In verkeerde Schoenen. No. 19502. LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 5 Ociober. Tweede Blad. Anno 1923. UIT DE PERS. De Reis naar België. GEMEENTEZAKEN. FEUILLETON. sing uitschakelen, omdat de gemeente deze bedragen met de eene hand ontvangt en met de andere uitgeeft, het komt in hoofd zaak aan op de winst uit het bedrijf, ge raamd op f 88,000, verleden jaar geraamd op f 63.000, doch die in 1922 in werkelijk heid heeft bedragen f 152.291 en er toe heeft medegewerkt, dat de gemeente-reke ning over dat jaar zoo is meegevallen. Hier bij moeten wij voegen de post retributie, die vooraf vrij nauwkeurig kan worden be paald en waarvoor f 76,000 is uitgetrokken, feitelijk een anderen vorm van winst. De Gasfabriek betaalt voor het hebben van hoofdleidingen een zeker bedrag per Meter. Feitelijk staat daar voor de gemeente geen kosten tegenover. Als de straten worden opgebroken voor dit doel, zorgt de Gasfa briek ook weer, dat ze in orde worden ge bracht. De tweede afdeeling: „Electriciteitsfa- briek" vertoont een gelijksoortig beeld. Wij zouden het bestek voor deze korte bespre kingen gemaakt, te buiten gaan, wanneer we ook hier alle posten opnoemden. Ont- vangste nen uitgaven tegenover elkaar stel lend, komt de begrooting tot de cijfers f 553,2-12 en f 356.307, een batig saldo aan wijzende van f 196.935. Daarvan komt een bedrag van f 125.000 als winst over 1924 geraamd. In 1923 stond deze post op de be grooting uitgetrokken op f 77,000, doch de werkelijke- winst in 1922 bedroeg f 193,234. 't Zal over 1923 vermoedelijk ook wel ver boven de raming uitgaan. Wegens retributie voor het hebben van hoofdkabels in gemeentegrond wordt ge raamd f 27.000. De gestichten „Endegeest", „Rhijngeest" en „Voorgeest" geven als inkomsten aan een bedrag van f 113,157 en een totaal aan uitgaven van f 111.099, zoodat het batig saldo bedragen zal f 2058. Op de door do commissie voor de gestich ten ingediende begrootirig over 1924 wordt deze slechts geraamd op f 1350. De directe voordeelen dezer gestichten beleekenen dus weinig. Indirect brengen zij de gemeente toch wel voordeel. Het batig saldo van de begrooting van ontvangsten en uilgaven van ..het Openbaar Slachthuis wordt geraamd op f 26,012, ter wijl de winst wordt geraamd op f 17,719, tegen f 21.000 het vorig jaar. In 1922 heeft de winst echter niet minder dan f 41,199 bedragen. Hiermede zijn we er dan ook, wat be treft de winstgevende bedrijven. Van de reinigings- en ontsmeltingsdienst wordt geen winst verwacht, integendeel. De ontvangsten uit dit bedrijf zijn ge raamd op f 46,228 en schrik niet lezer 1 de uitgaven op f 296.487. De begrooting van dezen diensttak sluit dus met een ver lies van ruim f 250.000. Het Dadeelig saldo van den reinigingsdienst is op de begrooting uitgetrokken op ruim f 239.000 en die van den ontsmeltingsdienst op f 11.000. De verbrandingsinstallatie, waaraan veel onderhoud is, schijnt vóór een belangrijk deel van deze financieel madeelige exploita tie de schuld te hebben. De Keuringsdienst van Waren voor het district Leiden, toont bij wijze van raming aan inkomsten een bedrag van f 5680. Het totaal der uitgaven wordt in het overeen komstig hoofdstuk aan de debetzijde der begrooting geraamd op f 13,825, waarvan de uilkeering van Leiden als centrale ge meente f 8425 bedraagt; omliggende ge meenten moeten daarin ook een evenredig deel betalen, zoodat het straks genoemde bedrag als aandeel voor Leiden overblijft. De Bank van Leening is voor de ge meente ook een nadeelig bedrijf. Do uitga ven zullen de inkomsten met f 15.470 moe ten overtreffen en het verlies uit het be drijf is zelfs begroot op f 20,472. Het gemeentelijk Vischbedrijf zal volgens de begrooling zichzelf bedruipen en meer niet. Blijkens de laatst ingediende rekening heeft het- bedrijf toch nog een winstje van ruim f 1300 opgeleverd. Het 14e hoofdstuk, getiteld „Kasvoorzie- ningen" draagt