TWEEDE KAMER. De Tweede de Siaatshearc Kamer over stlrag voor 8924. (Vervolg van gisteren). F De Vlootwet Mej. KATZ (C. H.) herinnert aan de frede van prof. Slotemaker do Bruine, waar in deze de verhouding van macht en recht "heeft geschilderd. De heer Nolens heeft «die verhouding nogeens helder en duidelijk uiteengezet (Gelach). Het gros der vrou wen zal meer haar gevoel dan haar ver stand laten werken. Iedere vrouw die in 'de politiek wil mee ocrdeelen, zal de vraag stukken moeten onderzoeken en nauwkeu rig beoordeelen. In samenwerking van ge voel en verstand zal een zuivere voorstel ling van de zaken worden verkregen. Wie werkelijk de stukken van dc Vlootwet be studeert, zal een ander inzicht krijgen. Het kan niet de bedoeling dezer Regecring zijn om een oorlog te maken. Het is echter Piet onschuldig de gedachte te propagec- Ten, dat de regeoring en een groep in ons land militaristisch zouden zijn. De vraag is of deze wet noodig is. Heeft do Kamer do vloot slechts gemaakt uit ontwapeninge- ovcrwégiügen 1 Spr. gelooft het niet en horstel van den afstand is dus niet in strijd met den tot nu toe gcvolgden regel. Deze zaak is van groot gewicht en wij moeten naast onze idealen de realiteit zien. Die realiteit ziet spr. zóó, dat de Rcgeering alleen een wet wil hebben om onze neutra lities cn nationaliteit te handhaven. Die taak acht spr. ons land door God opgelegd en daarom moet de verdediging zoo goed mogelijk zijn. Êcist dient gevraagd te worden wat recht is. Is neutralit-eitshandhaving recht'I Zoo ja, dan dieen wij dat recht to verde digen met alle kracht. Spr. gelooft in nieu we banen voor de toekomst, maar zij wil niel le kort schieten in de handhaving van hetgeen nog heden noodig is. Laten Wij strijden voor de nieuwe banen van de toe komst maar zoolang die er niet zijn heb ben wij onze nationaliteit te verdedigen. Spr. gelooft niet, dat deze wet een belem mering is voor deze toekomst. Ware dat zóó, dan zou zij zich er tegen verzetten. De heer WIJNKOOP (C. Fr.) betoogt, dat deze vloot moet dienen voor de oliè en de hoogovenbedrijven. Spr. betoogt verder, dat de vloot in Indië js als een fakkel op een vulkaan. Men pro voceert Japan en. zaJ lceh uïel ih slaat zijn dat Jftfïd' të~~weerstaan. Spreker geeft geen ïïian en geen cent voor dit doel en hij roept de arbeiders op zich tegen deze wet te blij ven verzetten. Het zal de zorg zijn der tegenstanders te maken, dat er geen perso neel komt voor deze vloot. De heer SCHOUTEN (A. R.) wenschl enkele pünlcn le behandelen, llij zet voor op, dat de Kamer zich thans alleen kan binden tot hetgeen nu wordt voorgesteld, nl. voor een tijdvak van zes jaar en in 1929 zal een nieuwe beslissing moeten worden genomen. Dan moet beslist worden wat' men verder wil doen en beslist men niet verder te gaan-, dan is cr nog een schuld van 80 millioen, ure over zes jaar verdecld- zal worden. Dit kan-z. L heel gemakkelijk. Onjuist is het, dat de Kamer zich reeds Vastlegt voor de tweede helft. Kamer en llegeering staan in dit opzicht geheel vrij. Vervolgens verdedigt hij de instelling van oen fonds, dal z: i. wel degelijk bcleekenis heeft voor de betalingsmethode. Volgens hem heeft de heer Van Gijn ongelijk. Het fonds reguleert de betaling over een aantal jaren en daartegen is geen bezwaar aan te voeren. Over hst begrip fonds wil spr. niet twisten maar hij acht den naam piet onjuist voor het systeem van verreke ning dat men hierbij wil volgen. Ook de berekening van de heeren Dres- eelbuys en Oud acht hij onjuist, hetgeen hij met voorbeelden