En wat gaf Mevr. Noordewier een hooge kunst
te genieten, vooral in de Matthaus-passion, die
al de 25 jaren op de programma's stond! Welk
een roem behaalde Antoon van Rooy en hoe
genieten wij nog van de Nijs, Van Oort en
Anna Kappel! En hoe trok Dirk Schilfer de
wereld door, de beroemde pianist, ook ver
dienstelijk als componist!
1887
De oorlog deed aan veel afbreuk, maar voor
den volkszang was hij bevorderlijk. Hij
gaf o.a. in den Haag het wonder te zien, dat
Arnold Spoel geregeld mèèr dan 2000
menschen liet zingen in 't Gebouw van Kun
sten en Wetenschappen. En daar kwam de
Koningin meezingen en de Prins ookeens, op
den avond van een kritieken dag, waren de
ministers Gort van der Linden, Rambonnet en
Treub mee opgekomen en zongen en floten mee
met den grootsten ijver. Voor den volkszang is
het gaan dagen, voor 't èèrst in Nederland;
de jubileumfeesten zullen daar ook van getui-
geh, ofschoon er nog veel te wenschen overblijft.
Het t o o n e e 1 is in de verdrukking nog
gegroeid, vooral in den Haag, de zoozeer ver
anderde Residentie. Zijn aanzien is vergroot
door figuren als Dr. Royaards en Verkade en
Van der Lugt Melsertnaast den onvermoei-
den Bouwmeester zijn verscheidene nieuwe
kunstenaars opgetreden. Herman Heyermans
opende een vrij statige rij van Nederlandsche
tooneelschrijvers.
Als iets nieuws kwam, vooral na den oorlog,
de moderne danskunst, in twee ver
schillende vormen, een zeer naturalistische
uit Amerika en een zeer ver geest e-
1 ij k t e uit het Oosten.
De kunst is thans wel regeeringszaak gewor
den, anders dan in Thorbecke's tijd.
De wetenschap heeft in Nederland in de
dagen van Koningin Wilhelmina weer veel
roem verworven, zeker niet minder dan in
eenig vroeger tijdperk. Zij kon erop bogen,
dat Nederland van de Nobel-prijzen voor schei
en natuurkunde, in 1901 voor 't eerst uitge
deeld, een g rooter aantal verwierf dan
eenig ander land. De eerste werd toegekend
aan Van 't H o f fdaarop v.olgden in 1902
Lorentz en Zeeman, vervolgens kwamen
Van der Waals (1910) en Kamerling
Onnes (1913). Een heuglijk feit daarbij, dat
deze geniale mannen van studie, die vanuit
hun hoogere sferen nieuwe perspectieven open
den, ook dikwijls zoo direct hun heilzamen
invloed uitoefenden op het maatschappelijk
leven. We noemen hier vooral den grooten
Van 't Hoff, die den grond legde voor zoo vele
vruchtbare ontdekkingen in de chemische in-
1891
dustrie (van Bayer b.v.) en den bekenden
Kamerling Onnes en den edelen Lorentz, die
niet gemist kan worden, als de stroomingen
der Zuiderzee moeten worden verkend en die
telkens in Zuid-Limburg moet komen, als de
mijn-ingenieurs verlegen zitten met onoplos
bare moeilijkheden in „der aerde geheymen
schoot". Lorentz moest bij ons volk méér
bekend zijn dan de Zwitser Einstein, van wien
hij in vele opzichten de wegbereider is ge
weest. Hugo de Vries kreeg geen Nobel
prijs, omdat die voor de plantkunde niet
bestond. Maar zijne wonderbaarlijke beschou
wingen over de ontwikkelingsleer der planten
maakten hem desalniettemin beroemd genoeg,
tot achter in Amerika en verder.
De jongere scheikundige Dr. Cohen werd
ook al naar Amerika geroepen om zich te doen
hooren en naar Engeland, om met een eere
doctoraat bekleed te worden.
Een Buys Ballot had Nederland niet meer,
rriaar wel een Kapteyn, zoo beroemd als
nog geen sterrenkundige hier geweest is, een
„hemelbestormer", die, zonder sterrewacht,
in Groningen zijne nieuwe theorie van den
vorm en de uitgestrektheid des Heelals op
bouwde. En in de geologie kon men bogen op
Mr. van Waterschoot van der Gracht en Prof.
Molengraaff en Prof. Dubois en Dr. Lorié, die
allen (ook de laatste, reeds 70-jarige) nog
steeds met liefde voortwerken, evenzeer als
Dr. Tesch, wel alreeds ,,de nieuwe Staring"
genoemd, nu hij het groote werk der nieuwe
geologische kaart begonnen heeft. En van
Baren, die zich zelf heeft opgewerkt tot pro
fessor te Wageningen.
