Augustus.
Derde Blad. Anno 192^3.
Mo. 19469.
LEIDSCH
NAAR IJSLAND.
DAGBLAD, Zaterdag 25
UIT ONZE STAATSMACHINE.
Piet: „Zeg, moeder, Is tante onder flie jas even mager als lb
BUITENL. WEEKOVERZICHT.
r Hoezeer men het mag betreuren, niette
min is het waar, dat de groote kwestie, die
puropa meer en meer vergiftigt, nog altijd
niet één stap nader is gekomen tot de op-,
lossing. De notawisseling gaat voort in
fchier oneindige reeks doch men komt
niet verder, 't Is een ronddraaien langs be
kende wegen door beide groepen, die thans
aan het woord zijn Engeland en Frankrijk-
P'elgië. De splijtzwam, die in de tweede
groep dreigde, is niet tot ontwikkeling ge
komen eerder zelfs teruggedrongen tenge-
Jolge van het financieren van een Belgische
feening door Frankrijk, waardoor, dat
ipreekt vanzelf, België weer wat vaster
wordt gesmeed aan zijn „groote" buurvrouw
'/tan weerskanten worden wel eens rake op
merkingen gemaakt van de zijde van En
geland verreweg het meest doch de woor
denstroom verandert niets ten goede aan de
iiluatie, die integendeel erger en erger
wordt. Met hoeveel spanning is niet het
Fransche antwoord op de laatste Engelsche-
Tiota tegemoet gezien en hoe danig is men
teleurgesteld. Het is waar, dat de toon van
hel antwoord hoffelijk is gehouden en ge
tuigend van wensch naar overeind-houden
der entente, doch daarm :e is het dan ook
gedaan. En zich blij te maken, dat de deur
door Poincaré niet in het slot is geworpen,
)s zich bl ij-maken met een doode musch.
Alsof dat te duchten ware geweest 1 Een
;oude politieke rot als Poincaré doet toch zoo
jets niet, laat het odium daarvoor liever
pan de tegenpartij. Dat is simple comme
bonjour. Wat voor reden zou de Fransche
perste-minister ook daarvoor hebben Hij
kan best praten, terwijl hij inmiddels geen
duimbreed wijkt en kalm zijn gang gaat.
De tijd werkt voor hem en zijn plannen en
piet een kleine variant geldt Vondel's spreuk
Een staatsman wint genoeg, al wint
hij niet dan tijd.
Het eenige gunstige uit Poincaré's ant
woord is geheel en al van negatieven aard
>u reden tot verheugenis zien wij daarin
allerminst. Zoo ook b.v. de verzekering dat
ïrankrijk geen annexionistische doeleinden
nastreeft met de Roerbezelting. Kan het ne
gatiever Want al was het nu eens precies.
,Wat Frankrijk voorstaat, zou Marianne dat
Ban open en bloot der wereld kond doen
Dcli kom Het wijzen daarop door eenige
Engelsche bladen als een verzekering van
beteekenis zegt daarom niets, hoogstens, dat
men daar voor later zich gelegenheid wil
Verschaffen om te zeggen zoo waren uw
.Woorden, zie echter uw daden, wanneer het
toch eens lot annexionistische dingen moch't
komen in een of anderen vorm. Maar wat
baat is dan daarin gelegen
Positief is Poincaré's verklaring, dat hij
In het Roergebied blijft tot Duitscbland be
taald zal hebben. Mocht Duilschland het lij
delijk verzet opgeven en zich dus onderwer-
l pen aan wat Poincaré in Januari bij de be
zetting aanvankelijk voor had, dan zal de
bezelting een ander beeld aannemen, min
der militairistisch, maar de bezetting blijft,
pe wettigheid slaat voor Poincaré vast, doch
aan een uitspraak van het Internationaal
Hof van Justitie wil hij zich liever toch
maar niet wagen, zooals Engeland .voor-
Melde.
