In verkeerde Schoenen. LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 27 Ootober. Derde Blad. Anno 1923. TWEEDE KAMER. No. 19521. De noleeriog iler gemeente Lelden, FEUILLETON. ringen moeten voor hun behoud onder grond waterpeil worden gehouden. In Rotterdam lijn leer «melige gebreken aan fundeerin- gen toegebracht, die nog met den dag verer geren, doordat de bemalen rloleering het water onder de etraat en de hulzen afmaalt, hit een peil, lager dan den bovenkant dezer fundeering. Daarom le volgenB den rappor teur het door den directeur van Gemeente werken ontworpen „Boogkanaal", in de •ladaultbreiding „Noord" al» een besliste noodzaak te beschouwen. Komende tot de boezemvervuiling merkt de «teller van het rapport op, dat deze haar ontslaan dankt aan tal van oorzaken waar van do volgende de voornaamste zijn: a. het boezemwater komt reeds In een eenig3- zlns vervuilden toestand de Blad binnen; b. alle inwoners brengen al hun vloeibaren en een groot deel van den vasten afval op het openbaar water; c. de industrie in Lel den doet, eveneens, zonder de minste be perking, hetzelfde. Het sub a genoemde euvel is niet het ergste. Het kan trouwens alleen bestreden worden door maatregelen door het hooger bestuur of door Rijnland te nemen. Wat sub b aangaat, de hoeveelheid wa ter door de Leidsche Duinwaterleiding aan gevoerd, is een maatslaf voor de vervuiling uit dezen hoofde ontstaan. Gerekend kan worden op 4300 M3. Dit water komt schoon in de huizen en verlaat het vervuild als z.g. „manege-water". Het wordt gebruikt voor spoelwater, voor waterclosets, goot steen en keukenafvalwater. Het keuken afvalwater als bevattende onverteerbare etensresten, vetten e.d., is het meest scha; delijk te achten, het schrobwater en wasch- water alsmede het closetwater zijn wat min der gevaarlijk. Er ontstaat uit dezen hoofde" door de 05.000 inwoners bij elkaar al reeds een aan zienlijke vervuiling. Het is overal uiterst moeilijk juiste ge gevens te verkrijgen over de hoeveelheid industriewater, die de verschillende bedrij- van leveren, omdat het in den regel niet over een watermeter loopt, maar afkomstig is of uit den boezem of uit de eigen gesla- geif bronnen. Dat de industrie méér water op de uren van het maximum verbruik le vert dan alle inwoners bij elkaar is uit de berekeningen en de opgaven den rappor teur verstrekt, zeer waarschijnlijk. Wat is nu de invloed van dit industrie- water op den geheelen toestand? Deze vraag dient naar twee richtingen beantwoord te worden. Er moet worden nagegaan waar de hoofdbronnen der ver vuiling liggen en er dient een oordeel te worden uitgesproken over den aard der ver vuiling, alsmede over het ongerief, resp. ge vaar, dat deze voor de omgeving ver oorzaakt Binnen de stadsgrachten levert de in dustrie haar contingent vervuild water vrij wel binnen de kern der stad. Terwijl in de breedere wateren met eenigszins gunstigen afvoer naar Katwijk, de toestand betrekke lijk dragelijk is, kan men op plaatsen van sterk geconcenlreerden industriewater-aan voer en geringen stroom een meermalen er gerlijke vervuiling waarnemen. Het Leven daal slaat in zijn vervuiling, ook volgens den heer Van der S. van O., het record. Bemaling le Katwijk geeft voor de grachten der binnenstad slechts weinig. Bovendien verplaatst het vuile water uit het Leven daal zich te weinig en daardoor zal het Rapenburg nog erger worden. Afdoende op lossing van het rioleeringsvraagstuk kan bemaling te Katwijk in ieder geval niet geven. Dat het inderdaad wel hoofdzakelijk de industrie is, die den toestand binnen de Singelgrachten zoo hachelijk maakt, kan meg, volgens den rapporteur, het beste op merken op dubbele feestdagen. De toestand is juist op die dagen (met uitzondering van Levendaal, Steenschuur en