JUPEENS' VOEDZAAM-flEERLUK-VOflRDEEUG BB ITIdOOTWET. UIT BE FEES. TliAMS 6 O CT.P. PO MD dienstjaar 1925 een aanmerkelijk beter beeld zal vertoonen dan 1921, al za! het rosultaat van reorganisatie en inkrimping waarvan het bedrag op 1 50 millioen ge schat werd dan nog slechte voor een betrekkelijk gering deel effectief gewor den zijn. Alleen wanneer bet resultaat der over wegingen inzake de financiering der so ciale verzekering leiden mocht tot een be langrijke vermindering der uitgaven ten leste van den staat zou in 1925 een onge veer sluitend budget verkregen worden. Daarvoor zou dan, om ta resumeerea, noodig zijn a. een reorganisatie of inkrimping van Staatsdiensten, welke geleidelijk zou leiden tot een esparing van ongeveer f 50 mil lioen; b. ds mogelijkheid van een andere finan ciering der sociale verzekering; o. de vermindering van den totalen last der -salarissen en looncn met 1/5; d. de oplegging van ongeveer f 30 'mil lioen aan nieuwe lasten. Voor zc ver betreft een noodzakelijke verlaging van sommige al te drukkende directe heffingen ia-de Regeering' van oor deel, dat daarvan niet kan worden ge dacht zoolang het budgetoir evenwicht niet verzekerd kan worden geacht. Zullen dc hier ontwikkelde plannen voor 1924 geen sluilend budget kunnen brengen, zoo zal loef) het oorspronkelijk geraamde tekort er niet onbelangrijk door verminde ren. Bij Nola's van Wijziging zullen dezer dagen enkele veranderingen worden aange bracht. Laat men de eventuecle vermeerde ring der inkomsten als gevolg van wijzigin gen in het belastingstelsel cn de bezuiniging ais gevolg van voorgenomen reorganisatie plannen voorshands builen beschouwing, dan zal het tekort verminderen met de vol gende bedrageD: salarisvermindering f21 millioen, tekort Postbedrijf f 1,8 millioen, to taal rond 23 millioen, waardoor het tekort tot rond 93 millioen zal dalen. Bovendien beslaat er aanleiding om de bijdragen aan het Invaliditeilsfonds voor '1924 slop fe zet ten en met liet storten van de booger bedoel de bijdrage ad f 12 millioen aan het Ouder- domsFonds in 1924 nog niet te beginnen. Dientengevolge zat de post ad f21 'h mil lioen voor dc bijdrage aan bet Invaliditeils fonds bij Nota van Wijziging van de begroo ting worden afgevoird, terwijl die van 112 millioen niet op de begrooling zal worden gebracht. Hel tekort op den gewonen dienst zal daar door per saldo rond 10 millioen bedragen, waartegenover dan mag worden gesteld de te verwachten bate uit de nieuwe voor te stellen beffingen cn de bezuinigingen, welke ter hand genomen worden. Het laatste be drag mag echter voor 1924 niet at te hoog worden aangeslagen. Bij den voorzitter van de Tweede Kamer is ingekomen een brief van de Ministers van Marine, van Koloniën en van Finan ciën met betrekking tot het wetsontwerp lot' -vaststelling van de sterkte der zeemacht in Ned.-Indië, waarin de Regeering, op grond van de motieven uil het Vlootwelrapport als haar meening le kennen geeft, dat verdere opschorting de.- vloolplannen onverantwoor delijk zou zijn en dat zij noch in de nota van den voorzitter dier commissie mr. Pa- tijn, noch in die van liet lid mr. Trip, een argument kon vinden, dat c-r haar tóe zou kunnen leiden, om de volledige in-werking- Ireding op een later le bepalen datum met haar veranhvoordclijheid le dekken. De Regeering is 11a gezette overweging tot de overtuiging gekomen, dat de toestand zoowel van de Nederlandsche als van de Indische financiën het noodzakelijk maakt, nog eenige verdere verlichting v&n den voor het oogenblik aan de uitvoering der viool- plannen verbonden linancieelen druk te aanvaarden en de in-werking-treding le verschuiven tot 1924, hetgeen vooral voor de Indische financiën een beduidend ver schil geeft. Voorts is de Regeering van mee ding, dat -afgescheiden van deze ver schuiving