In verkeerde Schoenen.
No. 19514.
LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 19 October.
Derde Blad. Anno 1923.
TWEEDE KAMER.
UIT ONZE STAATSMACHINE.
FEUILLETON.
(Vervolg van gisteren).
De Vlootwet
De heer VAN SCHAlK R.-K.) zegt zich
Iqs te gevoelen van alle stemming, die te
gen dit ontwerp ia gemaakt. Hij ziet niet
£n dat ttnen gezag kan verleenen aan het
petitionnement; er is te veel gespeculeerd
op de anti-militaristische neigingen van
het volk. Do domme voorstelling van het
.wegsmijten van geld voor de vloot en daar
naast het bezuinigen op ambtenarensala
rissen, is z.i. niet goed te "keuren. Spr.
heeft deze demonstratie niet kunnen waar-
$3e>ereD.
Spr gaat niet in een beoordeeling van
het vlootplan treden. In dit opzicht wacht
hij het oordeel der Begeering over de vele
kritiek af. Gaarne vernam hij waarom 'le
plannen van den heer Bomans niet aan
nemelijk zijn voor de Begeering.
Zich plaatsend op het standpunt van
het rapport der Katholieke defensieplan-
Den, acht hij het niet mogelijk de defensie
middelen voor Indië thans op te heffen.
ï)e actie van den Volkenbond, de resulta
ten van Washington en de pauselijke vre-
desactio zijn krachtige elementen voot den
wereldvrede, maar niet allo staten zijn
Ontvankelijk voor deze vredesactie.
Eerst als de offers voor de verdediging
te zwaar zouden zijn voor het volk zou men
'daarvan moeten afzien. Spr ziet echter
nog niet dat alle maatregelen ten opzichte
Ivan Indië doelloos en nutteloos zijn. Iets
anders ia of een vloot met steunpunten bij
ga ach te zal zijn onze neutraliteit te hand
haven en inbreuken te weren. Het tegen
deel is niet ie bew een en vergelijking met
andere landen gaat niet voldoende op. Niet
alleen numerieke overmacht is overheer-
schend geweestoverleg, beleid en moed
zijn belangrijke factoren geweest. Een klei
ne, goed toegeruste vloot met goed per
soneel kan preventief werken. Hij sluit
zich in dit opzicht bij de marine-deskundi
gen aan. Ziet men- van deze neutralliteils-
handhaving af, dan verzaakt men zijn in
ternationale verplichtingen en geeft zich
zelf over aan anderen.
Spr. is niet geheel gerust dat de uitvoe
ring van het vlootplan met al zijn conse
quenties ligt binnen de financieele capaci
teit van Nederland en Indië. De mededee-
lingen der regeering zijn z.i. nog niet vol
doende, vooral niet wat betreft, de toe
komst. Met. het shgwoond: wat moet dat
kan, mag men er zich niet van af maken.
De voorgestelde regeling prejudicieert
fop de toekomst, zelfs op een verre toe
komst en dit is het wat spr. het grootste
bezwaar lijkt tegen dit ontwerp. Een sys
tematisch samengestelde vloot juicht spr.
gaarne to© en de daaraan verbonden las
ten zouden regelmatig zijn te verdeelen.
Het de gedachte en de bedoeling van dit
plan betuigt spr. zijn instemming
Zal echter het doel, dat de Begeering
zich stelt, bereikt worden? En is het con-
solidatieplan te aanvaarden Dat zijn dé
vragen, die spr. stellen wil.
De ste1 elloosheid bij de marine acht
Spr. verkeerd, maar brengt daarin deze wet
afdoende verandering? Spr betwijfelt dit.