Positief is Poincaré's verklaring, dat hij
zich houdt aan de taxatie der schadever
goeding van de Commissie van Herstel, wat
neerkomt op een 50 milliard goudmark der
'A. en B.-obligaties en dat wil Engeland met
bile geweld liet geleende terug, dit dan nog
putei komen uit de C.-obligaties, waarmee
geen ernstig mensch meer rekening houdt.
iVan een nieuwe taxatie door deskundigen
Wil Marianne niet weten. Hoogstens zou on
der leiding van de Commissie van Herstel
Boor deskundigen eens poolshoogte genomén
kunnen worden naar Duilschland's directe
betaalkracht. Over een. moratorium tegen
verstrekking van „onderpanden" zou toch
In ernst te pralen zijn
Positief is Poincaré's verklaring, dat hij
piet denkt aan betaling van een som geleend
geld, zoolang hij de schadevergoeding niet
binnen heeft,
Is er, dit constateerend, eenige reden om
hoopvol gestemd te zijn Wij kunnen niet
de minsle hoop nog zien en dat een deel
der Engelsche pers zich als het ware vast
klampt aan het negatieve resultaat, vindt
o.i., gezien ook hoe de Engelsche regeering
geer. haast meer toont, zijn reden in erken
ning van het weinige, dat Engeland doen
kan. Positieve daden tegen Frankrijk wil
immers een groot deel der regeeringspartij
niet en daartegen durft" Baldwin blijkbaar
Ibch niet in Ie gaan.
Wanneer Amerika zich eens naast En
geland schaarde cn zich weer met de Euro-
pecschc aangelegenheden wilde bemoeien,
dan, ja dan Zoover is het echter nog lang
niet. Coolidge persoonlijk schijnt wel iets
er voor te voelen, maar durft den storm in
eigen-riand toch ook niet aan.
Frankrijk kan zich veilig voelen in zijn
streven. Het ziet zich alleen bedreigd,
trots Poincaré's verzekering van het tegen
deel, door de communis opinio der wereld,
helaas nog een wapen, dat in zulke dingen
Ie licht wordt bevonden.
En, zooals reeds gezegd, de lijd werkt
voor Marianne. In Duitschland toch kraakt
het aan alle zijden nog geducht. Het kabi
net Stresemann, Duilschland's laatste re
serve, staat voor niet te overziene moeilijk
heden aan alle zijden. De verbetering, die
hij Stresemann's komst bleek was al van
heel korten duur. Opnieuw ging de mark
naar beneden, de prijzen omhoog, de bo
nen eveneens, kortom, de vicieuze cirkel,
welbekend.
De eerste gemeente-is reeds failliet, meer
dere staan op het punt te volgen. Zal
Slresemann de catastrophe nog kunnen'
heeren? Wie durft hierop antwoorden. Ern-
stig twijfelen doet men b v. als men ziet,
hoe de regeering nog steeds niet heeft kun
nen bewerken het heengaan van Haven-
klein, den directeur der Rijksbank, wiens
leiding finaal indruischt tegen de richting
der regeering. Scherp, zeer scherp zal moe
ien worden ingegrepen in het huishouden
Ï4P slaat en particulier. En Saksen zal bet
nog te weinig scherp gaan, Beieren daar
entegen te scherp, zoodat het Duitsche rijk
op de fundamenten staat te schudden
Poincaré's politiek berooft het van iedere
steun, van iedere hulp. Heel alleen zal het
zich moeten redden zoo dit nog tot de mo
gelijkheden behoort. In hoeverre Duilsch
land door actieve politiek naar buiten de
woordenstroom tusschen Engeland en
Frankrijk zal kunnen stuiten en hen tot
daden nopen, i9 vooreerst moeilijk te over
zien. Zoo hierop nog uitzicht bestaat, dan
dient de kans direct gegrepen. Engeland is
er nu nog des te gevoeliger voor, waar de
werkeloosheid er opnieuw toeneemt en de
handel meer en meer kwijnt. John Buil zal
het steunen bij ieder geschikt voorstel of
wat ook.
Alleen: wat schiedt Duitschland op met
Engelsche hulp, die niet verder gaat, dan
zij thans reeds doet en de worgende Roer-
grèep niet ongedaan maakt.
Achter de coulissen zal zich heet wat af
spelen en nag moeten afspelenI
XXII.
(Nadruk verboden).
'Alexandra-hotel, Loen, 5/8 '23.
