In verkeerde Schoenen. No. 19519. LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 25 October. Tweede Blad. Anno 1923 GEMEENTEZAKEN. FEUILLETON. Rloleermgsplan. Demping dei Haié. t Geen demping van bet Levendaal. Bij besluit van den Gemeenteraad van 28 (Februari 1921 werden gelden beschikbaar ge steld ten behoeve van de kosten, verbonden aan het instellen van een deskundig onder hoek en het inwinnen van advies inzake de jrioleering van de gemeente, in het bijzonder yan de buitenstad. Per uitvoering van dat be sluit droegen B. en W. aan den ingenieur P. C. J. van der Steen van Ommeren, adj.-direc- jteur van publieke werken te 's-Gravenhage pp bun Collego omtrent deze aangelegenneid 0dvies uit te brengen. Het sindsdien door de gen deskundige ingediend rapport wordt in afschrift den leden van den Raad toegezon den. De rechtstreeksche aanleiding, die B. en W. Hoopte op het sinds lang bestaande riolee- jingsvraagstuk in deze gemeente terug te ko- jorien, lag in den onhoudbaren toestand, welko Jjlj de steeds toenemende bebouwing aan de Zoom van de stad allengs op rioleeringsge- fcied is ontslaan. Tot heden toch behelpt men zich, gemis aan een centrale rioleering, die allo afvoerstoffen en hemelwater uit de geheels gemeente ontvangt en buiten de gemeente yoert, met korte hulpriolen, die onder geringe belling in het dichtsbij gelegen buitenwater loozen. Tot voor kort nu waren de afstanden tot dit buitenwater betrekkelijk gering en kon loozing zonder verstopping der riolen en zon der buitengewone verontreiniging van het buitenwater plaats hebben, doch bij de toene mende bebouwing en het voortdurend dem pen van slooten wordt bet toepassen van dit Alelsel steeds moeilijker, omdat er ten slotte geen water overblijft, waarheen kan worden geloosd. Zoo is b.v. in het stadsdeel benoor den den Heerensingel niet anders beschik baar dan de smalle en ondiepe ringsloot van den Grooten en Kleinen Stadspolder, in welke sloot, zonder eenige doerstrooming cn yerversching, alle riolen uit de dicht bevolk - ie wijken benoorden den Maresingel, Hee rensingel en den Lagen Rijndijk uitmonden. De toestand van die sloot is daardoor uil hygiënisch oogpunt zeer bedenkelijk gewor den. Mede tengevolge van de technische moeilijkheid om den afvoer door de steeds langere rioolleidingen te bewerkstelligen, is de toestand op rioleeringsgebied van dit Stadsgedeelte van dien aard, dat zonder ver- 'Lering verdere bebouwing niet mogelijk is, ^oodat de uitbreiding van dit deel der ge meente op ernstige en ongewenschte wijze belommerd wordt Behalve dit, maakten ook redenen van al- gemeen-bygiënischen aard het noodzakelijk, eindelijk daadwerkelijk de verbetering van èe Leidsche grachten ter hand te nemen. Het rapport van den heer Van der Steen yan Ommeren nu doet een afdoende, en in financieel opzicht bereikbare, oplossing van bef voor deze gemeente zoo gewichtige rio- leeringsvraagstuk aan de hand. Het door de- Een deskundige ontworpen plan beoogt, te komen tot een gedeeltelijke opheffing van de boezemvervuiling, in dier voege, dat bet me nage- en industrie water in een gesloten riool- systeem komt, vanwaar het door een auto matische electrische bemaling buiten de be bouwing wordt afgevoerd. Alle afvoerstoffen [nel. regenwater, zullen dus in één riolennet Worden opgevangen de stad wordt gesplitst In twee gedeelten, een noordelijk en een zui delijk (zie de kaart), elk met een