In verkeerde Schoenen.
No. 19502.
LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 5 Ociober.
Tweede Blad. Anno 1923.
UIT DE PERS.
De Reis naar België.
GEMEENTEZAKEN.
FEUILLETON.
sing uitschakelen, omdat de gemeente deze
bedragen met de eene hand ontvangt en
met de andere uitgeeft, het komt in hoofd
zaak aan op de winst uit het bedrijf, ge
raamd op f 88,000, verleden jaar geraamd
op f 63.000, doch die in 1922 in werkelijk
heid heeft bedragen f 152.291 en er toe
heeft medegewerkt, dat de gemeente-reke
ning over dat jaar zoo is meegevallen. Hier
bij moeten wij voegen de post retributie,
die vooraf vrij nauwkeurig kan worden be
paald en waarvoor f 76,000 is uitgetrokken,
feitelijk een anderen vorm van winst. De
Gasfabriek betaalt voor het hebben van
hoofdleidingen een zeker bedrag per Meter.
Feitelijk staat daar voor de gemeente geen
kosten tegenover. Als de straten worden
opgebroken voor dit doel, zorgt de Gasfa
briek ook weer, dat ze in orde worden ge
bracht.
De tweede afdeeling: „Electriciteitsfa-
briek" vertoont een gelijksoortig beeld. Wij
zouden het bestek voor deze korte bespre
kingen gemaakt, te buiten gaan, wanneer
we ook hier alle posten opnoemden. Ont-
vangste nen uitgaven tegenover elkaar stel
lend, komt de begrooting tot de cijfers
f 553,2-12 en f 356.307, een batig saldo aan
wijzende van f 196.935. Daarvan komt een
bedrag van f 125.000 als winst over 1924
geraamd. In 1923 stond deze post op de be
grooting uitgetrokken op f 77,000, doch de
werkelijke- winst in 1922 bedroeg f 193,234.
't Zal over 1923 vermoedelijk ook wel ver
boven de raming uitgaan.
Wegens retributie voor het hebben van
hoofdkabels in gemeentegrond wordt ge
raamd f 27.000.
De gestichten „Endegeest", „Rhijngeest"
en „Voorgeest" geven als inkomsten aan
een bedrag van f 113,157 en een totaal aan
uitgaven van f 111.099, zoodat het batig
saldo bedragen zal f 2058.
Op de door do commissie voor de gestich
ten ingediende begrootirig over 1924 wordt
deze slechts geraamd op f 1350. De directe
voordeelen dezer gestichten beleekenen dus
weinig. Indirect brengen zij de gemeente
toch wel voordeel.
Het batig saldo van de begrooting van
ontvangsten en uilgaven van ..het Openbaar
Slachthuis wordt geraamd op f 26,012, ter
wijl de winst wordt geraamd op f 17,719,
tegen f 21.000 het vorig jaar. In 1922 heeft
de winst echter niet minder dan f 41,199
bedragen.
Hiermede zijn we er dan ook, wat be
treft de winstgevende bedrijven.
Van de reinigings- en ontsmeltingsdienst
wordt geen winst verwacht, integendeel.
De ontvangsten uit dit bedrijf zijn ge
raamd op f 46,228 en schrik niet lezer 1
de uitgaven op f 296.487. De begrooting
van dezen diensttak sluit dus met een ver
lies van ruim f 250.000. Het Dadeelig saldo
van den reinigingsdienst is op de begrooting
uitgetrokken op ruim f 239.000 en die van
den ontsmeltingsdienst op f 11.000.
De verbrandingsinstallatie, waaraan veel
onderhoud is, schijnt vóór een belangrijk
deel van deze financieel madeelige exploita
tie de schuld te hebben.
De Keuringsdienst van Waren voor het
district Leiden, toont bij wijze van raming
aan inkomsten een bedrag van f 5680. Het
totaal der uitgaven wordt in het overeen
komstig hoofdstuk aan de debetzijde der
begrooting geraamd op f 13,825, waarvan
de uilkeering van Leiden als centrale ge
meente f 8425 bedraagt; omliggende ge
meenten moeten daarin ook een evenredig
deel betalen, zoodat het straks genoemde
bedrag als aandeel voor Leiden overblijft.
