zweminrich ting, aan de N.V. Wernink's Betonfabriek te Leiden. (329) 16o. Voorstel tot onderhandsche opdracht van de levering en het opstellen van een eleclrische bewegingsinrichting voor de te vernieuwen Leiderdorpsche brug, .aan de N. V. Haarlemsche Machinefabriek, voorh. Gebr. Figee te Haarlem. (330) 17o. Voorstel tot verhooging van den post „Subsidie aan het Burgerlijk Armbestuur" voor 1923, met een bedrag van f50.000. (318) 18o. Voorstel tot het doen rooien en ver- koopen van boomen. (319) 19o. Voorstel in zake het verleenen van een gratificatie nk het overlijden van ge meente-ambtenaren, niet vallende onder de bepalingen der verordening, regelende den rechtstoestand van de ambtenaren der ge meente Leiden, met intrekking van het Raadsbesluit van 17 Maart 1845, laatstelijk gewijzigd 16 October 1913. (824) 20o. Voorstel: a. tot aankoop van het perceel aan de Bloemstraat Sectie K No. 1291; b. tot beschikbaarstelling van de voor dien aankoop benoodigde gelden. (831) 21o. Praeadvies op het verzoek van Dr. A. H. Oort, om een jaar verlof als le genees heer aan het Sanatorium „Rhijngeest", bui ten bezwaar van de gemeentekas. (325) 22o. Praeadvies op het verzoek van de afd. Leiden van den Bond van Technici, om aan de voorwaarden,,waaronder aan bouw- vereenigingen, tón behoeve van den bouw van arbeiderswoningen, voorschotten wor den verstrekt, bepalingen toe te voegen in zake de eischen, waaraan het toezichthou dend personeel moet, voldoen, alsmede de getalsterkte van dat personeel. (332) 23o. Praeadvies op het voorstel van den heer Van Eek, inzake verlaging van den prijs van het gas. (833) De Weienschap der Lichamelijke Opvoeding. Dr. J. H. O. Reijs, van 's Gravenhage, toe gelaten als privaat-docent aan de Rijks-uni versiteit alhier bij de medische faculteit, hield hedennamiddag in het groot-auditorium van het Academiegebouw tot opening zijner colleges een openbare lea over het hierboven genoemde onderwerp. Tot inleiding zijner rede en na het onder werp daarvan te hebben toegelicht, noemde spr. de wetenschap der lichamelijke opvoe ding n' nieuwe klank in deze universitaire omgeving. Daarom achtte hij het een eerste plicht te doen zien uit welke elementen deze wetenschap moet worden opgebouwd, van waar zij do bouwstoffen, benoodigd voor een hechten onderbouw moet betrekken, wat haar verhouding tot andere wetenschappen moet zijri en wat ten slotfe als haar dpel en stre ven is aan te merken. De lichamelijke opvoeding zal zich in de eerste en voornaamste plaats moeten rich ten tot het kind, m. a. w. de jeugd, het groeiende deel dér menschheid, en moet men zich in de eerste plaats bewust zijn, dat er een innige wisselwerking beslaat tusschen groei en lichamelijke opvoeding. De verschil lende phasen van den groei van het men- schelijk lichaam nagaande, wijst spr. er op, dat de lijnen, die den groei van verschillende afmetingen aangeven, een niet regelmatig verloop hebben. Immers, naarmate de on derzoekingen op dit gebied voortschrijden, nemen zij toe in aantal en winnen in be langrijkheid, naar verhouding welke er in de levenstijdperken, bestaat tusschen de verschillende maten, meestentijds uitgedrukt In indices, coëfficiënten, enz. De voortduren de tijdperken van groei stellau dus ook groote eischen aan de krachten van het lichaam. De lichamelijke opvoeding, die als devies, voert „oeienen en ontzien", zal dan ook aan leiding geven om in de periode van het snelst ontwikkelen van het lichaam, het „ontzien" te betrachten, en als eerste maat regel hiertoe b.v. het wedstrijdwezen te