verzamel- etation de 6toffen worden weggeperst uit het zuidelijk naar het noordelijk pompsta tion en van laatstgenoemd station naar el ders verwijderd. Ook naar de meening van do Commissie van Fabricage en den Direc teur der Gemeentewerken is de door den rapporteur aangegeven weg de beste, zoo niet de eenige, om tot een definitieve oplossing yan de rioleeringsmoeilijkheden in deze ge meente te geraken. Intusschen behoeft deze weg niet in bet ylugst denkbare tempo te worden afgelegd integendeel, het is, zoowel om financieele ledenen, als met bet oog op andere factoren, Wenschelijk het pntworpen rioleeringsplan Diet aanstonds in zijn vollen omvang, doch geleidelijk uit te voeren. Eenerzijds toch zou het onverdedigbaar zijn, om, waar directe invoering van de centrale rioleering voor fle gansche gemeente niet noodzakelijk is, niettemin reeds nu den zwaren financieelen last, verbonden aan den bouw van twee pompstations c.a., op de gemeente te leggen, terwijl anderzijds bij de uitvoering van de rioleeringsplannen met een mogelijke verbe tering van de waterverversching in de bin nenstad, bijv. een krachtiger circulatie van het grachtwater als gevolg van wellicht door de provincie en het Hoogheemraadschap van Rijnland te nemen maatregelen op Water staatkundig gebied (het inlaten van IJsel- water te Gouda met af maling te Katwijk) rekening moet worden gehouden. In ieder geval zal met bet werk, zoodra mogelijk een begin moetui gemaakt worden en het is juist een voordeel van het ontwor pen plan, dat het gedeeltelijk en geleidelijk kan worden uitgevoerd. Met de Comm. van Fabr. en den Directeur van Gemeentewerken zijn B. en W. van oordeel, dat bij de uitvoering van bet riolee ringsplan een aanvang moet worden ge maakt met de rioleering van meergenoemd noordelijk stadsgedeelte. Daartoe zal dan be- gonnen moeten worden met den bouw van het in het rapport bedoelde noordelijke pomp- i slation met persleiding naar de Slaaghsloot, op welk station dan achtereenvolgens, naar de mate van de urgentie harer rioleering, de wijken van het noordelijk pompgebied zuilen worden aangesloten. Zooals gezegd, komen de wijken I en IV (Maresingel en Heerensin gel) het eerst voor zoodanige aansluiting in aanmerking. Rioleering daarvan kan in geen gc-val achterwege blijven. Vervolgens komen dan de wijken Zijlsingel, Langegracht, Waard-Oranjegracht en Middelste-Uiterste gracht aan de beurt, waarna te zijner tijd de wijken van het zuidelijk pompgebied, als Levendaal, Rapenburg, Witte Singel, Hee renstraat, Vreewijk,enz. onder handen geno men kunnen worden. De overige wijken ko men voor rioleering binnen afzienbaren tijd niet in aanmerking, hetzij omdat de bestaan de toestand geen hinder veroorzaakt, dan wel, omdat een rioleering in verband mét een toekomstige, krachtigere, waterverver sching (waarvan trouwens de resultaten, zooals gezegd, in bet algemeen nog moeten worden afgewacht), geheel achterwege kan blijven. De kosten van het meergenoemde noorde lijk pompstation, dat vermoedelijk benoorden den Maresingel nabij bet Openbaar Slacht huis zal worden opgericht, worden tezamen met die van de persleiding naar de Slaagh sloot geraamd op f 180.500, welke som uit leening zal moeten worden gevonden. Het noordelijk pompgebied telt 7 wijken, hierbo ven reeds vermeld, waarvan de rioleering urgent is en wier aansluiting aan het pomp station een bedrag van pl.m. f700.000 vor dert