De Bank van Leening is voor de ge
meente ook een nadeelig bedrijf. Do uitga
ven zullen de inkomsten met f 15.470 moe
ten overtreffen en het verlies uit het be
drijf is zelfs begroot op f 20,472.
Het gemeentelijk Vischbedrijf zal volgens
de begrooling zichzelf bedruipen en meer
niet. Blijkens de laatst ingediende rekening
heeft het- bedrijf toch nog een winstje van
ruim f 1300 opgeleverd.
Het 14e hoofdstuk, getiteld „Kasvoorzie-
ningen" draagt een administratief karakter.
Dat de hiermee parallel loopende uilgaven
in totaal f 121,832 hooger is geraamd dan
de inkomsten die in totaal zijn uitgetrok
ken behoeft ons dus niet te verontrusten.
Zoo komen wij ten slotte tot het laatste
hoofdstuk betreffende de „Ontvangsten uit
overige diensten", tezamen geraamd op
f 34.900. Hierop komen -o.a» voor: als winst
aandeel van de Leidsche Duinwater-Maat
schappij f 31,000, ontvangsten van het ge
meentelijk waschbedrijf f 2000 (winst).
Over de posten, die in het overeenkom
stig hoofdstuk der uitgaven daartegenover
staan, komen we nader terug.
Het verslag der Bezuinigingscommissie.
Het Alg. Handelsblad (lib.) schrijft over
het derde verslag der Bezuinigingscommis-
sie-Rink:
Het is toch, wel beschouwd, een schan
daal. Bijna elk burger gaat gebukt onder
den zorgwekkenden tostand der staatsfi
nanciën, dien hij in den vorm van bijna
ondragelijke belastingen aan den lijve voelt.
Niettemin stelt de regeering, ten einde het
land van den financieelen ondergang te
redden, voor de komende jaren nog een
reeks van ongekend ingrijpende bezuini
gingsmaatregelen in het vooruitzicht, die
deels het volk met bzorgdkeid vervullen
omtrent de behoorlijke behartiging van ele
mentaire cultuurbelangen, deels kwalijk te
veree.nigen zijn met de eenvoudigste be
ginselen van recht en billijkheid, doch die
alle hun rechtvaardiging blijken te moeten
vinden in den financieeleai dooddoener: de
staatsuitgaven moeten worden beperkt. En
in zulk een tijd moet een onpartijdig sa
mengestelde staatscommissie, bepaaldelijk
benoemd om een onderzoek in te stellen
„of, in het belang van een bezuiniging op
's rijks uitgaven, bij een doelmatige werk
wijze bij de departementen van algemeea
bestuur, en de daaronder ressorteorende
instellingen, inkrimping van het personeel
*in de verschillende rangen werkzaam en be
perking van de uitgaven voor het materieel
mogelijk is", nu, na zich bijna drie jaar
lang met dit onderzoek te hebben bezig
gehouden en elk jaar opnieuw algemeene
en bijzondere voorstellen tot bezuiniging
reeds met aandrang aan de betrokken auto
riteiten in overweging te hebben gegeven,
nog in haar derde jaarverslag tot de slot
som komen, dat „de ervaring van het afge-
loopen jaar" (het verslag loopt over het
tijdvak van 1 Sept. 1922 tot einde Aug.
1923) „aan de commissie nog niet de over
tuiging heeft gegeven, dat bij de departe
menten van algemeen bestuur steeds het
besef voorzit van de onafwijsbare noodza
kelijkheid van bezuiniging, inzonderheid
door vereenvoudiging van bestaande rege
lingen en inkrimping van het aantal amb
tenaren". Dat zij „in het algemeen dan
ook voor dit jaar tot dezelfde conclusie
komt, als welke zij aan het slot van haar
vorig verslag moest uitspreken".