t. a. v.' hel vlootbasisfonds nog iets verder moet worden gegaan, door de lasten over een langer tijdperk le verdee- lcn, in de eerste jaren slechts geringe bedra gen le verwerken en in die jaren ten laste van de begrooting van Nederlandsch-lndië geen hoogere bedragen te brengen dan die, welke verwerkt zullen worden, een en, andpr als nadér g précisee'rd in de bij den brief gevoegde nota van wijziging. Nadrukkelijk wenscht de Regeering hier bij le verklaren, dat met het aanbrengen van bezuinigingen als door de Vloolwetcom- missie bedoeld, op dit gebied dc limiet niet is bereikt cn dat verdere maatregelen ge troffen zullen worden, om, zonder de ge vechtskracht van de vloot en de verdedi ging van de vlootbasis le schaden, de directe en indirecte exploitatiekosten lot een zoo laag mogelijk peil terug le brengen. Naar de meening der Regeering is de Vlootweteominissie door liet stellen van den ciseh t. a. v. het algemeen Regeeringsbe*- leid (nl. de overlegging van een uitgewerkt plan tot het sluitend maken van 't Staats budget op het oogenblik, waarop de Vloot wet in behandeling wordt genomen) buiten het raam van dé haar verstrekte opdracht getreden. Hel sluitend maken van liet Staatsbudget, zoowel voor Nederland ais voor Indië, is een plicht, dien de Regeering evenzeer moet nakomen, indien van het lot- stand-komcu der Vlootwet geheel zou wor den afgezien. Die tot-sland-koming heeft slechts deze beteekenis, dat bij het zoeken naar punten, waarop de Staatszorg moet worden ingekrompen, de formatie van de vloot met bijbehoorende steunpunten builen het geding moet blijven, doch niet de bezuinigingen, die los daarvan in hef marinebeheer aangebracht zullen moeten worden. Overigens zal weldra blijken, dat 3e Regeering geenszins afkeerig is van h*T denkbeeld, om haar voornemens in zake herstel van het budgetair evenwicht ken baar le maken. De Regeering is van meening, dat na deze aanvulling der eer naar voren gebrachte 4 argumenten ter verdediging van het ont werp-Vloolwet de verdere openbare behan deling van dit wetsontwerp mogelijk maakt. Aan bovefigenceraden brief heeft de Re geering een Nota van Wijzigingen toege voegd, waaraan het volgende is ontleend: De Regeering stelt voor, Ier .verlichting voor het oogenblik van den aan de uitvoe ring der vloolplannen verbonden linanci eelen druk, in 't bijzonder voor Ned.-Indië, alsmede in verband met de vertraging, welke de behandeling heeft ondergaan, het tijdperk van zes jaren te doen ingaan met 1 Januari 1924, in plaats van met 1 Januari 1927, De- wijziging in art. 8 betreft de samen stelling van het Vloolfonds. De Regeering acht het juister, om bij de berekening van de 12-jarige annuïteit voor de kosten van den bouw, die ten laste van de begroolin- gen zou worden gebracht, levens in aan merking te nemen de bedragen, die noodig zullen zijn om op den duur de vloot, zooals die na 6 jaar zal zijn samengesteld, op die sterkte te hpuden en ook rekening te houden met den feitelijkcn levensduur der verschil lende scheepslypen, Wegens het instellen van de Vlootwet in 1922 is een belangrijk bedrag, in plaats van ten laste van het Vloolfonds, ten laste van de begrootingen voor den aanbouw besleed, een bedrag, dat derhalve bij het volgen van den in het ont werp-Vlootwet gewezen weg in mindering zou komen van de kosten van eersten aan bouw en dus buiten hst Vlootfonds zou blij ven, terwijl het materieel betreft, waarvan de in-stand-houding later nieuwe offers ten laste van de begrcolir.g zcu vergen. De wijziging houdt mitsdien verband met het bovenstaande en met de omstandigheid, dat in de komende 6 jaren reeds materiaal moet worden aangeschaft Ier vervanging van in het eerste Jid van art. 5 bedoeld materiaal, hetwelk verwacht wordt door ouderdom aan den dienst te komen te ont vallen. De wijziging