Fretheim is een van die echt gezellige,
Noorsche hotels, waar ge u dadelijk thuis
voelt in de cosy corners der gezelschaps- en
schrijfkamers en waar de landlady u, als
ge 's morgens vroeg-op zijt, dadelijk op een
kopje koffie vergast, zoo echt moederlijk
en warm. Van hier uit is 't een aardig toer
tje naar de eeuwige sneeuw in FiDse. Dan
brengen de paardjes u door 't heerlijk
Flaamsdal naar de ,,Kleo" van Myrdal met
zijn zestien windingen, watervallen vervroo-
lijken den klim naar boven, de trein gaat
langs wanden van sneeuw naar Finse, waar
de eeuwige sneeuw van den Hardangcr
jökul niet in het meer weerspiegelen kan,
doordat het water nog met ijs bedekt is
Overal in 't rond besneeuwde bergen, men
waadt door sneeuw als men ze bestijgen
wil. Hoe heerlijk opwekkend is de lucht
hier, hoe zoete weelde zijn na de wandeling
de gemakkelijke zetel in hall en conversa
tiezaal in de mooie kleuren van do Hardan-
ger meubileering met de streeling van de
bescheiden verwarming.
Van Fretheim brengt de boot ons in Fjaer-
land. O, de poëzie van de stille nauwe fjor
den met de loodrecht rijzende rotsen eu de
klare of gemarmerde spiegeling in het wa
ter. De zijarmen van de breedo Sognefjord
zijn zoo geheimzinnig mooi, daar is de
Fjaerlandsfjord, die aan weerszijden van
een hooge rots als vleugels afhangen. Hier
komen verscheidene dalen 6amen. Schilder
achtig ligt Mandalshotel aan het water,
sympathieke menschen verwelkomen ens,
de aardige gezelschapszalen nemen ons op.
We zijn aan de Oostzijde van het Joste-
dalsbrae-gebied, uit de schooljaren welbe
kend, dat eenige gletcher-uitloopere jhier
diep in de dalen zendt.
,Wie heeft ooit gehoord, dat men zonder
eenige moeite met een karretje naar de
gletscher rijden kan of langs bijna effen weg
er heen wandelen 1 Dat kan men hier, de
Böjumsbrae ligt op 138 M. boven A.P., de
Suphellabrae slechts op 68 M.
Dé Böjumsbrae daalt als een hermelijnen
mantel meer van een der hooge bergen, die
komvormig het Böjumsdal omsluiten; diep
blauwe spleten naast en bovon elkaar in den
steilen gletscher wand, schittering van groen
getint ijs tot boven toe. Geruisch van de
beekjes die tusschen de moraines hun weg
.naar de laagte zoeken. De rijtuigjes hou
den stil bij een eenvoudig restaurantje, tien
minuten v. den gletscher af. De Arcadian"
ligt in dc fjord, de Engelschen Itrioelen als
mieren over de steenen om er bij te komen.
Maar zij moeten zoo gauw terug, zij hebben
haast geen tijd de mooie plaatsen goed to
zien. De Engelschman, die op den terugweg
de gastvrijheid van ons karretje geniet,
vertelt van de eetzaal op de „Arcadian",
waar vijfhonderd man tegelijk aan tafel
zit, maar vindt dat hij zoo land en volk
toch niet leert kennen en wij benijden hem
zijn manier van reizen niet.
Nog interessanter dan do Böjumbrao is
de Suphellabrae, die men bereikt door het
allerliefste Suphelladal met de mooie boer
derijen, waarbij de grootste boomen van
Noorwegen staan. Wij hadden het genoegen
hem te bezoeken in het leerzaam e-n aardig
gezelschap van den bekenden gids Mikkel
Mundal, die met zoo velen de Jostedalsbrae
overgetrokken is en aan wien de bekende
alpinist Cecil Slingsby in zijn boek „Nor
way" deze woorden wijdde, dat hij „posses
ses the bo-t qualities of the grand old norse
race". Dcor het elzenhout, door de donkere
dennen, ziet men het wit van den gletscher
schemeren, vlak bij, tusschen de moraine
bloeien mooie leeuwenbekken, krachtiger
dan wij ze kennen, zoo vruchtbaar is het
gletschersïijk en zoo weinig koud is het bij
't eeuwige ijs.