De Indologen-faculteit heeft ook in de dagen
van Koningin Wilhelmina wereldberoemde
figuren gekendin 1898 werkten er de groote
talenkenner K e r n en de Sinoloog D e
Groot, die later, vóór zijn vertrek naar
Berlijn, nog de leermeester der Koningin was
voor de kennis van het Oosten. Snouck
H u r g r o n j e, de scherpzinnige en dappere
Arabicus, werkt er nog met onverzwakte,
jeugdige kracht en Van Vollenhove
schittert er door zijn diepe rechtskennis en
zijn welsprekend woord.
Medische Nobel-prijzen zijn in Neder
land tot dusver niet gevallen. Toch waren er
onder onze geneeskundigen wel groote figuren
en ze zijn er nóg wel. In 1898 waren Snellen
en Treub, Van Itterson en Pel algemeen
bekend, naast verscheidene anderen. D r. C.
Winkler werkte toen ook al vijf jaren lang
als hoogleeraar in de Psychiatrie (de leer der
zielsziekten) te Utrecht. Later is hij, na lang-
durigen arbeid te Amsterdam, te Utrecht
teruggekeerd, waar onderwijl een kliniek was
gesticht en waar hij nog heden met onver
zwakte kracht en met de grootste toewijding
arbeidt in 't belang van de wetenschap en van
de velen, die in onze dagen lijden aan storin
gen in hersen- en zenuwgestel. Naast hem mag
o.a, genoemd worden de Amsterdamsche hoog
leeraar Spronc-k, die onlangs zijne bekende
mededeeling deed over een nieuwe bestrijdings-
methode tegen de tuberculose, door hem ont
dekt. En dan de groote hygiënist S al t e t.
En voor Indië de onvergetelijke Dr, N ij 1 a n d
en de bekende directeur van den geneeskun
digen dienst Dr. d e V o g e 1. En D r. v a n
L o g h e m, hoogleeraar in tropische ziekten
te Amsterdam, met wien D r. A. Y\'. N i e u-
w e n h u i s, de beroemde Borneo-reiziger,
nog een edele concurrentie aangebonden heeft
te Leiden.
Op juridisch gebied had het land van Hugo
Grotius in 1898 al lang den scherpzinnigen
Tobias Asser, die in 1911 een Nobel
prijs verwierf, den „vredesprijs", voor zijn
onvermoeid werken op het moeilijke terrein
van het volkenrecht. Zijn naam en zijn invloed
reikten ver. en al heeft hij zijn stichting, de
Internationale Academie voor Volkenrecht in
Den Haag, niet meer kunnen zien (hij stierf
juist vóór den oorlog in 1913), zoo is zij toch
nu in zijn naam geopend in dit feestjaar.
Dr. de Louter bleef nog steeds aan den
arbeid en Prof. van E y s i n g a zette met
D r. Struycken (nu helaas overleden)
Asser's eevvolle traditie voort. M r. B. L o d e r
trad op den voorgrond als president van die
andere mooie stichting van den Volkenbond,
het Internationale Hof van Justitie, dat, met de
Akademie, aan Den Haag nog relief geeft
boven Genève.
In de technische wetenschap
pen heeft vooral de Delftsche hoogleeraar
D r. K r a u s den grooten naam der Neder
landsche ingenieurs hoog gehouden, eerst bij
den havenaanleg in Chili, daarna (met G. J.
de J o n g h) in Indié en eindelijk, vlak vóór
den oorlog, in Peroe. In Zuid-Amerika werkte
ook de bij ons minder bekende ingenieur Lange,
die langen tijd directeur der havenwerken te
Buenos Ayres was. C a 1 a n d, Leemans en
L e 1 y vertegenwoordigden achtereenvolgens
den naam der Nederlandsche ingenieurs in
de Suez-kanaal-commissie.
De Delftsche Polytechnische school, in 1905
door Dr. Kuyper tot Hoogeschool verheven,
werd verder nog beroemd o.a. door Prof.
Feldmann, die veel optrad als adviseur op het
nieuwe terrein der eletrificeering en door
Prof. Molengraaf, den geoloog, tevoren in
Zuid-Afrika, die wijd en zijd bekend werd door
zijne Indische onderzoekingen. Onder de velen,
die van Delft naar Indië gingen, willen we hier
vooral noemen den kranigen Dr. IJ z e r m a n,
die op bijna 70-jarigen leeftijd nog weer naar
Java trok, om ook ddar een technische Hooge
school te stichten te Bandoeng.