van art. 10 brengt de annuï teit van het Vloolfonds terug van 1 19.735.000 op f 17.300.000. De raming van pl.Tn. f8.000.000 voor den gemiddelden jaarlijkschen pensioenlast voor het Europeesch personeel der marine (art. 12) is pl. m. f 1.000.000 te laag ge bleken, zoodat de reslituliepost van Indië aan Nederland le dier zake f 3.500.000 moet bedragen in plaats van f 4.000.000. Blijkens de wijzigingen in art. 15 en 17 is het wenschelijk gebleken met het oog op den slaat der Indische geldmiddelen de uit gaven voor de uitvoering van de voorstel len tot aanleg van steunpunten en verster kingen in Ned.-Indië voor de eerste jaren le verminderen met behoud van den ter mijn van 10 jaren, waarin die werken tot stand worden gebracht. In deze wordt het derhalve wenschelijk geacht verder le gaan dan door de Vlootwetcommissie in haar rap port wordt aangegeven, terwijl in verband met reeds uitgevoerde werken te Soerabaja het totaal le besteden bedrag van het vloot basisfonds kan worden teruggebracht van 99 millioen op 96.5 millioen. Voor de jaren 1924, 1925 en 1926 wordt voorgesteld resp. 12, f 3 en I 3 millioen op de begrooling voor Ned.-Indië te brengen cn verder jaarlijks gedurende 31 jaar, in gaande 31 Januari 1927, een bedrag van f 5 miliioeD. De verlenging van de periode van afbe taling van de kosien der werken van 30 tot 34 jaren wordt voorgesteld aangezien het mogelijk wordt geacht de aanschaffing van het geschut een viertal jaren le verschuiven. Aan de Nota zijn toegevoegd een schema van aanbouw cn aanschaffing voor de eerst volgende zes jaren en een overzicht van het Vlootbasisfonds. DB TROONREDE. De Standaard (a. r.) geeft geen be paald oordeel, hoewel het met instemming van de aankondiging van verschillende maatregelen gewag maakt. „Behoudens de bestuurshervorming in Indië, wordt uit den aard der zaak niet veel nieuws aangekondigd. Men vergete toch niet," aldus het orgaan, „dat er nog heel I wat gereed ligt lerc behandeling. Wij noe- 1 men de wijziging der Gemeentewet, de Zon dagswet, de regeling omtrent het vraagstuk der lijkverbranding. Krachtens de aankondiging in een vroe gere Troonrede, mag ook -een ontwerp tot wijziging van art. 123 Regeeringsreglement voor Ned.-Indië tegemoet worden gezien. De herziening van wetboeken, een ont werp lot regeling van de uilvoering van het nieuwe Wetboek van Strafvordering worden nog genoemd, terwijl van groot belang ook zijn de wetsvoorstellen lot liet brengen van meer eenheid in dc sociale verzekerings- welgeving. Van groot belang, zeker niet al leen om de vermindering van de aan de uilvoering dier wetgeving verbonden lasten, maar ook om den aard der wijziging voor de sociale wetgeving zelf. Het zal de Volksvertegenwoordiging aan zeer belangrijken arbeid dus niet ontbre ken. Het is te hopen, dat zij kans zal zien dit alles af te werken niet alleen, maar ook nog lijd over te houden ter behandeling van wetsontwerpen, die, naar het ons voorkomt, alsnog verwacht mogen worden. Wij noemen dé afschaffing van de Staats loterij, een voorstel tot wijziging van de Kieswet met betrekking lot den stemplicht. Zij zullen voor deze Parlementaire periode op den Parlementairen discli, naar wij al thans hopen, niet ontbreken." Met bijzondere voldoening las het blad de paragraaf ten aanzien van de builen- landsche betrekkingen. De „Nederlander" (Chr. Hist.) ver klaart, dat hoe ernstig de loon der Troon rede moge luiden een toon van vrees klinkt er niet in door. AI9 wij ons twee opmerkingen mogen ver oorloven, zoo zijn het deze, zegt het blad: „Wij hadden gehoopt op de aankondiging van een wetsontwerp tot het verleènen van amnestie aan degenen, die in de oorlogs jaren, tengevolge van hun verblijf in het buitenland, nalieten op ie komen voor Landweer of Landstorm. Die hoop is niet vervuld. ^„.l- Ten slotte