Het voorstel gaat tot in détails na alle
plannen voor technische afwerking en dat
acht spr. niet gewenscht met het oog op
den vooruitgang der techniek. Deze tech
niek wijzigt zich ieder jaar en dus is een
.Vastlegging voor twaalf jaar niet ge
wenscht, omdat de gedachte daarbij vóór-
zit, dat er niets of niets noemenswaards
2ich zal wijzigen. Spr. wijst bijv. op de
beteekenis van het luchtwapen, die nog
steeds verandert en grooter wordt. Bij deze
ontwikkeling past het gansr plan zich
biet aan. De kans is veel grooter dat een
vlootplan jaarlijks gewijzigd dient te wor
den en een onverstoorbare tenuitvoerleg
ging van een eenmaal opgelegd plan acht
Spr. nadeelig. Zal de Begeering ijskoud door
gaan met haar plan, al wijzigt zich de gan-
sche techniek? Of zal zij telkens met wijzi
gingsplannen bij de Staten-Generaal ko
men? Zoo ja, wat is dan de beteekenis van
deze vastlegging van een langdurig plan?
Elke wijziging van de wet zal moeite geven
en spr, voorziet dat de Regeering haar doel
joorbij schiet met een vast plan.
Tegenwoordig heeft de Regeering vrijheid
van beweging en kan zij zich aanpassen bij
het nieuwe en beste: een vast plan zal al
licht achter zijn bij dat nieuwe en beste.
Practisch zal de wet uitwerken dat het
maritiem beleid voor zes jaar aan den in
vloed van de Staten-Generaal zal onttrok
ken zijn.
Dit geldt ook voor de financieele conse
quenties en het is een ernstig bezwaar dat
het recht en de vrijheid der Volksvertegen
woordiging aan banden wordt gelegd om
ieder jaar haar inzicht te doen blijken. Mo
gen wij dat recht en die vrijheid prijsgeven?
De ontwikkeHng der internationale verhou
dingen dwingt tot geregelde herziening van
onze opvatting ten aanzien van onze positie
en ten aanzien vaD ons vlootbeleid. Bij dit
ontwerp geeft de Kamer alle macht en haar
inzicht uit handen. Er leeft in Katholieken
kring een krachtig verlangen naar ontwa
pening en geregeld wenscht men te overwe
gen hoe ver men daarmede kan gaan. Aan
de onbelemmerde uitoefening van spr.'s
taak staat dit plan in den weg.
Ook in financieei opzicht legt de Kamer
zich vast. De uitgaven kunnen zeer tegen
vallen en niemand kan de gevolgen over
zien.
Zoodra de ramingen te laag blijken zal
de Kamer verplicht zijn hoogere bedragen
beschikbaar te stellen. Jaarlijks echter zal
onafhankelijk van alle begrooting een be
drag voor annuïteiten en exploitatiekosten
automatisch moeten worden goedgekeurd.
De Kroon heeft eenvoudig vast te stellen
en de Staten-Generaal heeft het goed te
keuren, omdat wettelijk alles is vastgelegd.
Voor een lang aantal jaren zullen wij aan
hooge marine-uitgaven zijn gebonden. Door
de wet zal het marinebeleid voor vele jaren
bevroren zijn en de Kamer neemt feitelijk
voor zes jaar de Marinebegrooting aan als
zij deze Vlootwet aanvaardt. Spr. aan-,
vaardt niet den uitweg dat de Kamer de be
grotingsposten altijd kan verwerpen. Als
dat geschiedde dan heeft het opzetten van
een vast plan geen nut. Alleen wijziging
van de Vlootwet kan constitutioneel de op
lossing geven.
Spr. ziet in dat plan alleen dat hel mari
tieme defensiebeleid met al zijn consequen
ties ook financieel voor zes jaar aan den in
vloed van de Staten-Generaal zal zijn ent-
trokken. Spr. gelooft niet dat de Regeering
een dergelijke vastlegging noodig heeft voor
haar plannen en hij vraagt de Regeering
alsnog te overwegen buiten de wet te blijven
of althans op veel minder dwingende wijze
vast te leggen.
Niet alleen formeele, maar ook daad
werkelijke vrijheid moet de regeering aan
de Staten-Generaal laten om jaarlijks te
overwegen wat noodig en wenschelijk is.
De heer OUD (V.-D.) betoogt, dat de voor
standers allen in de gedachte leven dat na
zes jaar de tweede helft van de vloot ge
bouwd zal worden. Trouwens dat blijkt uit
de Memorie van Antwoord ook duidelijk.
Spr. critiseert hel z.g. fonds dat geen fonds
is. De onkosten van dat z.g. fonds zijn de
annuïteiten, die wij jaarlijks weer uitgeven.
