De Vrouw zonder kart.
inderen
PucBu
OHIO'S
No.
19468.
LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 24 Augustus*
Tweede Blad* Anno 1923»
BUITENLAND.
INGEZONDEN.
LAND- EN TUINBOUW.
FEUILLETON.
De pers over de Fransche nota.
pe Engelsche bladen geven niet kolossaio
^schriften hun meening over de Fraijsche
iota weer.
De „Daily News", de „Westminster Ga-
ette" en de „Daily Herald" komen met
vroeger reeds door hen gekozen opschrif-
en als: „Poincaré wil geen bakzeil halen,
'oincaré tegen de Engelsche voorstellen",
ijl de „Morning Post" van zijn vreugde
lijk geeft door:: „Frankrijk rechtvaardigs
icli" en de „Daily Telegraph" zegt: „Geen
irijziging van politiek, het lijdelijk verzet
noet ophouden."
De diplomatieke medewerker van de „Dai-
y News" zegt dat de eerste lezing van de
iota de verwachtingen bevestigt en merkt
dat er hoegenaamd geen vooruitgang
a bespeuren is. Poincaré stelt zich óp het
tandpunt, waarop hij steeds gestaan heeft
in zegt wat hij steeds heeft gezegd. De
ocsland is precies als vroeger, maar toch
liet erger. De nota is één lang argument
'au een advocaat met eenige rake zetten
lit een redenaarsoogpunt, maar bevat daar-
egen ook verscheidene tastbaar onjuiste
icweringen zooals deze, dat de D.uitsche
egeering zelf gewild heeft dat het betaal-
erraogen van Duitschland tot nul is ge
laaid. In theorie is de nota gezonden uit
aaam van de Fransojie regecring, maar
jet parlement is op recès en Poincaré trekt
ich weinig van de meening van zijn colle-
a's aan. De Engelsche regeering heeft le
oea met Poincaré persoonlijk en de hoop
je er over blijft, is gelegen in het feit dat
wanneer het parlement in het najaar
peer bijeenkomt, niet kan verschijnen met
eege koffers en een verbroken. Entente,
lisschien dat hij daarom in een particu-
onderhoud zich redelijker zal toon en,
an in openbare nota's mogelijk is. Niets
de nota weerlegt de bewering, dat zijn
igenlijke wensch is een tot niets leidende
edachtenwisseling aan den gang te bou-
Jod, totdat Duitschland ineenstort.
De diplomatieke medewerker van de
Westminster .Gazette" zegt dat Poincaré
ebleven is waar hij was en geen stap wil
f[oen om aa/n het Engelsche standpunt te-
/noet te komen. Integendeel stampt hij
/et beide voeten op den grond om Enge-
and te toonen dat hij nooit zal wijken.
Wanneer men de nota van Curzon aandach-
ig napluist, vindt men dat dit antwoord
van Poincaré geen diplomatiek antwoord
maar alleen een weerlegging van een
advocaat die de wereld tracht te overtuiu-
;eu van het onmenschelijke, gelegen in het
eifc dat een cliënt om betaling wordt ge
vraagd voor deze heeft geïnd wat een ander
ïem schuldig is. Er is in de nota hoege-
aamd geen voorstel voor een opbouwend»
program zooals de Parijsche pers heeft ge
schetst en klaarblijkelijk bestaat er geen
ïoop op overeenstemming tusschen de Fran-
tehe en Engelsche politiek en Baldwin zou
lv:l eens tot de overtuiging kunnen komen
mky het nutteloos is de discussie voort te
j-ltten.
De „Daily Herald" zegt dat de politiek
tan Poincaré er eon is, die niet verandert.
Hij moet nog leeren, dat de wettigheid van
Be Engelscho argumenten niet kan worden
Weggevaagd op zulk een onbeholpen wij ze-
Zijn redeneering is dikwijls in het oog loo
pend ongerijmd en als geheel is zij beslist
niet overtuigend.
De diplomatieke medewerker van de
i,Daily Telegraph" zegt dat do nota een
.toonbeeld is van advokaterij en propaganda
maar nergens op lijkt, gezien van het stand
punt van opbouwende» staatsmanskunst.