vragen wij of de zinsnede, om trent de bevordering van dc geestelijke en stoffelijke belangen der bevolking, de be doeling der Koningin wel geheel juist weer geeft? Er slaat „dat de bevordlring dezer be langen een onderwerp blijft van aanhou dende regeeringszorg, Voorzoover de be narde geldelijke omstandigheden dit toe laten." Wij onderstellen, dat de bedoeling is': „de bevordering van dc geestelijke en stoffelijke belangen der bevolking blijft het ernstig onderwerp van aanhoudende regeerings zorg, al zal de mate van deze bevordering den weerslag ondervinden van de benarde geldelijke omstandigheden." De „M a a s b 0 d e'- (R.-K.) schrijft o.a.: ,,Ook voor heden worden we nog in het onzekere gelaten. Meer dan de aankondi ging, dat de Staatszorg zal beperkt wor den cn dat gepoogd zal worden de bélas- tingschroeven wat losser te draaien, be speuren we in de Troonrede op dit stuk niet." Na opgesomd te hebben wat de troon rede wel vermeldt, concludeert het blad „Aan den negatieven kant staat het reeds gem'emoreerdo gomis van zelfs eenig ^tippellijntjc nopens dc bezuinigingsplan nen van minister Colijn, wij kunnen- ons denken een teleurstelling voor do velen, die naar eenig houvast ten dezen met ver langen uitzien. Daar: staat eveneens het ontbreken van ook maar do geringste aan duiding omtrent do orisisgebeurtenissen en haren nasloop, vAelko dezen zomer de vacantierust zoo wreedelijk verstoorden, Over do Vlootwet geen syllabezooals reeds meer te constateerde viel onder 't huidig Kabinet is ook nu zelfs de geheele defensie-paragraaf zoek." „Ten andere stemt het tot verheuging, dat bet hoofd van den Nederlandsehen Staat op dit plechtig oogenblik aan ons naar don afgrond hollend werelddeel zij het met vrouwoüjken tact de waar heid durft voorhouden. Ook voor deze on beschroomde uiting van Hare zielsovertui- ging, zal ons volk Koningin Wilhclmina dank weten." .,D e T ij d" (R.-K.) meent, dat als de voorteekenen niet bedriegen, de komende zittingsperiode van de Staten-Generaal een der belangwekkendste in onze parlemen taire geschiedenis zal worden. Het blad wijst er op, dat het geneel der bezuini gingsplannen vermoedelijk in de millioe- nennota,. die Woensdag wordt gepubli ceerd, nader zal zijn uitgestippeld. „Uit hetgeen thans reeds bekend 32. ■blijkt echter, dat do publieke opinie zich op diep ingrijpende maatregelen heeft voor te bereiden. Het geluid, dat uit de2e Troonrede ons tegenklinkt, is niet nieuw..." „Do uitgaven besnoeien is niet langer voldoende. Men moet dieper grijpen, want die uitgaven zijn slechts do onvcrmijde- lijko gevolgen van to duro wetten. Het snoeimes moet niet, in do gevolgen, maar in do oorzaak: de oplossing ligt niet in dc zuinige uitvoering van iets, dat tooh al tijd te duur zal blijven, maa-r in do wijzi ging resp. opheffing yon de wettelijke voorzieningen, welke wij in normale om standigheden niet kunnen betalen. Begrijpen wij de sobere woorden der Troonrede goed, dan wil de Regeering ■clien weg op. In dit geval gaat zij moei lijke, ontzettend moeilijke dagen tegemoet. Velen in den lande zijn overtuigd, dat d iep-ingrij pon do maatregelen niet kunnen niet mogen uitblijven. Zij zien verlangend uit naar sterke mannen, die den wil en de kracht hebben- om den levensstandaard van den Nederlandschen Staat, welke thans ver boven ons betaling-svemvogen uitgaat, tot een houdbaar peil te doen dalen. Maar ook zij, die om sterke mannen roepen, hebben hun heilig huisje, waaraan niet mag worden geraakt. Hot is dan ook te verwachten, dat tegen ie da ren maat regel van de Regeering verzet, krachtig verzet misschien zal rijzen." Toch heeft liet Amsterdamsche R.