ver- Bchuiven tot na die periode, immers de grootste invloed van lichaamsoefening op den bouw van het kind wordt gevonden in de perioden van snellen groei. De voor de- gezondheid zoo belangrijke groei in de breedte komt, wat volkomendheid betreft, niet tot stand, wanneer niet een uitwendige prikkel daarvoor aanwezig is. Die uitwendige prikkel kan zijn „landarbeid" en lichame lijke -opvoeding zou dien naam niet verdie nen, wanneer ook zij niet in staat bleek de zen prikkel te leveren en dus aan den lengtegroei een einde te maken en den breedtegroei op te wekken. Het is gebleken, dat de lichamelijke op voeding daartoe inderdaad in staat is en dat dit is aangetoond door de Duitsche toestel- gymnastiek. Door die gymnastiek werden verkregen .jongelieden met breede borstkas en kleinere lichaamslengte dan jongelieden van denzelfden landaard en leeftijd natuur lijk die in een seminarie of elders aan eene zittende levenswijze werden geofferd. Dit is dus de wisselwerking tusschen de Inwendige arbeidsprestaties, welke de groei vordert, en de uitwendige, die gevonden moet worden, althans voor een zeer groot deel onzer jeugd, in de lichamelijke opvoe ding. Na verder uitvoerig te hebben uiteenge zet, dat lichamelijke opvoeding de intellec- tueele niet mag schaden en ook de hygiëni sche waarde te hebben aangetoond, zegt spr., dat de doelbewuste, goed ingerichte lichame lijke opvoeding in nauw en harmonisch ver band dient te worden gebracht met de in- tellectueele, samen gelijkelijk dienende de aandacht der opvoeders, als de eenig moge lijk, maar dan ook zekere weg, om te komen tot een gelukkiger volk, dat in staat zal zijn een andere beschaving te stellen, in plaats van de huidige, waarover de doodsklok reeds geluid is. liet zal, zegt spr., aan het slot zijner rede, zijne bedoeling zijn om de a.s. medici, die later uit hooide van hun beroep zoo vaak in nauwere aanraking zullen komen met ver schillende vraagstukken, op dit gebied, daar voor eenigszins voor te bereiden, althans den weg daartoe aan te wijzen. Mocht later zich nog de gelegenheid voor doen en ook studenten van andere facultei ten, die op de een of andere wijze bij de opvoeding onzer jeugd betrokken zullen wor den. het belang uiteen te zetten en daarom ook aan een welverzorgde lichamelijke op voeding hun aandacht te schenken, zeer ze ker zal spr. die gelegenheid dan dankbaar aangrijpen. Boeddhistische kunstgeschiedenis. De reeks lezingen, welke de hoogleeraren Vogel, De Visser en Krom over Boeddhisti sche kunstgeschiedenis in de collegezaal van het Instituut voor Tropische Geneeskunde zullen houden, is gistermiddag aangevangen met een lezing, toegelicht' door lichbeelden, van prof. dr. J. Ph. Vogel over het Boed dhistisch Panlheon in de kunst van Voor- Indiê. Spreker begon met er op te wijzen, dat het noordelijk Boeddhisme, zooals dat bijvoor beeld bestaat in Tibet, ons een zeer uitge breid Pantheon van hoogere en lagere godde lijke wezens te aanschouwen geeft. De leer echter, oorspronkelijk door Boeddha gepreekt was een verlossingsleer, waarbij van gods- vereering of godenvereering geen sprake was. De mensch de bevrijding uit den kring loop der wedergeboorte nastrevend, steunend op eigen inspanning. Al spoedig bleek, dat de ziel van het Indische volk uiting moest geven aan zijn behoefte, een hoogere macht te dienen. Men begon mei de reliquieën van den gestorven Meester te vereeren en ter be waring daarvan bouwwerken zoogenaam de stoepa's te stichten. Eerst ongeveer vijf eeuwen na zijn NirvSna werd het beeld van den Boeddha geschapen door