En cïeze conclusie van het vorige verslag
(uitgebracht eind Sept. 1922) luidde: „Aan
het einde van het verslag gekomen, erkent
de commissie met waardeering, dat in som
mige opzichten maatregelen tot bezuiniging
zijn tot stand gebracht. Zij kan nochtans
niet verklaren, steeds die medewerking te
hebben ondervonden, waarop zij meende te
mogen rekenen. In het bijzonder ten aan
zien van-de inkrimping van liet aantal amb
tenaren en de strikste handhaving van de
regeeringsverklaring betreffende de aanstel
ling van nieuw porsoneel, heeft de commis
sie niet den indruk, dat de departementen
van algemeen bestuur algemeen doordron
gen zijn van het besef, dat bezuiniging on
afwijsbare plicht is".
Artikel 40.
Prof. dr. N. J. Polak schrijft in „Econ.
Stat. Berichten":
„Het tekort op den staatsdienst is niet,
gelijk het verlies der onderneming, het
verschil tusschen pnoductiekosten en op
brengst- van het verkochte product, maar
het is ontstaan doordat wat talrijke indi
viduen voor hun gemeenschappelijke be-
hoeftenbevrediging hebben bijeengebracht,
niet dekte de uitgaven, die voor de plaats
gevonden bohoeftenbevredigiog zijn ge
daan. Het lijkt dus meer op het tekort van
den particulier bij to groote vertering.
Laat ons met dien particulier een ver
gelijking trekken. Indien dezen bleek, dat
hij meer dan zijn inkomen verteerde, zou
hij dan de slager zeggen, dat dezo hem
voortaan het vleesch goedkooper moest le
veren omdat hij met zijn inkomen niet uit
kwam? Het antwoord zou zeker luiden,
dat hij dan maar geen vleesch moest eten.
Maar als dezelfde particulier, zelfs terwijl
hij nog duizenden per jaar overspaart,
ontdekt, dat een andere slager he<m Het
zelfde vleesch goedkooper kan leveren,
dan reclameert hij met succes bij zijn leve
rancier, óf hij gaat naar den ander.
Zoo zal ook de overheid, onafhankelijk
van de begroot ing, hebben te onderzoeken,
of het peil der traktementen ligt boven
dat, waarop verwacht kan worden, dat het
noodige aantal tot den te verrichten ar
beid bekwame personen juist kan worden
verkregen en behouden. Is dat het geval,
dan is zulks een motief voor verlaging der
bezoldiging, niet slechts voor die publieke
lichamen, die met de handen in het haar
zitten, maar óók voor die, welke nog geen
tekorten hebben of ze nog op andere wijze
weten te dekken. Blijkt het salarispeil
niet te hoog, dan zal de overheid de ophef
fing van het deficit moeten zoeken door
beperking hare-r behoeftenbevrediging, door
vermindering van de overheidszorg. Wat
ook het resultaat van dit onderzoek zij, de
de regeering boude de beide versohij-nse-
len gescheiden en vrage zich dus ten aan
zien der ambtenaarssalarissen alleen af,
of zij al dan niet boven den marktprijs no
teert, waarbij zij, gezien het stroeve van
iedere overheidsregeling, meer dan ande
ren met do marktprognose rekening
boude."
Onze handelspolitiek.
Uit een artikel van prof. mr. W. F. Treub
in „Vragen des Tijds":
Ónze nijverheid is, voor zoover zij geen
kleine of middenstandsindustrie is, voor het
overgroote deel exporlnijverheid. Wapende
men zich op cenigszins afdoende wijze te
gen de armoeds-concurrenlie van Midden-
Europa en met name van Duitschland, dan
zou men tot heel hoóge rechten moeten ko
men en dan zouden de kosten van het le
vensonderhoud der groole menigte nog veel
duurder worden. Dit zou zich moeten om
zetten in nog hoogere loonen dan thans reeds
worden verdiend. De internationale concur
rentie van de Nederlandsche nijverheid zou
daarmede vrijwel den nekslag krijgen.
