in verkeerde Schoenen. No. 19491. LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 21 September. Derde Blad. Anno 1923. UIT DE PEES. TWEEDE KAMER. INDISCH NIEUWS. ft ft FEUILLETON. t De Troonrede. „D e V r ij h e i d" begint haar artikel fcver de Troonrede aldus: iWeet minister Colijn, de feitelijke pre mier nog niet wat hij wil? Ontsluiert hij" opzettelijk rijn plannen nog niet? Is hij de meening toegedaan, dat een Troonrede fclechtfi een vaag praatje en in zooverre iveel minder belangrijk dan... de Millioe- ncimota is? Waaraan herkent men eigen lijk in dit stuk den invloed van den „krachtmonsch" Uitsluitend aan de leeg heid der jongste Troonrede, in vergelijking waarmede die welke ten vorigen jare ■werd uitgesproken, uitermate belangwek kend schijnt? In het vervolg van haar artikel spreekt het blad van een „weliswaar weinig zeg gende, maar toch stellig pessimistische Troonrede", van een „glibberig stuk", van 'de „inhoud-looze (en daarom misschien juist looze) Troonrede", van „de tot vol slagen onbenulligheid gedegradeerde Troon rede." Het blad vraagt verder: Wat wordt b.v. met beperking der uitoefening van de Staatszorg bedoeld? Van welke strekking zullen de wijzlgin- gon in het belastingstelsel zijn? Tot af schaffing van de al te drukkende heffin- ken", of veeleef totverzwaring van 'den belastingdruk? Gaat de regeering meer beteekenis aan 'den Volkenbond toekennen, zal zij streven naar meer effectieven invloed van deze conglomeratie, welke nog zpo bitter wei nig wezenlijks tot stand kon brengen? Zal de Onteigeningswet worden verscherpt? Ten slotte zegt het blad: Maar de onbelangrijkheid van deze Troonrede (die zoomin uit politiek als uit •letterkundig oogpunt beteekenis heeft) karakteriseert allerminst het komende zit tingsjaar. Er zal veel discussie en veel strijd zijn. Denk aan de Vlootwet, oan oe ambTenaars-8alarissen, aan de departë-1 inenten van Arbeid en Onderwijs, aan zoo- reel ïneer! Deze Troonrede is een poo rer© proloog waarop een stuk vol drama tische bewogenheid zal volgen. De miliioenennota. „Het Vaderland" (vrijz.) sohrijft p.m.: In de Troonrede van 1919 heette het: „op het defensie vraagstuk blijft Mijn vollo aandacht gevestigd. De oplossing kan eerst ter hand genomen worden, wanneer om trent de internationale regeling door den Volkenbond beoogd, meer zekerheid zal zija verkregen." Welnu, de Regeering voel de zelve zoo dat vermindering van de mi litaire uitgaven noodzakelijk was, dat ze in het jaar daarop deze toegezegde, zon der dat, het is overbodige mededeeling, do internationale regeling door den Vol- lcertbönd beoogd, ook maar aan den hori zont zichtbaar was. Vandaar dan het plan- Pop om. het contingent tot 13.000 man te verminderen, dat één jaar gegolden heeft. En dat toen om Coalitieredenen, om het Protestantsche deel van het verbond niet onaangenaam te zijn, is prijsgegeven, .waardoor de belofte in de Troonredo van 1920 op- de meest flagrante wijze is ge schonden. Durft de Regeering het voor haar verantwoording nemen, nu zoo groo te offers op elk gebied van onze natie worden gevraagd, deze belofte te blijven srhénden? En zoo willen wij ook vragen of de 20 procent van de ambtenaarssalarissen ge vraagd, beteekent of men 20 procent van het quantum in zijn geheel moet hebben, of van ioder ambtenaar in het bijzonder. Daargelaten, dat het gevraagde offer jus to groot lijkt wordt dan van den een veel meer gevraagd dan van den ander, omdat het percentage van de verhooging van de ambtenaarssalarissen sinds 1918 zoo onge lijk is. Waarbij tevens niet moet vergeten worden, dat de