In verkeerde Schoenen.
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 27 Ootober.
Derde Blad. Anno 1923.
TWEEDE KAMER.
No. 19521.
De noleeriog iler gemeente Lelden,
FEUILLETON.
ringen moeten voor hun behoud onder grond
waterpeil worden gehouden. In Rotterdam
lijn leer «melige gebreken aan fundeerin-
gen toegebracht, die nog met den dag verer
geren, doordat de bemalen rloleering het
water onder de etraat en de hulzen afmaalt,
hit een peil, lager dan den bovenkant dezer
fundeering. Daarom le volgenB den rappor
teur het door den directeur van Gemeente
werken ontworpen „Boogkanaal", in de
•ladaultbreiding „Noord" al» een besliste
noodzaak te beschouwen.
Komende tot de boezemvervuiling merkt
de «teller van het rapport op, dat deze haar
ontslaan dankt aan tal van oorzaken waar
van do volgende de voornaamste zijn: a.
het boezemwater komt reeds In een eenig3-
zlns vervuilden toestand de Blad binnen;
b. alle inwoners brengen al hun vloeibaren
en een groot deel van den vasten afval op
het openbaar water; c. de industrie in Lel
den doet, eveneens, zonder de minste be
perking, hetzelfde. Het sub a genoemde
euvel is niet het ergste. Het kan trouwens
alleen bestreden worden door maatregelen
door het hooger bestuur of door Rijnland
te nemen.
Wat sub b aangaat, de hoeveelheid wa
ter door de Leidsche Duinwaterleiding aan
gevoerd, is een maatslaf voor de vervuiling
uit dezen hoofde ontstaan. Gerekend kan
worden op 4300 M3. Dit water komt schoon
in de huizen en verlaat het vervuild als
z.g. „manege-water". Het wordt gebruikt
voor spoelwater, voor waterclosets, goot
steen en keukenafvalwater. Het keuken
afvalwater als bevattende onverteerbare
etensresten, vetten e.d., is het meest scha;
delijk te achten, het schrobwater en wasch-
water alsmede het closetwater zijn wat min
der gevaarlijk.
Er ontstaat uit dezen hoofde" door de
05.000 inwoners bij elkaar al reeds een aan
zienlijke vervuiling.
Het is overal uiterst moeilijk juiste ge
gevens te verkrijgen over de hoeveelheid
industriewater, die de verschillende bedrij-
van leveren, omdat het in den regel niet
over een watermeter loopt, maar afkomstig
is of uit den boezem of uit de eigen gesla-
geif bronnen. Dat de industrie méér water
op de uren van het maximum verbruik le
vert dan alle inwoners bij elkaar is uit de
berekeningen en de opgaven den rappor
teur verstrekt, zeer waarschijnlijk.
Wat is nu de invloed van dit industrie-
water op den geheelen toestand?
Deze vraag dient naar twee richtingen
beantwoord te worden. Er moet worden
nagegaan waar de hoofdbronnen der ver
vuiling liggen en er dient een oordeel te
worden uitgesproken over den aard der ver
vuiling, alsmede over het ongerief, resp. ge
vaar, dat deze voor de omgeving ver
oorzaakt
Binnen de stadsgrachten levert de in
dustrie haar contingent vervuild water vrij
wel binnen de kern der stad. Terwijl in de
breedere wateren met eenigszins gunstigen
afvoer naar Katwijk, de toestand betrekke
lijk dragelijk is, kan men op plaatsen van
sterk geconcenlreerden industriewater-aan
voer en geringen stroom een meermalen er
gerlijke vervuiling waarnemen. Het Leven
daal slaat in zijn vervuiling, ook volgens
den heer Van der S. van O., het record.
Bemaling le Katwijk geeft voor de grachten
der binnenstad slechts weinig. Bovendien
verplaatst het vuile water uit het Leven
daal zich te weinig en daardoor zal het
Rapenburg nog erger worden. Afdoende op
lossing van het rioleeringsvraagstuk kan
bemaling te Katwijk in ieder geval niet
geven.