Rapenburg) be langrijk beter dan op eenigen anderen dag van het jaar. Tot de vervuiling van den boezem dragen de navolgende industrieën het meest krach tig bij: katoenweverijen, wol- en lakenfa brieken. ververijen en drukkerijen, Bajetfa- brieken, fabrieken van verduurzaamde le vensmiddelen, melkinrichtingen, wassche- rijen en bleelcerijen, zeepfabrieken en een slachthuis, hoewel zooalsin het rapport nader wordt aangetoond, deze industrieën ook onderling nog verschillen, wat den aard en den graad der vervuiling betreft. Gemiddeld per dag is het aantal kubieke Meters verontreinigend manege-water en In dustriewater, dat in de grachten loopt 5450. Afdoende verbetering kan alleen verkregen worden, wanneer de stadsgrachten zooveel mogelijk van dit water worden ontlast en het na de reiniging, sterk verdund daar heen wordt geleid, waar het op regelmatige wijze afgevoerd kan worden. (Vervolg v a d gisteren)» De Vlootwet. De heer SCHOKKING (C.-H.) bespeekt de geruchten over dreigementen van den Minister, gelijk die in „Het Vaderland" en het „Handelsblad" zijn meegedeeld. Spr. leest hat eerste bericht van Het Vaderland van Zaterdag jl. voor en daarna de aan vulling van 22 October. Daarin werd met teruggenomen hetgeen „nieuw" werd gfe- acht in het eerste. Ondanks alle tegenspraak houdt men het vol en spr. verklaart daar om dit: Zonder meer kan ik verklaren dat noch zijdelings noch rechtstreeks één woord een brief of een wenk van de Christelijk- Historischen is uitgegaan. De heer DRESSELHUYS (V.-B.). Daar loopt het niet over. De heer SCHOKKING (C.-H.). Dat is nu het leugenachtige. Er staat in dat de Christelijk-Historischen hebben meegedeeld dat zij op geen samenwerking meer prijs zouden stellen. De heer DRESSELHUYS (V.-B.) Dat heeft de Premier meegedeeldl (Rumoer) De heer SCHOKKING (C.-H.) In elk ge val acht ik het noodig te verklaren wat ik verklaard heb. Wat de houding van het Kabinet zou zijn bij verwerping, dat weet leder. (Rumoer) Ik weet niet wat de Premier heeft ge zegd. (Geroep: Juist, dat is het). (Rumoer. Geroep: Zie de „Maasbode" van gisteravond). De heer SCHOKKING (C.-H.): Ik heb met de „Maasbode" niets te maken. (Groot ge lach). De heer VAN SCHAIK (R.-K.) zegt dat men getracht heeft een indruk te wekken dat er een diepgaand verschil van inzicht ten aanzien van de defensie bestaat tus- schen de deelen der rechterzijde. Dat is niet juist. Principieel gaat spr. mede met de heeren Schokking en Rutgers. Het verschil schuilt in de draagwijdte van dit ontwerp. In de tweede plaats is het argument ge bruikt dat men door verwerping tegenover het buitenland den indruk zou wekken dat men Nederland en Indié niet meer wil ver dedigen. Dit argument zegt spr. niets. Even min als hij dit ontwerp wil aannemen om een goeden indruk te maken, wil hij het aannemen om een slechten indruk te voor komen. Spr. beschouwt dit ontwerp naar zijn merites en anders niet. De financieele beschouwingen heeft spr. met belangstelling gehoord. De rede -van den heer Colijn had geen lacune en liet aan duidelijkheid niets te wenschen over. Als wij dit ontwerp aannemen, hinden wij ons aan financieele verplichtingen, terwijl de middelen er nog niet eens zijn om de be grooting sluiten te maken. Wij houden ons aan de materieele kosten van klein mate rieel en leer-vliegtuigen. Wat dit laatste betreft heeft de Minister een toezegging ge daan, die echter niet leidde tot hetgeen spr. wenschte. Spr. heeft bezwaar dat de Kroon de bevoegdheid heeft het aantal leervlieg- tuigen te bepalen, zoodat de kosten impera tief ten laste van de begrooling komen. De aanvulling van materieel, dat in on- gereede Is geraakt, zal ook plaats hebben i zonder goedkeuring der Kamer. Wanneer dus een schip verbrandt, kan de Regee ring een nieuw laten