In de overige takken van wetenschap waren
er in de laatste 25 jaren weinigen, die een
wereldreputatie verwierven onder de velen,
die goed werk deden. Bij de theologen trad
Dr. Kuyper op den voorgrond, doch meer
door zijne actie dan door zijne studie*, en ook
Dr. van Rossum door zijn opklimmen tot
kardinaal. Als man van studie kwam naar voren
de sympathieke figuur van Prof. Obbink, den
nieuwsten Bijbelvertaler, zoon van een kleinen
pachtboer uit den Gelderschen Achterhoek. In
de moderne Economie heeft de jeugdige Rot-
terdamsche Hoogeschool (van 1913) naam ver
worven met Prof. Bruins, in de klassieke
taalstudies kwam, na den beroemden Cobet, de
smaakvolle Prof. Hesseling, die ook bij de
nieuwe Grieken in de leer ging; de Geschie
denis verloor in 't begin der 20e eeuw den
grooten Fruin, maar werd verder zeer ijverig
beoefend door zijn leerling Blok en vond scherp
zinnige adepten in Colenbrander en Kernkamp
en den jong gestorven Bussemaker, terwijl
Mr. Muller Fzn., de onvermoeide archivaris
van Utrecht, den grootsten naam had in het
buitenland.
Wat den algemeenen aard der studies be
treft, is in vele opzichten hetzelfde verschijn
sel waar te nemen geweest als bij de kunst:
'het zoeken naar de verschijnselen is niet zoo
zeer meer op den voorgrond gebleven als
vroegerde samenvatting, de syn
these heeft ruimer plaats en meer waar
deering gekregen en er is weer vertrouwen ge
komen op de intuïtie, de ingeving.
Van 't Hoff heeft die geroemd als „Fan
tasie", en de beeldhouwer Van Wijk heeft ze
vóór zijn monument te Rotterdam gezet naast
den geest van onderzoek; de Fantasie staat
er als een vrouw, die den blik naar omhoog
slaat. Dit geloof aan de Intuïtie brengt de
wetenschap weer dichter bij den godsdienst en
vooral ook dichter bij de kunst.
Geen wonder in dit verband, dat zoowel de
mannen van wetenschap als de artisten, meer
dan vroeger het oog gericht hebben naar het
Oosten, waar aan de goddelijke ingeving
steeds, ten minste sedert vele eeuwen, een
groote plaats is toegekend. De hoogste ont
wikkeling van die Oostersche wijsheid en kunst
vond men in Britsch-Indiè, China en Japan,
maar in Nederlandsch-Indië was er toch ook
iets van overgebleven. Het eerste trok er de
aandacht de doode kunst van de Brahmaan-
sche en Boeddhistische monumenten uit de
Middeleeuwen, die dcor de Nederlanders vroe
ger nauwelijks waren aangekeken en zelfs ten
deele verbruikt voor militaire en andere werken.
Men ging ze restaureeren, aanvankelijk on
beholpen en leelijk, later op verdienstelijke
wijze. Wie den Heer van Erp, hersteller van
den Boroboedoer, erover gehoord heeft en zijne
lichtbeelden heeft gezien van vóór en na de
restauratie, zal bemerkt hebben, dat men
thans in den geest van het Oosten beter is
doorgedrongen. Boroboedoer en Mendoet zijn
geworden tot de grootste aantrekkelijkheden
voor de vele toeristen, die Midden-Java jaar
lijks bezoeken, terwijl de Brahmaansche tem
pels van Oost-Ja va eveneens menigeen beko
ren. Eere ook hier aan Dr. IJzerman, die den
stoot gaf tot het algemeene oudheidkundige
onderzoek en aan Brandes en Dr. Krom, die
er hunne talenten aan wijdden, gelijk Dr. Hol-
werda bij ons deed.
Bali, waar bij de Brahmaansche bewoners
de oude kunst nog zeer intensief voortleeft,
mag zich in onze dagen zelfs verheugen in een
buitengewone bewonderingde Balineezen zijn
o.a. door Van Kol vergeleken bij de Oude
Grieken. Dezelfde Balineezen, die nog in 1894
tijdens de Lombok-expeditie gescholden wer
den als de grootste barbaren
De kunst, die op Java nog leeft, is die
van den gamalan en van den wajang, benevens
de kunst van het batikken, enz., die meer
kunstnijverheid mag heeten.