In het fonds zit dus nooit geld. Die fonds-
politiek is schijn om de lasten te verdeelen.
De invloed op de Nederlandsche finan
ciën wordt veel te klein geschat. Spr. becij
fert, dat het eerste jaar niet een winst van
83 mille geeft, maar wel een nadeel van
ruim één millioen. Hel overbrengen van de
pensioenen houdt voorts geen verband met
de Vlootwet en het is slechts een verschui
ving dat de Regeering dezen post naar In
dië overbrengt.
De heer DRESSELHUYS (V. B.) wenscht
slechts een kort woord te spreken, in de
eerste splaats tot den heer v. d. Voort van
Zijp, die een gelegenheidsrede hield. Wel
stolde hij eenige vragen tot de Regeering,
doch hij stemt onder alle omstandigheden
vóór de wet. De bestrijding, die deze afge
vaardigde van het program van den Vrij
heidsbond gaf, acht spr. zeer onjuist. De
Regeering stelt voor den vioolbouw uit te
breiden, maar zij houdt geen rekening met
exploitatie-moeilijkheden. Er moet harmo
nie zijn in het beleid en dat is het wat de
Vrijheidsbond wenscht in het militaire be
leid. Als deze onzalige wet wordt aangeno
men, zal er geen personeel zijn en daarop
heeft de Regeering* weer niet gerekend.
Met nadruk komt spr. er tegen op, dat
men hem verwijt dat hij bij de marine wil
blijven „voortsukkelen". Dat woord heeft
hij nooit gebruikt en het is ook zijn opvat
ting niet. Wanneer iemand het bestaande
stelsel wil handhaven en desnoods iets ver
beteren, beteekent dat volgens de Regeering
dus sukkelen. Alleen een fonds is geen ge
sukkel, meent de Regeering, maar haar
fonds is juist gesukkel.
Nogmaals betoogt spr., dat de wet ons
voor twaalf jaar bindt. Minister Coliin wil
dat tegenspreken, maar de noodzakelijke
consequentie leidt er toe.
Spr. hoopt dat de- Minister van Marine
©indelijk antwoord zal geven op dezo kwes
tie. Daarvan hangt zeer veel af. Zoolang
we de vloot zullen houden, zullen wij niet
van de schuld af zijn.
De heer SNOECK HENKEMANS (C.H.):
U heeft gezegd, dat het wel 32 jaar duurt.
Dat is niet waar.
De heer DRESSELHUYS (V.-B.): Het
zal zelfs 320 jaar duren, als wij nog maar
die vloot hebben (gelach). Men kan dat
alles exploitatiekosten noemen, ma\r ze
staan niet on dor die rubriek. Spr. hoopt
alweer, dat de Minister eens duidelijke in
lichtingen geeft, vooral de Minister van
Marine, die deskundige adviezen kan ge
ven, welke door de Kamer begrepen kun
nen worden. Waarom zegt de Regeering
niet duidelijk, waarom er zoo'n haast bij
deze zaak is, waarom de behandeling niet
drie weken kan wachten
Spr. citeert Medenbach, die betoogt, dat
deze vloot een geheel nieuwen koers in
slaat. Waarom dat geschiedt, wordt door
de Regeering niet gezegd. In de tweede
plaats wijst spr. op Singapore. Heeft de
oprichting van een vlootbasis daar niet de
minste beteekenis voor dit plan? Verdraagt
R-iouw zich gehéel met Singapore
Omtrent de mogelijkheid van verdediging
van Indië door vliegtuigen is ook niet alles
gezegd. Vele deskundigen zijn van oordeel,
dat het wel mogelijk is. Voor 12 jagers
kunnen we 420 vliegtuigen koopen. Volgens
den heer van Hengel heeft men in IndiÖ
niet veel aan vliegers, omdat de mist het
uitzien verhindert. Volgens deskundigen is
er nooit mist in Indië. (Gelach).
De oorlog heeft geleerd, dat duikbooten
tegen transportvloten niet veel uitrichten.
Toch zuilen onze duikbooten juist tegen
deze schepen worden aangewend.
