Augustus. Derde Blad. Anno 192^3. Mo. 19469. LEIDSCH NAAR IJSLAND. DAGBLAD, Zaterdag 25 UIT ONZE STAATSMACHINE. Piet: „Zeg, moeder, Is tante onder flie jas even mager als lb BUITENL. WEEKOVERZICHT. r Hoezeer men het mag betreuren, niette min is het waar, dat de groote kwestie, die puropa meer en meer vergiftigt, nog altijd niet één stap nader is gekomen tot de op-, lossing. De notawisseling gaat voort in fchier oneindige reeks doch men komt niet verder, 't Is een ronddraaien langs be kende wegen door beide groepen, die thans aan het woord zijn Engeland en Frankrijk- P'elgië. De splijtzwam, die in de tweede groep dreigde, is niet tot ontwikkeling ge komen eerder zelfs teruggedrongen tenge- Jolge van het financieren van een Belgische feening door Frankrijk, waardoor, dat ipreekt vanzelf, België weer wat vaster wordt gesmeed aan zijn „groote" buurvrouw '/tan weerskanten worden wel eens rake op merkingen gemaakt van de zijde van En geland verreweg het meest doch de woor denstroom verandert niets ten goede aan de iiluatie, die integendeel erger en erger wordt. Met hoeveel spanning is niet het Fransche antwoord op de laatste Engelsche- Tiota tegemoet gezien en hoe danig is men teleurgesteld. Het is waar, dat de toon van hel antwoord hoffelijk is gehouden en ge tuigend van wensch naar overeind-houden der entente, doch daarm :e is het dan ook gedaan. En zich blij te maken, dat de deur door Poincaré niet in het slot is geworpen, )s zich bl ij-maken met een doode musch. Alsof dat te duchten ware geweest 1 Een ;oude politieke rot als Poincaré doet toch zoo jets niet, laat het odium daarvoor liever pan de tegenpartij. Dat is simple comme bonjour. Wat voor reden zou de Fransche perste-minister ook daarvoor hebben Hij kan best praten, terwijl hij inmiddels geen duimbreed wijkt en kalm zijn gang gaat. De tijd werkt voor hem en zijn plannen en piet een kleine variant geldt Vondel's spreuk Een staatsman wint genoeg, al wint hij niet dan tijd. Het eenige gunstige uit Poincaré's ant woord is geheel en al van negatieven aard >u reden tot verheugenis zien wij daarin allerminst. Zoo ook b.v. de verzekering dat ïrankrijk geen annexionistische doeleinden nastreeft met de Roerbezelting. Kan het ne gatiever Want al was het nu eens precies. ,Wat Frankrijk voorstaat, zou Marianne dat Ban open en bloot der wereld kond doen Dcli kom Het wijzen daarop door eenige Engelsche bladen als een verzekering van beteekenis zegt daarom niets, hoogstens, dat men daar voor later zich gelegenheid wil Verschaffen om te zeggen zoo waren uw .Woorden, zie echter uw daden, wanneer het toch eens lot annexionistische dingen moch't komen in een of anderen vorm. Maar wat baat is dan daarin gelegen Positief is Poincaré's verklaring, dat hij In het Roergebied blijft tot Duitscbland be taald zal hebben. Mocht Duilschland het lij delijk verzet opgeven en zich dus onderwer- l pen aan wat Poincaré in Januari bij de be zetting aanvankelijk voor had, dan zal de bezelting een ander beeld aannemen, min der militairistisch, maar de bezetting blijft, pe wettigheid slaat voor Poincaré vast, doch aan een uitspraak van het Internationaal Hof van Justitie wil hij zich liever toch maar niet wagen, zooals Engeland .voor- Melde. Positief is Poincaré's verklaring, dat hij zich houdt aan de taxatie der schadever goeding van de Commissie van Herstel, wat neerkomt op een 50 milliard goudmark der 'A. en B.-obligaties en dat wil Engeland met bile geweld liet geleende terug, dit dan nog putei komen uit de C.