De gamalan is èèrst onder de algemeene aan
dacht gebracht als curiosum op tentoonstellin
gen, waarbij o.a. een Javaansch medespeler
zoo muzikaal bleek, dat hij eerste violist werd
in een der voornaamste Parijsche orkesten.
Maar later, in de 20e eeuw, gingen Nederlan
ders, ook- musici, hem bestudeeren op zijn
eigen terrein, vooral in Solo, waar in het
bijzonder de Prang W e d o n o, prins uit het
Mangkoe Negorosche huis, er als kunstbescher
mer werk van maakte, dezelfde die aan zijn
wajangspel zooveel aandacht wijdt. De hoop
voor de toekomst is nu, dat wajang, gamalan
en danskunst tot nieuw leven zullen komen en
dat uit de nadere aanraking met het ,,Wes-
tersche iets van hoogere eenheid zal groeien.
De tijden zijn daar goed voor, wegens den
trek naar vergeestelijking in het Westen,
waarvan we boven spraken.
Of het Oosten, speciaal dan Java, kracht
genoeg zal hebben, om voor zichzelf veel te
bereiken, moet nog blijken.
In de bouwkunst gaf de te vroeg gestorven
Atmodïrono iets belangrijks te zien in zijn
mooie Mangkoe Negorosche sociëteit te Socra-
karta; in de dichtkunst kwam de Pakoe Alam-
sche prins Noto Soeroto ons verrassen met
zijne diepgevoelde en welluidende poëzie in
zuiver Nederlandsch.
De Nederlandsche wetenschap had al lang
vóór de 20e eeuw schitterende dingen gedaan
in Indië, zoowel voor de praktijk van het
leven als voor de oplossing van hoogere pro
blemen. De Indonesiërs waren er echter over
't algemeen verre van gebleven; slechts enke
len hadden vóór 't einde der 19e eeuw hun
voet gezet op de Hoogere Burgerscholen en
sommigen waren nog iets hooger geklommen,
tot de school van „Doctor Djawa" te Welte
vreden. Een van hen, Doctor Wahidin,
die het tot een zeer geachte positie had ge
bracht te Djokja, gaf nu echter in 1906 den
stoot tot wat men noemt de ontwaking
van Indonesië. Tengevolge van zijn pro-
paganda-tochten werd in 1908 de vereeniging
Boedi Oetomo („het schoone Streven")
opgericht, die weldra duizenden leden telde
onder de intellectueele élite van Java. Zij
bevorderde vooral de studie aan Hollandsche
scholen, die dan ook vrij sterk toenam, zoodat
niet alleen de Middelbare scholen op Java een
belangrijk getal Indonesische leerlingen ver
wierven, maar ook de artsenscholen (tot twee
vermeerderd) en de nieuwe inlandsche rechts
school een tamelijk sterke bevolking kregen en
dat verscheidene Javanen en andere Indonesiërs
als studenten te Leiden, Delft, Amsterdam,
Rotterdam en Wageningen werden ingeschre
ven. Hoewel zich helaas een aantal van dezen
gebrand heeft aan het licht der Westersche be
schaving, zijn er toch ook verschillenden van
hen tot hun doel gekomen en in Indië terug
gekeerd als geneesheeren, rechtskundigen,
landbouwkundigen, enz. Door hunne positie in
de ambtelijke wereld en in 't maatschappelijke
leven beginnen zij een nieuwen schakel te
vormen tusschen het Nederlandsche element en
de Inlandsche bevolking. Hun roeping is nog
niet zoozeer het wetenschappelijk leven te be
vorderen, maar allereerst om mee te werken
tot geestelijke verheffing van den Indonesiër.