Dat het inderdaad wel hoofdzakelijk de
industrie is, die den toestand binnen de
Singelgrachten zoo hachelijk maakt, kan
meg, volgens den rapporteur, het beste op
merken op dubbele feestdagen. De toestand
is juist op die dagen (met uitzondering van
Levendaal, Steenschuur en Rapenburg) be
langrijk beter dan op eenigen anderen dag
van het jaar.
Tot de vervuiling van den boezem dragen
de navolgende industrieën het meest krach
tig bij: katoenweverijen, wol- en lakenfa
brieken. ververijen en drukkerijen, Bajetfa-
brieken, fabrieken van verduurzaamde le
vensmiddelen, melkinrichtingen, wassche-
rijen en bleelcerijen, zeepfabrieken en een
slachthuis, hoewel zooalsin het rapport
nader wordt aangetoond, deze industrieën
ook onderling nog verschillen, wat den aard
en den graad der vervuiling betreft.
Gemiddeld per dag is het aantal kubieke
Meters verontreinigend manege-water en In
dustriewater, dat in de grachten loopt 5450.
Afdoende verbetering kan alleen verkregen
worden, wanneer de stadsgrachten zooveel
mogelijk van dit water worden ontlast en
het na de reiniging, sterk verdund daar
heen wordt geleid, waar het op regelmatige
wijze afgevoerd kan worden.
(Vervolg v a d gisteren)»
De Vlootwet.
De heer SCHOKKING (C.-H.) bespeekt
de geruchten over dreigementen van den
Minister, gelijk die in „Het Vaderland" en
het „Handelsblad" zijn meegedeeld. Spr.
leest hat eerste bericht van Het Vaderland
van Zaterdag jl. voor en daarna de aan
vulling van 22 October. Daarin werd met
teruggenomen hetgeen „nieuw" werd gfe-
acht in het eerste. Ondanks alle tegenspraak
houdt men het vol en spr. verklaart daar
om dit: Zonder meer kan ik verklaren dat
noch zijdelings noch rechtstreeks één woord
een brief of een wenk van de Christelijk-
Historischen is uitgegaan.
De heer DRESSELHUYS (V.-B.). Daar
loopt het niet over.
De heer SCHOKKING (C.-H.). Dat is
nu het leugenachtige. Er staat in dat de
Christelijk-Historischen hebben meegedeeld
dat zij op geen samenwerking meer prijs
zouden stellen.
De heer DRESSELHUYS (V.-B.) Dat
heeft de Premier meegedeeldl (Rumoer)
De heer SCHOKKING (C.-H.) In elk ge
val acht ik het noodig te verklaren wat ik
verklaard heb. Wat de houding van het
Kabinet zou zijn bij verwerping, dat weet
leder. (Rumoer)
Ik weet niet wat de Premier heeft ge
zegd. (Geroep: Juist, dat is het).
(Rumoer. Geroep: Zie de „Maasbode" van
gisteravond).
De heer SCHOKKING (C.-H.): Ik heb met
de „Maasbode" niets te maken. (Groot ge
lach).
De heer VAN SCHAIK (R.-K.) zegt dat
men getracht heeft een indruk te wekken
dat er een diepgaand verschil van inzicht
ten aanzien van de defensie bestaat tus-
schen de deelen der rechterzijde. Dat is niet
juist. Principieel gaat spr. mede met de
heeren Schokking en Rutgers. Het verschil
schuilt in de draagwijdte van dit ontwerp.
In de tweede plaats is het argument ge
bruikt dat men door verwerping tegenover
het buitenland den indruk zou wekken dat
men Nederland en Indié niet meer wil ver
dedigen. Dit argument zegt spr. niets. Even
min als hij dit ontwerp wil aannemen om
een goeden indruk te maken, wil hij het
aannemen om een slechten indruk te voor
komen.
Spr. beschouwt dit ontwerp naar zijn
merites en anders niet.