De vlootplannen van de Regeering zijn
heel ^oed, als wij hebben een netten vijand,
die zich behoorlijk gedraagt. (Gelach). Als
die vijand anders handelt dan wij hadden
gehoopt, dan werpt hij al onze plannen
m de war.
Ten slotte betoogt spr., dat het in de
war sturen van de Indische financiën een
zeer ernstig nadeel voor do Kolonie zal
zijn. De belastingen zijg al zéér hoog en
er is geen lust meer om gelden in onder
nemingen te steken.
Naast een vlootplan moet er een^ geld-
plan zijn. Dit laatst© is er niet, niettegen
staande deze plannen onafscheidelijk moe
ten zijn. Ook is het niet geheel duidelijk,
waarvoor de vloot moet dienen. Is het al
leen voor de neutraliteit Vroeger was het
weer iets anders, maar spr. juicht het toe
dat het alleen de neutraliteit is, want dan
is de vloot een actieve vloot en dus zonder
steunpunten. Over al deze punten wenscht
spr. nog zeer vele inlichtingen.
Met den heer van Schaik is spr. het eens,
dat wij ons niet moeten binden. Deze wet
is of een dwaasheid of ze bindt tot niets
of zij is een poging om Marine af te nemen
van de controle der Staten-Generaal. Tegen
alle drie verzet spr. zich.
De heer v. d. BILT (R.-K.) is zeer voor
ontwapening, maar helaas zijn wij nog niet
zoo ver. Met ons leger en onze vloot willen
wij alleen schending van onze neutraliteit
tegengaan. Spr. geeft eenige citaten, die
bewijzen dat men in Indië een vloot wenscht
Spr. heeft vertrouwen in het plan en hij
meent dat het geeft wat we noodig hebben.
De vergadering wordt verdaagd tot he
den één uur.
(Nadruk verboden.)
Hier en daar nit de Staatsbegrooting 1924.
Er is op gewezen, dat de „Nota betreffen
de den toestand van 's Lands Financiën"
een belangrijk, maar ook ingewikkeld stuk
Is, dat maar door een zeer beperkt aantal
ersonen gelezen, door nog minder personen
estudeerd wordt. De hoofdzaak is ten slotte
„Slaan wij voor een tekort of voor een batig
saldo en hoe groot is dat
De tijd van de batige saldo's is voorloopig
voorbij het tekort wordt geraamd op 116
millioen en de Minister acht het veilig om
te rekenen op de noodzakelijkheid om 140
millioen in te halen. Er is al gezegd, welke
maatregelen hij noodig acht, althans wen
schelijk en doelmatig. Het eigenaardige is
echter, dat wal in de nota wordt aangegeven
als middel om het tekort te beperken, kort
daarna al weer wordt losgelaten.
En dan is er nog een bedenkelijk ver
schijnsel. Wij hebben een bezuinigingscom-
missie, die zal trachten aan te wijzen, hoe
op de administratie bezuiniging kan worden
toegepasten wij hebben de Algemeene Re
kenkamer, die de uitgaven toetst aan wet en
begrooling, en het recht heeft gekregen om
op onregelmatigheden en verspilling opmerk
zaam te maken maar beiden klagen her
haaldelijk er over, dat zij weinig gehoor
krijgen, als zij aan een of ander Departe
ment aankloppen en soms zelfs reden heb
ben om eerder aan tegen- dan aan mede
werking te denken. Dat is treurig I
De Minister van Financiën doet aan het
slot der meergenoemde Nota twee mededee-
lingen, die voor het groote publiek, dat we
ten wil, of verlichting van belastingdruk te
wachten is, wel wat teleurstellend zijn- Tot
dekking van 30 millioen, die nog over zou
blijven als tekort, nadat de reeds veel bespro
ken plannen van Z.Exc. zouden zijn uitge
voerd. zou de Minister zekere nader te noe
men beslaande belastingen willen wijzigen
en nieuwe heffingen invoeren. En ten tweede
deelt hij mee, dat aan verlaging van som
mige al te drukkende directe heffingen niet
gedacht kan worden, zoolang wij het niet
gebracht hebben tot een sluitende begroo
ling. En dal kan nog wel een paar jaartjes
duren.