een administratief karakter. Dat de hiermee parallel loopende uilgaven in totaal f 121,832 hooger is geraamd dan de inkomsten die in totaal zijn uitgetrok ken behoeft ons dus niet te verontrusten. Zoo komen wij ten slotte tot het laatste hoofdstuk betreffende de „Ontvangsten uit overige diensten", tezamen geraamd op f 34.900. Hierop komen -o.a» voor: als winst aandeel van de Leidsche Duinwater-Maat schappij f 31,000, ontvangsten van het ge meentelijk waschbedrijf f 2000 (winst). Over de posten, die in het overeenkom stig hoofdstuk der uitgaven daartegenover staan, komen we nader terug. Het verslag der Bezuinigingscommissie. Het Alg. Handelsblad (lib.) schrijft over het derde verslag der Bezuinigingscommis- sie-Rink: Het is toch, wel beschouwd, een schan daal. Bijna elk burger gaat gebukt onder den zorgwekkenden tostand der staatsfi nanciën, dien hij in den vorm van bijna ondragelijke belastingen aan den lijve voelt. Niettemin stelt de regeering, ten einde het land van den financieelen ondergang te redden, voor de komende jaren nog een reeks van ongekend ingrijpende bezuini gingsmaatregelen in het vooruitzicht, die deels het volk met bzorgdkeid vervullen omtrent de behoorlijke behartiging van ele mentaire cultuurbelangen, deels kwalijk te veree.nigen zijn met de eenvoudigste be ginselen van recht en billijkheid, doch die alle hun rechtvaardiging blijken te moeten vinden in den financieeleai dooddoener: de staatsuitgaven moeten worden beperkt. En in zulk een tijd moet een onpartijdig sa mengestelde staatscommissie, bepaaldelijk benoemd om een onderzoek in te stellen „of, in het belang van een bezuiniging op 's rijks uitgaven, bij een doelmatige werk wijze bij de departementen van algemeea bestuur, en de daaronder ressorteorende instellingen, inkrimping van het personeel *in de verschillende rangen werkzaam en be perking van de uitgaven voor het materieel mogelijk is", nu, na zich bijna drie jaar lang met dit onderzoek te hebben bezig gehouden en elk jaar opnieuw algemeene en bijzondere voorstellen tot bezuiniging reeds met aandrang aan de betrokken auto riteiten in overweging te hebben gegeven, nog in haar derde jaarverslag tot de slot som komen, dat „de ervaring van het afge- loopen jaar" (het verslag loopt over het tijdvak van 1 Sept. 1922 tot einde Aug. 1923) „aan de commissie nog niet de over tuiging heeft gegeven, dat bij de departe menten van algemeen bestuur steeds het besef voorzit van de onafwijsbare noodza kelijkheid van bezuiniging, inzonderheid door vereenvoudiging van bestaande rege lingen en inkrimping van het aantal amb tenaren". Dat zij „in het algemeen dan ook voor dit jaar tot dezelfde conclusie komt, als welke zij aan het slot van haar vorig verslag moest uitspreken". En cïeze conclusie van het vorige verslag (uitgebracht eind Sept. 1922) luidde: „Aan het einde van het verslag gekomen, erkent de commissie met waardeering, dat in som mige opzichten maatregelen tot bezuiniging zijn tot stand gebracht. Zij kan nochtans niet verklaren, steeds die medewerking te hebben ondervonden, waarop zij meende te mogen rekenen. In het bijzonder ten aan zien van-de inkrimping van liet aantal amb tenaren en de strikste handhaving van de regeeringsverklaring betreffende de aanstel ling van nieuw porsoneel, heeft de commis sie niet den indruk, dat de departementen van algemeen bestuur algemeen doordron gen zijn van het besef, dat bezuiniging on afwijsbare plicht is". Artikel 40. Prof. dr. N. J. Polak schrijft in „Econ. Stat. Berichten": „Het tekort op den staatsdienst is niet, gelijk het verlies der onderneming, het verschil tusschen pnoductiekosten en op brengst- van het verkochte product, maar het is ontstaan doordat wat talrijke indi viduen voor hun gemeenschappelijke be- hoeftenbevrediging hebben bijeengebracht, niet dekte de uitgaven, die voor de plaats gevonden bohoeftenbevredigiog zijn ge daan. Het