-obligaties, waarmee geen ernstig mensch meer rekening houdt. iVan een nieuwe taxatie door deskundigen Wil Marianne niet weten. Hoogstens zou on der leiding van de Commissie van Herstel Boor deskundigen eens poolshoogte genomén kunnen worden naar Duilschland's directe betaalkracht. Over een. moratorium tegen verstrekking van „onderpanden" zou toch In ernst te pralen zijn Positief is Poincaré's verklaring, dat hij piet denkt aan betaling van een som geleend geld, zoolang hij de schadevergoeding niet binnen heeft, Is er, dit constateerend, eenige reden om hoopvol gestemd te zijn Wij kunnen niet de minsle hoop nog zien en dat een deel der Engelsche pers zich als het ware vast klampt aan het negatieve resultaat, vindt o.i., gezien ook hoe de Engelsche regeering geer. haast meer toont, zijn reden in erken ning van het weinige, dat Engeland doen kan. Positieve daden tegen Frankrijk wil immers een groot deel der regeeringspartij niet en daartegen durft" Baldwin blijkbaar Ibch niet in Ie gaan. Wanneer Amerika zich eens naast En geland schaarde cn zich weer met de Euro- pecschc aangelegenheden wilde bemoeien, dan, ja dan Zoover is het echter nog lang niet. Coolidge persoonlijk schijnt wel iets er voor te voelen, maar durft den storm in eigen-riand toch ook niet aan. Frankrijk kan zich veilig voelen in zijn streven. Het ziet zich alleen bedreigd, trots Poincaré's verzekering van het tegen deel, door de communis opinio der wereld, helaas nog een wapen, dat in zulke dingen Ie licht wordt bevonden. En, zooals reeds gezegd, de lijd werkt voor Marianne. In Duitschland toch kraakt het aan alle zijden nog geducht. Het kabi net Stresemann, Duilschland's laatste re serve, staat voor niet te overziene moeilijk heden aan alle zijden. De verbetering, die hij Stresemann's komst bleek was al van heel korten duur. Opnieuw ging de mark naar beneden, de prijzen omhoog, de bo nen eveneens, kortom, de vicieuze cirkel, welbekend. De eerste gemeente-is reeds failliet, meer dere staan op het punt te volgen. Zal Slresemann de catastrophe nog kunnen' heeren? Wie durft hierop antwoorden. Ern- stig twijfelen doet men b v. als men ziet, hoe de regeering nog steeds niet heeft kun nen bewerken het heengaan van Haven- klein, den directeur der Rijksbank, wiens leiding finaal indruischt tegen de richting der regeering. Scherp, zeer scherp zal moe ien worden ingegrepen in het huishouden Ï4P slaat en particulier. En Saksen zal bet nog te weinig scherp gaan, Beieren daar entegen te scherp, zoodat het Duitsche rijk op de fundamenten staat te schudden Poincaré's politiek berooft het van iedere steun, van iedere hulp. Heel alleen zal het zich moeten redden zoo dit nog tot de mo gelijkheden behoort. In hoeverre Duilsch land door actieve politiek naar buiten de woordenstroom tusschen Engeland en Frankrijk zal kunnen stuiten en hen tot daden nopen, i9 vooreerst moeilijk te over zien. Zoo hierop nog uitzicht bestaat, dan dient de kans direct gegrepen. Engeland is er nu nog des te gevoeliger voor, waar de werkeloosheid er opnieuw toeneemt en de handel meer en meer kwijnt. John Buil zal het steunen bij ieder geschikt voorstel of wat ook. Alleen: wat schiedt Duitschland op met Engelsche hulp, die niet verder gaat, dan zij thans reeds doet en de worgende Roer- grèep niet ongedaan maakt. Achter de coulissen zal zich heet wat af spelen en nag moeten afspelenI XXII. (Nadruk verboden). 