Aan de Nota zijn, als gewoonlijk, enkele
bijlagen toegevoegdoverzichten van uit
gaven en inkomsten over reeds verloopen
jaren. Daarbij moet natuurlijk worden op
gemerkt, dat de rekening over de beide
laalstverloopen jaren nog niet is vastgesteld
en dat natuurlijk over 1923 niet gesproken
wordt, omdat die dienst nog loopt. Wij zul
len zulke overzichten zeer beperken on
maar enkele jaren raadplegen.
De gewone ontvangsten bedroegen in 1903
rond 1651/» millioen gulden, in 1913 waren
ze gestegen tot rond 223l/« millioen, en in
1922 tot rond 6301/* millioen.
De gewone uitgaven bedroegen in de go-
noemde jaren rond 1591/» millioen, 3191/*
millioen en 901 millioen.
Vergelijking van deze.cijfers spreekt boek
doelen.
De oorlogscrisis heeft natuurlijk aan do
enorme stijging van de ujlgaven heel wat
schuld. De Staatsschulden namen toe en dus
ook het bedrag der rente in 1903 betaalden
wij aan rente reeds de niet onaanzienlijke
6om van bijna 31 millioen, in 1913 was dat
even boven de 32 millioen, en in 1922 was
er bijna 80 millioen noodig.
Nauwkeurig is niet op te geven wat elk
der jaren 19141922 aan crisisuitgaven
heeft geöischt, omdat menige afrekening van
een crisisinstelling, d.i. gewoonlijk vaststel
ling van het nadeelig saldo eerst in een jaar
later plaats had. Het hoogste cijfer, 637V»
millioen, komt voor 1918.
Het spreekt vanzelf, dat de middelen ook
moesten stijgen vele middelen leden echter
onder den crisis en het gevolg moest dus
zijn, dat de belastingen en retributiën wer
den opgedreven. -Ongelukkig waren zij toch
niet in 9laat de uitgaven te dekken. In 1913
brachten 's Rijks middelen 196l/s millioen
op en in 1922 de som van 4451/* millioen.
Zuiver i9 die vergelijking niet, omdat enkelo
ontvangsten in een nieuw ingesteld staats
bedrijf overgingen, o.a. Posterijen en Tele
grafie.
Aan de nota is ook eon vergelijkende
staat toegevoegd van de bij de Staatsbegroo
ting verleende kredieten voor 1923 en de
aangevraagde voor 1924. Ook die vergelij
king moet voorzichtig worden opgenomen.
Als zekere kredieten bij de begrooling zijn
toegestaan, worden zij vaak in den loop van
het jaar gewijzigd, wat „verhoogd" betee
kent, want wetsontwerpen lot verminde
r i n g van een begrootlngspost komen zeldecf
voor. Dat is wel jammer, want maar al
vaak vat bij Rijk en gemeente de overtul^
ging post, dat wat toegestaan Is, ook opge*
maakt moet worden. Bovendien Is een ver*
'gelijking tusschen de begrootingen voo*!
1923 en 1924 weinig betrouwbaar, omdat dö
Regeering, dat is de Minister van Financiën,
de begrooting voor 1924 maar vast heeft in^
gediend, maar wijzigingen in uitzicht heeft
gesteld. Op de gegeven cijfers afgaande zou
het blijken, dat voor 1924 een bedrag van
bijna 95 millioen minder is geraamd, maar
voor Onderwijs, Waterstaat en Arbeid 42V*
millioen meer, dus een vermindering van
ongeveer 52 millioen.
Op grond van de zooeven gemaakte op*
merking dal de begrooting, zooals die is in*
gediend, als voorloopig moet worden be-*
schouwd en de Minister van Financiën nog
besnoeiingen wil overwegen, moeten verdere
opmerkingen over begrootingscijfers ook met
zeker voorbehoud worden aanvaard.
Over Hoofdstuk I der Begrooting
Huis der Koningin valt niets bijzonders tq
vermelden. Het zijn 4 artikels, waarvan er
3 grondwettelijk zijn vastgesteld en een ar
tikel betreft de herstellingen aan het Ko-*
ninklijk Paleis te Amsterdam.