Indien jaarlijks daarvoor bijv. f 50.000 op de begrooting wordt uitgetrokken, zal dit gebied na 14 jaren voldoende zijn gerioleerd, waarna het zuidelijk pompstation aan de beurt komt De kosten van dit pompstation met persleiding Zuid-Noord en naar het Oegstgeesterkanaal en met reinigingsinricb- ting, zullen naar schatting 'f 440.225 beloo- pen de aansluiting van alle zuidelijke wij ken rond f410.000. Het is duidelijk, dat de aansluiting der noordelijke wijken, zoo noo- dig, in sneller tempo, bijv. in 10 jaren tel kens voor f70.000 kan plaats vinden of dat men deze aansluitingen kan onderbreken door een vervroegden bouw van het zuidelijk pompstation. De indeeling van bet werkplan kan tot op zekere hoogte naar willekeur worden gewijzigd, zonder het geheel te scha den. Telken jare kan dus bij de behandeling van de begrooting het in bet begrootingsjaar te verwerken bedrag worden vastgesteld. In verband met deze geleidelijke uitvoering van het plan zullen de gelden, noodig voor de aansluiting van de verschillende wijken uit het noordelijk pompgebied op de rioleering, zoomede die voor den bouw van het zuidelijk pompstation c.a. benevens voor de aanslui ting daarop van de wijken uit bet zuidelijk pompgebied, nader beschikbaar moeten wor den gesteld, waartoe B. en W. te zijner tijd de noodige voorstellen zullen doen. Thans kan derhalve worden volstaan met beschik baarstelling van bet bedrag, benoodigd voor den bouw van bet noordelijk pompstation naar de Slaaghsloot. De aansluiting van de wijk, welke dit het meest noodig heeft, t.w. die benoorden den Maresingel, kost f 56.500, waarbij nog komt een som van pl.m. f 23.000 als post voor het maken van rioolafstoppingen, waterinlaten. nooduitlaten en extra aansluitingen. Deze beide uitgaven dienen, gelijk werd opge merkt, ten laste van de gewone begrooting te worden gebracht Wat betreft de jaarlijksche exploitatiekos ten zij medegedeeld, dat deze, op den grond slag van de cijfers van den rapporteur, na den bouw van bet noordelijk pompstation en aansluiting van slechts enkele wijken, pl.m. f 10.000 zullen bedragen, toenemende, totdat alle wijken van het noordelijk gebied zijn aangesloten, tot pl.m. f 14.000. Na den bouw van het duidelijk pompstation c.a. zullen deze kosten onderscheidenlijk f26.000 en f 30.000 bedragen. Tegenover deze exploitatiekosten staat in de eerste plaats een besparing aan bedie ning, onderhoud en herstelling van de be staande afvoerleidingen, waarvan de kosten op den duur toenemen (op de onlwerpbe- groofing 1924 is daaTvoor uitgetrokken een bedrag van f21.732) en vervolgens ook de geleidelijke opheffing van de verplichting tot het plaatsen van beerputten, waardoor het bouwen van particuliere woningen in niet geringe mate zal worden gebaat. Met bet bovenstaande gelooven B.-en Wg een kort overzicht van de ontworpen riolee ringsplannen en derzelver uilvoering te hebben gegeven. Het komt B. en W. ongewenscht voor om, zooals de Gezondheidscommissie wil, aller eerst het Rapenburg, Levendaal en Lange gracht'met omgeving, kortom de meest ver vuilde stadsgedeelten op de rioleering aan te sluiten. De redenén daarvoor worden doof ben nader aangegeven. Intusschen beeft de Gezondheidscommis sie gèen principieele bedenkingen tegen het plan,' zij dringt in tegendeel op snelle uit voering aan. lp bet bijzonder'wijzen B. en W.