lijkt dus meer op het tekort van den particulier bij to groote vertering. Laat ons met dien particulier een ver gelijking trekken. Indien dezen bleek, dat hij meer dan zijn inkomen verteerde, zou hij dan de slager zeggen, dat dezo hem voortaan het vleesch goedkooper moest le veren omdat hij met zijn inkomen niet uit kwam? Het antwoord zou zeker luiden, dat hij dan maar geen vleesch moest eten. Maar als dezelfde particulier, zelfs terwijl hij nog duizenden per jaar overspaart, ontdekt, dat een andere slager he<m Het zelfde vleesch goedkooper kan leveren, dan reclameert hij met succes bij zijn leve rancier, óf hij gaat naar den ander. Zoo zal ook de overheid, onafhankelijk van de begroot ing, hebben te onderzoeken, of het peil der traktementen ligt boven dat, waarop verwacht kan worden, dat het noodige aantal tot den te verrichten ar beid bekwame personen juist kan worden verkregen en behouden. Is dat het geval, dan is zulks een motief voor verlaging der bezoldiging, niet slechts voor die publieke lichamen, die met de handen in het haar zitten, maar óók voor die, welke nog geen tekorten hebben of ze nog op andere wijze weten te dekken. Blijkt het salarispeil niet te hoog, dan zal de overheid de ophef fing van het deficit moeten zoeken door beperking hare-r behoeftenbevrediging, door vermindering van de overheidszorg. Wat ook het resultaat van dit onderzoek zij, de de regeering boude de beide versohij-nse- len gescheiden en vrage zich dus ten aan zien der ambtenaarssalarissen alleen af, of zij al dan niet boven den marktprijs no teert, waarbij zij, gezien het stroeve van iedere overheidsregeling, meer dan ande ren met do marktprognose rekening boude." Onze handelspolitiek. Uit een artikel van prof. mr. W. F. Treub in „Vragen des Tijds": Ónze nijverheid is, voor zoover zij geen kleine of middenstandsindustrie is, voor het overgroote deel exporlnijverheid. Wapende men zich op cenigszins afdoende wijze te gen de armoeds-concurrenlie van Midden- Europa en met name van Duitschland, dan zou men tot heel hoóge rechten moeten ko men en dan zouden de kosten van het le vensonderhoud der groole menigte nog veel duurder worden. Dit zou zich moeten om zetten in nog hoogere loonen dan thans reeds worden verdiend. De internationale concur rentie van de Nederlandsche nijverheid zou daarmede vrijwel den nekslag krijgen. Kwijnen soms scheepvaart, scheepsbouw, metaalnijverheid, om van andere bedrijfs takken, die van het internationale verkeer afhankelijk zijn en met dat verkeer op en neer gaan, nog niet genoeg? Moet men de werkloosheid, door het die hoogst belang rijke takken van bedrijf nog moeilijker te maken, nog v^rgrooten? Door de andere lan den van de wereld in hun thans avcrecht- sche handelspolitiek na te volgen, zou men den toestand in geen enkel opzicht verbete ren. Wel zoü men verschillende bedrijven, die thans nog met moeite op de been weten te blijven, schromelijk in het gedrang bren gen en daarmede den algcmeenen toestand niet weinig verergeren. Wijzen de gegevens uit de landen, waar men in het oprichten van grensmuren tegen de invasie van producten uit landen met ge- deprecieerde valuta zijn heil zocht, op ver betering? Wel, niemand zal het durven be weren. Engeland heeft bij de bescherming zijner sleul'elinduslrieën geen baat gevonden. De werkloosheid is er in verhouding nog heel wat grooter dan hier. Ook in Zwitserland, op welk land men zich kort geleden nog wel beriep, hebben de protectionistische gelegen- heidsmaalregelen niet gebaat. En in de Scan dinavische landen is het niet anders. Een algemeene aanwijzing, dat men zijn heil niet behoeft 'te zoeken in maatregelen als waaraan men zich in alle landen van Europa en in erger male nog in de V. S. van Amerika heeft te builen gegaan, levert de statistiek der groothandelsprijzen. Bij een on derlinge vergelijking daarvan moet men er rekening mede houden, dat zij in de