Hoofdstuk II, Hooge colleges van
Staat en Kabinet der Koningin, eischt vol
gens de bcgrooting f 11.4-6, zegge rond elf en
een halve gulden minder. Het ambtenaren-*
en bedielidenpersoneel bij de Eerste Kamer
VTaagt f 580 meer en dat bij de Tweede Ka
mer is weer waarschijnlijk een ütelbezóldL
ging, immers er is een hoofdcommies met
f4100 en hoofdcommies met den per
soonlijke n titel van re f e r e n-
d a r i s met f 4700. Het schijnt, dat die per-*
soonlijke titel f 600 kost.
Er zijn meer kleinigheden, die voor den
oningewijde onbegrijpelijk zijn. Zoo heeft'
do eerste Kamer f 1000 meer noodig voor
drukwerk, maar de Tweede Kamer r 25.00Q
minder. De Eerste heeft f 375 meer noodigj
voor schrijfbehoeften en bindwerk, maar
de Tweede kan met de vroeger toegestane
som toe.
Mïir of meer merkwaardig is do brand-
stoffonrekening voor do Twcedo Kamer: in
1922 werd uitgegeven f 2197voor 1923 wa8
toegestaan f 4075 en voor 1924 wordt aan
gevraagd f 9000.
Voor het kort verslag der vergaderingen
van de Tweede Kamer is noodig geoordeeld
f 30.150 aan traktementen der ambtenaren
en f 70.000 voor het samenstellen en uitge
ven der verslagen. In 1922 waB deze laatste
post maar f 34.701.25. Het verschil wordt
toegeschreven aan een buitengewoon reces
in verband met de Kamerontbinding en
aan mindere vraag naar het verslag. Et
wordt nu op toeneming van het aantal abon-
nó's gerekend, maar voor 1923 was ook al
f 70.000 toegestaan^ zoodat de toeneming
weer is opgehouden of dio in 1923 niet zoo
groot is geweest als men verwachtte.
Ook bij den Raad van Stato zijn veel
meer brandstoffen noodig dan vroeger?
f 1000 iu 1923 en f 2400 in 1924 en licht en
water eischon ook ongeveer bet dubbele.
Het drukwerk steeg van f 250 tot f 700, het
onderhoud en aankoop van meubelen van
f 1000 tot f 3000. Maar er schijnt een hoofd
commies van f 4750 uit te vallen en daaren
tegen een schrijver op jaarloon v. f 1558.33
aangesteld te worden.
Het personeel bij de Algemeene Reken
kamer wordt verminderd met 2 referendar
rissen, 2 klerken, 5 schrijvers op jaarloon,-
maar vermeerderd met 1 hoofdcommies f
daarmee wordt f 12.616 uitgewonnen; maar
voor tijdelijk personeel is f 1500 meer noo
dig. De geheelo begrooting voor dit lichaanil
is f 16.216 lager dan voor 1923.
Do afdeeling Kanselarij der Nederl. Or
den heeft o.a. f 4000 minder noodig voor
aankoop en herstelling van decoratiën, nuC
de gedecoreerden die zelf moeten aanschaf
fen,
Het bedrag van iets meer dan f 4500. dat
voor het Kabinet der Koningin minder
wordt gevraagd is in hoofdzaak toe tè
schrijven aan vermindering van personeeL
Merkwaardig is het, dat er weer voor
ambtenaar een extra-verhoo^ing van f 2(H)
wordt gevraagd en dat terwijl er over ge
dacht is om periodieke, dat is belooidt,
verhoogingen te laten vervallen.
Aan pensioen voor leden van de Tweeda
Kamer enz. wordt f 74.236 aangevraagd,;
dat is ongeveer f 24.000 meer dan in 1923.)
Naar hel Engelsch, door BERTA RUCK.
(Nadruk verboden)).
35)
Zij gat niet dadelijk antwoord. Ze zei:
,,Ik denk altijd, dat ©en meisje, dat een
man heeft aimgenomen, zoo dankbaar
moest wezen aan het meisje, dat dat
hem niet had genomen. Maar de bruid
ziet gewoonlijk neer op dat andere meis
je met een gemengd gevoel van wrok, arg
waan, toorn en verachting."