Kwijnen soms scheepvaart, scheepsbouw,
metaalnijverheid, om van andere bedrijfs
takken, die van het internationale verkeer
afhankelijk zijn en met dat verkeer op en
neer gaan, nog niet genoeg? Moet men de
werkloosheid, door het die hoogst belang
rijke takken van bedrijf nog moeilijker te
maken, nog v^rgrooten? Door de andere lan
den van de wereld in hun thans avcrecht-
sche handelspolitiek na te volgen, zou men
den toestand in geen enkel opzicht verbete
ren. Wel zoü men verschillende bedrijven,
die thans nog met moeite op de been weten
te blijven, schromelijk in het gedrang bren
gen en daarmede den algcmeenen toestand
niet weinig verergeren.
Wijzen de gegevens uit de landen, waar
men in het oprichten van grensmuren tegen
de invasie van producten uit landen met ge-
deprecieerde valuta zijn heil zocht, op ver
betering? Wel, niemand zal het durven be
weren. Engeland heeft bij de bescherming
zijner sleul'elinduslrieën geen baat gevonden.
De werkloosheid is er in verhouding nog heel
wat grooter dan hier. Ook in Zwitserland, op
welk land men zich kort geleden nog wel
beriep, hebben de protectionistische gelegen-
heidsmaalregelen niet gebaat. En in de Scan
dinavische landen is het niet anders.
Een algemeene aanwijzing, dat men zijn
heil niet behoeft 'te zoeken in maatregelen
als waaraan men zich in alle landen van
Europa en in erger male nog in de V. S. van
Amerika heeft te builen gegaan, levert de
statistiek der groothandelsprijzen. Bij een on
derlinge vergelijking daarvan moet men er
rekening mede houden, dat zij in de verschil
lende landen niet geheel naar dezelfde me
thode worden opgemaakt, zoodat de resulta
ten slechts onder voorbehoud voor vergelij
king geschikt zijn. Dat blijkt het duidelijkst,
wanneer men de cijfers uit hetzelfde land
afkomstig van verschillende bronnen raad
pleegt en ziet hoe groole verschillen zich
daarin voordoen. Toch geeft zulk een £érge- j
lijking, als men maar bedacht is op haar
betrekkelijke waarde, wel eenig licht.
Uitgaande van een cijfer voor de groot
handelsprijzen in 1913 van 100, vindt men
voorde laatste jaren de volgende getallen:
Juni
1919 1920 1921 '1922 1923
Ver. Stalen 211 239 148 157 153
Groot-Brillannië 295 188 155 150
Zweden 330 347 211 157 160
Zwitserland 196 168 1811
Nederland 297 281 179 160 149
Nederland nu, neemt in dit staatje geea
slechte plaats in. Men is het er over eens,
dat de hooge prijzen tegelijk de symptomen
en de meest nabij liggende oorzaken zijn
van den heerschenden abnormalen toestand,
Rekening houdende met do moeilijkheden
van nauwkeurige vergelijking kan men uit
de medegedeelde cijfers, welke ik ontleende
aan het laatste „Bulletin Mensuel" van het
„Institut International de Stalisque", toch af*
leiden, dat het prijsniveau in de genoemde
landen in 1922 ongeveer gelijk was. Maar
het staatje wordt' belangrijker en tegelijk ook
betrouwbaarder, wanneer men er uit afleest,
hoe het met den loop der prijzen in elk land
ging.
In 1919 stond de prijsniveau in de Vereei
nigde Stalen veel gunstiger dan in de Euro-»
peesche landen. Men kan namelijk uit de
cijfers voor Nederland en Zwitserland wel
afleiden, dat het toen in de andere landen
van Europa, óf slechter óf niet of heel wei
nig beter was. In 1920 is het' velschil onge
veer gelijk gebleven, maar daarna neemt het
af. De prijzen daalden ook in Amerika wel,
doch in de genoemde landen van Europa nog
veel sterker. In 1922 is er al geen merkbaar
verschil meer. En in Juni 1923 staan èn En-
geland èn Nederland gunstiger. Sedert 1921
bleef het prijzenpeil in de Vcreenigde Staten,
het meest proteclionnisliscbe land ter we
reld, zelfs niet stalionnair, het steeg. Overal
in de landen van Europa met een niet al te
zeer gezakte valuta bleef het dalen. Waar nu
de proiectionnistische handelspolitiek, hoe
wel op zichzelf genomen al erg genoeg, toch
in die landen niet tot zulke uiterste conse-,
quenties werd doorgevoerd als aan de over-i
zijde van den Oceaan, ligt hierin reed9 een
niet te miskennen aanwijzing, dat men met
die politiek in de verkeerde richting gaat.