De financieele beschouwingen heeft spr.
met belangstelling gehoord. De rede -van
den heer Colijn had geen lacune en liet aan
duidelijkheid niets te wenschen over. Als
wij dit ontwerp aannemen, hinden wij ons
aan financieele verplichtingen, terwijl de
middelen er nog niet eens zijn om de be
grooting sluiten te maken. Wij houden ons
aan de materieele kosten van klein mate
rieel en leer-vliegtuigen. Wat dit laatste
betreft heeft de Minister een toezegging ge
daan, die echter niet leidde tot hetgeen spr.
wenschte. Spr. heeft bezwaar dat de Kroon
de bevoegdheid heeft het aantal leervlieg-
tuigen te bepalen, zoodat de kosten impera
tief ten laste van de begrooling komen.
De aanvulling van materieel, dat in on-
gereede Is geraakt, zal ook plaats hebben i
zonder goedkeuring der Kamer. Wanneer
dus een schip verbrandt, kan de Regee
ring een nieuw laten bouwen zonder goed
keuring der Staten-Generaal.
Het personeel van de vloot zal worden
uitgebreid, zoodat de bedrijfskosten auto
matisch zullen groeien.
Spr, komt op tegen de voorstelling, dat
dit ontwerp geen zwaardere lasten voor Ne
derland met zich brengt. In de tweede zes
jaar zullen wij de kosten hebben voor de
aanvulling .van de vloot, zoodat wij na
twaalf jaar met een groote schuld zullen
„Ende desespereert nimmerI"
zitten van pl.m. 70 millioen, of wij hebben
ze uit andere middelen betaald.
Als er achterstand is bij de vloot, wiens
schuld is dal dan Uit die theorie volgi
echter natuurlijk, dat de kosten grooler zul
len zijn dan wij tot nu toe aan de vloot be
sleden. Deze Vlootwet brengt ontegenzegge
lijk een verzwaring van de lasten van Ne
derland en spreker vraagt of het aangaat,
die toe te passen, terwijl aan alle kanten
wordt bezuinigd.
In de tweede plaats de gebondenheid door
dit ontwerp. Spr meent dal het hier geen
commercieele taktiek i9 wij binden ons
voor zes jaar. Er zit een tegenstrijdigheid
In de Regeering wenscht gebondenheid om
niet 't gevaar te loopen van de zelfstandig
heid van de Kamer, maar de Regeering
vindt die gebondenheid niet gewichtig.
Aan den invloed op het fonds hecht spr.
niets. Op de annuïteiten hebben wij geen in
vloed meer. Alleen een motie ware mogelijk.
Spr. stelt in het militaire vraagstuk de
vrijheid der Kamer boven alles.
De Indische consequenties acht spr. min
der moeilijk te voorkomen, omdat de ver
antwoordelijkheid gedeeltelijk gedeeld wordt
door de Indische Regeering.
Het wetsontwerp, in wezen en gevolgen,
Is te bezwarend, het bindt technisch en fi
nancieel voor te langen tijd, laat de Sta-
ten-Generaal niet vrij in zijn beslissing en
spr. heeft er derhalve overwegende bezwa
ren tegen en kan de consekwenties er van
niet aanvaarden.
De heer RUTGERS (A.-R.) bespreekt ook
de kwestie van „Het Vaderland". Hij kan
verklaren, dat zijnerzijds geen enkele ver
klaring is gedaan ten aanzien van de Coa
litie ,na eventueele verwerping der Vloot
wet.
De heer KUIPER (R.-K.) handhaaft zijn
bezwaren tegen deze wet, omdat deze niet
zijD weerlegd. Bovendien zijn geweten ver
biedt hem voor de wet te stemmen.