„O ja? Welnu, maar als als u uzelf
bedoelde, dan zou. ik niet denken, dat
Iemand die gevoelens jegens u zou koes
teren", zei ik volkomen oprecht. ,,Ik houd
van u", voegde ik er eenvoudig bij.
Even eenvoudig antwoordde het don
kere meisje:,, Daar ben ik zoo blij om.
Nadat ik kennis met u had gemaakt, hoop
te ik zeer, dat u van mij houden zou. Ik
wou zoo graag, dat wij vriendinnen wer
den. Maar ik was bang, dat u mij links liet
lig'gen zoodra u hadt begrepen, dat ik
Eet meisje was, dat hem zoo schandelijk
nad behandeld. Hem eerst aangemoedigd
en daarna den bons gegeven."
„Meent u G?orge?"
Het is SepaaJd komiek hoe gemakkelijk
de naam van dien vreemden man mij over
de lippen komtl
Philippa Traoey knikte. „Natuurlijk."
1Mb was iets bet beloofde een nieuw
licht te werpen op dien George van hen.
Ik keerde mijn rug toe aan de interessanto
groepjes in den winkel. Vragend keek ik
mijn gezellin aan. Zou zij 'n nieuw hoofd
stuk opslaan van het boek, dat ik was be
gonnen te lezen aan het verkeerde eind?
„Wou bij met u trouwen?" zei ik.
„Ja."
„En u heeft zijn aanzoek afgeslagen?"
„Ja, ik heb Georges aanzoek afgesla
gen", zei Philippa bedaard. ,,En ik was
bang, dat zijn moeder mij dat nimmer zou
vergeven. „En zijn moeder heeft dat ook
niet gedaan. Geen enkele vrouw vergeeft
het een meisje, dat niet opspringt van
vreugde, als zij kans heeft met haar zoon
te kunnen trouwen, al is dat meisje niet
degene, die zij zou wenschcn aan zijn arm
haar huis te zien binnentreden I"
„Maar dat is onverstandig", zei ik.
„Zelfs al is het Lady Meredith! Waarom
zou u met George trouwen, als u niet ge
noeg van hem hield?"
„Ach lieve!" zei Philippa met een merk
waardig lachje. „De heele waarheid was,
dat
Daar kwam uit een binnenkamer een
andere vendeuse lachend aan. Het meisje
had een echt Spaansdh type met roode lip
pen, zwart haar, naar één kant gekamd,
en korte, wijde rokken, waar keurige
laarsjes uitkwamen, die om haar enkels
geschilderd schenen.
„Wat verlangt Mademoiselle?" zei ze.
„O, ik wou wel eens schoenen zien,
neen, hoeden bedoel ik", zei Philippa af
getrokken. „Ja, hoeden, laat mij eens hoe
den zien, alsjeblieft. Klein Van toodeliets
van zwart fluweel en klein, ik weet niet,
«oo iets dergelijks."
En toen het meisje heenging, gin<g Phi
lippa voort:
..Ik moet het u trachten uit te leggen
voordat mijn moeder en uw schoonmoeder
terugkomen. Ik wou zoo graag, dat u
eenigszins weet hoe'' de zaken stonden, en
dat ik niet zulk een monster was als u
misschien, gehoord hebt. Het was niet, dat
ik met hem f.irtte en hem toen ineens
den rug toekeerde, omdat ik harteloos ben
en wispelturig en al zoo meer. Ik wou het
u juist vertellen! De heele kwestie was,
dat hij niet genoeg van mij hield."
Ik staarde haar vehbaasd aan. Wat was
zij gracieus zooals zij daar zataan alle
kanten weerkaatst door de spiegelsHoe
mooi, hoe gepast was zij gekleed, hoe ge
distingeerd I „WaaTom hield hij niet
van u?"
Zij trok de slanke schouders op. „Hij
keurde mijn inzichten niet goed. Evenmin
als die van (mijn moeder. George kon mijn
levensopvatting niet uitstaan. Een levens
opvatting zonder een enkele van die cou
leur de rose sluiers, die zijn eigen moeder
bijvoorbeeld overal over heen werpt."