Meer beteekenis nog krijgt die aanwijzing
als men ziet, dat in Engeland de beschcr-.
ming der sleutelindustriëen in den zomer van
1921 de daling der prijzen niet heeft in de
hand gewerkt. Wel verloren deze niet aan
stonds de neiging tol' zakken, maar het duur-»
de niet lang of zij werden in hun neergaan-»
de beweging gestuit. De verschillende maan
den van 1922 geven vrijwel stationnair blij-»
vende cijfers te zien en het indexcijfer van
de eerste zes maanden van het loopende jaar
is niet lager dan dat van 1922.
In Zwitserland ongeveer hetzelfde ver-
schijnsel, alleen met dit verschil, dat in de
afgeloopen maanden van het loopende jaar,
blijkbaar in verband met de koersverminde
ring van den Zwitserschen frank, de prijzen
zelfs eenigszins stijgen. In Zweden is het
niet anders; ook daar in den laatsten tijd
eer een stijgende dan een dalende prijsbewe
ging.
Alleen in ons land een bijna onafgebroken
en duidelijk aanhoudende vermindering in de
groothandelsprijzen. met welke een overeen
komstige daling in de detailprijzen correspon
deert. IJct zou natuurlijk niet aangaan, dit
verschijnsel alleen aan onze vrijhandelspo
li liek toe te schrijven. Maar er volgt toch wel
uit, dat die politiek dit op zichzelf gunstige
verschijnsel heeft bevorderd. Men mag deze
conclusie des te eer trekken, omdat er overi^
gens ge -n oorzaken zijn aan te wijzen, welke
hei zouden kunnen verklaren.
IIL (Slot).
Weer rustig thuis na onze omzwervingen
door het Yscrgobied, dat wij doortrokken
langs de Fransche grens tot aan zee, weer
landwaarts in en van Roeselaere opnieuw
naar de kust, komen nog enkele indrukken
van onze reis naar boven. Beginnen wij
met te herhalen, dat het uilgesproken doel
van den tocht, om ons een kijk te geven op
den geweldigen arbeid van den dienst der
verwoeste gebieden, volkomen geslaagd is.
IIcl bleef niet bij een lossen indruk; wij al
len kregen de overtuiging dat er hard is en
wordt gewerkt, door de leiders bij de voor-»
bereiding, door do uilvoerders van het ko
lossale werk evenzeer.
Men moet niet licht denken over het ver-i
Gemeentebegrooting 1924.
III.
Hqt hoofdstuk getiteld „Belastingen^' wijst
een totaal aan inkomsten van f 2 470.175.
De eerste post: 80 opcenten om de hoofd
som der belasting op de gebouwde eigen
dommen is geraamd op f 134-820 een cij
fer dat vrijwel juist is opgegeven. De hoofd
som der belasting op de gebouwde eigen
dommen bedraagt f 143.326 en daarvan is
80 pCt. het genoemde bedrag. De 20 opcen
ten op de hoofdsom der belasting op de on
gebouwde eigendommen geeft slechts het
luttel bedrag van f 1565, Deze beide posten
verschillen niet veel bij de geraamde bedra
gen van de overeenkomstige posten op de
vorige begrooting. De eerste wijst alleen een
verhooging van f 3400 aan. Beter is het
met de volgende post: 50—100 opcenten op
de hoofdsom der personeele belasting, thans
geraamd op f 165.000 tegen f 157.000 in
1023. Deze hoogere raming is gebaseerd op
het in 1922 ontvangen bedrag van ruim
f 164.000.