'Alexandra-hotel, Loen, 5/8 '23. Fretheim is een van die echt gezellige, Noorsche hotels, waar ge u dadelijk thuis voelt in de cosy corners der gezelschaps- en schrijfkamers en waar de landlady u, als ge 's morgens vroeg-op zijt, dadelijk op een kopje koffie vergast, zoo echt moederlijk en warm. Van hier uit is 't een aardig toer tje naar de eeuwige sneeuw in FiDse. Dan brengen de paardjes u door 't heerlijk Flaamsdal naar de ,,Kleo" van Myrdal met zijn zestien windingen, watervallen vervroo- lijken den klim naar boven, de trein gaat langs wanden van sneeuw naar Finse, waar de eeuwige sneeuw van den Hardangcr jökul niet in het meer weerspiegelen kan, doordat het water nog met ijs bedekt is Overal in 't rond besneeuwde bergen, men waadt door sneeuw als men ze bestijgen wil. Hoe heerlijk opwekkend is de lucht hier, hoe zoete weelde zijn na de wandeling de gemakkelijke zetel in hall en conversa tiezaal in de mooie kleuren van do Hardan- ger meubileering met de streeling van de bescheiden verwarming. Van Fretheim brengt de boot ons in Fjaer- land. O, de poëzie van de stille nauwe fjor den met de loodrecht rijzende rotsen eu de klare of gemarmerde spiegeling in het wa ter. De zijarmen van de breedo Sognefjord zijn zoo geheimzinnig mooi, daar is de Fjaerlandsfjord, die aan weerszijden van een hooge rots als vleugels afhangen. Hier komen verscheidene dalen 6amen. Schilder achtig ligt Mandalshotel aan het water, sympathieke menschen verwelkomen ens, de aardige gezelschapszalen nemen ons op. We zijn aan de Oostzijde van het Joste- dalsbrae-gebied, uit de schooljaren welbe kend, dat eenige gletcher-uitloopere jhier diep in de dalen zendt. ,Wie heeft ooit gehoord, dat men zonder eenige moeite met een karretje naar de gletscher rijden kan of langs bijna effen weg er heen wandelen 1 Dat kan men hier, de Böjumsbrae ligt op 138 M. boven A.P., de Suphellabrae slechts op 68 M. Dé Böjumsbrae daalt als een hermelijnen mantel meer van een der hooge bergen, die komvormig het Böjumsdal omsluiten; diep blauwe spleten naast en bovon elkaar in den steilen gletscher wand, schittering van groen getint ijs tot boven toe. Geruisch van de beekjes die tusschen de moraines hun weg .naar de laagte zoeken. De rijtuigjes hou den stil bij een eenvoudig restaurantje, tien minuten v. den gletscher af. De Arcadian" ligt in dc fjord, de Engelschen Itrioelen als mieren over de steenen om er bij te komen. Maar zij moeten zoo gauw terug, zij hebben haast geen tijd de mooie plaatsen goed to zien. De Engelschman, die op den terugweg de gastvrijheid van ons karretje geniet, vertelt van de eetzaal op de „Arcadian", waar vijfhonderd man tegelijk aan tafel zit, maar vindt dat hij zoo land en volk toch niet leert kennen en wij benijden hem zijn manier van reizen niet. Nog interessanter dan do Böjumbrao is de Suphellabrae, die men bereikt door het allerliefste Suphelladal met de mooie boer derijen, waarbij de grootste boomen van Noorwegen staan. Wij hadden het genoegen hem te bezoeken in het leerzaam e-n aardig gezelschap van den bekenden gids Mikkel Mundal, die met zoo velen de Jostedalsbrae overgetrokken is en aan wien de bekende alpinist Cecil Slingsby in zijn boek „Nor way" deze woorden wijdde, dat hij „posses ses the bo-t qualities of the grand old norse race". Dcor het elzenhout, door de donkere dennen, ziet men het wit van den gletscher schemeren, vlak bij, tusschen de moraine bloeien mooie leeuwenbekken, krachtiger dan wij ze kennen, zoo vruchtbaar is het gletschersïijk en zoo weinig koud is het bij 't eeuwige ijs. Heel in de hoogte kruift het blauw-groen en wit, een gestolde branding lijkt het, daar dondert het door 't dal en er valt een lawinetje neer. Naar beneden toe is een gedeelte door vallende rotsen bedekt en daaronder vormt het ijs een bergrug van een honderd meter, die het dal in tweën deelt en verspert. Glinsterend wit is