de Helle nistische beeldhouwers van Gandliara. Reeds zeer vroeg ontstond het geloof, dat aan Gan- tama In den loop der eeuwen een geheele reeks Boeddha's waren vooralgegaan, die elk op hun beurt do goede wet aan de lijdende menschheid hadden verkondigd. De legenda rische levensgeschiedenissen dezer vroegere leeraars zijn niet anders dan een herhaling der bekende Boeddha-legende. Uit de vereering van deze mythische Boed dha's ontstond vanzelf het geloof aan een toekomstigen verlosser, den Boeddhistischen Maitraya. Men stelde zich voor dat deze ver blijf hield in den Toeshita-heme! in afwach ting van zijn nederdaling op aarde. De cul tus van Maitraya nam al spoedig grooten omvang aan, zooals ook blijkt uit de vele beelden van dezen Bodhisattva, die in Voor- Indiö zijn gevonden. Eerst' later ontstond de Indische verbeel ding naar het voorbeeld van Maitraya een aantal hemelsche Boddhisattva's, die door de geloovigen werden aangeroepen als red ders in den nood. Onder deze wezens treedt Avalokitegvara bijzonder op den voorgrond. Iiij wordt afgebeeld met 'n lotusbloem in de linkerhand, terwijl de rechterhand is uitge strekt met geopende handpalm, ter aandui ding zijner gunstverleening. De cultus dezer Bodhisattva's is van groole beteekenis ge worden onder de noordelijke Boeddhisten; bij de zuidelijke zijn zij onbekend. Ook de vereering der transcendentale Boeddha's is uitsluitend eigen aan de noordelijke kerk. Al dus heett de persoon van den historischen Boeddha zich allengs vervluchtigd in een menigte goddelijke wezens. Toch is de figuur van den vorstelijken kluizenaar, die onder den heiligen vijgeboom van Gayft de waar heid vond, niet in vergetelheid geraakt, zoo als, aldus besloot spreker, blijkt zoowel uit de beeldende kunst ais uit de gewijde lite ratuur. Aanstaanden Woensdagmiddag zal spreker zijn lezing voortzetten. Verordening op vergnnnings- en verlof- localiteiten. Aan den Raad dezer gemeente stellen de Raadsleden do heeren A. I. Wilmans Mzn. en E. J. Coster en mevr. H. DietrichDe Rooy voor, om artikel 3b der verordening op vergunning- en verloflocaliteitcn en loge menten in te trekken. Zij zijn tot dit voorstel gekomen op de vol gende overwegingen: De Hooge Raad heeft thans uitgemaakt, dal deze verordening rechtsgeldig is en ook practisch moet zij dus thans in werking treden. Het is niet te ontkennen, dat gedurende haar bestaan deze verordening eigenlijk niet is toegepast. De uitspraak van den rechter in eer9tê instantie was zóó, dat men terecht aan haar rechtsgeldigheid kon twijfelen en bij het opmaken van proces-verbaal tegen overtreding er van moest vreezen, dat men geheel nutteloos den belanghebbenden over last zou aandoen. Wel is waar was de uit spraak van de Iiaagsche rechtbank een an dere, maar bij verschil van meening tus schen den kantonrechter en deze rechtbank over de hier bedoelde kwestie, bleef de Over heid weinig andere over 'dan eerst de uit spraak van den Hoogen Raad at te wachten, alvorens de verordening in al haar streng heid moest worden gehandhaald. Inmiddels hebben zich verschillende ge legenheden voorgedaan, die de wenschelijk- heid deden gevoelen, om deze verordening wederom in te trekken. In de eerste plaats Ijleek zij opnieuw overbodig, aangezien ook in de afgeloopen maanden het misbruik van sterken drank geenszins is toegenomen en integendeel uil de oificieele gegevens over duidelijk blijkt, dat het gebruik van ster ken drank hier te lande sterk afneemt. Wel is waar zullen de cijfers van de opbrengst van den gedistilleerd-aCcijns geen zuiver