De heer KETELAAR (V.-D.) bespreekt de
berichten over de pressie der Regeering, eo
in verband hiermede citeert hij de „Maas-,
bode". Na de verklaring der heeren Schok
king en Ruigere vraagt spr. den Minister of
hij dergelijke verklaringen heeft gezonden
of doen zenden en zoo ja, op welken grond
heeft de Minister verklaart of doen verkla
ren, dat een rechtsch Coalitie-Kabinet niet
meer mogelijk zou zijn na verwerping van
de Vlootwet.
Minister RUYS herhaalt de wenschelijk-
heid, dat de Vlootwet spoedig werd afgedaan
Spr. beklaagt er zich over, dat men zijn zin
nen herhaaldelijk uit hun verband heeft ge
rukt.
Spr. beantwoordt den heer Ketelaar. In
aansluiting op hetgeen de heeren Schokking
en Rutgers hebben gezegd, zegt spr., dat
door hem geen enkele mededeeling van
Christ.-Historische of Anti-Revolutionaire
Partij Ia ontvangen van den inhoud zooala
in het „Vaderland" is genoemd. Daarvan Is
uit den aard der zaak dus ook nooit aan
anderen mededeeling van gedaan.
Als lid der Katholieke Staatspartij heeft
6pr. er steeds een genoegen in gevonden,
goede relaties te hebben met zijn partij
Die relaties zijn gebleven. Herhaaldelijk
heeft hij mededeclingcn gedaan en herhaal
delijk zijn hem uit het land door de pere
vragen gesteld. Aangezien hij dikwijls met
één mededeeling kon volstaan, heeft hij een
beroep gedaan op de Journalistenorganisatie
om medewerking te verleenen voor de distri
butie. Zulks Is tot zijn genoegen geschied.
Zoo heeft spr. naar aanleiding van 't feit
dat er onzekerheid be9tond ten aanzien van
de Vlootwet, ophelderingen gegeven. Ge-<
vraagd werd, wat gebeurt er als de Vlootwet
valtwat gebeurt er als het kabinet valt en
wat komt er dan
Spr. fyeeft toen medegedeeld dat bij ver
werping van het Vloolontwerp het geheele
Kabinet aftreedt. „Op grond van te mijner
beschikking staande gegevens is de moge
lijkheid van een Kabinet, gesteund door de
I Een on werp voer 6e rioieerlng eener laag
pp ktri #r->ndwaler gelegen riad alt Leiden
lang», n**i de rapoorteui' opmerkt, zoo
pauw aacy.n met de hoogte van den water
stand, dat men. om een plan op te zetten,
dan waterstaatkundigen toestand moet
pennen.
Teneinde afwatering op den boezem mo
gelijk te maken, moet het land natuurlijk
tooger dan dien boezem liggen. De stad ligt
Xcet uitzondering van enkele deelen, zooals
Breestraat, Haarl.straat en Burcht, die be
langrijk hooger liggen dan de rest, op ruim
P.85 M. boven den normalen boezemstand,
dus op ruim 0.25 M. N. A. P. J3ij de
stadsuitbreiding is men zoo verstandig ge
dweest het terrein op te hoogen.
Op enkele uitzonderingen na weigeren de
polderbesturen dat hun water door riool- of
industriewater verontreinigd wordt. Een
uitzondering op dien regel is bij de riolee-
ring van de Rijndijkstraat te vinden, waar
toog rioolwater afloopt op den Rodenburger
polder. Overigens loopt al het rioolwater
yan 65.000 inwoners en van de talrijke zeer
groote fabrieken uit Leiden af op Rijnlands
boezem. Dit punt ligt aan den wortel van
al het kwaad. Rijnland, dat een groot ge
deelte van Zuid- en een klein gedeelte van
Noord-Holland omvat, laat nog iedere boe
zemvervuiling toe. De totale bevolking van
Rijnland omvat twee groote steden (Leiden
til Haarlem), eenige minder groote gemeen
ten, als Gouda, Katwijk, het complex Alphen
en verder talrijke dichtbevolkte streken. In
totaal brengen ruim 330,000 inwoners, als
mede groote, krachtige industrieën al hun
riool- en industriewater op den boezem.