Heel in de hoogte kruift het blauw-groen
en wit, een gestolde branding lijkt het,
daar dondert het door 't dal en er valt een
lawinetje neer. Naar beneden toe is een
gedeelte door vallende rotsen bedekt en
daaronder vormt het ijs een bergrug van
een honderd meter, die het dal in tweën
deelt en verspert. Glinsterend wit is die
rug, voor een paar weken kwam ér en nieu
we laag sneeuw op; diepè kloven staan in
den opstaanden wand, groen getint, overal
druipt het water naar beneden. Het heeft
een hol gevormd, geheimzinnig zeegroen,
waaruit de gletscherbeek brgint. Dit is een
echt terrein voor folklore, in de volksver
beelding leeft daarboven nog de heks, die
de steenen neergolf de, waaraan het zijn
naam dankt.
Helaas, de „Kong Belé" wacht, we moe
ten weg uit dit heerlijk oord, o, wat hadden
we graag willen blijven, een heelen tijd,
om te kijken naar het rustige hooibedrijf in
de dalen, te droomen aan het water van de
fjord, ons te laten yerwennen in het aller
prettigste hotel
Er staan bij het water die aardige boot
huisjes, van ruwe planken, met gras en bloe
men gedekt, evenals de kleine boerderijtjes,
dié soms zelfs een pluim .van liisterbop óf
berk op 't dak hebben. Overal steekt tus
schen de weibloemen uit de roode digitalis,
die vervroolijkt de donkere spleten, die
staat als vlammen op het nederig dak.
De Sognefjord is het terrein van de
Fridthjofsage. In Balholm is volgens de
overlevering Koning Belej^ graf, niet ver
weg is Baldirrsgro, het aloude Baldurshage,
waar Fridthjof Ingeborg heimelijk bezocht
Tegenover Balholm, op de helling van een
vooruitstekende landtong, die men voor het
oude Framnaés houdt, heeft de voormalige
Duitsche Keizer een zijner „Kolóssalsta-
tuen" doen oprichten, 'een 12 meter hooge
Fridthjof op een voetstujk van-14 M. Het is
een conventioneele Fridthjof, die z'n zwaard
hanteert als een wandelaar zijn-stok én doet
in dit oord, waar alles zoo natuurlijk har
monieert met de bergen, vreemd «aan, als
iets uit een verre, gekunstelde wereld. Dan
is Max Unger beter geslaag'd in het stand
beeld voor Koning Bele, dat naast zijn graf
heuvel staat. Hier heeft de cude koning een
uitdrukking in zijn gezicht, die men zich
werkelijk bij sage-mcnschea denkt.
In Balholm gaat de maan groot en goud
op over de bergen, het water is staalblauw
en tegen dien achtergrond dansen de pareu
in Kvikne's hotel op de tonen cler levendige
muziek.
Nog één dag varen we op de Sognefjord,
nu eens breed en vroolijk, dan weer nauw
en geheimzinnig, tot we komen bij het schil
derachtige Yadheim, waar weer een genoe-
gelijk hotel ons wacht. Hier is de ideale
waardin, gul en glunder, gul als de tafel
die gedekt staat met lokkende schaaltjes
in vroolijke kleurenwaaraan zij troont
tusschen de gasten met nood end gebaar en
vriendelijken kout. Hoe smakelijk is alles en
hoe genoegelijk. Het lijkt wel of zij louter
uit plezier hotel houdt, wij zitten als goede
vrienden, als oude bekenden of als zwer
vende kiekens onder moedervleugels.
Van hier het land door naar de Njord-
fjord, hoe langer hoe meer sneeuwbergen
ziet men uit de auto verrijzen, door dalen
en over bergen gaat het tot we Förde be
reiken, waar een vroolijke tafel met reizi
gers ons ^wacht. Dan verder, langs .het Jöl-
stervand, het bergmeer, hoe heql anders
van karakter dan de fjorden. Hoe stiller
dan stil is het meer, dat hcog en glanzend
ligt aan den voet zijner rotsen, effen "en
spiegelvlak, een glimlach vol geheimzinnig
heid in den ernst der natuur, maar tegelijk
blauw als een droom en wijd als de vlucht
der gedachten. Een laatste blik op de
sneeuwbergen, die zoo stil spiegelen in de
blauwte, en we naderen het Vaatedal, het
stille dal tusschen hooge, woeste rotsen,
het nauwe dal, als volgegoten van somber
donkeren ernst, een zwijgende natuur zon
der vogelroep of boonyjeruisch. Het eenig
l,even is een waterval,g die wit schuimend
afdaalt van hooge hooaten, statig in haar
gang door de eenzaamïeid, en om haar is
verder niets dan die llooge starre rotsen,
geen huizen zijn er, niefc dat aan menschen
herinnert, een eeuwige^ schemering schij at
er te héerschen, het is als de vallei van de
schaduwen des doods. Maar de weg gaat
weer open op glooiende weiden waar de
zon op spelen kan, nieuwe wateren verschij
nen er langs, en over den uitgehouwen weg,
hoog boven het Bredheimsvand, brengt de
auto ons naar Sandane, uit de eenzaamheid
naar de vroolijke gezelligheid van hotel
Gloppen, aan de fjord, vol van zomergasten.