De Nederlandsche regeering heeft hiervoor,
aangespoord vooral door Mr. van Deventer,
den schrijver van het bekende artikel „Een
Eerescüuld", in de laatste 25 jaren meer gedaan
dan in alle vroegere tijden. De gelegenheid, om
Hollandsch te leeren, tevoren van alle kanten
tegengewerkt, werd voor velen gemakkelijk
opengesteld en daarmee kregen de eenigszins
gegoeden dezelfde kansen op M.U.L.O., tech
nisch en landbouwonderwijs als bij ons dcg< er
die een beetje Fransch konden leeren fet
voor de Inlandsche meisjes, die vanouds i
de strenge adat buiten alle intellectueele 3g
wikkeling waren gehouden, werden eenige ifei
landsche scholen gesticht, nadat de da; i
regentendochter K a r t i n i daarvoor zoo =te
rig gestreden had tot aan haar vroegen dcx 1
1904. t s
Voor de groote massa der bevolking, dit ;ni
ouds had voortgeleefd zonder eenige kt ge
van lezen en schrijven, beteekende dit zi
echter niets, maar daarvoor bracht Mr ar
F o c k, als minister van Koloniën in het B eb
net- D e M e e s t e r, in 1906 de bekende w ter
de des a-s c h o 1 e n tot stand. Sindsdit Ji
het eigenlijke volksonderwijs iets gaan b e
kenen; de Inlandsche leerlingen dezer »ii
voudige schooltjes zijn reeds aangegroe: v<
ongeveer een millioen op en buiten Java er
als alles goed gaat, zal men nu een toek trc
vóór zich zien, waarin de Indonesiër uit ee
ouden sleur geraakt. Het nieuwe volkso u,
wijs is namelijk gericht op de praktijk vai 1,
leven, d.i. vooral op het landbouwbedrijf,
nagaat, wat ónze boeren geleerd hebben jaI
een eeuw geleden, toen hier het volksonde rei>
voor 't eerst op groote schaal geregeld wen aif
niet zonder eenigen goeden moed zijn, hoev ;al
altijd zal moeten rekening houden met dei j i
ringen aanleg van den Oosterling op econoa
gebied, met zijn gebrek aan spaarzaam n
Voor zoover dit veroorzaakt wordt door jj
gemis van een tot sparen di nj
genden winter, zal het helaas mei Je
makkelijk te genezen zijn en we kunnen gi ol
voorspellen, dat de Chineezen, die in j*i
moederland den winter wèl gekend heb oc
meer zullen profiteeren van de onderwij ijk
meerdering, zooals ze trouwens reeds toe h
na de opening der Hollandsch-Chine: \r;
scholen.
Naast het Indische onderwijs, dat dus ei ro
lijk nog pas in zijn eerste groote begn ie
steekt het Nederlandsche- onder u
natuurlijk zeer gunstig af. Bij zulke ver;
king verstommen vele van de klachten, die i
hier de geheele laatste kwarteeuw, en ook
vóór, onophoudelijk gehoord heeft. Ons oi
4
1898
wijs in al zijne geledingen was vóór 25
reeds een respectabele factor in het leven
volks, een krachtige plant, gegroeid vooral s
de dagen van Thorbecke. Het is sindsdien, i
zijne geledingen, nog zeer sterk uitgebreid,
dat het land thans tallooze lagere scholen
.en ook vele middelbare en hoogere scholeü.
wijl het technische onderwijs en het ham
onderwijs eigenlijk pas in de laatste 25 ji
beteekems gekregen heeft. Verbazend was de
loop naar onze Hoogescholen. Leiden, Utre
Groningen en Amsterdam (de Vrije Univers
meegerekend) zijn in de laatste 25 jaar
3000 studenten op bijna 6000 gekomen;
„meisjes-studenten" allèèn groeiden er aan
ruin; 100 tot ruim 1200! De school van D
in 1905 door Dr. Kuyper tot Hoogeschool
heven, zag hare leerlingen vermeerderen
630 tot 2300, die van Wageningen, nu L
bouw-hoogeschool, zag haar studentental
dubbelen, de Rotterdamsche Handelshc
school groeide, sinds hare oprichting in i
weldra aan tot ongeveer 600 studeerenden,
nieuwe Katholieke Universiteit zal straks
nog wel nieuwe studenten krijgen.
Thans, in de malaise, begint intusschen
toevloed wat te bedaren. Men vraagt zich
bezorgdheid af: „waar moet het heen?" E
antwoord zal wel ten deele moeten zijn: ,,n'
b ui t e n, naar Amerika, Australië, Ind
Daar kan dan de overvloed van Nederlam:
intellect nog goede diensten doen voor
Nederlandsche reputatie en voor allerlei 1
noodige economische en andere connect
Daar is ruimte voor Nederlandsche pioniers
goeden naam en ontwikkeling en enei
Pioniers, voorvechters hebben wij noodig;
grooten getale en overal.
Immers, het economische leven
Nederland eischt groote inspanning van
krachten, en vooral van zulke voortrekt
Toen de Koningin ingehuldigd werd, led
op het kleine terrein tusschen Dollard
Schelde ongeveer 5 millioen menschen. 1° 1
goeden tijd tot aan den oorlog is dit aantal
klommen tot ruim 6 millioen en daarna is
in tien jaar, nogmaals met 1 mill10
vermeerderd. Vooral deze laatste toe
ming is ongehoord sterk geweest, sterker
in eenig ander land van Europa, veel grö°
ook d an in de meeste buiten-Europee-
landen. Voor een deel is dit te verklaren