,Was Rijnlands boezem gelijk een stroom,
jdie steeds schoon water aanvoerde en het
yervuilde water regelmatig afvoerde, dan
Zou er geen reden te klagen 'zijn. De moeite
zit hem juist in het tegendeel. Een der
meest onaangename factoren is wel deze,
dat er op talrijke punten „stroomverlam-
ming" plaats vindt. Verder is het bijna stil
staande water ook een speelbal, der winden,
zoodat niet één uitgesproken doorgaande
Uroom optreedt. De gevolgen van dien toe
stand zijn voldoende bekend. Speciaal op
not einde van 1920 waren, bij de toen heer-
schende langdurige droogte de uitwasemin
gen buitengewoon hinderlijk.
Verergerd wordt deze toestand nog wan-
Seer bij langdurige droogte alleen water te
ouda in Rijnland wordt ingelaten en geen
Joozing te Katwijk of elders stroom aan het
iwater verleent
Haast onnoodig te zeggen dat dempen en
'/overkluizen van straten het kwaad niet
wegnemen, maar alleen verplaatsen. Het
Stoomgemaal van Rijnland te Katwijk in
jerking stellen, kan evenmin afdoende be-
Srschap brengen.
Het middel der extra afmaling kan, als
secundair middel voor een enkele hoofd
gracht ,die in hoofdzaak Oost-West loopt,
wel eenige verbetering brengen, doch als
panacee tegen de kwaal komt het niet in
aanmerking.
Naar gegevens van den ingenieur van
Rijnland bedroegen de kosten voor deze be
maling vóór den oorlog f 250 per etmaal,
dov.h zouden deze na den oorlog circa f 1900
per etmaal moeten bedragen.
Het eenige afdoende middel, dat hier baal
kan brengen is: de vervuiling voorkomen,
dus het rioolwater op te vangen voor het de
stadswateren bereikt, het water door een
stel ondergrondscbe leidingen (riolen) naar
een centraal punt leiden, het daar, geheel
of gedeeltelijk reinigen om het dan sterk
verdund, venier af te yoeren en wel op zoo
danige wijze, dat niemand, redelijkerwijze
gesproken, daarvan last kan hebben.
Bij een betrekkelijk laag gelegen stad als
Leiden is een zoodanig syrsteem van riolee-
ring alleen le verwezenlijken als men ter
verkrijging van het verval in de leidingen
de rioleering gaat bemalen on In dit ver
band is het beslist noodig om een en ander
omtrent den grondwaterstand na te gaan,
teneinde de groote schade te voorkomen, die
bij een niet zorgvuldig overwogen uilvoering
der bemaling daarvan het gevolg zou kun
nen worden. Op het afschrikwekkend voor
beeld dat Rotterdam in deze biedt, wordt
door den heer v. d. S. van O. in dit verband
gewezen. De bovenkant der houten fundee
Naar het En^elsch, door BERTA RUCK,
-(Nadruk verboden)).
42)
Hij bewoog even. onrustig.
„Wou zij liever niet naar die Bryn?" zei
hij met scherpe 6tenu Waarom ter wereld,
waarom niet?"
„Omdat zij zoo gelukkig was en een
prachtig mooi aanbod uit Amerika had
gekregen, een mooie betrekking. En daar
enboven, omdat, ja, omdat zij verlegen
wasl"
„Verlegen!'- riep hij uit. Ik meende een
toon van ongeloof te hooren in zijn mis
troostige stem.
„Zij zei, dat zij verlegen zou wezen",
vertelde ik hem. „Het was haar soort niet»
zei ze. En toen." Ik kuchte, want nu kwam
een moeilijk gedeelte om te vertellen.
„Toen vroeg zij mij alles over mijzeive en
wat ik ging doen. En toen, wij hadden ge
luncht en waren dicht bij Camrys, toen zei
ze, dat wij moesten ruilen."
„Ruilen. Zei ze dat?" vroeg hij.