die rug, voor een paar weken kwam ér en nieu we laag sneeuw op; diepè kloven staan in den opstaanden wand, groen getint, overal druipt het water naar beneden. Het heeft een hol gevormd, geheimzinnig zeegroen, waaruit de gletscherbeek brgint. Dit is een echt terrein voor folklore, in de volksver beelding leeft daarboven nog de heks, die de steenen neergolf de, waaraan het zijn naam dankt. Helaas, de „Kong Belé" wacht, we moe ten weg uit dit heerlijk oord, o, wat hadden we graag willen blijven, een heelen tijd, om te kijken naar het rustige hooibedrijf in de dalen, te droomen aan het water van de fjord, ons te laten yerwennen in het aller prettigste hotel Er staan bij het water die aardige boot huisjes, van ruwe planken, met gras en bloe men gedekt, evenals de kleine boerderijtjes, dié soms zelfs een pluim .van liisterbop óf berk op 't dak hebben. Overal steekt tus schen de weibloemen uit de roode digitalis, die vervroolijkt de donkere spleten, die staat als vlammen op het nederig dak. De Sognefjord is het terrein van de Fridthjofsage. In Balholm is volgens de overlevering Koning Belej^ graf, niet ver weg is Baldirrsgro, het aloude Baldurshage, waar Fridthjof Ingeborg heimelijk bezocht Tegenover Balholm, op de helling van een vooruitstekende landtong, die men voor het oude Framnaés houdt, heeft de voormalige Duitsche Keizer een zijner „Kolóssalsta- tuen" doen oprichten, 'een 12 meter hooge Fridthjof op een voetstujk van-14 M. Het is een conventioneele Fridthjof, die z'n zwaard hanteert als een wandelaar zijn-stok én doet in dit oord, waar alles zoo natuurlijk har monieert met de bergen, vreemd «aan, als iets uit een verre, gekunstelde wereld. Dan is Max Unger beter geslaag'd in het stand beeld voor Koning Bele, dat naast zijn graf heuvel staat. Hier heeft de cude koning een uitdrukking in zijn gezicht, die men zich werkelijk bij sage-mcnschea denkt. In Balholm gaat de maan groot en goud op over de bergen, het water is staalblauw en tegen dien achtergrond dansen de pareu in Kvikne's hotel op de tonen cler levendige muziek. Nog één dag varen we op de Sognefjord, nu eens breed en vroolijk, dan weer nauw en geheimzinnig, tot we komen bij het schil derachtige Yadheim, waar weer een genoe- gelijk hotel ons wacht. Hier is de ideale waardin, gul en glunder, gul als de tafel die gedekt staat met lokkende schaaltjes in vroolijke kleurenwaaraan zij troont tusschen de gasten met nood end gebaar en vriendelijken kout. Hoe smakelijk is alles en hoe genoegelijk. Het lijkt wel of zij louter uit plezier hotel houdt, wij zitten als goede vrienden, als oude bekenden of als zwer vende kiekens onder moedervleugels. Van hier het land door naar de Njord- fjord, hoe langer hoe meer sneeuwbergen ziet men uit de auto verrijzen, door dalen en over bergen gaat het tot we Förde be reiken, waar een vroolijke tafel met reizi gers ons ^wacht. Dan verder, langs .het Jöl- stervand, het bergmeer, hoe heql anders van karakter dan de fjorden. Hoe stiller dan stil is het meer, dat hcog en glanzend ligt aan den voet zijner rotsen, effen "en spiegelvlak, een glimlach vol geheimzinnig heid in den ernst der natuur, maar tegelijk blauw als een droom en wijd als de vlucht der gedachten. Een laatste blik op de sneeuwbergen, die zoo stil spiegelen in de blauwte, en we naderen het Vaatedal, het stille dal tusschen hooge, woeste rotsen, het nauwe dal, als volgegoten van somber donkeren ernst, een zwijgende natuur zon der vogelroep of boonyjeruisch. Het eenig l,even is een waterval,g die wit schuimend afdaalt van hooge hooaten, statig in haar gang door de eenzaamïeid, en