*nog op het rapport van den Directeur van Gemeen tewerken, waarm tevens nader wordt be sproken bet verband tusschen rioleering en waterverversching Een meer uitvoerige en belangwekkende behandeling van dit onder werp is vervat in de daaromtrent door den adj.-directeur der Gemeentewerken opge maakte nota, waarin hij tot de conclusie komt dat de beoogde verbetering van den waterinlaat te Gouda weliswaar eeniger- mate aan de verversching van de Leidsche grachten ten goede kan komen, doch dat een afdoende oplossing van onderhavige vraag- stuk daarmede niet verkregen wordt. Ook deze zoekt de eindoplossing in een afzonder lijk rioolstelsel. Met de invoering eener centrale rioleering hangt volgens B. en W. ook de demping van het Levendaal samen. Indertijd wezen zij er steeds op, dat tegen demping van het Leven daal op het oogenblik overwegende bezwa ren bestaan. Behalve dat de kosten niet minder dan pl.m. f350.000 zullen bedra gen, wijzen zij er nog op dal uit het oog punt van werkverschaffing deze demping geencrlei practisch nut zou hebben, omdat, alvorens tot uitvoering kan worden overge gaan, een langdurige voorbereiding noodig zou wezen. Uitdrukkelijk vestigen zij de aandacht op de nadeelige gevolgen van een demping van het Levendaal voor-en aleer de centrale rio- leerip£ ook ten opzichte van deze gracht baar invloed heeft doen gelden. Wat toch is het geval? Demping van het Levendaal thans zou ten gevolge hebben, dat de in het Levendaal door riolen, fabrie ken, als anderszins, aangevoerde stoffen alsdan moeten worden opgevangen in een groot stamriool, dat eenerzijds zal loozen in den Zoeterwoudschen Singel, anderzijds'in het ongedempt blijvend gedeelte van het Levendaal op korten afstand van Steen- schuur-Rapenburg. Dit brengt mede, dat deze wateren in booge mate zullen worden verontreinigd, zoodat de toestand, over het geheel genomen, verergeren zou in stede van ie verbeteren. Een paar van de mooiste gedeelten van de stad zouden zoodoende grootelijks worden benadeeld en de stank, welken bijv. het Rapenburg zou gaan ver spreiden, zou wellicht stemmen doen op gaan om ook deze gracht te dempen, iets waarlegen de voorstanders van het behoud van stadsschoon ongetwijfeld te recht zou den opkomen. Demping van het Levendaal kan derhalve nief plaats hebben vóór de rioleering, ook voortover deze stadswijk betreft, tot stand is gekomen. Hieromtrent bestaat ook bij den Inspecteur van het Staatstoezicht op de Volksgezondheid, blijkens diens bij de stuk ken gevoegd schrijven van 16 Juli j.l. geen twijfel. Op deze gronden meenen B. en W. dan ook, dat voorloopig niet tot demping van het Levendaal behoort te worden over gegaan,, wat niet zeggen wil, dat zij, even als de Commissie van Fabricage niet van de voordeelen en ook van de urgentie van die demping overtuigd zijn. Naar aanleiding van de motie-Sijtsma in de vergadering van 25 Juni 1.1. aangenomen waarbij aan B. en W. werd verzocht tegelijk met het praeadvies inzake de Levendaal- demping met het definitieve plan tot dem ping van de Mare te komen, leggen B. en W. dit plan nu over, vergezeld van een ge specificeerde rekening van de vermoede lijke kosten. De voorgenomen demping zal zich uit strekken van de Oude Vest tot den Stille Rijn. Dit brengt dadelijk mee, dat drie brug gen, n.L de Touwersbrug, de St.