Hier kwam de vendeuse weer tusschen-
beide. En een Engelsch woord opvangen
de, dat zij begreep, kwam zij Btralend naar
ons toe en zei: „Sluiers of voilet, o jal
die beginnen weer veel gedragen te wor
den. Meer dan ooit, Mademoiselle, meer
dan ooit exa vastgebonden op deze nieuwe
manier...".
„Ja, zij zullen wel altijd gedragen wor
den en zij zullen wel altijd in den smaak
vallen bij de meeste menschen", gei Phi
lippa toe. „Maar sommige menschen Wil
len graag zien!" En zij hief het donkere
hoofd een weinig uitdagend op.
Vlug eette de vendeuse haar een creatie
op, die als oen tak van witte begonia's
gegroeid was in den vorm van een mili
taire pet.
„Welnu, Mademoiselle! O, dat is ver
rukkelijk". „Het staat het type van Ma
demoiselle olmaakt."
„Jawel, dat lijkt wel goed. Heel goed.
Ik zal dezen nemen", zei Philippa zonder
aen hoed voer den tweeden keer aan te
k ijlken.
En haastig ging zij voort, tot mij spo
kende
„In den grond van zijn hart is George
uiterst oonservatief. Hij verdeelt de vrou
wen bij voorbeeld geheel in twee klassen.
Ten eerste de vrouwelijke vrouw, zooals
zijn moeder, en al de vrouwen, waarmee
zij wil omgaan, zadht en lief en zonder
ooit „Waarom" te vragen aan het leven,
zonder paradoxen of verzet of behoefto
aan vrijheid in haar aard. Daar naast, het
nu jonge meisje van datzelfde type..."
Zij wierp een blik in de richting van het
levendige Fransche actricetje met de ge
ranium-lippen, dat nu leunde tegen den
brecden schouder van den jongen Ameri
kaan, om hem een duurdere aigrette af te
bedelen.
„Het meisje, dat je amuseert in Je
vrije uren. En indien er ooit iets waars is
in de soort tusschen die twee, do echt
vrouwelijke vrouw en het meisje van ple
zier, worden de begrippen van den jongen
man als George omver geworpen", zei
Philippa Tracey. „Hij kan niet begrijpen,
dat een korist© uit de opera een bewonder
renswaardige sterke huisvrouw kan wezen,
die in de kleedkamer voor haar baby zit»
Ie naaien. Zulke dingen bestaan, ïnaar hei
komt niet in zijn zienswijze te pas. En hij
kan niet overeenstemmen met een meisje
uit zijn eigen stand, dat niet de iLlusies
ea vooroordeelcn heeft, waaraan hij ge
wend is 1"
Wat de vendeuse niet begrijpen kon was
heb gemis aan enthusiasme, door deze En-
ge'^che dames getoond bij de aangrijpen-1
de kwestie van het kiezen van hoeden. Zij
bracht er nu drie tegelijk, die zij als reu-
zenbloemen plukte van de hooge standaarci3
aan stengels gelijk. Hoeden heel hoog van
achteren, laag van voren, plotseling neer
schietende op zij, op duizenden nauwelijks
vau elkaar verschillende wijzen, die be
scheiden te Londen zullen worden nage*
voJgd, twee seizoenen daarna later mis*
schion. Hoeden van Suzanne 1 Fraai 1 Ge*
waagdHoeden, waarvoor de goheéle
natuur tot »odel heeft moeten dienen. In
dezen kant hoort men het suizen van. een
zeeschelp. In dezen rand het breken van
do aanstroom en do golf. Hier zijn bloembla
deren van varens. En dat alles om fn flu
weel en zijde, ln vilt of stroo uit Milaan,
de levend© lijnen van schoonheid to repro-
duceeren, die het best passen bij het ge*
laat of het haar van een vrouw. Welk een
kunstzin! In andere woorden, welk een
Fransche modemaaksterkunst 1
En met die Britsch© on wvikb aarh e id
legde Philippa alle» ter zijde, om haar
aandacht te schenken aan hetgeen haaf
bezighield!
JWorJt yervoïg<L5