om haar is verder niets dan die llooge starre rotsen, geen huizen zijn er, niefc dat aan menschen herinnert, een eeuwige^ schemering schij at er te héerschen, het is als de vallei van de schaduwen des doods. Maar de weg gaat weer open op glooiende weiden waar de zon op spelen kan, nieuwe wateren verschij nen er langs, en over den uitgehouwen weg, hoog boven het Bredheimsvand, brengt de auto ons naar Sandane, uit de eenzaamheid naar de vroolijke gezelligheid van hotel Gloppen, aan de fjord, vol van zomergasten. Do Njordfjord heeft een ander karakter dan de Sognefjord, hij is opener en tegelijk imposanter door de vele sneeuwbergen aan zijn oevers. Als de boot ons naar Olden brengt, is er een rood gloeien van avond zon over het water, een wondere mengeling van rood en geel, vurig, vlammend en bran dend van gloed, die den hemel kleurt en de aarde en de sneeuw die op de hooge toppen ligt. Het is alles gloed en kleur. De hooge, paarse rotswand is als een roodko peren schild, dat gloeit van binnen uit, van een verzengend vuur, het is machtig en grootsch, het is de natuur in al haar over weldigende pracht. In Olden is het of het haa/rdvuur nog iets van den gloed heeft op gevangen, het straalt zoo vriendelijk in de gezellige vertrekken. Olden, Loen on Stryn hebben ieder zijn meer en zijn gletscher, de Brigdalsbrae van Olden weet zich 't meest op prijs te houden: hij vertoont zich niet dan na een aardige klimpartij, maar de gletschers bij Loen zijn weer zoo beleefd diep af te dalen en het Loenvand is wel een van. de indrukwekkend ste meren van Noorwegen, waar de sneeuw tot in de dalen komt en de bergen 2000 M. uit het water oprijzen. We zijn hier in het terrein dat onze Koningin eenige malen be zocht heeft. Do hotelhouder vertelt o.a., dat H. M. toonde schik te hebben in het eigen aardige van de streek cn het inheemsche vöertuig, de stoelkar, verkoos boven de ge makkelijker calèche öp de tochten naar het Loenvand. Als herinnering prijken hoog in de steile rots de kleuren van de Nederland sche vlag, waaronder „Batavier .V" door de schepelingen aangebracht. G. M. Verslagen van de Rekenkamer in Nederland en Ned.-Indië 1921. (Nadruk verboden.) Uit dezen titel blijkt al, dat wij te doen hebben met den Indischen dienst, die. zoo als men weet, geadministreerd wordt ten deele in Nederland, ten deele in Indië, zoo dat ook de beide Algemeene Rekenkamers een deel van de iinancieele controle voor haar rekening krijgen. Het verslag van de Indische Rekenkamer is uiteraard omvang rijker dan dat van haar Nederlandsche oudere zuster. Wie de verslagen nagaat, moet wel ter stond het verschil opmerken tusschen deze en het verslag der Ned. Aigemeene Reken kamer, dat ons land zelf betreft. In de Indi sche verslagen komen maar bij uitzonde ring mededeelingen voor, waaruit blijkt, dat betrekkelijk groote sommen door het toezicht der Rekenkamer waren bespaard of het on gemotiveerde der uitbetaling er van was aangewezen. De óp- en aanmerkingen van dat lichaam betreffen veel meer do traag heid van verschillende administratieve lichamen in het indienen van staten en verantwoordingen en de daardoor ontstane moeilijkheden voor de Rekenkamer om haar werk naar eisch te verrichten. De Rekenkamer in Nederland deelt al dadelijk mee, dat zij herhaaldelijk aan den Minister van Koloniën inlichtingen heeft gevraagd naar aanleiding van hot toeken nen van „tegemoetkomingen", maar dat zij gewoonlijk geen of een onvoldoend antwoord onlving. Zoo was er b.v. aan iemand f 885 uitbetaald, naar het heette, „wegens bui tengewone kosten van gedwongen verblijf te Parijs