-Nicolaas- brug en de Hartebrug zullen verdwijnen. Het belang van dit gunstige gevolg van de demping mag, ook om financieele redenen, niet worden onderschat. De totale breedte van den nieuw te maken weg, waaraan voor het verkeer zoo dringende behoefte bestaat, zal van 16.5 M. tot 22 M.'bedragen. Volgens door B. en W. verkregen inlichtin gen zal het R.-K. kerkbestuur bereid be vonden worden, mede te werken tot koste- loozen afstand aan de gemeente van den tuingrond naast de kerk, met uitzondering van een Meter breede strook, onmiddellijk langs het gebouw, welke, strook van ge meentewege van den nieuwen verkeersweg zal worden afgescheiden. De weg zal aan weerskanten een ver hoogd trottoir ter normale breedte van 3 M. verkrijgen, waarlangs een rijwielklinkerpad van 1.75 M. wordt aangelegd. De rijweg mef keibestrating zal van 9.5 tot 12 M. breed worden. Aan de zijde van het koor der Har- tcbrugkerk moet zich het Westelijk trottoir tot 1 M. vernauwen. De Hartebrug wordt opgeruimd en de weg ter plaatse ongeveer 0.45 M. verlaagd. De breedte van den rijweg tusschen trottoirs op bet smalste punt van de Haarlemmerstraat boek Lange Mare zal bedragen 6 M., een breedte, welke eventueel nog voldoende zou zijn voor het aanleggen van een dubbel tramspoor. In. dit verband zij medegedeeld, dat B. en W. met de Haagsche Tramweg- Maatschappij, die hier oorspronkelijk een enkel spoor beeft ontworpen, nog in onder handeling zijn over het harerzijds wegens vereenvoudiging van het tramtracé verlee- nen van een bijdrage in de kosten van het dempingswerk ter plaatse. Bezuiden de Haarlemmerstraat reikt de demping tot den Stillen Rijn. De perceelen aan de Donkersteeg, die in de Stille Mare een diep gelegen achteruitgang hebben, be houden dien. Aan de Westzijde der Stille Mare wordt een 1,5 M. breed trottoir aan gelegd, met daarnaast 'een ongeveer 7 M, breede rijweg. De verdere ruimte zal, gelijk reeds eerder werd gezegd, benut worden voor den aanleg van een'plantsoen, het op stellen van aanplakborden, transformator- zuilen, enz., waarvoor thans elke ruimte in deze omgeving ontbreekt. Vervolgens vervalt ook de Sl.-Nicolaas- brug, welke smalle brug, zoo niét tot dem ping werd overgegaan, mede in verband met de plaats gehad hebbende verbreeding van de voormalige Brandewijnsteeg, noodT zakelijk zou .moeten worden verbeterd eri verbreed. Vermits nu echter de hiermede gemoeide uitgave ongeveer evenveel zou be- dragen als de kosten» verbonden aan derii- j. ping van de Mare van de Hartebrug tot de Vróuwenkerkkoorstraat (Brandewijnsteeg), te weten ongeveer f 40.000, ligt het voor de hand, dat ook hierom aan een demping, die bovendien nog zooveel meer voordeelen met zich brengt, de voorkeur wordt gegeven. Iets dergelijks geldt ten aanzien van de Touwersbrug, welke bij demping van de Mare eveneens kan verdwijnen. Ook deze brug zal, blijft zij bestaan, over eenige ja ren vernieuwd en, met het oog op het drukke verkeer, verbreed moeten worden, waarmede al gauw een f 25.000 gemoeid zal zijn. Ook deze omstandigheid kan h. i. niet anders dan vóór de demping van de Mare pleiten. De aansluiting van de gedempte Mare aan de Marebrug geschiedt volgens een schuin loeloopende lijn, waardoor de toe gang van laatstgenoemde brug naar den nieuwen verkeersweg en naar de Oude Vest en omgekeerd, zal worden vergemakkelijkt, Aan de Westzijde der Lange Mare zal, in verband met een rationeelen straataanleg, het trottoir iets hooger dan de tegenwoor dige hoogte der dorpels van de aangren zende huizen komen te liggen, een toestand zooals die o.a. ook op het