beeld geven, aangezien moet worden ver moed, dat de smokkelarij en geheime fabri cage van gedistilleerd van grooten omvang zijn, maar niet mag verondersteld worden, dat deze omvang dusdanig groot is, dat al leen hieruit reeds de teruggang van de cij fers der opbrengst zou moeten worden ver klaard. Bij de toenemende malaise in het zaken leven past het aan de Overheid om het de burgerij, ook den neringdoenden, niet moei lijker te maken dan door de omstandigheden reeds geschiedt. Daaronder behoort, naar de meening van de voorstellers, het laten be staan van een tapverbod zonder dat de noodzakelijkheid er van blijkt, immere, een tapverbod kan en mag alleen gericht zijn tegen drankmisbruik. Het zou in strijd zijn met den geest van den Drankwetgever en het recht van den Gemeente-welgever, om ook het gebruik van sterken drank te ver bieden aan hen, die in geen enkel opzicht de matigheid daarbij te buiten gaan. De vcr- koopers van gedistilleerd ondervinden uit den aard der zaak schade, wanneer zij op de meest winstgevende dagen geen sterken drank mogen verkoopen, aan welken bezoe ker ook, en zij ter wille van een enkel mis bruiker aau de overgroole meerderheid van matige bezoekers niet kunnen verkoopen wat deze wenschen. Zoowel uit het verloop der maanden, ge durende welke het tapverbod bestond, als daarvoor, maar inzonderheid bij hel vieren der Jubileumfeesten is gebleken, dat voor de bevolking van Leiden een lapverbod on- noodig is. Bij het vieren der Jubileumfees ten is gebleken hoe van de zijde der drank- verkoopers zelf alles werd gedaan om i, drankmisbruik te weren. Zij begrepen blijk baar zoo- te moeten handelen niet alleen uit moreele overweging, maar ook wijl goede koopmanschap zulks medebrengt, aangezien de laslen op het bedrijf drukkender worden naarmate hel drankmisbruik zou toenemen. De voorstellers meenen, dat de Overheid slerk het oog gericht moet houden op deze feiten en dat men veel beter zich van de medewerking der belanghebbenden kan ver zekeren, dan deze tegen zich in het harnas te jagen onder zekere instemming van het publiek, door verordeningen, die zoowel de belanghebbenden als een groot deel van het publiek slerk prikkelen en welker naleving bovendien heel moeilijk te conlroleeren is. De ondervinding, in andere gemeenten opgedaan, sterkt de voorstellers bij het doen van het onderhavige voorstel. In menige gemeente toch is de ondervin ding, met een tapverbod opgedaan, verre van gunstig geweest. In de gemeente Odoorn bijv., waar een tapverbod was ingesteld op voorstel van de S. D. A. P. groep in den Raad, werd na eenigen tijd van dezelfde zijde het voorstel gedaan, de verordening wederom in te trekken, aangezien de gevol gen van het tapverbod veel ernstiger toe standen te zien gaven dan die bestonden vóór het ln-werking-ireden van het tapver bod. Een ander voorbeeld geeft 's-Hertogen- bosch, waat men het verbod, om sterken BINNENLAND Dr. J. H. O. Reys heeft heden zijn ambt als privaat-docent aan de Leidsche univer siteit aanvaard. Het voorstel van drie Leidsche Raadsleden inzake de verordening op vergnnning- en verlol-tocaliteiten. Zuid-Holland en het Dnitsche visum. Initiatiei-wetsontwerp ter verlenging rt| den tijdsdnnr van het Schoenenwetje. BUITENLAND Rede van Poincaré. Engelsche, Fransche en Zwitsërsche nota'* De Dnitsche socialisten stellen voorwaar den om in de regeeringscoalitie te kruinen blijven. drank le verkoopen tijdens de Carnavals feesten na eenige jaren weder introk, omdat het zoogenaamde „droge" Carnavalsfeest verre van droog bleek te zijn. Nu dit