onderwijzers in de groote steden veel sterker nog zullen getroffen worden dan de ambtenaren. En wij had den voor de automatische toepassing van de 20-procents verlaging waarlijk geen man van do bekwaamheid van Colijn noo dig. Wij vragen over zijn plannen waar achtig en ernstig overleg. De Nederlancf- sche natie is in haar zéér groote meerder heid een volk van gezond verstand, dat weet te bukken voor den dwang der om standigheden het oorlogstijdperk getuigt daarvan, toen zeer velen zonder morreD zich groote ontbering hebben getroost. Maar men spanne den boog niet te sterk het wil overtuigd, maar niet gemaszregelt worden. En dat zou gebeuren, als de 60 in de Tweede Kamer tot do 40 zouden zeg gen: Huil maar toe, om een bekend woord van den oud-minister mr. S. van Houten te gebruiken. En daarom kan men in den moeilijken, uiterst moeilijken tijd, dien wij tegemoet gaan, de Rechterzijde niet genoeg op het hart drukken geen misbruik te maken van haar macht. Colijn blijvc minister der Kroon in oonstitutioneelen zin, dat wil zeggen zóó, dat er tusschen hem en dc 1 Staten-Generaal werkelijk overleg zij. Men make een minister in Nederland niet tot een Mussolini, wat niet behoeft te geschie den door het aantrekken van e>en zwart hemd, maar eveneens gebeurt door het ge ven van blanco volmacht. Het Centrum er op wijzende, dat dc heffingen, welke, behalve de bezuinigin gen, door de Regeering noodig worden ge acht, om in den nood der schatkist te voor zien, indirecte heffingen zullen zijn schrijft De vraag doet zich daarbij x»p, en zij heeft zich ook opgedaan bij het Kabinet of er nog niet een bedrag van beteekenis te halen zou zijn uit ons Tarief. De Regeering denkt er terecht niet aan, gehoor te geven aan de stemmen, die sinds den laatsten tijd weer in en builen dc pers worden vernomen, om haar heil te zoeken in protectie. Hoe men daarin een uilkomst kan zien voor den Fiscus-, die terstond geholpen moet worden, is on9 trouwens een raadsel. Maar zou de schatkist geen baat kunnen vinden bij een, zij het louter technische her ziening van ons Tarief Van deskundige zijde is meermalen ver zekerd. dat zulk een herziening niet onbe langrijke prófijten voor den Fiscus zou kun nen afwerpen, door het wegnemen van ver schillende fouten, zonder aan het karakter van ons Tarief iets te veranderen. Het ware te beproeven. De Nederlander schrijft Een duister punt in de overigens zoo hel dere nota schijnt ons de afvoering der 33 rnillioen voor de verzekering van de begroo- ling voor 1924. De 'Regeering zegt, dat zij „overweegt of, zonder tekort te doen aan de belangen der verzekerden en zonder zwaar dere lasten te léggen op hen, die de premie betalen, een zoodanige wijziging in de fi nanciering der sociale verzekering mogelijk is. dat een verlichting van de daaruit voor 's Rijks schatkist voortvloeiende lasten mo gelijk zou. blijken".. Dit is niet de „eenheid en vereenvoudiging van de Troonrede die trouwens geen kapitale sommen voor het Rijk kan opleveren, maar een gewijzigde (jnanciering. Wanneer niet dc wiskundigen zich destijds in hun berekeningen hebben vergist (in welk geval de tegenwoordige jaarlijksche Rijksbijdrage, evenals die van particulieren, uiteraard te hoog kan zijn), kan die „wijziging in de financiering" moeilijk een andere strekking hebben dan ecnige verschuiving der lasten naar de toe komst of het berusten in een zwakkere ka pitaaldekking, dan naar verzekering-tech nische eischen noodzakelijk schijnt. Het is daarom voortreffelijk, dat de nota er op laat volgen „In afwachting van het resultaat van de overweging der hicrbedoelde