Do Njordfjord heeft een ander karakter
dan de Sognefjord, hij is opener en tegelijk
imposanter door de vele sneeuwbergen aan
zijn oevers. Als de boot ons naar Olden
brengt, is er een rood gloeien van avond
zon over het water, een wondere mengeling
van rood en geel, vurig, vlammend en bran
dend van gloed, die den hemel kleurt en
de aarde en de sneeuw die op de hooge
toppen ligt. Het is alles gloed en kleur. De
hooge, paarse rotswand is als een roodko
peren schild, dat gloeit van binnen uit, van
een verzengend vuur, het is machtig en
grootsch, het is de natuur in al haar over
weldigende pracht. In Olden is het of het
haa/rdvuur nog iets van den gloed heeft op
gevangen, het straalt zoo vriendelijk in de
gezellige vertrekken.
Olden, Loen on Stryn hebben ieder zijn
meer en zijn gletscher, de Brigdalsbrae van
Olden weet zich 't meest op prijs te houden:
hij vertoont zich niet dan na een aardige
klimpartij, maar de gletschers bij Loen zijn
weer zoo beleefd diep af te dalen en het
Loenvand is wel een van. de indrukwekkend
ste meren van Noorwegen, waar de sneeuw
tot in de dalen komt en de bergen 2000 M.
uit het water oprijzen. We zijn hier in het
terrein dat onze Koningin eenige malen be
zocht heeft. Do hotelhouder vertelt o.a., dat
H. M. toonde schik te hebben in het eigen
aardige van de streek cn het inheemsche
vöertuig, de stoelkar, verkoos boven de ge
makkelijker calèche öp de tochten naar het
Loenvand. Als herinnering prijken hoog in
de steile rots de kleuren van de Nederland
sche vlag, waaronder „Batavier .V" door
de schepelingen aangebracht.
G. M.
Verslagen van de Rekenkamer in Nederland
en Ned.-Indië 1921.
(Nadruk verboden.)
Uit dezen titel blijkt al, dat wij te doen
hebben met den Indischen dienst, die. zoo
als men weet, geadministreerd wordt ten
deele in Nederland, ten deele in Indië, zoo
dat ook de beide Algemeene Rekenkamers
een deel van de iinancieele controle voor
haar rekening krijgen. Het verslag van de
Indische Rekenkamer is uiteraard omvang
rijker dan dat van haar Nederlandsche
oudere zuster.
Wie de verslagen nagaat, moet wel ter
stond het verschil opmerken tusschen deze
en het verslag der Ned. Aigemeene Reken
kamer, dat ons land zelf betreft. In de Indi
sche verslagen komen maar bij uitzonde
ring mededeelingen voor, waaruit blijkt, dat
betrekkelijk groote sommen door het toezicht
der Rekenkamer waren bespaard of het on
gemotiveerde der uitbetaling er van was
aangewezen. De óp- en aanmerkingen van
dat lichaam betreffen veel meer do traag
heid van verschillende administratieve
lichamen in het indienen van staten en
verantwoordingen en de daardoor ontstane
moeilijkheden voor de Rekenkamer om haar
werk naar eisch te verrichten.
De Rekenkamer in Nederland deelt al
dadelijk mee, dat zij herhaaldelijk aan den
Minister van Koloniën inlichtingen heeft
gevraagd naar aanleiding van hot toeken
nen van „tegemoetkomingen", maar dat zij
gewoonlijk geen of een onvoldoend antwoord
onlving. Zoo was er b.v. aan iemand f 885
uitbetaald, naar het heette, „wegens bui
tengewone kosten van gedwongen verblijf
te Parijs op reis van Nederland naar Indië"
De man was uit eigen vrije keuzo- over Parijs
gereisd en had daar weken gewacht op een
Amerikaansch visum op zijn pas.