Carna valsfeest weder gevierd is zonder tapverbod, is men algemeen van meening, dal de toe stand veel beter is geworden dan tijdens het tapverbod hot geval was. Men heeft ook in deze gemeente met vrucht heil gezocht in samenwerking met de georganiseerde drank handelaren. Te Amersfoort, nog een voorbeeld uit de vele, die te noemen zijn, gaf het tapverbod evenmin de resultaten, die men er van had verwacht. Ingesteld met bijna algemeene stemmen, werd met groote meerderheid kort daarna besloten het weder in te trekken en kwam een andere verordening daarvoor in de plaate, welke sluiting voorschreef op Za terdagmiddag en Zondag van alle publieke drankgelegenheden, met de bevoegdheid aan den burgemeester, om daarvan ontheffing te verleenen. Bij het tot-stand-komen dezer verordening werd de bedoeling kenbaar gemaakt, deze ontheffing te verleenen aan alle exploitanten die voldoende medewerking verleenden in den strijd tegen het drankmisbruik. De slui ting zou echter onverbiddelijk worden toei gepast op die gelegenheden, waarin men niet ernstig medewerkte om het drankmis bruik te weren. Het is duidelijk, dat bij geheele sluiting de contróle op de naleving der verordening ook vee! gemakkelijker is dan bij een ver ordening, als het Leidsche tapverbod beteo- kent Voor het geval alzoo men meent, dat zon der eenige verordening te Leiden niet vol doende gewaakt kan worden tegen drankmis bruik op Zaterdagmiddag en Zondag, zou toch nog wei een beter middel, om tegen dit euvel te' waken, te vinden zijn dan de ver ordening, waarvan de voorstellers om al de. bovengenoemde redenen de Intrekking wen- schelijk achten. Leiden, 1 Nov. 1023. j De macht van het ijzer. In de Nederl. Duilsche Vereeniging hield In het Volkshuis voor een talrijk gehoot, professor dr. Kessner van de Techmsche Hoogeschool te Berlijn een interessante, voordracht over het onderwerp: „Die Welt- macht des Eisens". Na een inleiding over de economische be teekenis van de ijzerindustrie voor onze ge heele samenleving, werden de ertsbekkens van Duitschland besproken en zou in een film het verkrijgen van hel ijzererts in de mijn Grasz-Büllen, die tot de Ilseder smelterij behoort, vertoond worden. Helaas is deze film met een anderen, die mede tot de interessantste behoorde, en hel gielen van staal aanschouwelijk moest maken, ten gevolge van de politieke omstandigheden in Duitschland niel over de grenzen gekomen. Daar de Dilitsche ertsen op verre na niet voldoende zijn om in de behoefte aan ijzer in Duitschland te voorzien, werden voor den oorlog uil Zweden, Spanje, Afrika en vele andere landen ijzerertsen ingevoerd. Wij zagen in beeld den voor het verladen van de ertsen dienenden modernen kolenlap, en de inrichtingen ter verscheping, daar onder ook de grootste van de wereld, die de Duitsche machinefabriek A. G. voor Thys- sen in Rotterdam bouwt. In de eerste film zagen wij, hoe het ruwe ijzer uit het erts gewonnen wordt in de Sophienhutle der Buderuswerkcn in Weiz- lar. Door middel van zich voor '1 oog van de toeschouwers ontwikkelende teekeningen, door spreker ingevoerd, zoogenaamde Arick- films, werd aanschouwelijk gemaakt, hoe de lagen in den hoogoven worden gelegd, het verloop van het hoogovenproces en de warmtebalans. De tweede film toonde, even eens door Arickfilms, het verloop van een Thomasladmg in het staalwerk der' Peineï walswerken In het derde deel zagen wij het verkrij gen van slaat uit de smeltkroes en het elec- tro-staalwerk in de inrichting van Böhlef,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1923 | | pagina 1