op reis van Nederland naar Indië" De man was uit eigen vrije keuzo- over Parijs gereisd en had daar weken gewacht op een Amerikaansch visum op zijn pas. Een paar officieren van gezondheid reis den over Amerika naar Indië en zouden in Amerika instrumenten koopen. Hun werd een maand tijd gegeven (nog al lang 1 Red), en zij kregen een daggeld van f 37.50. „We gens gebrek aan scheepsgelegenheid" bleven de heeren van 20 Juni tot 14 Aug. in Amerika en kregen altijd maar weer samen dagelijks hun f 75. De Rekenkamer vroeg opheldering, wat te meer verklaarbaar was, omdat Gouvernementspassagiers, die in Amerika moesten wachten maar 10 dollars per dag kregen. De Minister antwoordde niet, mkar trok de rekening terug en zou waarschijnlijk probeeren, oi de Indische Re kenkamer toeschietelijker was. Zoo kreeg een hoofdambtenaar bij het Dept. van Koloniën voor reizen in Duitsch land f30 per etmaal in den tijd, toen de Mark nog 7'/j cent gold. Do Rekenkamer voerde aan, dat hoofdofficieren van het In dische leger en officieren van het Neder landsche leger in Duitschland, Frankrijk én België reizende maar f 20 per etmaal ontvingen. De Minister antwoordde, dat vóór de tweede-klasse reizende personen len dienste van zijn departement nu een maal J-00 Mark per etmaal was vastgesteld, maar waarom zijn ambtenaren hooger ver goeding moesten genieten dan hoofdofficie ren, dat deelde hij niet mede. Vrijwel even merkwaardig is een andere zaak, die ook „Koloniën" betrof. In de dagen toen de reis naar Indië door landsdienaren vaak over Amerika moest loopen, werden aan dezen sommen verstrekt, eerst op bevel schrift ten name van den Minister, later op wissels, getrokken door de consuls-generaal te San Francisco of le New-York. Beschei den lot slaving van de deugdelijkheid der uitgaven ontving de Rekenkamer veel later op verzoek, maar die waren ongeordend en bovendien niet te gebruiken, omdat er ver warring was tusschen dollars en guldens en de uiteenloopende dollarkoersen niet waren opgegeven, maar dit bleek wel, dat de be dragen hooger waren dan bij den hoogst voorgekomen dollarkoers I De Rekenkamer vroeg opheldering en toelichting, maar de Minister deelde mede, dat er voorloopig nog geen gelegenheid was om daaraan te vol doen. Ook de Indische Rekenkamer heeft aan merkingen over de besteding van rijksgeld en óver weigering tot het geven van de noo- dige inlichtingen door het gouvernement. Wij pikken een paar staaltjes uit. In niet minder dan 40 gevallen moest de Rekenkamer er het hoofd van het departe ment op wijzen, dat tweemaal dezelfde be zoldiging, duurletoeslag, toelage e. d. was uitbetaald over dezelfde periode en dat voor gedane reizen en leveringen dezelfde reke ning was ingediend en betaald. Niet altijd was het te veel uitbetaalde te achterhalen en op de vraag, hoe zulke dingen mogelijk waren, kwam als excuus: „samenloop van omstandigheden", „vergissing in de boeking of met de controle" of „een onwillekeurige onnauwkeurigheid van den betrokken amb tenaar". Elf malen was in het verslagjaar de Re kenkamer verplicht de lusschenkomst van den Gouverneur-Generaal in te roepen Ier bekoming van aan de Departementshoof den gevraagde inlichtingen en bescheiden. Nog op een ander euvel moeten wij wij zen. Als hij Burgerlijke Openbare Werken het toegestane bedrag niet geheel is ver werkt, wordt vaak maar een klein bedrag als- overschot verantwoord. Het overige dient om een potje lè maken voor het geval dat er bij een ander werk wat le kort komt of voor onvoorziene uitgaven. Dat lijkt heel onschuldig en zelfs verstandig, maar dal maakt, dat de verantwoordingen