-K. or gaan enkele redenen om de komende da gen met vertrouwen tegemoet te zien, nl. do voornemens van de Koningin en de Ko ningin-Moeder om niet te zullen beschik ken over een deel van haar inkomen, do salarisverlaging van de Ministers cn de huidige toestand, dien de „Tijd" politiek gezien, betrekkelijk gunstig noemt. In vele landen staat het parlementair stelsel in kwaden reuk, maar hier te lande b een parlementaire regecrings on een kabinet, voortgekomen uit drie prineipie^le partijen, die een groote meerderheid ach ter zich hebben. Na dit geconstateerd te hebben, gaat de „Tijd" o.a. als volgt verder: „Zal het Nederlandsche volk de krach- tig3 houding van zijn bewindslieden, die, ■do zucht naar populariteit versmadend, alleen het landsbelang tot richtsnoer voor hun daden nemen, op haar juiste waarde wf ten te taxeoren? Het antwoord op deze vraag is niet alleen van belang voor de positie van het kabinet-Ruijs, maar zij zal o 1. mede beslissen over de richting, waar in do ontwikkeling van onze staatsinstel lingen zich zal hebben ié bewegen. Wat thans staat te gebeuren, is niets minder dan een ernstige proefneming, waaruit zal moeten blijken, of een gezonde democratie dat wil zeggen: een regeering van ver trouwensmannen uit het volk, die de mias^ sa leiden en niet volgen in Nederland al dan niet levensvatbaar is. Het gaat niet om Ruijs of Colijn het gaat öm Nederland en in Nederland om de democratie." Ten slotte concludeert de „Tijd", dat de Troonrede een somber perspectief voor de naaste toekomst opent. De N. R. C r t. (Vrijh. B.) zegt, dat hetgeen uit de Troonrede valt op te diepen geen hou vast geeft, noch voor bijvalsbetuigingen, noch voor eritiek. De Troonrede is niets an ders dan een ontgooehelinir geworden Twee RECLAME. 1263 PLANTA punten, zegt' het blad, Trekken een oogenblik de aandacht: Waarom werd in de Troonrede van bet rcgeeringsjubileum met geen syllabe ge rept? Eene enkele toespeling daarop'bad wel aangenaam aangedaan, en liet lijkt ons een verzuim, dat in liet stuk, dat aan phrasen niet arm is, niet ook over deze verblijdende gebeurtenis een woord is in het midden gebracht. Het tweede punt' betreft de zinsnede over buitenlandscbe betrekkingen, waar in zooveel nadruk gelegd wordt op het be lang der geheele menschbeid, dat aan een onzekeren internationalen toestand en de staatkundige en economische ontreddering een einde gemaakt wordt. Wil dit zeggen, dat Nederland, gevolg gevende aan „den wensch dat voor de hangende vraagstuk ken eerlang oplossingen worden gevonden, die den weg openen tot liet herstel", eene aélievc deelneming bij de internationale pogingen in die richting zal gaan ontwik kelen? Is dit eene voorzichtige aankondi ging van eene wijziging in onze buiten- landsche politiek? Of slechts eene inlei ding lot voorstellen lot deelneming in nieuwe herslelleeningen? Wij vragen slechts, omdat ons voorshands niet recht duidelijk is, hoe de zinsnede in de Troon rede le land is gekomen. Of was het slechts de bedoeling in dit stuk van zooveel ledigheid en zooveel ge meenplaatsen ,ook het departement van buitenlandsche zaken iets te doen zeggen Het Handel sbl ad (Lib.) schrijft, dat veel meer nog dan verleden jaar de thans uitgesproken Troonrede wordt beheerscht door den economischen en linancieelen toe stand. Het blad acht de alinea, betreffende den wensch, dat voor de hangende vraagstukken eerlang oplossingen worden gevonden, die den weg openen tot het hei'stel, waaraan zoo wel geestelijk als stoffelijk, dringend be hoefte bestaat, den meest belangrijken pas sus uit deze Troonrede. liet is een noodkreet en een aanklacht... of minstens een verwijl. Een noodkreet van een volk, dat, zeker niet zoo als de overwonnenen, maar zeker niet veel min der dan, in 't algemeen, de overwinnaars, de verwoestende gevolgen van den oorlog, en van den vrede, ondervindt. En dat daar om het verwijt richt lot de overwinnaars, dat zij er nog steeds niet in geslaagd zijn om van hun zege een zegen