wijzi ging, acht de Regeering zich echter niet ver antwoord de eventucele gevolgen daarvan in haar financieelc plannen te disconlee- ren". Doch hiermede lijkt nu wel ten eenen- male in strijd, dat dc Regeering dezen vogel in de lucht alvast disconteert in dc begroo- ling van 1924. Terecht wordt in een noot gezegd, dat, wanneer de gewijzigde financiering niet doorgaat, de lijdelijke stopzetting der bij drage zal moetep worden goedgemaakt door een verhoogde pnnuiteit in 1925 en volgen de jaren. Maar in dal geval zal dit dan toch wel een zeer eigenaardige bezuiniging ge weest zijn. Wèl zegt de nota nog, dat „een dergelijke gedra^lijn te eerder gemotiveerd is, waar ten gevolge van het onvermijdelijk tekort op de begrootingen voor 1924, de hierbedoelde bedragen feitelijk uit geleend geld zoudeh moeten worden betaald", maar met deze redeneering zou men ook tal van andere po's- ten van de begrooting kunnen afvoeren of op buitengewoon brengen b.v. de uitkee- ring aan de spoorwegen, die overeenkom stig de ten vorigen jare gedane toezegging thans overigens terecht op den gewonen dienst is gebracht. Ook te dezen aanzien zal dus nadere toe lichting welke ongetwijfeld gegeven zal worden bij de ter zaké in te,dienen wets- voordracht moeten worden afgewacht. Het blad somt eenige punten uit de nota OP en zegt dan Wellicht zullc^ ook deze-en andere pun ten uit de nota bij sommigen critiek uitlok ken. Maar ontkend kan niet worden, dat het geheel der nota een indruk maakt van groo- ten ernst van een diep besef van' het ge vaar waarin wij ons bevinden en van den krachtigen wil dit gevaar te overwinnen. (Vervolg van gisteren). Regeling van werkzaamheden. De VOORZITTER stelt voor Dinsdag 2 October in d'e afdcelingen te onderzoeken de Staatsbegrooting voor 1924 en de Indi sche Begrooting met bijbehoorende ont werpen. Voorts stelt ;pr. voor Dondordag 11 October aan de orde te atollen de V 1 o o t- w e t en -de Indische productenbelastingen en tarief wet. De heer DRESSELHUYS (V.-B.) neemt met teleurstelling v&<n dit laatste voorstel kennis. Hij verzet zioh ten ernstigste tegen do behandeling der Vlootwet omdat dit onderwerp nog niet rijp is voor be handeling. De Kamer moet dit onderwerp kunnen behandelen met volledige kenni3 van zaken. Sedert April zijn er belangrijke nova gekomen. De Rogeering heeft zich in den financieelen opzet izeer vergist gelijk uit de verstrekte inlichtingen va<n gisteren ia gebleken. De Regeering erkent dat de oorspron kelijke rekening een grove fout had. De Kamer ziet do wijziging niet nader toege licht en daarover beklaagt 6pr. zich zeer. Heb tweede novum is gelegen in nieuwe belangrijke omstandigheden o.a. in Japan. Spr. verwijst naar de Engelsche bladen die de kans op oorlog in heb Oosten aan zienlijk uitgesteld achten. De Engelsche regeering beeft voorts besloten in onzen Archipel een belangrijko vloot-basis te ves tigen. Dat is oen feit-van beteekenis voor den opzet van onze Vlootwet. Ten derde zijn vele publicaties verschenen van des kundigen waarbij o:a. de kwestie van de luchtvloot is op don voorgrond gebracht. Daaromtrent zou spr. inlichtingen willen ontvangen van de regeering. Al deze omstandigheden moeten de Ka mer er toe leiden dat ,dc Kaïmer nadere inlichtingen van de Regeering vraagfc. Dat alles kan niet bij de openbare behandeling worden afgedaan. Indien wij op ll Octobe de Vlootwet gaan behandelen, wordt ieder verband van deze wet met 's lands finan ciën losgemaakt, en dat is spr.'s hoofdar gument tegen dc behandeling der Vloot wet. Een plan tot reconstructie van ons finan cieel beleid is vóór alles noodig en de Mi nister heeft dit plan nog niet gereed. Het gaat daarom niet aan dat de Kamer nu een beslissing neemt over de Vlootwet, waaraan wij dertig jaar zullen vastzitten. Als de Vlootwet na de begrooting zal be handeld worden, zal de vloot pas na twaalf jaar en zes weken gereed zijn en als we het nu doen over twaalf jaar. Spr. stelt voor de Vlootwet niet vóór de Staatsbegrooting to behandelen. De heer TROELSTRA (S.