Opcenten op de hoofdsom der rijksinkom-
stcnbelasting werden in deze gemeente nog
niet geheven, wel op die der dividend- en
tantième-belasting; 13 opcenten zullen een
opbrengst geven van f 13,500 wordt ver
wacht. In het jaar 1923 werd uit dien hoof
de niets uitgetrokken Bovendien krijgt de
gemeente een uitkeering van het Rijk we
gens 30 opcenten op de hoofdsom dezer be
lasting, wat naar B. en W.'s verwachting
nog f 22.500 in het laadje zal brengen. In
1923 werd f 20,000 geraamd,"maar het viel
in 1922 zoo veel mee, dat f 43.750 binnen
kwam. B. en W. blijven daar nu nog ver
beneden en zijn daarmede aan den veiligon
kant. Inderdaad zal de opbrengst in 1924
niet meevallen.
Voor de belasting naar het inkomen,
meer bekend onder hoofdei ijken omslag,
wordt ditmaal uitgetrokken f 2.000,000, te
gen f2.073,697 in 1923. In 1922 werd ont
vangen f 2.755.81*4.
B. en W. rekenen dus hierbij ook al op
.en vermindering der inkomens. Mocht het
meevallen, dan kan het vermenigvuldigings
cijfer wat lager worden genomen, wat de
gemeentenaren zeker aangenaam zal zijn.
De belasting op de honden levert in onze
gemeente heel weinig op. De raming is
thans in overeenstemming met wat in 1922
\yerd ontvangen, slechts f 3000.
De belasting op de publieke vermakelijk
heden wordt, evenals verleden jaar, ge
raamd op f 50,000, wal in 1922 ook onge
veer werd ontvangen. Dit is een aardig be
drag, dat zonder veel moeite binnenkomt.
Het bezwaar, indertijd door de tegenstan
ders aangevoerd, dat men door invoering
dezer heffing het beslaan van schouwbur
gen, bioscopen enz. zou onmogelijk maken,
heeft zich niet bevestigd.
Voor de in den laatsten tijd zoo fel aan
gevochten zakelijke belasting op het bedrijf
(men denke slechts aan Zaandijk) is weder
f 75.000 uitgetrokken, evenals verleden jaar
hoewel de opbrengst in 1922 ruim f 117,000
is geweest en in 1923 ongeveer f 86.000
wordt verwacht.
B. en W. komt het echter gewenscht voor
met het oog op de slapte in de verschillende
bedrijven niet hooger te ramen dan f 75.000.
De opbrengst van het vergunningsrecht
wordt in verband met de ontvangsten over
1922 op f 12 200 geraamd, iels hooger dan
in 3923.
De uitgaven op dit hoofdstuk, vallend en
gespecificeerd in het overeenkomstig hoofd
stuk der uitgaven, vinden wij hier reeds af
getrokken tot een bedrag van f 17.989. Wij
komen op deze post bij de bespreking der
uitgaven nader terug.
Het hoofdstuk „Diensten als afzonderlijk
bedrijf ingericht", is uit den aard zeer om
vangrijk en gesplitst in verschillende af-
deelingen, aangevende de bedrijven van
wege de gemeente of vrijwillig of krachtens
de wet geëxploiteerd. Wij vinden ook hier
weer onder de geraanidc ontvangsten het-
totaal der uitgaven vermeld, zoodat men
direct de te verwachten uitkomsten kan
overzien.
De Gasfabriek zal als de raming uitkomt
een winst in 1924 opleveren van f 174.738. T
De ontvangsten worden geraamd in totaal
op f 540 666. Wij kunnen gevoegelijk de j
uitgelrokken bedragen voor rente en aflos-
Naar het Engelsch, door BERTA RUCK
'Nadruk verboden.)
23)
Zij vergat, dat ik „Richard" in een lach
bui gezien had bij heb- denkbeeld aan de
tante. En dat hij gezegd had zij was de
grappigste tante, die hij ooit in zijn leven
gezien had? En nu beweende zij, dat hij róo
buitengewoon aan die zoogenaamde tante
gehecht was!
„Maar wij moeten ons er in schikken,
dat zij niet komt", sprak Georges moeder,
toen do lift stilstond en wij uitstapten.