Een paar officieren van gezondheid reis
den over Amerika naar Indië en zouden in
Amerika instrumenten koopen. Hun werd
een maand tijd gegeven (nog al lang 1 Red),
en zij kregen een daggeld van f 37.50. „We
gens gebrek aan scheepsgelegenheid" bleven
de heeren van 20 Juni tot 14 Aug. in
Amerika en kregen altijd maar weer samen
dagelijks hun f 75. De Rekenkamer vroeg
opheldering, wat te meer verklaarbaar was,
omdat Gouvernementspassagiers, die in
Amerika moesten wachten maar 10 dollars
per dag kregen. De Minister antwoordde
niet, mkar trok de rekening terug en zou
waarschijnlijk probeeren, oi de Indische Re
kenkamer toeschietelijker was.
Zoo kreeg een hoofdambtenaar bij het
Dept. van Koloniën voor reizen in Duitsch
land f30 per etmaal in den tijd, toen de
Mark nog 7'/j cent gold. Do Rekenkamer
voerde aan, dat hoofdofficieren van het In
dische leger en officieren van het Neder
landsche leger in Duitschland, Frankrijk
én België reizende maar f 20 per etmaal
ontvingen. De Minister antwoordde, dat
vóór de tweede-klasse reizende personen
len dienste van zijn departement nu een
maal J-00 Mark per etmaal was vastgesteld,
maar waarom zijn ambtenaren hooger ver
goeding moesten genieten dan hoofdofficie
ren, dat deelde hij niet mede.
Vrijwel even merkwaardig is een andere
zaak, die ook „Koloniën" betrof. In de dagen
toen de reis naar Indië door landsdienaren
vaak over Amerika moest loopen, werden
aan dezen sommen verstrekt, eerst op bevel
schrift ten name van den Minister, later op
wissels, getrokken door de consuls-generaal
te San Francisco of le New-York. Beschei
den lot slaving van de deugdelijkheid der
uitgaven ontving de Rekenkamer veel later
op verzoek, maar die waren ongeordend en
bovendien niet te gebruiken, omdat er ver
warring was tusschen dollars en guldens en
de uiteenloopende dollarkoersen niet waren
opgegeven, maar dit bleek wel, dat de be
dragen hooger waren dan bij den hoogst
voorgekomen dollarkoers I De Rekenkamer
vroeg opheldering en toelichting, maar de
Minister deelde mede, dat er voorloopig nog
geen gelegenheid was om daaraan te vol
doen.
Ook de Indische Rekenkamer heeft aan
merkingen over de besteding van rijksgeld
en óver weigering tot het geven van de noo-
dige inlichtingen door het gouvernement.
Wij pikken een paar staaltjes uit.
In niet minder dan 40 gevallen moest de
Rekenkamer er het hoofd van het departe
ment op wijzen, dat tweemaal dezelfde be
zoldiging, duurletoeslag, toelage e. d. was
uitbetaald over dezelfde periode en dat voor
gedane reizen en leveringen dezelfde reke
ning was ingediend en betaald. Niet altijd
was het te veel uitbetaalde te achterhalen
en op de vraag, hoe zulke dingen mogelijk
waren, kwam als excuus: „samenloop van
omstandigheden", „vergissing in de boeking
of met de controle" of „een onwillekeurige
onnauwkeurigheid van den betrokken amb
tenaar".
Elf malen was in het verslagjaar de Re
kenkamer verplicht de lusschenkomst van
den Gouverneur-Generaal in te roepen Ier
bekoming van aan de Departementshoof
den gevraagde inlichtingen en bescheiden.
Nog op een ander euvel moeten wij wij
zen. Als hij Burgerlijke Openbare Werken
het toegestane bedrag niet geheel is ver
werkt, wordt vaak maar een klein bedrag
als- overschot verantwoord. Het overige
dient om een potje lè maken voor het geval
dat er bij een ander werk wat le kort komt
of voor onvoorziene uitgaven. Dat lijkt heel
onschuldig en zelfs verstandig, maar dal
maakt, dat de verantwoordingen die over
gelegd worden onbetrouwbaar zijn en dat er
geld wordt uitgegeven, waarvoor geen ver
antwoording wordt gegeven. Bovendien zou
het gevaar kunnen ontslaan, dat er geld ten
eigen bale werd uilgegeven. Toelichting
van de voorscholten zou heel wat werk
eischen, waarlegen de betrokkenen opzien.