bouwen zonder goed keuring der Staten-Generaal. Het personeel van de vloot zal worden uitgebreid, zoodat de bedrijfskosten auto matisch zullen groeien. Spr, komt op tegen de voorstelling, dat dit ontwerp geen zwaardere lasten voor Ne derland met zich brengt. In de tweede zes jaar zullen wij de kosten hebben voor de aanvulling .van de vloot, zoodat wij na twaalf jaar met een groote schuld zullen „Ende desespereert nimmerI" zitten van pl.m. 70 millioen, of wij hebben ze uit andere middelen betaald. Als er achterstand is bij de vloot, wiens schuld is dal dan Uit die theorie volgi echter natuurlijk, dat de kosten grooler zul len zijn dan wij tot nu toe aan de vloot be sleden. Deze Vlootwet brengt ontegenzegge lijk een verzwaring van de lasten van Ne derland en spreker vraagt of het aangaat, die toe te passen, terwijl aan alle kanten wordt bezuinigd. In de tweede plaats de gebondenheid door dit ontwerp. Spr meent dal het hier geen commercieele taktiek i9 wij binden ons voor zes jaar. Er zit een tegenstrijdigheid In de Regeering wenscht gebondenheid om niet 't gevaar te loopen van de zelfstandig heid van de Kamer, maar de Regeering vindt die gebondenheid niet gewichtig. Aan den invloed op het fonds hecht spr. niets. Op de annuïteiten hebben wij geen in vloed meer. Alleen een motie ware mogelijk. Spr. stelt in het militaire vraagstuk de vrijheid der Kamer boven alles. De Indische consequenties acht spr. min der moeilijk te voorkomen, omdat de ver antwoordelijkheid gedeeltelijk gedeeld wordt door de Indische Regeering. Het wetsontwerp, in wezen en gevolgen, Is te bezwarend, het bindt technisch en fi nancieel voor te langen tijd, laat de Sta- ten-Generaal niet vrij in zijn beslissing en spr. heeft er derhalve overwegende bezwa ren tegen en kan de consekwenties er van niet aanvaarden. De heer RUTGERS (A.-R.) bespreekt ook de kwestie van „Het Vaderland". Hij kan verklaren, dat zijnerzijds geen enkele ver klaring is gedaan ten aanzien van de Coa litie ,na eventueele verwerping der Vloot wet. De heer KUIPER (R.-K.) handhaaft zijn bezwaren tegen deze wet, omdat deze niet zijD weerlegd. Bovendien zijn geweten ver biedt hem voor de wet te stemmen. De heer KETELAAR (V.-D.) bespreekt de berichten over de pressie der Regeering, eo in verband hiermede citeert hij de „Maas-, bode". Na de verklaring der heeren Schok king en Ruigere vraagt spr. den Minister of hij dergelijke verklaringen heeft gezonden of doen zenden en zoo ja, op welken grond heeft de Minister verklaart of doen verkla ren, dat een rechtsch Coalitie-Kabinet niet meer mogelijk zou zijn na verwerping van de Vlootwet. Minister RUYS herhaalt de wenschelijk- heid, dat de Vlootwet spoedig werd afgedaan Spr. beklaagt er zich over, dat men zijn zin nen herhaaldelijk uit hun verband heeft ge rukt. Spr. beantwoordt den heer Ketelaar. In aansluiting op hetgeen de heeren Schokking en Rutgers hebben gezegd, zegt spr., dat door hem geen enkele mededeeling van Christ.-Historische of Anti-Revolutionaire Partij Ia ontvangen van den inhoud zooala in het „Vaderland" is genoemd. Daarvan Is uit den aard der zaak dus ook nooit aan anderen mededeeling van gedaan. Als lid der Katholieke Staatspartij heeft 6pr. er steeds een genoegen in gevonden, goede relaties te hebben met zijn partij Die relaties zijn gebleven. Herhaaldelijk heeft hij mededeclingcn gedaan en herhaal delijk zijn hem uit het land door de pere vragen gesteld. Aangezien hij dikwijls met één mededeeling kon volstaan, heeft hij een beroep gedaan op de Journalistenorganisatie om medewerking te verleenen voor de distri butie. Zulks Is tot zijn genoegen geschied. Zoo heeft spr. naar aanleiding van 't feit dat er onzekerheid be9tond ten aanzien van de Vlootwet, ophelderingen gegeven. Ge-< vraagd