Op het portaal passeerden wij een dame
in een prachtige Oostersche namiddagja
pon, het haar strak weggetrokken van
haar voorhoofd en vastgemaakt in een
soort van knotje achter aan haar hoofd.
Zij zag er uit mooi en boosaardig en ex
centriek, en zij keek ons strak aan, toen wij
ons naar onze kamers begaven.
„Dat is een prinses van een van die
merkwaardige Staatjes", vertelde Lady
Meredith mij fluisterend.
„Ik wou, dat zij er niet zoo vreemd
uitzag."
Het was misschien wat boosaardig van
mij, maar ik kon. niet nalaten te vragen:
„Ziet de tante er ook zoo vreemd uit?"
„Neen, lief kind, neen! Lieve Hemel,
ntonzei Lady Meredith met een vreem
de, doffe stem, terwijl zij de deur open
deed Zij beet op haar lip. Maar ik kon het
niet met raijzelve eens worden of dit
kwam, omdat zij dcts~ niet prettig vond, cf
omdat zij haar best deed niet weer te gaan
lachen. In haar kamer zei ze: „Tante heeft
niets van haarprinses Jipka is totaal
haar soort niet, Rosel Maar het ia een
mooie japon, die zij aan heeft", voegde rij
e>r bij met een peinzenden blik op bet
blauw lakensch pakje, dat ik aan had; zij
had het in haast voor mij gekocht, toen
wij even te Londen waren. „En dat herin
nert mij, dat er een lichtzijde is aan heb
feit, dat do tante nog niet te Parijs is.
Wij Rullen in de gelegenheid zijn wat klee-
ren fee koopen, boodschappen te doen voor
jou, kind, voordat zij komt."
Vanmorgen hebben wij Sir Richard dus
bij" Cook verlaten en zijn wij boodschappen
gaan doen.
O, wat was dat een wonderlijke open
baring voor mij I
Wij wandelden door de straten van Pa
rijs, mijn aangenomen Belle-mère en ik;
ik, genietende van de helderheid, de lucht
zonder rook, de ruimte van alles, het hel
dere licht, de gemakkelijke wegen, de .groo
te, lichte huizen. Ik had vergeten hoe
vroolijk Parijs is na het dierbare, donke
re, deftige uitzicht van onze eigen hoofd
stad. Parijs met zijn vele boomen, zijn me
nigvuldige grasperken, hot plotseling plas
sen cn springen van fonteinen... nu merk
te ik weer op hoo opwekkend in die be
weeglijke menigte het glinsteren der uni
formen aandoet. Toen wij eon slecht ge
plaveide zijstraat uitkwamen, kwam er
iets voorbij in een bemelsblauwen wapen
rok, met een randje goudkant en de schit
tering van een roode streep er om heen.
Ik kon niet nalaten tot Lady Meredith uit
te roepen: „O, is het niet een verademing
weer eens 6oldaten te zien met kleur in
hua uniform."
„O, Rose, hoe onvaderlandlievendzei
ze met een blik van verwijt. „Zelfs bij een
vergelijking mag je geen kwaad spreken
van khaki."
„Dat doe ik ook niet!" protesteerde ik
heftig, natuurlijk zal ik altijd veel meer
gesteld zijn op ons eigen khaki, al is het
nog zoo bemodderd en verscheurd, dan op
h et p Tachtigste
Hier zweeg ik. Want ik had een glimlach
van verrukking gezien op Lady Merediths
gezicht, toen zij daar naast mij liep. Hoo
aandoenlijk 1
Natuurlijk verbeeldde zij zich, dat einde
lijk een herinnering aan „George" in zijn
gehavend khaki-uniform begon door te
breken doo»r de nevelen, die den verwar
den geest van dit arme jonge vrouwtje
omhulden.
Waarom had ik mijn mond open gedaan
om te zeggen wat ik gezegd liad?
Ik denk, dat ik verscheidene van de
meest betooverende winkels gemist heb,
-terwijl ik mij boos maakte op mijzelve
over mijn domheid en ik had mijn vuur-
roode kleur van schaamte nog niet geheel
verloren, toen wij bij een hoekhuis waren
aangekomen met e»en zwart-marmeren
bord, waarop met vergulde letters te lezen
stond: „Jeanne".