Kort Rapenburg wordt aangetroffen en die, bij verbouwing der perceelen, allengs zal verdwijnen. In- tusschen zal met de belangen der bewoners in dezen zooveel mogelijk rekening worden gehouden. Het hoofdverschil tusschen dq bestaande huisdorpels en het aansluitende trottoir zal trouwens geringer zijn dan bij het Kort Rapenburg het geval is en Waar-< schijnlijk slechts uit een opstap van 1 trede bestaan. De totale kosten van de demping werden destijds door B. en W. globaal geraamd op f 100.000; de overgelegde kostenberekèïiing doet evenwel zien, dat naar allé waar schijnlijkheid met een bedrag van f 96.00Q zal kunnen worden volstaan. Hierbij dient er echter rekening mede te wórden gehoui den, dat in verband met de bovengenoemde kosten van verbetering der St.-Nicolaasbrug en Touwersbrug, onvermijdelijk indien de, Mare niet gedempt wordt, de aan die demping verbonden meerder kosten feitelijk slechts op globaal f 31.000 te stellen zijn, De adressen, waarin tegen de demping van de Mare wordt geprotesteerd, bespre kende, wijzen B. en W. er op dat de daarin aangevoerde bedenkingen in hoofdzaak gei baseerd zijn op schoonheidsoverwegingen en het komt hun voor dat de zoo hoog genoem de schoonheid van de Mare in den laatsten tijd wel ietwat te hoog is aangeslagen en dat de beoordeeling dier schoonheid niet vrij van eenige overdrijving is gebleven. Intusschen, over smaken valt bezwaarlijk te redetwisten, B. en W.- volstaan hier dus met als hunne meening, welke door de.Com missie van Fabricage gedeeld wordt/ uit te spreken, dat de dringende eischen van het verkeer, welke de demping van de Mare noodig maken, zwaarder moeten wegen dan de ontsiering van het stadsschoon, Welke van die demping, naar hun oordeel slechts in zeer geringe mate, het gevolg zal zijn, Het is, zooals gezegd, zelfs niet uitgesloten, dat die ontsiering in het geheel niet plaats zal vinden, want het is wel gebleken, dat ook gedempte grachten en in welke stad treft men die niet aan? het stadsschoon geenszins behoeven te bederven. B. en W. vragen zich af, of de belangen van het verkeer, zooals die heden, pok en vooral met het oog op de toekomst, worded gevoeld en beoordeeld, opgeofferd mogen worden aan de meening van hen, die vree- zen, dat een klein gedeelte van de stad min der fraai zal worden? Moeten dan onwel- riekende grachten en grachten, die het ver keer belemmeren, ten eeuwigen dage onge- dempt blijven, alleen ter wille van het be« houd van werkelijk of vermeend stads schoon? Meent men, dat daaraan de veilig heid van het verkeer en dus die van de in gezetenen mag worden opgeofferd? Voor de Mare kan het antwoord niet anders dan ontkennend luiden. Deze uiterst smalle en daarbij zeer drukke verkeersweg toch, waar rij- en voertuigen elkaar bijna niet kunnen passeeren en waar voetgangers vaak niet zonder gevaar kunnen gaan, eischt inder-« daad dringend verruiming. Voegt men hier bij de verschillende voordeelen, welke ook op ander gebied uit de voorgestelde demping zullen voortvloeien, dan kan h. i. omtrent do wenschelijkheid van de demping van de Mare, welke daarenboven geen overdreven groote geldelijke offers vergt, geen twijfel bei- staan. Zij meenen dan ook, dat deze dem ping onverwijld ter hand behoort te worden genomen. Resumeerende geven B. en W. den Raad alsnu in overweging; A. in beginsel te besluiten tot het maken van een centrale rioleering der gemeente, overeenkomstig hef hierboven besproken plan, en ten behoeve van den bouw van een noordelijk pompstation met persleiding naar de Slaaghsloot een bedrag van f 180.500 te hunner beschikking te stellen; B. vooralsnog niet over te gaan tot dem ping van het Levendaal; C. ten behoeve van de demping van de Mare van den Stillen Rijn tot de Oude Vest, met bijbehoorende* werken, een bedrag van f 96.000 te hunner beschikking le stellen. Naar het Engelsen, door BERTA RUCK, v (Nadruk verboden)). 