-D.) had ge hoopt. dat de Regeering uit eigen beweging vóór den aanvang van dit zittingsjaar, vol ledige inlichtingen had gegeven over de crisis van financiën. De algemeene volksgeest is tegen de vlootplaDnen is beweging gebracht. Dit moest de Kamer tot groote voorzichtigheid manen. Spr. laat alle bijzonderheden va ren, zal niet spreken over salarisvermin- deringeD, niet over de technische onder- deelen enz., maar hij wil alleen de kwes tie zakelijk- behandelen. Als do Vlootwet niet een punt van politiek was, was de toestand anders. In April verwachtte men dab de Vlootwet van de baan .was. De „Nieuwe Eeuw" constateerde reeds dat in Katholieke kringen weinig geestdrift voor de Vlootwet bestond. Maar dit was vóór de verkiezingenIn den Ministerraa-d is een conflict van zeer ernstigen aard ont staan, want thans zal op alles bezuinigd worden, behalve óp de defensie. Spr. stelt de volgende motie voor: De Kamer, overwegende, dat de urgentie der Vloot wet en van haar invoering, het onderwerp i3 geweest van een crisis in het Ministerie, dat de Kamer ter beoordeeling dier ur gentie over de noodige gegevens omtrent den aard en de oplossing dier crisis dient te beschikken, besluit de Regeering uit te noodigen haar die gegevens te verstrekken en in af wachting daarvan omtrent het tijdstip van de behandeling der Vlootwet geen beslis sing te nemen. De VOORZITTER betoogt dat vele geop perde bezwaren thuis behooren bij de be handeling van de Vlootwet zelf. Al de ge stelde vragen kunnen daarbij behandeld worden. Spr. heeft zijn voorstel gedaan na het ontvangen van het schrijven van de Re geering, waarin verdere opschorting der vlootplannen onverantwoordelijk geacht wordt. De Regeering heeft spr. meegedeeld, dat zij zou prijsstellen op behandeling vóór de Marinebegrooting. Daarom was het beter de Vlootwet vóór de Staatsbegrooting te stel len. Spr. gevoelt het bezwaar dat men eerst inlichtingen wil hebben over de crisis 'aan Financiën en hij steunt het denkbeeld-Troel- slra om de bespreking daarover te doen voorafgaan aan da Vlootwet. Spr. acht het het beste dat de heer Troelslra een interpel latie aanvraagt over dc crisis en dat deze 11 October wordt gehouden. De heer DRESSFLHUYS (V. B.) acht het gewenscht; dat ook over de Tndische finan ciën wordt geïnterpelleerd En dan wel zon der schriftelijke voorbereiding. Als het denk beeld van den Voorzitter wordt aanvaard, zal spr. een interpellatie aanvragen over de Indische financiën. De heer TROELSTRA (S. D.) meent zijn motie niet te moeten intrekken, omdat hij de Kamer wil laten kiezen tusschen zijn motie en een interpellatie. De heer OUD (V. D.) geeft de voorkeur aan het voorstel-Dressclliuys dat een regelmatig verloop aan de zaak geoftde Vlootwet komt na de algemeene beschouwingen over de Staatsbegrooting. De Regeering heeft toe gezegd dat zij bij do Memorie van Antwoord op Hoofdstuk I nadere gegevens zal ver strekken. De heer DRESSELHUYS (V. B.) wil zijn voorstal wel wijzigen zoodat de behandeling der Vlootwet zal plaats hebben na hoofd stuk I en als de cijfers van de Indische Be grooting bekend zijn. De VOORZITTER heeft tegen dit voorslel- Dresselhuys