illustreerl. De Regee ring heeft zoover haar mogelijk was, ge gevens verstrekt en het gaat dus niet aan haar er een verwijt van te maken, dat zij piet voldoende gegevens verstrekt. Betoogd is, dat alle ramingen op mari tiem gebied weinig waarde hebben en daar bij is gewezen op de beide kruisers. Die verwijzing gaat niet op, aangezien die kruisers in de zeer dure tijden zijn gebouwd. Alle ramingen in 1915 en 1916 voor grootc werken zijn verre overtroffen. Dat geldt piet alleen voor kruisers, maar even goed voor woningen bijvoorbeeld. Juist echter al dergelijke wisselingen zijn een reden om 'n vaste lijn voor den vlootbouw aan le geven Minister RIJ VS DE BEERENBROUCK ant woordt op de vraag naar meer vastheid en jneer stelsel. Wil men dit, dan dient dit in een wet le geschieden en moet men dus iels van de vrijheid opofferert. Dat kan niet an ders. Vroeger zijn dergelijke gevallen ook voorgekomen, dat de Kamer een deel barer vrijheid opgaf. Spr. wijst op dc Lager On derwijs- en Nijverheidsonderwijswel', waarin subsidies vastgelegd zijncn de Slalcn-Ge- peraal dus geen medezeggenschap meer heb ben. De Mililiewet doet hetzelfde met de op roeping der miliciens en de vaststelling der kosten daarvan Als toevallige meerderheid den pas aan geeft bij de organisatie van de marine, dan komt men weer op het oude pad. Ten aan zien van de leermaterialen en vliegtuigen wijst spr. or op dat deze buiten het Vlool- Jonds blijven en dus onder het gewone bud get blijven. Mochten zich in dc eerstvolgen de jaren omstandigheden voordoen die be langrijk de vloot-plannen be-invloeden, dan wil dc Rcgeering deze Avet toch niet voor een heilig huisje verklaren. Als het getij ver loopt, zal men de bakens verzetten. De Ka mer houdt haar conlroleerende taak en kan ieder jaar nagaan hoe de positie is. Do Re- geering zal toch niet aarzelen de hand aan deze wet te slaan als zij dat noodig acht. In dit opzicht dient men vertrouwen te hebben in de Regeering. De Vlootwet haalt de achterstand in die er op vloolgebied beslaat. Mevrouw Brons veld heeft* zich beroepen op het Pauselijk schrijven en betoogt dat sommige personen te veel speling laten aan do geleidelijkheid Van algemeene ontwapening is in dien brief geen sprake cn evenmin van geleidelijkheid, maar wel van gelijktijdigheid van ontwape ning. Vervolgens geeft spr. cenigc cijfers van de mapinebegrooting om te bewijzen dat dc Rcgeerfcog wel degelijk bezuinigingen be tracht: de totale uitgaven daalden van 59 tol 42 millioen in een tijdvak van 4 jaar4 Hetzelfde geldt voor de begrooting voor oorlog, die van 87 tot 62 millioen daalde in vier jaar tijds, terwijl de uitgaven voor pen sioen nog zeer zijn geslegen. Tal van maatregelen tot bezuiniging zijn genomen o.a. verkorte oefening, verminde ring van contingent en afvloeiing. Spr. noemt liet vredeswerk dat ons leger en onze vloot door handhaving van de neu traliteit ons buiten conflicten houden. Het ware gemakkelijk geweest de Vlootwet te laten rusten, rnaar een behoorlijke vloot ware dan niet te krijgen. Het was meer dan tijd dadelijk eens een beslissing ie "nemen. Over het volkspetitionnement zal spr. niet spreken. De vergelijking met het vroëgèr pe titionnement gaat niet geheel op, omdat het andere zaken betrof. Spr. citeert' den brief van de Regeering aan de Kamer, waarin op spoedige behande ling der Kamer werd aangedrongen. Het ka binet in zijn geheel en ieder lid individueel zal de verantwoordelijkheid voor de verwer ping van deze wet niet kunnen dragen (Ru moer). De Minister van Marine dc heer WESTER- VELD, beantwoordt