40) De zeer heldere donkere oogen van den jeugdigen krijgsman oogen van eeu Japansohe prinses! waren op mij ge vestigd. „Maar u riep mij terug", „Ja, dat weet ik. Ik heb u een massa t© vertellen." Hij -trok zijn donkere wenkbrauwen op. Toen fronste hij zijn voorhoofd alsof hij zich plotseling ongerust maakte. „Is ©r iets gebeurd?" vroeg hij kortaf. „Neen, o neenzei ik snel en toen her haalde ik: ,,Ik heb u zoo'n massa te ver- Stellen, kapitein Meredith Uw vrouw.. „Ja?" Ik zag hem eeTst naar de witte deur van de kast, en daarna naar de deur Van mijn badkamer kijken, alsof hij zich verbeeldde, dat Miss Vera Yayne daar op de loer moest liggen. Hij zei: ,,Ik verwachtte haar Her te fcullen^ zien... U as zéker... Neen, neen, na tuurlijk niet, dat kan nietl" (Waarschijn- ilijk wou hij zeggen, dat ik zeker haar ka menier was). U is hier zeker bij haar ge logeerd! Is u een vriendin van mijn Êrouw..." „Neen, dat juist niet". Ik stak mijn hand uit naar de koperen roede van het bed en hield die stevig „yast, alsof ik be hoefte had aan steun gedurende dit onmo gelijke gesprek. De jonge, verbaasde stem vroeg ver der: „Maar u kent haar toch?" „Ja, o ja, oppervlakkig." „Wilt u mij dan alsjeblieft vertellen, waar zij is." „Ik weet het niet, kapitein Meredith. „Weet u het niet? Maar..." „Hier is zij niet", zei ik, flink mijn hoofd schuddend. „Meent u niet in het hotel? Of niet te Parijs?" „Niet te Parijs. Ik, fk denk, dat zij naar Amerika gegaan isl" „Naar Amerika 1" herhaalde hij op een toon van do grootste verbazing. „Maar dat kan niet. Wat doet u denken...?" En toen, alsof hij zich plotseling iets herinner de, voegde bij er met een meer gewone stem bij: „Maar mijn familie heeft mij daareven verteld, dat zij hier bij hen is.'i „Ja, dat weet ik wel", zei ik, de glim mende bedroede zóó stevig vasthoudende, dat he6 ding besloeg door mijn warme hand. „Dat denken zij. Natuurlijk, zij den ken het. Zij meenen, dat uw vrouw hier is, omdat... „Welnu, waarom dan?" vroeg de be drogen jonge krijgsman; nog steeds met gefronst voorhoofd. „Wat denken zij?" Met mijn eene hand op de bedroede, en de andere gebald tot een vuist,, zoodat de nagels in de handpalm drongen, keek ik naar hem op en vertelde hem de onzinnige, ongeloofwaardige, ongerijmde zaak, die zij voor waarheid hielden. ,,U moet begrijpen, zij denken, dat ik uw vrouw ben „Wat?" viel kapitein Meredith uifc| als een pistoolschot. Toen trad hij een stap nader en zeido op kalmer toon: „Wat zei u?" Ik bevochtigde mijn lippen voor deze na derende catastrophe van een verklaring. Ineens gooide ik er de eerste woorden uit, die mij in mijn hoofd kwamen Weinig, maar goed gekozen woorden. „U weet, kapitein Meredith, dat ik uw vrouw niet ben." Hij gaf een merkwaardig klein snikje (dat mocht hij werkelijk wel, die arme man) en ik moest voortgaan: ,^Neen, ik ben na tuurlijk uw vrouw niet! Dat ziet u na tuurlijk zelf welmaar zij denken, zij den ken