die over gelegd worden onbetrouwbaar zijn en dat er geld wordt uitgegeven, waarvoor geen ver antwoording wordt gegeven. Bovendien zou het gevaar kunnen ontslaan, dat er geld ten eigen bale werd uilgegeven. Toelichting van de voorscholten zou heel wat werk eischen, waarlegen de betrokkenen opzien. Wij zouden nog meer slaaltjes kunnen geven, dat eigenaardig met geld wordt om gesprongen, maar liet aangeleekende is vol doende om een denkbeeld te geven van den loop der zaken. Dergelijke feilen en vooral de financieele toestand van Indië hebben aanleiding ge geven, dat in de laatste dagen "Jan 1920 ook voor Indië een Bezuinigingscommissic werd ingesteld. Van het verslag van die commis sie werd een afdruk gezonden aan de Re kenkamer met verzoek de opmerkingen le doen kennen, waartoe dat verslag aanlei ding geeft. De Commissie dringt natuurlijk op spaar zaamheid aan en noemt eenige verschijn selen, die haar aandacht trokken cn uit wenschen, die bij haar opkwamen. Aan aannemers werden toelagen ver leend, wanneer voordat de levering was geschied, de prijzen stegen; maar daalden ze, dan gebeurde er niels; de goede kans was dus steeds bij de aannemers. Zoo werd voor rijst voor de gevangenissen het dub bele betaald van den prijs, die gold, loen de leverantie plaats had. Voor een politiekazerne te Balavia werd onderhandeld over aankoop van grond on- dcrtusschen werd tegen f 100.000 minder een terrein aangeboden, dat 5 minuten vef- der van de stad lag. Dat was le ver! Maar later werd dc kazerne gebouwd op terrein, dat veel verder van de stad ligt. Wat is de oorzaak De Commissie acht sommige loonen veel le hoog en beweert, dat enkele ambténa ren gedurende de kantooruren zich maar zeer matig inspannen, omdat het gevolg dan is overwerk, dat afzonderlijk wordl be taald. Ook wordl geklaagd, dat nieuwe titels en nieuwe betrekkingen worden geschapen, waardoor het aantal hoofdambtenaren toe neemt; dezen krijgen dan een hooger trafc- lemenl, maar elke hoofdambtenaar wil na tuurlijk ook personeel onder zich hebben, zoodat de schatkist dubbel belast wordt. De klachten over misbruik van papier zijn in Indië niet geringer dan hier. De Commissie wijst op het groot aantal overplaatsingen en commissiereizen, die groolo sommen verslinden. Daarop is wel wat te bezuinigen. Een ambtenaar van Wel tevreden verbleef al 4 maandon le Djokja hij verhuurde zijn huis le Weltevreden en ontving te Djokja daggeld boven zijn trak tement. En dan zou het goed zijn, om waar het reizen geldl, schifting te maken in de klassen voor de ambtenaren het zou voor ambtenaren, die minder dan 600 gulden 's maands hebben, volstrekt geen schande zijn om 2de klas te reizen. Ook op den duurtebijslag kan bezuinigd worden, want ook de ambtenaren, wier sa laris in 1920 en 1921 is verhoogd, genieten evenzeer duurtebijslag als zij, die op het zelfde traktement zijn blijven slaan. Ambtenaren, aan wie geld verstrekt wordt ter goede rekening, vragen som3 meer aan dan noodig is en zetten het onnoodigo ten eigen bate op rente. Het aantal inspecteerende ambtenaren acht de Commissie veel te groot. Van vele. pasangrahans, die oorspronke lijk voor reizend ambtenaarspersoneel wa ren opgericht, wordt maar zelden gebruik gemaakt. Zou het niét overweging verdienen ze op te heffen. Schoolgebouwen kunnen zonder schade Voor de doelmatigheid veel eenvoudiger en dus minder kostbaar wordjn ingericht. En de Commissie ziet niet in, waarom onder wijzers voor de nietigste extra-arbeid extra beloond moeien worden, terwijl dit met ge-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1923 | | pagina 9