bezwaar omdat hij dit onmo gelijk acht. De molie-Dresselhuys wordt verworpen met 4-7 tegen 35 stemmen, rechts tegen links De motie-Troelstra wordt verworpen mét 47 legen 35 stemmen, rechts legen links. De lieer TROELSTRA (S. D.) vraagt de Kamer verlof vragen te mogen richten tot de Regeering betreffende de oorzaak en de op lossing der crisis mede in verband met den financieelen toestand van Nederland en Ne- derlandsch-Indië. Het verlof wordt verleend en de dag van dc interpellatie wordt bepaald op Donderdag IJ October. Het voorstel van den Voorzitter komt thans in stemming. De heer J. TER LAAN (S. D.) wenscht de stemming aan te houden tot na de inlerpel- lalie-Troelslra. Het voorstel van den Voorzitter wordt aangenomen met 47 tegen 35 stemmen, rechts tegen links. De vergadering wordt verdaagd tot 11 Oc* tober. Mail-overzicht, loopende tot en met 15 Angnstns 1923. Voor het plan tot oprichting van een In disch „Bronbeek" blijven dc belangstelling en de offervaardigheid groot. Het „Soer. Ilbl." bepleit het denkbeeld, do lotsverbetering der oud-strijder-; niet te zoe ken is in een stichting als „Bronbeek" bij Arnhem, maar in hel verleenen van een bijslag op de zeer onvoldoende gagementen en pensioenen. Het blad markt op, dat voor opneming in een stichting in aanmerking zou komen, relatief gering is en dat hun aanlal voortdurend afneeml, want oud-strij ders, veleranen, invaliden zullen, mensche-, lijkerwijze gesproken, er niel bijkomen Niet moeion wij een overbodig geslicht bouwen, dat aan de wereld vertelt„Zie toch eens aan, hoe weldadig wij zijn" maar tegelijkertijd een openlijk verwijt is „De mannen, die hun leven hebben veil gehad om ons in de gelegenheid te stellen, hier rustig te wonen en te werken, worden op hun ouden dag opgeborgen, omdat zij an ders niet kunnen leven." Over de toepassing der exorbitante rech ten op Semaoen schrijft het „Soer. HM." o.a. er blijkt, dat er reeds in Dec. 1920 begonnen is met het verzamelen van gegevens, die het bewiis moesten leveren voor Semaoen's schuld. Terwijl de open- hare meening daaraan reeds lang geen twij fel-meer koesterde, bleef de Regeering tal men en zich verwijten op den hals halen van al te groote lankmoedigheid Semaoen zette zijn actie voort, vergiftigde waar hij kon, den volksgeest, maar voor het gouvernement bleef het bewijs, dat hij een gevaar werd voor de openbare orde en rust. maar steeds onvolledig. Ten slotte kwam de Regeering tol de over tuiging, dat het tijd werd. 't Wa9 tijd inderdaad, meer dan tijd. Erger, het was te laat. De misère van de spoorwegstaking, uitvloeisel van ophitsing der gemoederen, had vermeden kunnen wor den, indien zij niet gewacht had tot nu toe. 0 e Tegen den hoofdredacteur der „Indische Courant (Oosl-Java-Edilie) wordt een ver volging ingesteld omdat hij over het nieuwe artikel 161bis (het stakingsartikel) geschre ven had „een uiting van bruten gezags- waan" en „dat in geen enkel ander land der wereld men het zou durven bestaan, zulk een artikel in het leven ie roepen." 6 De Regeering overweegt de invoering van voorwaardelijke veroordeeling voor geringe overtredingen. In verband met het overvuld zijn der gevangenissen ;zal dit leiden 1 voorloopig alleen voor inlanders en vreemde oosterlingen lot het deponeeren van tal rijke kleine zaken. e Een inzender in de „Deli-Crl." klaagt over het schrikbarend toenemen van den fooien-misstand op de booten van „Neder* land" en „Rolt. Lloyd". Hij taxeert liet lOf taal bedrag aan fooien voor een passagier of gezinshoofd op f 50 lot f 75 of meer. Door het Departement van Oorlog is