werd, wat gebeurt er als de Vlootwet valtwat gebeurt er als het kabinet valt en wat komt er dan Spr. fyeeft toen medegedeeld dat bij ver werping van het Vloolontwerp het geheele Kabinet aftreedt. „Op grond van te mijner beschikking staande gegevens is de moge lijkheid van een Kabinet, gesteund door de I Een on werp voer 6e rioieerlng eener laag pp ktri #r->ndwaler gelegen riad alt Leiden lang», n**i de rapoorteui' opmerkt, zoo pauw aacy.n met de hoogte van den water stand, dat men. om een plan op te zetten, dan waterstaatkundigen toestand moet pennen. Teneinde afwatering op den boezem mo gelijk te maken, moet het land natuurlijk tooger dan dien boezem liggen. De stad ligt Xcet uitzondering van enkele deelen, zooals Breestraat, Haarl.straat en Burcht, die be langrijk hooger liggen dan de rest, op ruim P.85 M. boven den normalen boezemstand, dus op ruim 0.25 M. N. A. P. J3ij de stadsuitbreiding is men zoo verstandig ge dweest het terrein op te hoogen. Op enkele uitzonderingen na weigeren de polderbesturen dat hun water door riool- of industriewater verontreinigd wordt. Een uitzondering op dien regel is bij de riolee- ring van de Rijndijkstraat te vinden, waar toog rioolwater afloopt op den Rodenburger polder. Overigens loopt al het rioolwater yan 65.000 inwoners en van de talrijke zeer groote fabrieken uit Leiden af op Rijnlands boezem. Dit punt ligt aan den wortel van al het kwaad. Rijnland, dat een groot ge deelte van Zuid- en een klein gedeelte van Noord-Holland omvat, laat nog iedere boe zemvervuiling toe. De totale bevolking van Rijnland omvat twee groote steden (Leiden til Haarlem), eenige minder groote gemeen ten, als Gouda, Katwijk, het complex Alphen en verder talrijke dichtbevolkte streken. In totaal brengen ruim 330,000 inwoners, als mede groote, krachtige industrieën al hun riool- en industriewater op den boezem. ,Was Rijnlands boezem gelijk een stroom, jdie steeds schoon water aanvoerde en het yervuilde water regelmatig afvoerde, dan Zou er geen reden te klagen 'zijn. De moeite zit hem juist in het tegendeel. Een der meest onaangename factoren is wel deze, dat er op talrijke punten „stroomverlam- ming" plaats vindt. Verder is het bijna stil staande water ook een speelbal, der winden, zoodat niet één uitgesproken doorgaande Uroom optreedt. De gevolgen van dien toe stand zijn voldoende bekend. Speciaal op not einde van 1920 waren, bij de toen heer- schende langdurige droogte de uitwasemin gen buitengewoon hinderlijk. Verergerd wordt deze toestand nog wan- Seer bij langdurige droogte alleen water te ouda in Rijnland wordt ingelaten en geen Joozing te Katwijk of elders stroom aan het iwater verleent Haast onnoodig te zeggen dat dempen en '/overkluizen van straten het kwaad niet wegnemen, maar alleen verplaatsen. Het Stoomgemaal van Rijnland te Katwijk in jerking stellen, kan evenmin afdoende be- Srschap brengen. Het middel der extra afmaling kan, als secundair middel voor een enkele hoofd gracht ,die in hoofdzaak Oost-West loopt, wel eenige verbetering brengen, doch als panacee tegen de kwaal komt het niet in aanmerking. Naar gegevens van den ingenieur van Rijnland bedroegen de kosten voor deze be maling vóór den oorlog f 250 per etmaal, dov.h zouden deze na den oorlog circa f 1900 per etmaal moeten bedragen. Het eenige afdoende middel, dat hier baal kan brengen is: de vervuiling voorkomen, dus het rioolwater op te vangen voor het de stadswateren bereikt, het water door een stel ondergrondscbe leidingen (riolen) naar een centraal punt leiden, het daar, geheel of gedeeltelijk reinigen om het dan sterk verdund, venier af te yoeren en wel op zoo danige wijze, dat niemand, redelijkerwijze gesproken, daarvan last kan hebben. Bij een betrekkelijk laag gelegen stad als Leiden is