eenige technische detail punten. Hij deelt o.a. mede, dat dc beide kruisers 35,4 millioen zullen kosten. Voor Indië is de vloot onmisbaar, gelijk de minister-president heeft betoogd. Spr. gaat van die stelling uit. De nationale veiligheid cn de handhaving der neutraliteit zijn de on derwerpen der verdediging. Het Volken- bondsverdrag legt daartoe de verplichting op met de middelen waarover ieder land zal kunnen beschikken. De weermacht moet dus op deze verdediging zijn berekend. Zonder vloot kunnen wij onze rechten niet verdedi gen, beschermen en handhaven. Aan welke gevaren wij kunnen blootstaan is reeds, vol doende gezegd. Spr. ontkent dat een versterkt punt een aanlrekkingspunt is voor den vijand. Dat is een theorie die niet op gaai'. Juist het open laten van ons huis acht spr. een prpvoca- tic. Alleen als agressieve bedoelingen bij onze vloot vóórzaten, zou men de Rcgeering ver wijlen kunnen dóen. De bedoeling'van dit ontwerp is: liet schept pen van 'n vasten band voor de vloot-orga- nisalie in verband met linanc. middelen. Spr. bestrijdt allereerst de opvatting dat de Kamer zich thans verbindt om over zes jaar tweede helft-te voleercn. Die bedoeling heeft nooit bestaan en de Kamer kan ner gens het bewijs daarvoor vinden. De Regec- ring is van meching dat Indië de heole vloot behoeft'voor haar verdediging. Onze midde-; len laten echter niet toe in eens alles le be- talen en daarom ïeggeri wij cérst een lichter dak. (Gelach). Voor het oogenblik vraagt de RegeeriDg sleehts de koéten vaó een lichter dak. La ter kan de Kamer verder beslissen en van camouflage mag geen sprake zijn. Bindt dit ontwerp de Kamer niet te veel 1 Do technische bezwaren weerlegt spr. Het ligt voor do hand, dat spr. der gelijke viragen ook heeft overwogen en juist daarom ook was de beperking tot zes jaar gewenscfiti In z'oo'n korten tijd zal de> techniek niet zooveel veranderen dat zij dc ganschc plannen omver werpt. Het materiaal voor do hulpdiensten wil spr. wel weglaten, zoodat dit onder bet jaarlijkscho budget van marine zal blijven Men achtte dit tijdstig psychologisch niet gelukkig voor dit ontwerp. Welk mo ment is dat wel 1 Mischien alleen 't moment waarop het gevaar nabij is. Do Regeering, die daarop wacht, komt stellig te laat. Voor dc Regeering besta-at een ander psychologisch moment. De waarde van de vloot is in do laatste jaren zeer vermin derd cn zij is eenzijdig samengesteld, zij heeft geen vloot-basis en heeft geen vol doende flottielje-vaartuigen. Het moment is dus belangrijk genoeg om tot reorga nisatie over te gaan. Een jaar uitstel van de Vlootwet zou nadeel opleveren, omdat de werkloosheid bestreden kan worden door spoedige werk verschaffing en dus uitgaven ter bestrijding daarvan worden uitgespaard met spoedige inwerkingstelling. Het vlootplan acht spr. het bes^e dat op dit oogenblik is samen to stellen. Natuur lijk is er critiek op tc oefenen, maar waar om zouden de deskundigen 'der regecring nu juist de minste zijn Dc heer MARCHANT (V. D.): Hoe ver ligt Singapore van Riouw (Gelach) De „mist" v. deskundige van Hengel (Gelach) De MINISTER vervolgt en bestrijdt al lerlei deskundige kritiek op het plan uit geoefend. Onderlng zijn zij het niet eens en do Regeering voelt zich dus veilig bij haar adviseurs. (Rumoer). De opvatting van den heer Bomans deelt spr. niet: diens plan voor de verdediging van ons land acht spr. niet goed, ook al omdat er te weinig mijnenleggers bij zijn opgenomen. Het is spr. niet duidelijk waarom de heer Bomans tegen dit ontwerp is, want die