een circulaire uitgezonden, volgens welke men voorlaan in militaire stukken niet meer mag spreken van den „Inlandschen vijand", doch slechts van verzetslieden of kwaadwil ligen. Te Djokja vertoeven twee Engelsche hee-< ren, met liet plan, voor rekening van een groote Engelsche corporatie een tabaksfa briek op Java te slichten. Het zal een groote fabriek worden, welke arbeid zal schenken aan pl.m. 2000 man personeel "en zicli spei ciaal toeleggen op de fabricage van de goed- koopere soort sigaretten. Uit Wonodjati (60 voel boven Tosari)' word aan liet „Soer. Hbl." geschreven: Reeds eenige dagen genieten wij hier van Naar het Engelsch, door BERT A RUCK. (Nadruk verboden.) 12/ Een wcinrg later begreep ik, dab zij mijn moeders ring van mijn reohterhandsvinger hadden genomen, waaraan ik hem gewoon lijk droég. Ik veronderstel, dat zij dachten: bij vergissing. „Lady Meredith", riep ik weer. ,,lk ben Zal het mij in dit huis ooit vergund wor den een zin uit te spreken? Weder werd ia in de rede gevallen. „Als je een stout kind bent en met mij wilt spreken", sprak de stem van Georges moeder teeder berispend, „dan zal ik weg moeten gasn." En zij ging weg. Voordat do deur achter haar gesloten werd, zei ze: „Ik zal zuster Phyllis sturen, om op je te passen." HOOFDSTUK IX. Prison de Luxe. Tk ben een gevangene. Ik ben nu bijna twe_- beele dagen een gevangene geweeste Ja. In alle opzichten ben ik, Rose fWhi- .telands, evengoed een gevangene in Lady Merediths mooie logeerkamer, als die Duilseher, idle weer gevat is in hot kamp te Camrys. Ik kan geen enkelen stap doen naar de vrijheid. Ik kan niemand krijgen, die luis teren wil naar het buitensporige, maai' volmaakt ware verhaal, dat ik moet doen: hoo ik, door een opeenvolgihg van dwaze omstandigheden, de plaatsvervangster ben geworden van een jonge vrouw, dio ik nooit in, mijn leven had gezien voor dat noodlottige uur, toen ik in een cerste-klas- wagon werd geduwd, waarop ik evenmin recht had .als op alles hierl In deze heer lijke, gemakkelijke slaapkamer met de lek kerste ziekenkostjes, die mij viermaal per dag worden gebracht door een verpleeg ster in het blauw-en-wit, die uitsluitend voor mij moet zorgen. Dis pleegzuster, hot eenige menschelijko wezen, dat ik gezien heb sedert mijn on geval, zal mij den dood nog aandoen, dat weet. ik zeker. Laat mij een beschrijving van haar ge ven. Het is een rustige jonge vrouw van omstreeks zes en twintig jaar, genaamd Phyllis i Zij heeft niet alleen nette han den, maar pok nette voeten, een net fi guur, een net gezicht on ik zou denken een net gemoed. Op de netste en meest prachtiscbe wijze voorziet zij in al mijn behoeften, op één na: de behoefte mijn geschiedenis te ver tellen en te doen gelooven. En terwijl zij mijn verstuikten arm masseert en mijn voorhoofd verbindt, die ik gekregen heb door dien spiegel boven op mijn hoofd te trekken, maakt zij heel netjes vroólijke opmerkingen, gewoonlijk iederen dag de zelfde. Een van haar geliefkoosde opmerkingen is v „Wat een geluk, dat u dien spiegel niet gebreken hebt, nietwaar? Daar zou u wel zeven jaar ongelukkig door geworden zijn „Ach, ik weet het niet," zei ik den laafc- ston keer, dat zij dezè opmerking maakte. „Ik weet niet, zuster, of mij wel iets er- gers overkomen kon zijn dan wat er ge beurd is „De dingen zijn nooit zoo erg, of er zijn nog wel erger te bedenken", zei zuster Phillis op den afdoenden toon, aan haar betrekking eigen. ,,0 neen!' 