Lady Meredith zei vroolijk: „Hier moe
ten wij zijn
En wij gingen naar binnen.
Uit de benedenhal leidde een wenteltrap
naar den verheven tempel dezer Franscbe
modiste. De geheele bovenverdieping was
handig verdeeld door schermen, koepel
vormige openingen .en •wanden.
Allo dingen in deze van elkaar afgeschei
den vertrekjes waren mooi; van do dikke,
dofgekleurde tapijten af tot de wanden
toedonker, pauvvkleurig groen van bo
ven af naar de schilderijl ij n toeverder
wolkengrijs. Er stonden lage canapétjcs
en kussens op den grond.
Kastjes met glazen deuren, Waardoor men
rijke stukken handborduursel zag liggen
en kralen galon van alle mogelijke kleu
ren. Een enkele roode roos was „geschil
derd" op een rand van zwart cn donker
groen kralengalon als achtergrondalles
onbeschrijflijk eenvoudig en rijk! Een
strook van melkwitte kleur met een pa
troon van rose en oranjc-bloëmcn hing
tusschen een vroolijken troep waaiers, vee-
ren en gekleurde lampe-kappen. Waarlijk,
het was een vertrek, waarin alle ijdelhe-
den van allo eeuwen elkaar schenen te
ontmoeten. De muren waren versierd met
een gordel van geeneadeerde .modeplaten,
geknipt uit ,Le Journal des Demoiselles"
en „Lo Toilet" uit de jaren dertig en veer
tig en vijftig, keurig uitgevoerd en gekleuixl
met de artistieke nauwkeurigheid van een
vlinder.
Do mannequins bewogen zich heen en
weer tegen dezen achtergrond; de ver
koopsters, de grooto madame Jeanne zel
ve, een teer, klein vrouwtje in liet grijs,
glimlachend tegen Lacjy Meredith, toen
deze binnenkwam en daarna voortgaando
met druk praten, met oogen, lippen en
handen, tmet haar geheele gezicht en ri-
chaam en toilet, tot een troepje klanten,
die met hun rug naar ons toe stonden.
Aan dien rug kon ik zien. dat het En-
gelschen waren. Twee jonge meisjes, het
eene met een zware, zwarte vlecht op haar
rug. Een omstreeks van mijn leeftijd. De
oudere dame was zeker haar moeder. Een
korte, gezette vrouw, met een paar kleine
'gracieuze voetjes en enkels, die uit haar
bruinen, bonten mantel kwamen het grijzo
haar, glanzig en mooi onderhouden, kwam
uit een br-utaal voeren toque uit.
Ik keek hoe zij haar hoofd vrij ironisch
ophief, om naar madame Jeannes .stort
vloed van woorden te luisteren, toen ik
mijn arm plotseling wanhopig voelde grij
pen.
Wat was er?
Ik keerde mij om en zag Lady Merediths
gezicht. Zij keek meer geagiteerd dan se
dert dien middag in do hal thuis ('t in
merkwaardig, dat ik dat huis in Wales al
mijn „thuis" kan noemen en dat leek mij
heel natuurlijk). Zij trok mij een weinig
ter zijde.
„Rose, luister een oogenhlik", fluisterde
zij op haastigen toon. „Die vrouw, dio
met madame praat, kijk! Dat is een heel
oude vriendin van mij."
„O, hoe aardig voor u haar te ontmoe
ten", begon ik to zeggen. Maar er was blijk
baar iets, waardoor Georges moeder bet
het tegenovergestelde van aardig vond. ,,T£
aal haar moeten aanspreken. Je moet ieta
voor mij doen, lieve."
„O, graag, Belle-mère. Alles, wat u maar
wilt", zei ik vroolijk, daar ik dacht, dat
ik iets voor haar uit het hotel moest ha-»
len. Waren er maar meer dingen, die ik
voor haar doen konvootr haar die allea
voor mij doet.
fJVordt vervolgd),
u