„Jaze zei, dat ik naar uw familie moest
gaan en mij voor haar uitgeven zeggen
flat ik uw weduwe was. Ik moest haar
plaats bekleeden..."
„Welzoo. En zij zou Uw plaats vervul
len als kinder]uffrouw?'4
„Neon, neen 1" zei ik, ongeduldig hot
hoofd schuddende. ,,ZiJ zou naar Liverpool
terugkeer en na dat aanbod van een cine
ma-firma in Amerika aannemen. Dat was
haar plan."
Een korte pauze. Ik keek naar zijn ge
zicht. „Ik geloof niet, dat u er een woord
van gelooft I" zei ik wanhopig.
Heel vriendelijk, gaf hij toe: ,,Ik moet
zeggen, diat het mij tot nu toe buitenge
woon ver gezocht lijkt."
„Ja, maar dat is nog niets, neen niet®,
bij hetgeen er later komt II" antwoorddo
Ik, somber het hoofd schuddende. „Het
wordt ve«el verder gezoc-ht, later..."
„Welnu, laat ons in leder geval eens hoo
ren. U wist, dat u toestemde om met mijn
vrouw van positie te ruilen."
„Toestemde?" viel tk hem in de rede,
zenuwachtig met mijn voeten op het kleed
stampende. „Ik heb er nooit In toege
stemd, nooitIk wou er niets van hooren.
En dat zei ik tot haaT. En toen kwamen
wij te Oamrys, en wat denkt u, dat er
toen gebeurde? Zij duwde mij onverhoeds
den wagon uit op het perron en liet mij
daar staan!"
,,Zij duwde u er uit? Hoe deed zij datt
Door het raampje misschien?"
„Neen, neen, natuurlijk niet. Zij deed
het portier open, aoo" ik bootste het ge-
baar na van een portier open te doen.
„Zij zei, dat wij uitstappen moesten. Zij
ging er met mij uit. Toen sprong zij er op
Eet laatste oogenblik weer in. En rij liet
mij staan, met het valles, op heb perron.
BesTijpt ii het nu?"
Hij zei nieta.
„En daar stond ik te dachten", ging ik"
voort. „En een oOgenbllk daarna zag Ik'
die menschen, waar lk te Llandedwvdd hl
betrekking soa gaan, het station Mnnen
komend
Kapitein Meredith viel mij weer in de
rede. „Mag ik vragen waarom u u ni©t
tot hen wendde en hun de geheele ge
schiedenis vertelde ?"-
„Mag ik u vragen of u die menschen
kent?" gaf ik bits ten antwoord. „Hun
naam is SutcliffeSmith en rij wonen op
dc Hall."
„O, die nieuwe huurders", zei kapitein
Meredith en een klein toontje in zijn stem
bewees mij, dat hij die vreeselijke men
schen ontmoet had.
„Nu, dan begrijpt u misschien waarom
ik bun met geen mogelijkheid iets kon ver
telen", zei ik met nadruk. „Ik gjng dus
met den volgenden trein verder naar
Llandedwydd."
„O, zoo! Toen besloot u dun maar het
aanbod van mijn vrouw aan te nemen en
in haar schoenen te Btappen."
„Neen, volstrekt niet. Dat deed ik nooit.
Nooit, nooit had ik haar schoenen of iets
van. haar noodig. Ik ging door, gedeelte
lijk omdat rij verdwenen was en ik alles
aan uw vader en moeder wou Verklaren.
„Welnu?" zei hij en hief zijn donkere
hoofd een klein beetje op. „En waarom
dleedt u dat dan niet?"
)rJa, waarom niet? Omdat, n hemel 1 om
dat de eene ellende volgde op de andere 1"
riep lk met een zucht van uitputting,
„^n eerste. Sir Richard haalde mij af en
n weet Hj Is doof. Toen, toen lk in buis
kwam, waren et toenschen bij' uw moeder.
En dan was er een ontsnapte Duitsche
krijgsgevangene hi mijn kamer..."