een zoodanig syrsteem van riolee- ring alleen le verwezenlijken als men ter verkrijging van het verval in de leidingen de rioleering gaat bemalen on In dit ver band is het beslist noodig om een en ander omtrent den grondwaterstand na te gaan, teneinde de groote schade te voorkomen, die bij een niet zorgvuldig overwogen uilvoering der bemaling daarvan het gevolg zou kun nen worden. Op het afschrikwekkend voor beeld dat Rotterdam in deze biedt, wordt door den heer v. d. S. van O. in dit verband gewezen. De bovenkant der houten fundee Naar het En^elsch, door BERTA RUCK, -(Nadruk verboden)). 42) Hij bewoog even. onrustig. „Wou zij liever niet naar die Bryn?" zei hij met scherpe 6tenu Waarom ter wereld, waarom niet?" „Omdat zij zoo gelukkig was en een prachtig mooi aanbod uit Amerika had gekregen, een mooie betrekking. En daar enboven, omdat, ja, omdat zij verlegen wasl" „Verlegen!'- riep hij uit. Ik meende een toon van ongeloof te hooren in zijn mis troostige stem. „Zij zei, dat zij verlegen zou wezen", vertelde ik hem. „Het was haar soort niet» zei ze. En toen." Ik kuchte, want nu kwam een moeilijk gedeelte om te vertellen. „Toen vroeg zij mij alles over mijzeive en wat ik ging doen. En toen, wij hadden ge luncht en waren dicht bij Camrys, toen zei ze, dat wij moesten ruilen." „Ruilen. Zei ze dat?" vroeg hij. „Jaze zei, dat ik naar uw familie moest gaan en mij voor haar uitgeven zeggen flat ik uw weduwe was. Ik moest haar plaats bekleeden..." „Welzoo. En zij zou Uw plaats vervul len als kinder]uffrouw?'4 „Neon, neen 1" zei ik, ongeduldig hot hoofd schuddende. ,,ZiJ zou naar Liverpool terugkeer en na dat aanbod van een cine ma-firma in Amerika aannemen. Dat was haar plan." Een korte pauze. Ik keek naar zijn ge zicht. „Ik geloof niet, dat u er een woord van gelooft I" zei ik wanhopig. Heel vriendelijk, gaf hij toe: ,,Ik moet zeggen, diat het mij tot nu toe buitenge woon ver gezocht lijkt." „Ja, maar dat is nog niets, neen niet®, bij hetgeen er later komt II" antwoorddo Ik, somber het hoofd schuddende. „Het wordt ve«el verder gezoc-ht, later..." „Welnu, laat ons in leder geval eens hoo ren. U wist, dat u toestemde om met mijn vrouw van positie te ruilen." „Toestemde?" viel tk hem in de rede, zenuwachtig met mijn voeten op het kleed stampende. „Ik heb er nooit In toege stemd, nooitIk wou er niets van hooren. En dat zei ik tot haaT. En toen kwamen wij te Oamrys, en wat denkt u, dat er toen gebeurde? Zij duwde mij onverhoeds den wagon uit op het perron en liet mij daar staan!" ,,Zij duwde u er uit? Hoe deed zij datt Door het raampje misschien?" „Neen, neen, natuurlijk niet. Zij deed het portier open, aoo" ik bootste het ge- baar na van een portier open te doen. „Zij zei, dat wij uitstappen moesten. Zij ging er met mij uit. Toen sprong zij er op Eet laatste oogenblik weer in. En rij liet mij staan, met het valles, op heb perron. BesTijpt ii het nu?" Hij zei nieta. „En daar stond ik te dachten", ging ik" voort. „En een oOgenbllk daarna zag Ik' die menschen, waar lk te Llandedwvdd hl betrekking soa gaan, het station Mnnen komend Kapitein Meredith viel mij weer in de rede. „Mag ik vragen waarom u u ni©t tot hen wendde en hun de geheele ge schiedenis vertelde ?"