'zei-ik, terwijl jk achterover lag en zij met haa>r nette handen mijn hals en schouders waschtg met warm, gepar fumeerd water. „Weet u hoe ik mij gevoeld •heb al die dagen, dat ik in bed moet blij ven, zonder oodt de kamer te mogen uit gaan 1 Als een krankzinnige 1 Zooals zij in ouderwefcsche romans worden beschreven. Zulk een arm schepseltje, dat door haar familieleden ergens wordt opgesloten voor de rest van haar leven, terwijl die bloed verwanten weigeren te luisteren naar wat zij zegt, al weten zij do krankzinnigen precies, dat zij even gezond zijn als een ander." „U behoeft u niet te bewegen", zei zus ter Phyllis. „Ik zal uw arm Wel oplich ten." „Ik word hier precies eender opgeslo ten riep ik klagend, terwijl zij vporzichj tig mijn arm' inzeepte. „U is de krankzïnnigenverpleegster, zuster I" Zuster Phyllis glimlachte vriendelijk. „Och, zeg dat niet, Mevrouw; Meredith." Dat ging te ver 1 In een wanhopige bui sloeg ik met mijn gezonde hand op de kussens en riep uit: „Noem mij toch niet „Mevrouw Mere dith 1" Zonder in het minst te ontstellen kneep de zuster do spons uit in de kom en nam hem weg. Zij vouwde de handdoeken op en hing ze op het Tekje, terwijl zij zich opge wekt verontschuldigde: „Neem mij niet ikwalijk. Ik zal er aan denken dat u liever „Mevrouw George" genoemd wordt." Bij die woorden had ik het wel willen uitschreeuwen, werkelijk. Ik wist echter, dat, als men heel boos is, het meer indruk maakt zacht dan luid te spreken. Ik zei dus op onnatuurlijkeo zaohten loon: „Zuster, wilt u. alsjeblieft even hier komen? Dicht bij mij, zoodat ik uw gczich'6 kan zien." De zuster verwijderde zich geluidloos yan de waschtafel naar mijn bed, waar zij staan bleef. I'k keek op naar het netto ge zicht zonder eenige uitdrukking onder het gladde, bruine haar, en de muts glad tn wit afls het bloemblad van een gardenia. Ik had oen gevoel of ikzelf heel gerimpeld was en opgewonden en wanordelijk en koortsachtig van ongeduld, toen ik daar lag in mijn naar lavendel ruikende kus sens, met festons en een groote M. in een h'o<?kik zag er zeker uit als een opgewon den meisje naast deze koude jonge vrouw, «die een indruk gaf of zij zich over niets ter Wereld verbaasde. Maar nu zou ik haar dan toch eens ver bazen I .Zuster'*, zei -ik zacht, maar met nadruk, „ik wou u .iets vertellen. U moet niet zeg gen Mevrouw Meredith en Mevrouw Geor ge evenmin. U moet nooit een van die na men gebruiken, als u met mij spreekt V' Ik keek naar den indruk, dien deze ge heimzinnige aankondiging op haar maak te. Geen indruk! „O zeker niet, als u het liever niet heeft", zei zuster Phyllis zeer vriendelijk. „Ik weet, dat er veel dames van het vak zijn, die liever alleen bij hun tooneclnaam genoemd worden. Ik heb veol patiënten gehad uit de tooneelwereld. Laat cen3 zien. U wilt dus, dat ik u Vayne noem', juffrouw Yera Vayne, nietwaar?" „Neen, dat verlang ik niet. Natuurlijk verlang ik dat niet! Dat is mijn naam evenmin. Geen van die namen is mijn eigen naam. Ik zal u zeggen hoe ik heet," zei ik ernstig. „Ik heet Whitelands, Rose Wbi- telands". „O, zeker, juffrouw "Whitelands, ik zal er aan denken." „Geen zweem van verbazing evenmin op haar rein gelaat als in haar gedeci deerde jonge stem. Zij ging voort: „Denkt u niet, dat u nu wel lust zou hebben in een slaapje?" „Neen, dank u. Ik heb wat op het hart. Dat moet er eerst af". De zuster zei Vertrouwend„Daar moet u zich nu niet mee kwellen." „Niet mee kwellen? Waar dient het toe, mij zoo iets te Zeggen?" protesteerde ik met vuur. „Het is mij niet mogelijk er mij niet mee te kwellen." „Dan zal ik waarlijk genoodzaakt zijti'" de kamer uit te gaan." (Wordt vervoled.ï

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1923 | | pagina 9