afgevaar digde heeft niet aangetoond dat Indië nog meer kan betalen dan nu al wordt voorge steld. De Minister stelt nu de vraag of genoeg luchtvaartuigen zijn ontworpen. Naar zijn meening wel en hij beroept zich op buiten- laudsche deskundigen die niet zoo'n over wegende beteekenis hechten aan do vlieg machines in den zee-oorlog. Een politie-vloot acht spr. vam geen be teekenis. Zij beteekent niet meer dan een bordje „verboden toegang" voor iemand die binnen wil gaan. De verdediging en beveiliging van dat gebied eischen meer dan dat. Wat de vlootbasis betreft, spr. acht deze noodig om do vloot to steunen en te voe den. Hij hoopt op de onderdeelen van dit punt bij de artikelen terug te komen. De Minister erkent dat ieder deel van do vloot zijn eigen personeel heeft en in die richting zal spr. gaatne werkzaam zijn. Aan do bezwaren van een incompleet van hoogcr personeel/zal spr. tegemoet kompn. Ten slotte verdedigt 6pr. de ramingen van dit plan. De bezwaren daartegen zijn niet met cijfers gestaafd. Zijn ramingen zijn met zeer veel voorzichtigheid gesteld en zoo zuiver mogelijk gehouden. Met nadruk dringt spr. aan op aanne ming van dit vlootplan, dat niet verder bindt dan wat het ontwerp waagt. De vergadering wordt verdaagd tot he den 1 uur. Aan het Voórloopig Verslag wordt het volgende ontleend De linancieele toestand. Vrij algemeen was men van oordeel, dat dit jaar bij de behandeling van dc begroo ting dc aandacht pp den financieelen toe stand des lands behoort te worden samen getrokken. Daarbij werd het door de Re geering geraamde tekort als uitgangspuut aanvaard, al ontbraken de leden niet, die van oordeel waren, dat de raming te pes simistisch is gesteld, terwijl anderen van oordeelwaren, dat de werkelijkheid nog donkerder is dan de raming. Sommige leden waren van oordeel, dat de financieele crisis to wijten is aan het kapitalistische productie-stelsel. Verscheideno andere leden bestreden dit betoog. Zij merkten op, dat aan den we reldoorlog ook door sociaal-democraten met geestdrift is deelgenomen, terwijl men be weerde den oorlog mede te voeren om de democratie te verwezenlijken. Voorts is een niet gering deel van de onrust in Eu ropa gedurende de laatste jaren toe te schrijven aan het optreden van tegenstan ders van het kapitalisme in Rusland. Sommige leden meenden den zorgwek kender. financieelen toestand in de eerste plaats aan dc Regeering tc moeten wijten. Door den loop der omstandigheden is in dc laatste jaren het financieel yraagstuk alles overheer6ehend geworden. In verband daarmede betoogden zij, dat de namen'van de drie opvolgende Ministers van Finan ciën, De Vries, I}e ,Geer en even zooveel JCabinetten vortegëqwoordigen. Deze perioden kan men onderscheiden; als die van het ruim uitgeven van geld, die van/,de .zwakke reactie daartcgep cn die vari de poging tot radicaal herstel. Dio tegengestelde bewegingen vallen onder het beleid van hetzelfde Kabinet, hetzelfde althans in naam. Do positie van een Kabi net, dat aldus elk beginsel van Regeerbe- leid, achtereenvolgens in toepassing Brengt, moet v/el worden geschokt. Aldus kan een Kabinet niet opt vertrouwen blijven rekenen De krachtige middelen, die thans moeten worden gebruikt om het budgetair even wicht te herstellen, zijn het bewijs, .dat in het vorleden. in de staatshuishouding do eischen van pengezonde iinaqcieele poli tiek zijn verwaarloosd. Andere leden meenden hiertegen te moe ten opkomen. Zij merkten op, dat do leden die het Kabinet een te groqtc zorgloosheid voor 's lands financien .verwijten, in de