Wij zouden nog meer slaaltjes kunnen
geven, dat eigenaardig met geld wordt om
gesprongen, maar liet aangeleekende is vol
doende om een denkbeeld te geven van den
loop der zaken.
Dergelijke feilen en vooral de financieele
toestand van Indië hebben aanleiding ge
geven, dat in de laatste dagen "Jan 1920 ook
voor Indië een Bezuinigingscommissic werd
ingesteld. Van het verslag van die commis
sie werd een afdruk gezonden aan de Re
kenkamer met verzoek de opmerkingen le
doen kennen, waartoe dat verslag aanlei
ding geeft.
De Commissie dringt natuurlijk op spaar
zaamheid aan en noemt eenige verschijn
selen, die haar aandacht trokken cn uit
wenschen, die bij haar opkwamen.
Aan aannemers werden toelagen ver
leend, wanneer voordat de levering was
geschied, de prijzen stegen; maar daalden
ze, dan gebeurde er niels; de goede kans
was dus steeds bij de aannemers. Zoo werd
voor rijst voor de gevangenissen het dub
bele betaald van den prijs, die gold, loen
de leverantie plaats had.
Voor een politiekazerne te Balavia werd
onderhandeld over aankoop van grond on-
dcrtusschen werd tegen f 100.000 minder
een terrein aangeboden, dat 5 minuten vef-
der van de stad lag. Dat was le ver! Maar
later werd dc kazerne gebouwd op terrein,
dat veel verder van de stad ligt. Wat is de
oorzaak
De Commissie acht sommige loonen veel
le hoog en beweert, dat enkele ambténa
ren gedurende de kantooruren zich maar
zeer matig inspannen, omdat het gevolg dan
is overwerk, dat afzonderlijk wordl be
taald.
Ook wordl geklaagd, dat nieuwe titels en
nieuwe betrekkingen worden geschapen,
waardoor het aantal hoofdambtenaren toe
neemt; dezen krijgen dan een hooger trafc-
lemenl, maar elke hoofdambtenaar wil na
tuurlijk ook personeel onder zich hebben,
zoodat de schatkist dubbel belast wordt.
De klachten over misbruik van papier
zijn in Indië niet geringer dan hier.
De Commissie wijst op het groot aantal
overplaatsingen en commissiereizen, die
groolo sommen verslinden. Daarop is wel
wat te bezuinigen. Een ambtenaar van Wel
tevreden verbleef al 4 maandon le Djokja
hij verhuurde zijn huis le Weltevreden en
ontving te Djokja daggeld boven zijn trak
tement. En dan zou het goed zijn, om waar
het reizen geldl, schifting te maken in de
klassen voor de ambtenaren het zou voor
ambtenaren, die minder dan 600 gulden
's maands hebben, volstrekt geen schande
zijn om 2de klas te reizen.
Ook op den duurtebijslag kan bezuinigd
worden, want ook de ambtenaren, wier sa
laris in 1920 en 1921 is verhoogd, genieten
evenzeer duurtebijslag als zij, die op het
zelfde traktement zijn blijven slaan.
Ambtenaren, aan wie geld verstrekt wordt
ter goede rekening, vragen som3 meer aan
dan noodig is en zetten het onnoodigo ten
eigen bate op rente.
Het aantal inspecteerende ambtenaren
acht de Commissie veel te groot.
Van vele. pasangrahans, die oorspronke
lijk voor reizend ambtenaarspersoneel wa
ren opgericht, wordt maar zelden gebruik
gemaakt. Zou het niét overweging verdienen
ze op te heffen.
Schoolgebouwen kunnen zonder schade
Voor de doelmatigheid veel eenvoudiger en
dus minder kostbaar wordjn ingericht. En
de Commissie ziet niet in, waarom onder
wijzers voor de nietigste extra-arbeid extra
beloond moeien worden, terwijl dit met ge-