verschil lende landen niet geheel naar dezelfde me thode worden opgemaakt, zoodat de resulta ten slechts onder voorbehoud voor vergelij king geschikt zijn. Dat blijkt het duidelijkst, wanneer men de cijfers uit hetzelfde land afkomstig van verschillende bronnen raad pleegt en ziet hoe groole verschillen zich daarin voordoen. Toch geeft zulk een £érge- j lijking, als men maar bedacht is op haar betrekkelijke waarde, wel eenig licht. Uitgaande van een cijfer voor de groot handelsprijzen in 1913 van 100, vindt men voorde laatste jaren de volgende getallen: Juni 1919 1920 1921 '1922 1923 Ver. Stalen 211 239 148 157 153 Groot-Brillannië 295 188 155 150 Zweden 330 347 211 157 160 Zwitserland 196 168 1811 Nederland 297 281 179 160 149 Nederland nu, neemt in dit staatje geea slechte plaats in. Men is het er over eens, dat de hooge prijzen tegelijk de symptomen en de meest nabij liggende oorzaken zijn van den heerschenden abnormalen toestand, Rekening houdende met do moeilijkheden van nauwkeurige vergelijking kan men uit de medegedeelde cijfers, welke ik ontleende aan het laatste „Bulletin Mensuel" van het „Institut International de Stalisque", toch af* leiden, dat het prijsniveau in de genoemde landen in 1922 ongeveer gelijk was. Maar het staatje wordt' belangrijker en tegelijk ook betrouwbaarder, wanneer men er uit afleest, hoe het met den loop der prijzen in elk land ging. In 1919 stond de prijsniveau in de Vereei nigde Stalen veel gunstiger dan in de Euro-» peesche landen. Men kan namelijk uit de cijfers voor Nederland en Zwitserland wel afleiden, dat het toen in de andere landen van Europa, óf slechter óf niet of heel wei nig beter was. In 1920 is het' velschil onge veer gelijk gebleven, maar daarna neemt het af. De prijzen daalden ook in Amerika wel, doch in de genoemde landen van Europa nog veel sterker. In 1922 is er al geen merkbaar verschil meer. En in Juni 1923 staan èn En- geland èn Nederland gunstiger. Sedert 1921 bleef het prijzenpeil in de Vcreenigde Staten, het meest proteclionnisliscbe land ter we reld, zelfs niet stalionnair, het steeg. Overal in de landen van Europa met een niet al te zeer gezakte valuta bleef het dalen. Waar nu de proiectionnistische handelspolitiek, hoe wel op zichzelf genomen al erg genoeg, toch in die landen niet tot zulke uiterste conse-, quenties werd doorgevoerd als aan de over-i zijde van den Oceaan, ligt hierin reed9 een niet te miskennen aanwijzing, dat men met die politiek in de verkeerde richting gaat. Meer beteekenis nog krijgt die aanwijzing als men ziet, dat in Engeland de beschcr-. ming der sleutelindustriëen in den zomer van 1921 de daling der prijzen niet heeft in de hand gewerkt. Wel verloren deze niet aan stonds de neiging tol' zakken, maar het duur-» de niet lang of zij werden in hun neergaan-» de beweging gestuit. De verschillende maan den van 1922 geven vrijwel stationnair blij-» vende cijfers te zien en het indexcijfer van de eerste zes maanden van het loopende jaar is niet lager dan dat van 1922. In Zwitserland ongeveer hetzelfde ver- schijnsel, alleen met dit verschil, dat in de afgeloopen maanden van het loopende jaar, blijkbaar in verband met de koersverminde ring van den Zwitserschen frank, de prijzen zelfs eenigszins stijgen. In Zweden is het niet anders; ook daar in den laatsten tijd eer een stijgende dan een dalende prijsbewe ging. Alleen in ons land een bijna onafgebroken en duidelijk aanhoudende vermindering in de groothandelsprijzen. met welke een overeen komstige daling in de detailprijzen correspon deert. IJct zou natuurlijk niet aangaan, dit verschijnsel alleen aan onze vrijhandelspo li liek toe te schrijven. Maar er volgt toch wel uit, dat die politiek dit op zichzelf gunstige verschijnsel heeft bevorderd. Men mag deze conclusie des te eer trekken, omdat er overi^ gens ge -n oorzaken zijn aan te wijzen, welke hei zouden kunnen verklaren. IIL (Slot). Weer