afgeloopen jaren meermalen gepleit hebbeu voor verhooging van uitgaven, die door de Regeering slechts met gróote mejeite kon worden voorkomen." Ze wezen o.a. op de actio voor hoogere salarissen van onder wijzers; gen actie, waarvan thans algemeen erkend wordt, dat zij redelijken grond miste. Aan Jien, die aan alle kostbare maat regelen r hun stem gegeven en zelfs voor nog veel verder strekkende uitgaven heb ben gepleit, past het niet, verwijten aan de Regecring tenaanziep van den finan cieelen toestand 'tc' dóen. Voorts merkten deze leden op, dat de heffing ineens en de hoogere belasting van de oorlogswinst op goede gronden zijn af gewezen. Het staat ook allerminst vast, dat toepassing van deze middelen gunstig op den toestand van 's Rijks financiën zou hebben gewerkt. Vrij algemeen was men van oordeel, dat de uiterste krachten moeten worden inge- spannen om het gevaar van waardedaling van het ruilmiddel af te v/enden. Enkele leden stelden de vraag, of inflatie onder all omstandigheden bedenkelijk moet wor den geacht. Zij wezen er bijv. op, dat in landen met gedèprecieerde munt, zooals België dc werkloosheid veel geringer afme tingen heeft aangenomen dan in Nederland De meeste andere leden kwamen echter tegen deze opmerking op. Zij vestigden cr dc aandacht op, dat het depre«ciceren van de munt een stijging van prijzen mede brengt, inzonderheid ten aanzien van de goederen, dio uit hét buitenland moeten worden betrokken, en dat deze prijsver- hoogingen zullen strekken ten nadeele aller eerst van hen, dip yoöte inkomstep genie ten. Voorts zal een eenigszins beduidende inflatie een evenredige waardevermindering medebrengen van allo fondsen in fle gede- 'precieerde munt en daardoor gevoelige ver liezen berokkenen aan tal van kleine bur gers, die veelal spaarpenningen in dergë- lijke fondsen hebben belegd. Bovendien be- hcersoht men niet den omvang der inflatie. Als deze eenmaal begonnen is, weet men niet, waar zij zal eindigen. Het aanwenden van inflatie, als middel tot herstel van don financieelen toestand werd dan ook door minister De Geer in do vergadering dezer Kamer op 20 Dec. 1921 op afdoende gron den bestreden. Met het oog op het herstel van den finan cieelen toestand werd dan ook door Mi nister stellig uitgesproken,v dat de inge diende begrooting voor een bespreking daar van niet voldoenden grondslag biedt, orn aat vele van de voorgenomen bezuinigingen nog bij nota van wijziging zullen worden aangebracht. Mon drong er op aan dat met de inzending van die nota's den noodigen spoed te betrachten. Het aftreden yan minister De Geer. De persoonswisseling aan het Departe ment van Finanóiën werd in verband met de pogingen tot herstel van het budgetair evenwicht door verschillende leden aan een bespreking onderworpen. Sommige leden konden de gronden, door minister De Geer voor zijn aftreden aangevoerd, niet bevredigend achten. Waar «deze Minister zelf het ontwerp-Ylootwet ha-d gecontrasigneerd, achtten zij moeilijk to verklaren dat hij het laten liggen van dat wetsontwerp tot voorwaarde voor zijn aanblijven maakte. Door de wijze van zijn aftreden is het kalbinet in ongelegenheid geraakt en zijn de verschillen betreffende de Vlootwet toegespitst. Deze is nu het onderwerp geworden van een propaganda, die niet in overeenstemming ie met de be teekenis er van. Het standpunt van Mi- nister De Geer konden deze leden Diet dee- len Indien in het landsbelang een Vloot wet noodig is, dan is dit het primair be lang. Als secundair belang komt dan daar naast do vraag, hoe de middelen er voor