Mot betrekking tot de Roerbezetting, de
toekomstige vergoedingen en de schulden
aan Engeland, is de tegemoetkoming aan
iet Engelsche standpunt gelijk nul. Poin
caré's argumenten, die betrekking hebben
öp de financieele zijde van het vraagstuk,
lijn gevoels- en geen zakelijke argumenten.
De „Times" vestigt de bijzondere aan
lacht op de nadrukkelijke verklaring, dat
Frankrijk geen plan heeft om eenig deel
ran Duitsch gebied in te lijven en voegt
erbij„die verklaring in het openbaar en
aet zooveel nadruk voor de geheele wereld
afgelegd, behoort ongetwijfeld beschouwd
ie worden als een plechtige belofte. On
danks het feit, dat Frankrijk tot dusver
le ontwerpnota van Engeland aan Duitsch-
aed heeft genegeerd, is eindelijk een ver
klaring afgelegd, die de Fransche regeering
tot een zeer aanzienlijke wijziging in de
Roerbezetting zou nopen in geval het lijde
lijk verzet door de Duitsche regeering zou
worden prijsgegeven. Het denkbeeld, dat
Duitschland 52 milliard goud mark zou be
talen, waarvan Frankrijk de helft zou moe
ien ontvangen voor den wederopbouw van
zijn verwoeste gebieden, terwijl Engeland
een deel van het overschot zou mogen ne
men als middel om aan Amerika te betalen
wat dit land schuldig is, dient 'volgens de
„Times" zorgvuldig te worden overwogen
Intusschen moet er op worden gewezen,
dat het een dwaling is te beweren, dat het
hoofddoel van de politiek, aangegeven in de
Engelsche nota, zou berusten op het vinden
van geld in Europa om de schuld aan Ame
rika te betalen. Onze schuld en onze eischen
zijn duidelijk aangegeven omdat dat het
voornaamste was in de algemeene uiteen
zetting van het Engelsche standpunt. Het
vurig verlangen van het land is om een re
delijke oplossing te vinden, die den vrede
in Europa zal herstellen."
De „Daily Telegraph" neemt met genoe
gen kennis van de ontkenning van Frank
rijk, dat het annexionisfcische bedoelingen
zou koesteren en van de wijzigingen die
worden aangeduid met betrekking tot de
bezetting van de Roer, miar het blad kan
in de nota hoegenaamd geen toenadering
vinden naar een gemeenschappelijk stand
punt, waarop Engeland en Frankrijk kun
nen hopen de gezamenlijke actie, welke
beide latiden wenschen, te hernieuwen. De
„Daily Telegraph" aanvaardt in hoofdzaak
Poincaré's overzicht van de betrekkingen
tusschen de Geallieerden en Duitschland
en merkt op, dat ongetwijfeld Duitschland
van 1919 af pogingen heeft gedaan om de
geallieerden om den tuin to leiden en zich
aan de kwijting van zijn verplichtingen te
onttrekken.
Intusschen vraagt het blad of hetgeen
Poincaré tie jammerlijkste catastrofe in
Duitschland noemt voorkomen kan worden
bij handhaving en versterking van den druk
op de Roer, de eenige pijl welke Frankrijk
op zijn boog heeft, en of het niet beter
zal gaan door hetgeen de Engelsche nota
„een worgenden greep" noemt, losser to
makein. Het gedeelte van de nota, dat de
schadevergoeding en onderlinge schulden
behandelt, acht do „Daily Telegraph" vrij
onbeholpen.
De „Manchester Guardian" zegt dat de
oplossing, door Poincaré voorgestaan, een
verkeerde oplossing is, dio het hoofdpro
bleem onaangeroerd laat. De kwestie van
belang is, welk bedrag kan worden verkre
gen van een land, dat schrikbarend is ach
teruit gegaan door 4 jaar oorlog en dat
thans zijn belangrijkste industrieele district
bezet ziet. Poincaré heeft een paar idees
fixes in het hoofd en tot die er uit ver
dreven zijn is een redelijke oplossing on
mogelijk. Hij is in weerwil van do feiten,
die ieder kan zien, overtuigd dat Duitsch
land rijk is, cn weigert in te zien dat om
te kunnen betalen, Duitschland eerst wel
varend moet zijn. Een welvarend Duitsch
land vreest hij, omdat dit een krachtig
Duitschland zou beteekenen. Uit de nota
blijkt geen enkele wijziging der politiek cn
dus ook geen stap tot overeenstemming met
Engeland.