- „Mag ik u vragen of u die menschen kent?" gaf ik bits ten antwoord. „Hun naam is SutcliffeSmith en rij wonen op dc Hall." „O, die nieuwe huurders", zei kapitein Meredith en een klein toontje in zijn stem bewees mij, dat hij die vreeselijke men schen ontmoet had. „Nu, dan begrijpt u misschien waarom ik bun met geen mogelijkheid iets kon ver telen", zei ik met nadruk. „Ik gjng dus met den volgenden trein verder naar Llandedwydd." „O, zoo! Toen besloot u dun maar het aanbod van mijn vrouw aan te nemen en in haar schoenen te Btappen." „Neen, volstrekt niet. Dat deed ik nooit. Nooit, nooit had ik haar schoenen of iets van. haar noodig. Ik ging door, gedeelte lijk omdat rij verdwenen was en ik alles aan uw vader en moeder wou Verklaren. „Welnu?" zei hij en hief zijn donkere hoofd een klein beetje op. „En waarom dleedt u dat dan niet?" )rJa, waarom niet? Omdat, n hemel 1 om dat de eene ellende volgde op de andere 1" riep lk met een zucht van uitputting, „^n eerste. Sir Richard haalde mij af en n weet Hj Is doof. Toen, toen lk in buis kwam, waren et toenschen bij' uw moeder. En dan was er een ontsnapte Duitsche krijgsgevangene hi mijn kamer..." „Ja, daar heb Ik van gehoond en diat flauw viel en u bezeerde en eenigen trijd hee! naar was. Dab heeft mijn moeder nrfl verteld,^ eef kapitein Meredith op een toon of dit het eeoige gedeelte van het verhaal was, dat hij in staat was te geloo- ven. ^„Maar toen u weer beter was, Juf vrouw Whitelands", voegde hij er bij, „waarom heeft u hun toen goen verklaring gegeven?" „Dat heb ik gedaan, ik heb er mijn best voor gedaan. Ik heb heb alles opgoschre- ven 1 Ik heb er alles aan gedaan 1 Zij dach ten, dat ik mijn geheugen kwijt was. Ik kon hun geen woord doen gelooven van wat ik zei." „Heeft u bepaald uw best gedaan, Juf frouw Whitelands?" zei de jonge man op een half spottenden, half verachtelijken toon. „Kom, komEr waren toch een massa dingen, die het konden uitmaken 1 Uw eigen bagage bijvoorbeeld?" „Die ging met uw vrouw mee naar Aberystwyth. Maar ik had niet veel. En kele dingen maar. Het was niets meer dan een tasch, die ik mede kon nemen In den wagon, en zelfs eonder adres l" „Hoe jammer", zei hij bedaard. „En hoo lang is u op de Bryn geweest, een dag of veertien? En nog steeds kon u geen gele genheid vinden hun te doen inzien, wat er gobeurd was? Ach kom, Juffrouw White lands, ach kom f De kalme beredeneerdheid van rijn sleSI begon mij opnieuw krankzinnig te maken. Ik sprong overeind en riep: „Welnu, er Is In ieder geval één middel om de raak nJl te maken." Hij tag mij aam boen daar statud, met mijn besluit gereed. „Wat meent a?*4 „Ik meen, dat uW oudert na In iedef geval wel rallen gelooven wat tfc regl ZM mogen 'denken, aab niet Weet wte tM ben, maar rij zullen begrijpen, dab u weet of ik uw vrouw ben ja of neen", riep ik uit. „Zij kunnen toch niet aannemen, dat u ook uw geheugen kwijt is I Als u hun vertelt, dat alles, wat lk hun verteld heb, ook dat ik u nooit gezien had, waarheid Is, do geheele waarheid en niets dan do waarheid, dan rijn rij toch wel gedwongen bet te gelooven 1 Nietwaar?" Ik kon niet nalaten in mijn banden te klappen en met een zucht van verlichting te denken, dat dit warnet eindelijk losgemaakt zou wor den. „Laten wij het dadelijk aan uw ouders gaan vertellen 1" drong ik verlangend aan. „Wees zoo goed mee to gaanl Lady Me redith zal wel in haar kameT zijn. (dat had ik dien avond al eens meer gezegd).. „Ga nu mee en vertel bet haar." Maar hij scheen rioh niet zoo-te haasten als ik. „Wacht even", zei hij langzaam. „Ik moet er eerst erven over denken." Langzaam stond hij op. Steeds met rijn vinger aan dat kleine kneveltje, begon bij de kamer op en neer te loopen. Tk stond aan den anderen Ikant van def kamer tegen het bed golound en keek hem aan. En ik kon niet nalaten op te merken hoe licht en vlug hij zich bewoog, niette genstaande hij een klein beetje kreupel Sep. Hij was een lange jonge man en dié bruine laarzen zouden onmetelijk groot lij ken bij een van die kleine schoentjes met booge hakken van mij en toch bewoog bij rich tonder geweld te maken, heel anders dan de femme de chambre met haar klei ne voetjes, die mij lederen morgen mijn petit de jeune* brengt. '".W- H (WoriRLw«oj|ri£

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1923 | | pagina 9