kunnen worden gevonden. Do hier aan het woord zijnde leden meen den bovendien de vraag tc moeten stellen, of de Vlootwet wel de eigenlijko reden is geweest voor het aftroden van minister De Geer, al werd dit in het daaromtrent uitgegeven communiqué als reden opgege ven. Zij meenden, do onderstelling te mo gen uitspreken, dat Minister De Geer reeds geruimen tijd in eon mentaliteit was gekomen, dat hij opzag tegen zijn taak. Andere leden achtten het bedenkelijk om, tegenover de verklaring van den heer De Geer zelf omtrent zijn aftreden als Mi nister, zich in andere onderstellingen als reden daarvan te verdiepen. Sommige leden wijdden beschouwingen aan do wisseling aan hot Departement van Financiën met betrekking tot de be teekenis van do beide staatslieden. Het optreden van minister Colijn. Eenige leden merkten op, dat minister Colijn wordt voorgesteld als de sterke man, die met krachtige hand het herstel van liet financieel evenwicht tot stand zal brengen. Deze leden meenden aan de juistheid van deze kwalificatie te moeten twijfelen, omdat, naar bun nieening, het beleid van den heer Colijn den laat sten tijd blijken van onvastheid heeft opgele verd. Het ambt van Minister van Financiën in do tegenwoordige omstandigheden moet als con reuzentaak worden beschouwd. Van hem, die deze taak op zijn schouders nepmt, moeten de daden wprden afge wacht, voordat men over zijn persoon een oordeel uitspreekt Het kenmerk van een krachtig bewindsman, zoo merkten deze leden op, is niet,, dat hij ondanks alles aan een eenmaal opgevatte meening vasthoudt Tegenover de poging tot disquallfioatio van. .dezen bewindsman wezen zij er op, dat deze als leider van een internationaal groot-bedrijf zich daarvan heeft losgemaakt en dat men hem heeft to beschouwen als den leider der anti-revolutionnaire partij, die staat buiten elk imperialistisch stre ven. Verscheideno' leden merkten op, dat het kapitalistische klassekarakter van den nieuwen Minister van Financiën tot uit drukking komt in.de Nota betreffende den toestand van 's lands financiën, inzonder heid bij do vermelding van <Je voorgenomen middelen tot overbrugging van hot tekort, Dezo lede>n wenschten in do oerste plaats een ingrijpende bezuiniging .op do militaire uitgaven te nen ingevoerd- Intrekking art. 40 B. B. Verscheideno leden konden ziob niet vcreanigen met de voorgenomen korting op da salarissen van do ambtenaren en de voorgenomen introkking van art. ^0 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1920. Van verschillende zijden werd echter er kend, dat het inderdaad mogelijk is de rechtsgevolgen, dio voortspruiten uit den waarborg, in art. -10 van bet Bezoldigings besluit gegeven, bij een wet op te heffen, maar daarmede blijft desniettemin de ze delijke verbintenis van do Regeering Be staan. Van het standpunt der moraliteit dient, zoo betoogden de hier aan het woord zijn de leden, als hoogste plicht voor de Re geering te gelden dö trouw aan het gege ven woord. Het terugkomen op do eenmaal gege ven garantie is, zco werd mede betoogd, des te bedenkelijker, omdat het geschiedt door een Kabinet, dat bijna geheel door dezelfde mannen gevormd wordt als hel Kabinet, waaronder destijds dezo waarborg gegeven weid. Sommige leden hechtten aan de bepaling van art. 40 weinig waarde en achtten daar om de intrekking daarvan van goen betee kenis. Andere leden betoogden, dat het ambte naarsstatuut ten aanzien van «de salaris sen krachtens de Grondwet is geregeld bij een Kon. besluit. Een dergelijk besluit is voor wijziging vatbaar. Het behoort