le maken voor heel de wereld. De vermaning vdi een ex-neutraal om te bedenken dat' Jet gaat om het lot van héél Europa minst/us. zal misschien althans op sommigen van de overwinnaars indruk maken. Ten slotte resumeert het blad: „Deze geheele Troonrede wordt, zooals we reeds zeiden, overheerscht d>or den linancieelen en economischen toestand. Ook de „antithese" schijnt da^voor, al thans in dit vraagstuk, te zij' geweken, er wordt, gelukkig, geen zwf-'Jü van ge luid van vernomen. En terwijl wij ons naluujdjk eritiek op Regeeringsvoorstellen voorh-houden, wil len wij daaraan toevoegen dat wij, in deze omstandigheden, onsoewust zijn van de noodzakelijkheid een? ingetogen cri- Want allen moeten, zooveel mogelijk, de Regeering in staat stellen, om, met kracht cn wijsheid, de toekomst tegemoet te gaan. Die inderdaad „veelszins duister" is- Het „Vaderland" (Vrijh. B.) vindt de Troonrede 'n belangrijk stuk. Hèt treft het blad, dat er gezwegen wordt over de Vloot wet. Als het is, omdat de Regeering zelve in- ziet, dat de „ingrijpende maatregelen om onze financiën in evenwicht te brengen" nog iets zwaarder zullen drukken, dan ze reeds doen zullen door gelijktijdige veilig stelling van de toch al veel te hooge Marine- begrooling, terwijl ze van plan is de Vloot wet zoo spoedig mogelijk aan de orde te stel len, bewonderen wij deze tactiek der slim heid niet. Wij kunnen ons toch niet vleien met de hoop, dat zij ook tot de conclusie zou gekomen zijn, dat herstel van onze defensie plannen zal moeten voorafgaan. Resumeerende besluit het „Vaderl." zijn artikel als volgt Wij zouden deze Troonrede kunnen noe men een stuk van groote realiteit, en daar men nooit een slap verder komt met die niet le willen zien, mag daarvoor 'n woord van dank niet achterwege blijven. De Troon rede zegt dat wat in hoofdzaak door ieder wordt beaamd, al durven weinig het open lijk uitspreken. Moge deze Regeering in overleg met dc Staten-Generaal, en wij leg gen den nadruk op het woord overleg, er in slagen het bezuinigingsmes zoo te hanteeren. dat de billijkheid zal worden betracht. En dat, al zal het tempo, waarin onze geestelijke welvaart vertraging krijgt, deze niet worde geknakt. Daartoe mede te werken is de plréht van ieder, die zich we zenlijk Nederlander voelt. De „Nieuwe Couran t" (Vrijh. B.), besluit zijn artikel als volgt Alles te samen genomen, geeft de finan- cieele en economische nood den toon aan, waarmede ter inleiding van de werkzaam heden dïr Staten-Generaal 's Lands toestand in dc^e Troonrede wordt besproken. Het pas jevierde Regeeringsjubileum heelt niet vernacht in deze Troonrede een blijden kladc te doen hooren, al schijnt de eerste zi«, die o.i. wel eenige aanvulling zou kun- p:n verdragen, daarop te doelen. 'Onmid dellijk daarop, haast in tegenstelling daar- 1 mede, wordt het woord van dank verdrongen I door een beangstigende klacht over de duistere toekomst. Doch gelukkig voor het Nederlandsche volk zit de in bondigheid en in de oprechtheid van deze Troonrede de aanwijzing, dat, hoe ernstig de toes-.and ook zijn moge, de zaken met nuchteren blik worden bekeken. Men stelt zich did niet beter voor dan zij zijn en het vermoei den schijnt niet ongerechtvaardigd, dat er in de Regeering een kracht aanwezig is, die tegenover den ernstigen toestand de ern stigste maatregelen zal stellen, welke alleen daarin verbetering kunnen brengen. „IIet Volk" (S. D. A. P.) schrijft over de Troonrede o.a. „Deze Troonrede bevestigt, dat het mini sterie-Ru vs de Beerenbrouck-Aalberse is overgegaan in een ministerie-Colijn. Het stuk kon ails hoofdartikel in „De Standaard" geslaan hebben. Het ademt volkomen den pessimistischen geest van den calvinist, did den nielsontzienden bezuinigingsopzet van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1923 | | pagina 6