rustig thuis na onze omzwervingen door het Yscrgobied, dat wij doortrokken langs de Fransche grens tot aan zee, weer landwaarts in en van Roeselaere opnieuw naar de kust, komen nog enkele indrukken van onze reis naar boven. Beginnen wij met te herhalen, dat het uilgesproken doel van den tocht, om ons een kijk te geven op den geweldigen arbeid van den dienst der verwoeste gebieden, volkomen geslaagd is. IIcl bleef niet bij een lossen indruk; wij al len kregen de overtuiging dat er hard is en wordt gewerkt, door de leiders bij de voor-» bereiding, door do uilvoerders van het ko lossale werk evenzeer. Men moet niet licht denken over het ver-i Gemeentebegrooting 1924. III. Hqt hoofdstuk getiteld „Belastingen^' wijst een totaal aan inkomsten van f 2 470.175. De eerste post: 80 opcenten om de hoofd som der belasting op de gebouwde eigen dommen is geraamd op f 134-820 een cij fer dat vrijwel juist is opgegeven. De hoofd som der belasting op de gebouwde eigen dommen bedraagt f 143.326 en daarvan is 80 pCt. het genoemde bedrag. De 20 opcen ten op de hoofdsom der belasting op de on gebouwde eigendommen geeft slechts het luttel bedrag van f 1565, Deze beide posten verschillen niet veel bij de geraamde bedra gen van de overeenkomstige posten op de vorige begrooting. De eerste wijst alleen een verhooging van f 3400 aan. Beter is het met de volgende post: 50—100 opcenten op de hoofdsom der personeele belasting, thans geraamd op f 165.000 tegen f 157.000 in 1023. Deze hoogere raming is gebaseerd op het in 1922 ontvangen bedrag van ruim f 164.000. Opcenten op de hoofdsom der rijksinkom- stcnbelasting werden in deze gemeente nog niet geheven, wel op die der dividend- en tantième-belasting; 13 opcenten zullen een opbrengst geven van f 13,500 wordt ver wacht. In het jaar 1923 werd uit dien hoof de niets uitgetrokken Bovendien krijgt de gemeente een uitkeering van het Rijk we gens 30 opcenten op de hoofdsom dezer be lasting, wat naar B. en W.'s verwachting nog f 22.500 in het laadje zal brengen. In 1923 werd f 20,000 geraamd,"maar het viel in 1922 zoo veel mee, dat f 43.750 binnen kwam. B. en W. blijven daar nu nog ver beneden en zijn daarmede aan den veiligon kant. Inderdaad zal de opbrengst in 1924 niet meevallen. Voor de belasting naar het inkomen, meer bekend onder hoofdei ijken omslag, wordt ditmaal uitgetrokken f 2.000,000, te gen f2.073,697 in 1923. In 1922 werd ont vangen f 2.755.81*4. B. en W. rekenen dus hierbij ook al op .en vermindering der inkomens. Mocht het meevallen, dan kan het vermenigvuldigings cijfer wat lager worden genomen, wat de gemeentenaren zeker aangenaam zal zijn. De belasting op de honden levert in onze gemeente heel weinig op. De raming is thans in overeenstemming met wat in 1922 \yerd ontvangen, slechts f 3000. De belasting op de publieke vermakelijk heden wordt, evenals verleden jaar, ge raamd op f 50,000, wal in 1922 ook onge veer werd ontvangen. Dit is een aardig be drag, dat zonder veel moeite binnenkomt. Het bezwaar, indertijd door de tegenstan ders aangevoerd, dat men door invoering dezer heffing het beslaan van schouwbur gen, bioscopen enz. zou onmogelijk maken, heeft zich niet bevestigd. Voor de in den laatsten tijd zoo fel aan gevochten zakelijke belasting op het bedrijf (men denke slechts aan Zaandijk) is weder f 75.000 uitgetrokken, evenals verleden jaar hoewel de opbrengst in 1922 ruim f 117,000 is geweest en in 1923 ongeveer f 86.000 wordt verwacht. B. en W. komt het echter gewenscht voor met het oog op de slapte in de verschillende bedrijven niet hooger te ramen dan f 75.000. De opbrengst van het vergunningsrecht wordt in verband met de ontvangsten over 1922 op f 12 200 geraamd, iels hooger dan in 3923. De uitgaven op dit hoofdstuk, vallend en gespecificeerd in het overeenkomstig hoofd stuk der uitgaven, vinden wij hier reeds af getrokken tot een bedrag van f 17.989. Wij komen op