ge wijzigd te worden, wanneer daartegen ern stige bezwaren bestaan, zooals ten aanzien van art. 40 van liet Bezoldigingsbesluit het geval is. Dit artikel behoort reeds hier om te vervallen, omdat in wetton en Kon. besluiten geen plaats is voor voorschriften en regelingen, waarop nooit kan worden teruggekomen. Het regelen van de sala rissen is de grondwettelijke bevoegdheid en plicht T"an de Kroon. De Kroon kan ook zelve niet voor de toekomst van dre be voegdheid en plicht afstand doen door be paalde regelingen onveranderlijk te ver klaren. Morecle gronden pleiten niet voor behoud van art. 40. De inhoud van dit ar tikel is integendeel hoogst onredelijk. Het schept verschil tussohen ambtenaren, dio vóór 1 Juli 1922 en die na dien datum zijn aangesteld, welk verschil tot in lengte van jaren blijft bestaan. Vóórts heeft bet ten gevolge, dat, hoezeer prijzen en loonen ook mochten dalen en salarisverlaging vol komen billijk, redelijk en noodzakelijk zou mogen zijn, een dergelijke verlaging toch niet tot stand zal kunnen komen. De op vatting, dat de verhouding tusschen Re geering en ambtenaren als van contrac- tueelén aard moet worden beschouwd, acht ten deze leden onjuist. Dezo opvatting strijdt met de Grondwet en met Öe prac- tijk in binnen- en buitenland. Ten aanzien van de salarieering zelve merkten de hier aan het woord zijnde te- den op, dat, wanneer op financieele gron den handhaving van het salarispeil niet mogelijk is, het niet onbillijk is te ach* ten, dat de ambtenaien evenzeer als bijna do geheele overige bevolking, het bedrag van nun inkomen in geld zien dalen. Verscheidene leden erkenden do moei lijkheden, waarin dc Regeering zich be vindt. Moreel is de Rcgeering, naar hun meening, aan de gedane toezegging gebon den. Dat deze toezegging in strijd zou zijn met de Grondwet, omdat hierdoor inbreuk zou worden gemaakt op de bevoegdheid en den plicht van de Kroon om de ambte naarssalarissen te logelen, konden deze Je-1 den niet inzien.. Immcjs, in het. onderha vige geval heeft de Kroon de regeling reeds eenmaal tot stand gebracht en wel zooda nig dat de Kroon tegenover de ambtena ren een verbintenis heeft aanvaard. Doch al moge de Regi ering in dezen zedelijk ge bonden zijn, dit wil niet -zeggen, dat geon omstandigheden denkbaar zijn, waarin het terugkomen daar op noodzakélijk zou zijn. Dan kan er écu conflict v .n plichten ontstaan en in der gelijke gevallen mag mon aannemen nood breekt wet. Van verschillende kant werd door ver scheidene leden betoogd, dat, wanneer eenmaal een korting op de .salarissen moet worden toegepast, deze niet moet worden ingevoerd door een uniforme verminde ring van alle salarissen met 10 pCt. De Regeering zal moeten trachten daar voor een billijke methode te vinden. Sommige leden gaven de voorkeur aan een progressieve verlaging met vrijstelling van de laagste salarissen. Verscheidene- leden betoo^tfen voorts, dat de korting niet- moet worden toege past op de salarissen vaD leeraren bij het middelbaa- onderwijs, omdat dezen roeds in salaris achteruitgegaan zijn. Gevraagd werd, of het noodig is nu reeds een beslissing te nemen tot het kor-> ton van 20 pCt. op de salarissen met in gang van liet jaar 1Ö25 Men meende, dat in ieder geval de loop van zaken zou kunnen worden afgewacht én dat dan te zijner tijd al of niet nood zakelijkheid daarvan nader zou kunnen worden overwogen. Opgemerkt werd, dal ook de pensioens grondslag door dc voorgenomen korting za! dalen. Men vroeg, of dit niet zou kunnen worden vermeden. Eenige leden stelden de vraag