allemaal, dat ik uw vrouw ben... dat ik met u getrouwd ben..." „Dat u...?" En toen scheen het of de heele persoon geconcentreerd werd in een paar jonge, heel donkere, heldere oogen, die mijn geheele persoon nauwkeurig op namen, mijn haar,mijn japon, mijn han den, mijn schoenen. Toen zei hij„Wie zeiden dat?" „Uw vader en moeder", antwoordde ik wanhopig, „Sir Richard en Belle... ik meen Lady Meredith/' „Waarom noemt U mijn moeder „Belle?" vroeg hij op scherpen toon. Weder bevochtigde ik mijn lippen om te antwoorden, maar hij voegde er bij: „Hadt u haar verteld, dal u mijn vrouw was?" „Neen, neen," riep ik vol vuur. „Na tuurlijk aiiet." „Wie dan?"- „Niemand. „Niemand?" „Neen, zo schenen te Rebben.hebben.M ^/VVat schenen ze fa bobben i" J „Werkelijk?" zei kapitein Meredith langzaam, terwijl hij mij scherp aanzag. „Dab was al heel vTeemd van hen. Het lijkt mij zeer merkwaardig." En toen keerde hij zich plotseling om en deed de deur op slotik had een ge voel of alle vrienden, die ik op de wereld had, waren buitengesloten. Hij kwam do kamer verder in en greep den eersten den besten stoel alsof hij be hoefte had ergens dadelijk te gaan zitten. (Ik herinnerde mij, diat hij gewond geweest was). Die stoel lag opgestapeld met dunne witte onderlijfjes. Een, dat haast geheel uit kant bestond, vjel op den grond op do bruine laars van den jongen man. Hij koek er op neer met een harden blik. Ik was blij iets te doen te hebben en kwam haastig toeloopen met mijn rose strooken fladderend om mij heen. Ik nam den stapel aardige dingen op en wierp ze op het nieuwe satijnen donzen dekbed op mijn bod. Toen ging kapitein Meredith vrij plotse ling zitten, en zei kortaf, terwijl ik daar stond: „Ik wou er het rechte wel graag van weten Wilt u mij alsjeblieft vertellen wie u is?" Bevend begon ik. „Mijn naam is Whitelands, Rose White- Jands..." „Mejuffrouw Rose Whitelands?" „Ja natuurlijk", zei ik. „Het spijt mij wel, maar er is voor mij niets zoo bijzonder natuurlijks in dit beele geval", antwoordde hij. „Waar komt u vandaan J „Uit Shropshire, 'dat wil zeggen uit Lon den J-' „Welnu, welk van do twee?" vroeg hy met strengen blik. „Ik bedoel, ik komt het laatst uit Lon* den, maar mijn familie behoorde in Shrop shire thuis, toen dk nog eenige familie had. Ze zijn allen dood. Mijn vader is ook in dienst geweest." „Ga voort", beval hij. Zijn stem klonk totaal alsof hij een krijgs raad presideerde en ik de beschuldigde was, op de lijst vermeld. Dat maakte mij plotseling woedend. Tot nu toe had ik gesproken hijgend, stamelend, verlegen, en zoo zenuwachtig, dat ik haaat in tranen uitbarstte. Maar deze manier (of dit gebrek aan ma nieren) scheen mij iets van mijn zelfver trouwen weer te geven. Ik liet het bed los. Ik hief hét hoofd op 'en keek hem aan. Dus dat was de veelbesproken Georgé, nietwaar? Welnu, ik had al heel weinig respect voor hem en voor zijn manieren. Zoo maar op een etoel neerploffen op mijn kamer, zonder er over te denken mij per missie te vragenEn nog minder te wach ten totdat ik ging zittenIk zou hem eena toonen, wat ik daarvan dacht. Dus nu vol komen mijzelve meester, zei ik vernieti gend: kool: „Dank u, ik zal gaan zitten."- En ik trok den stoel nader, dio bij de toilettafel stond. Deae was bedekt met al mijn nieuwé zijden kousen, die rk uit do doozen had nomen om te bekijken» •5. ,_.L

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1923 | | pagina 5