deze post bij de bespreking der uitgaven nader terug. Het hoofdstuk „Diensten als afzonderlijk bedrijf ingericht", is uit den aard zeer om vangrijk en gesplitst in verschillende af- deelingen, aangevende de bedrijven van wege de gemeente of vrijwillig of krachtens de wet geëxploiteerd. Wij vinden ook hier weer onder de geraanidc ontvangsten het- totaal der uitgaven vermeld, zoodat men direct de te verwachten uitkomsten kan overzien. De Gasfabriek zal als de raming uitkomt een winst in 1924 opleveren van f 174.738. T De ontvangsten worden geraamd in totaal op f 540 666. Wij kunnen gevoegelijk de j uitgelrokken bedragen voor rente en aflos- Naar het Engelsch, door BERTA RUCK 'Nadruk verboden.) 23) Zij vergat, dat ik „Richard" in een lach bui gezien had bij heb- denkbeeld aan de tante. En dat hij gezegd had zij was de grappigste tante, die hij ooit in zijn leven gezien had? En nu beweende zij, dat hij róo buitengewoon aan die zoogenaamde tante gehecht was! „Maar wij moeten ons er in schikken, dat zij niet komt", sprak Georges moeder, toen do lift stilstond en wij uitstapten. Op het portaal passeerden wij een dame in een prachtige Oostersche namiddagja pon, het haar strak weggetrokken van haar voorhoofd en vastgemaakt in een soort van knotje achter aan haar hoofd. Zij zag er uit mooi en boosaardig en ex centriek, en zij keek ons strak aan, toen wij ons naar onze kamers begaven. „Dat is een prinses van een van die merkwaardige Staatjes", vertelde Lady Meredith mij fluisterend. „Ik wou, dat zij er niet zoo vreemd uitzag." Het was misschien wat boosaardig van mij, maar ik kon. niet nalaten te vragen: „Ziet de tante er ook zoo vreemd uit?" „Neen, lief kind, neen! Lieve Hemel, ntonzei Lady Meredith met een vreem de, doffe stem, terwijl zij de deur open deed Zij beet op haar lip. Maar ik kon het niet met raijzelve eens worden of dit kwam, omdat zij dcts~ niet prettig vond, cf omdat zij haar best deed niet weer te gaan lachen. In haar kamer zei ze: „Tante heeft niets van haarprinses Jipka is totaal haar soort niet, Rosel Maar het ia een mooie japon, die zij aan heeft", voegde rij e>r bij met een peinzenden blik op bet blauw lakensch pakje, dat ik aan had; zij had het in haast voor mij gekocht, toen wij even te Londen waren. „En dat herin nert mij, dat er een lichtzijde is aan heb feit, dat do tante nog niet te Parijs is. Wij Rullen in de gelegenheid zijn wat klee- ren fee koopen, boodschappen te doen voor jou, kind, voordat zij komt." Vanmorgen hebben wij Sir Richard dus bij" Cook verlaten en zijn wij boodschappen gaan doen. O, wat was dat een wonderlijke open baring voor mij I Wij wandelden door de straten van Pa rijs, mijn aangenomen Belle-mère en ik; ik, genietende van de helderheid, de lucht zonder rook, de ruimte van alles, het hel dere licht, de gemakkelijke wegen, de .groo te, lichte huizen. Ik had vergeten hoe vroolijk Parijs is na het dierbare, donke re, deftige uitzicht van onze eigen hoofd stad. Parijs met zijn vele boomen, zijn me nigvuldige grasperken, hot plotseling plas sen cn springen van fonteinen... nu merk te ik weer op hoo opwekkend in die be weeglijke menigte het glinsteren der uni formen aandoet. Toen wij eon slecht ge plaveide zijstraat uitkwamen, kwam er iets voorbij in een bemelsblauwen wapen rok, met een randje goudkant en de schit tering van een roode streep er om heen. Ik kon niet nalaten tot Lady Meredith uit te roepen: „O, is het niet een verademing weer eens 6oldaten te zien met kleur in hua uniform." „O, Rose, hoe onvaderlandlievendzei ze met een blik van verwijt. „Zelfs bij een vergelijking mag je geen kwaad spreken van khaki." „Dat doe ik ook niet!" protesteerde ik heftig, natuurlijk zal ik altijd veel meer gesteld zijn op ons eigen khaki, al is het nog zoo bemodderd en verscheurd, dan op h et p Tachtigste Hier zweeg ik. Want ik had een glimlach van verrukking gezien op Lady Merediths