„Ja, daar heb Ik van gehoond en diat
flauw viel en u bezeerde en eenigen trijd
hee! naar was. Dab heeft mijn moeder nrfl
verteld,^ eef kapitein Meredith op een
toon of dit het eeoige gedeelte van het
verhaal was, dat hij in staat was te geloo-
ven. ^„Maar toen u weer beter was, Juf
vrouw Whitelands", voegde hij er bij,
„waarom heeft u hun toen goen verklaring
gegeven?"
„Dat heb ik gedaan, ik heb er mijn best
voor gedaan. Ik heb heb alles opgoschre-
ven 1 Ik heb er alles aan gedaan 1 Zij dach
ten, dat ik mijn geheugen kwijt was. Ik
kon hun geen woord doen gelooven van
wat ik zei."
„Heeft u bepaald uw best gedaan, Juf
frouw Whitelands?" zei de jonge man op
een half spottenden, half verachtelijken
toon. „Kom, komEr waren toch een
massa dingen, die het konden uitmaken 1
Uw eigen bagage bijvoorbeeld?"
„Die ging met uw vrouw mee naar
Aberystwyth. Maar ik had niet veel. En
kele dingen maar. Het was niets meer
dan een tasch, die ik mede kon nemen In
den wagon, en zelfs eonder adres l"
„Hoe jammer", zei hij bedaard. „En hoo
lang is u op de Bryn geweest, een dag of
veertien? En nog steeds kon u geen gele
genheid vinden hun te doen inzien, wat er
gobeurd was? Ach kom, Juffrouw White
lands, ach kom f
De kalme beredeneerdheid van rijn sleSI
begon mij opnieuw krankzinnig te maken.
Ik sprong overeind en riep: „Welnu, er
Is In ieder geval één middel om de raak
nJl te maken."
Hij tag mij aam boen daar statud, met
mijn besluit gereed.
„Wat meent a?*4
„Ik meen, dat uW oudert na In iedef
geval wel rallen gelooven wat tfc regl ZM
mogen 'denken, aab niet Weet wte tM
ben, maar rij zullen begrijpen, dab u weet
of ik uw vrouw ben ja of neen", riep ik
uit. „Zij kunnen toch niet aannemen, dat
u ook uw geheugen kwijt is I Als u hun
vertelt, dat alles, wat lk hun verteld heb,
ook dat ik u nooit gezien had, waarheid
Is, do geheele waarheid en niets dan do
waarheid, dan rijn rij toch wel gedwongen
bet te gelooven 1 Nietwaar?" Ik kon niet
nalaten in mijn banden te klappen en met
een zucht van verlichting te denken, dat
dit warnet eindelijk losgemaakt zou wor
den. „Laten wij het dadelijk aan uw ouders
gaan vertellen 1" drong ik verlangend aan.
„Wees zoo goed mee to gaanl Lady Me
redith zal wel in haar kameT zijn. (dat
had ik dien avond al eens meer gezegd)..
„Ga nu mee en vertel bet haar."
Maar hij scheen rioh niet zoo-te haasten
als ik.
„Wacht even", zei hij langzaam. „Ik
moet er eerst erven over denken."
Langzaam stond hij op. Steeds met rijn
vinger aan dat kleine kneveltje, begon bij
de kamer op en neer te loopen.
Tk stond aan den anderen Ikant van def
kamer tegen het bed golound en keek hem
aan. En ik kon niet nalaten op te merken
hoe licht en vlug hij zich bewoog, niette
genstaande hij een klein beetje kreupel
Sep. Hij was een lange jonge man en dié
bruine laarzen zouden onmetelijk groot lij
ken bij een van die kleine schoentjes met
booge hakken van mij en toch bewoog bij
rich tonder geweld te maken, heel anders
dan de femme de chambre met haar klei
ne voetjes, die mij lederen morgen mijn
petit de jeune* brengt.
'".W- H (WoriRLw«oj|ri£