of de voor genomen korting wel lót do daarmede beoog de bezuiniging zal leiden. Zij herinnerden daarbij aan dc mogelijkheid van het aanvra gen van pensioen op 55-jarigen leeftijd. Zij, die een bijna even hoog pensioen zullen kun nen krijgen als hun salaris na de verlaging zal bedragen, zullen pensioen aanvragen. In dien dit geschiedt en nieuwe ambtenaren tc hunner vervanging zullen moeten worden aangesteld, zullen de uitgaven stijgen in plaats van dalen. Sommige leden warén yan oordeel, dal, in dien tol verlaging van de salarissen moet worden overgegaan, daaraan vooraf behoort te gaan een verlaging van de inkomens en schadeloosstellingen, die in de Grondwet zijn vastgesteld, en, alzoo een herziening van de Grondwet op dit punt onverwijld nioet wor den voorbereid. Gevraagd werdj of bij een evenlueele wij ziging van het Bezoldigingsbesluit daarin niet zou kunnen worden bepaald, dat bij vaststelling van de salarissen met het in dexcijfer zal worden rekening gehouden. Werkloozenzorg. Verscheidene leden hadden er ernstig be zwaar tegen, dat de werkloozenzorg op de gemeenten zal worden afgewenteld. In verband met de voornemens der Regee ring zouden de hier aan het woord zijnde le den gaarne vernemen, welke de omvang van de steunverlceding in dit jaar tot nu toe is geweest, met name over hoeveel personen en over welige gemeenten deze zich heeft uitgestrekt. Sommige leden vestigden er ook de aan dacht op, dat de financieele gevolgen van den voorgenomen maatregel in het bijzonder zul len drukken op die gemeenten,waar veel werkloosheid heerscht. n.l. gemeenten met een uitgebreide arbeidersbevolking, welker draagkracht niet groot is en die door de in- dustrieele malaise in het bijzonder hebben geleden. Andere leden konden zich met het .voorne men van de Regeering. wel vereenigen. Zij achtten bij de uilkeering van werkloozen- steun individueel onderzoek noodig en slechts op die wijze is te voorkómen, dat deze sleun- verleening medewerkt tot verlenging van de werkloosheid. Het zevende leerjaar. Het afzien van de invoering van het ze vende leerjaar en van de uitbreiding van den leerplicht ondervond van verschillende zij den bestrijding. Door. het geheel-achterwege laten van het zevende leerjaar zal de aansluiting worden gemist aan de Arbeidswet, waarbij bepaald is, dat kinderen beneden den 14-jarigcn leef tijd geen arbeid mogen verrichten. Deze leef tijdsgrens behoort niet te worden verlaagd. Zij is bovendien internationaal vastgelegd. Wat zal nu met de kinderen, die hun zesde leerjaar hebben volbracht, en nog niet 14 jaar oud zijn, moeten geschieden Sommige leden betoogden, dat, indien door inkrimping van het aantal leerjaren op de kosten van het onderwijs moet worden bezui nigd, deze bezuiniging liever moet worden gevonden door den leeftijd, waarop de kinde ren tot de scholen mogen wórden toegelaten, met een jaar te vérhoogen. Ten slotte werd gevraagd hoe groot de be zuiniging zal zijn, die door de niet-invoering van het zevende leerjaar zal worden verkre gen. Reorganisatie van den Staatsdienst. Het voornemen dér Regeering, om een be langrijk bedrag te bezuinigen door reorgani satie van den Staatsdienst', gaf aanleiding tot de opmerking, dat daarover moeilijk kan worden geoordeeld, zoolang de inhoud van die reorganisatie niet bekend is. Sommige le den Verklaarden voorshands niet te kunnen begrijpen, hoe een zoo groole bezuiniging op deze wijze zal kunnen worden verkregen. Zij merkten op, dat het ontslag van 2000

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1923 | | pagina 6