gezicht, toen zij daar naast mij liep. Hoo aandoenlijk 1 Natuurlijk verbeeldde zij zich, dat einde lijk een herinnering aan „George" in zijn gehavend khaki-uniform begon door te breken doo»r de nevelen, die den verwar den geest van dit arme jonge vrouwtje omhulden. Waarom had ik mijn mond open gedaan om te zeggen wat ik gezegd liad? Ik denk, dat ik verscheidene van de meest betooverende winkels gemist heb, -terwijl ik mij boos maakte op mijzelve over mijn domheid en ik had mijn vuur- roode kleur van schaamte nog niet geheel verloren, toen wij bij een hoekhuis waren aangekomen met e»en zwart-marmeren bord, waarop met vergulde letters te lezen stond: „Jeanne". Lady Meredith zei vroolijk: „Hier moe ten wij zijn En wij gingen naar binnen. Uit de benedenhal leidde een wenteltrap naar den verheven tempel dezer Franscbe modiste. De geheele bovenverdieping was handig verdeeld door schermen, koepel vormige openingen .en •wanden. Allo dingen in deze van elkaar afgeschei den vertrekjes waren mooi; van do dikke, dofgekleurde tapijten af tot de wanden toedonker, pauvvkleurig groen van bo ven af naar de schilderijl ij n toeverder wolkengrijs. Er stonden lage canapétjcs en kussens op den grond. Kastjes met glazen deuren, Waardoor men rijke stukken handborduursel zag liggen en kralen galon van alle mogelijke kleu ren. Een enkele roode roos was „geschil derd" op een rand van zwart cn donker groen kralengalon als achtergrondalles onbeschrijflijk eenvoudig en rijk! Een strook van melkwitte kleur met een pa troon van rose en oranjc-bloëmcn hing tusschen een vroolijken troep waaiers, vee- ren en gekleurde lampe-kappen. Waarlijk, het was een vertrek, waarin alle ijdelhe- den van allo eeuwen elkaar schenen te ontmoeten. De muren waren versierd met een gordel van geeneadeerde .modeplaten, geknipt uit ,Le Journal des Demoiselles" en „Lo Toilet" uit de jaren dertig en veer tig en vijftig, keurig uitgevoerd en gekleuixl met de artistieke nauwkeurigheid van een vlinder. Do mannequins bewogen zich heen en weer tegen dezen achtergrond; de ver koopsters, de grooto madame Jeanne zel ve, een teer, klein vrouwtje in liet grijs, glimlachend tegen Lacjy Meredith, toen deze binnenkwam en daarna voortgaando met druk praten, met oogen, lippen en handen, tmet haar geheele gezicht en ri- chaam en toilet, tot een troepje klanten, die met hun rug naar ons toe stonden. Aan dien rug kon ik zien. dat het En- gelschen waren. Twee jonge meisjes, het eene met een zware, zwarte vlecht op haar rug. Een omstreeks van mijn leeftijd. De oudere dame was zeker haar moeder. Een korte, gezette vrouw, met een paar kleine 'gracieuze voetjes en enkels, die uit haar bruinen, bonten mantel kwamen het grijzo haar, glanzig en mooi onderhouden, kwam uit een br-utaal voeren toque uit. Ik keek hoe zij haar hoofd vrij ironisch ophief, om naar madame Jeannes .stort vloed van woorden te luisteren, toen ik mijn arm plotseling wanhopig voelde grij pen. Wat was er? Ik keerde mij om en zag Lady Merediths gezicht. Zij keek meer geagiteerd dan se dert dien middag in do hal thuis ('t in merkwaardig, dat ik dat huis in Wales al mijn „thuis" kan noemen en dat leek mij heel natuurlijk). Zij trok mij een weinig ter zijde. „Rose, luister een oogenhlik", fluisterde zij op haastigen toon. „Die vrouw, dio met madame praat, kijk! Dat is een heel oude vriendin van mij." „O, hoe aardig voor u haar te ontmoe ten", begon ik to zeggen. Maar er was blijk baar iets, waardoor Georges moeder bet het tegenovergestelde van aardig vond. ,,T£ aal haar moeten aanspreken. Je moet ieta voor mij doen, lieve." „O, graag, Belle-mère. Alles, wat u maar wilt", zei ik vroolijk, daar ik dacht, dat ik iets voor haar uit het hotel moest ha-» len. Waren er maar meer dingen, die ik voor haar doen konvootr haar die allea voor mij doet. fJVordt vervolgd), u

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1923 | | pagina 5