Wat er nu moet gebeuren is niet duide
lijk, doch wellicht zal Duitschland worden
gedwongen tot een formeele overgave. De
ze zou wel de trots van Frankrijk streelen,
doch wij zouden geen stap verder zijn tot
een pacjficattie van Duitschland of tot het
betalen van Frankrijk. Frankrijk blijft kort
zichtig en trekt zich van Europa niets aan
Wij kunnen ons die luxe niet permitteoren
en moeten dus voortgaan mtt het reddings
werk in het belang van onszelf en van heel
Europa.
De „Morning Post" daarentegen, ofschoon
zich niet verhelende welke moeilijkheden
een poging om lot een vergelijk te komen
in den weg staan, meent dat de nota een
stap in die richting is. Hel blad uit de hoop
dat er een bespreking zal komen tusschen
Baldwin en Poincaré met het doel om te
komen tot een opbouwend program voor
de regeling van het vergoedingsvraagstuk.
De „Daily News" beschouwt de nota als
een besliste vooruitgang en vraagt of er
eenige teekenen zijn die wijzen op de mo
gelijkheid van een overeenstemming tus
schen Frankrijk en Engeland. Dat is een
kwestie van opvatting en gevolgtrekking
en het beste dat gezegd kan worden na het
bestudeeren van de nota is dat de deur
niet gesloten is.
De Fransche pers is eenstemmig in haar
waardeering van Poincaré's antwoord op
de Britsche nota.
De „Figaro" schrijft: Het zoo machtig
demonstratieve antwoord van Poincaré is
de som van onze redenen en ook de uit
drukking van den kalmen en zekeren wil
van een land, dat bij ieder dokument, on-
derleekend door den voorzitter van den
ministerraad een toenemende vreugde ge
voelt bij het besef, dat Frankrijks duidelijke
taal ook een deel van zijn kracht uitmaakt.
De „Éclair": Poincaré's antwoord is ge
lijk men verwachtte:, geestkrachtig; het
geeft blijk van de angstvallige intellectu-
eele eerlijkheid van dengene, die hét ant
woord heeft opgesteld. Niemand, die er van
kennis genomen heeft, kan twijfelen aan
den goeden trouw en de gematigdheid van
Frankrijk.
De „Echo de Paris": Poincaré heeft ge
sproken als een staatsman, die begrijpt,
dat het minder er om te doen was op de
kritiek van Engeland le antwoorden, dan
wel een positief program over le leggen,
waarin de belangen van Frankrijk en
Engeland met elkaar in overeenstemming
zijn gebracht. Maar levens blijft er in het
naar Engeland gezonden dokument, geen
argument onbeantwoord. Geen chicanes
echter, geen spitsvondigheden, maar on
loochenbare feiten en teksten, die niemand
kan ontkennen.
De Belgische pers, voor zoover pró-
Fransch vindt de nota prachtig.
Passelec'q schrijft over het Fransche ant
woord echter in de „tóbre Belgique" dat
het geen stap nader brengt tot de oplossing
van het RuhrconTTict, dat overigens, naar
hij meent, van ondergeschikt belang wordt,
nu men het ever een algemeen plan van
herstel eens zou, kunnen worden. Wat dit
betreft spreekt de Fransche nota zich dui
delijk uit voor een verzoeningsvoorstel.
Daar Frankrijk 62- milliard goudmark eischt
zou het totaal der schadevergoeding op on
geveer 50 milliard komen le slaan. Passe-
lecq wijst er terloops op hoe Poincaré hier
op het standpunt komt van Keynes, die in
Frankrijk voor germanophiel uitgescholden
werd toen hij in 1921 zijn gedachten uit
eenzette. Zóó snel gaan d$ gedachten als
zij op werkelijkheid zijn gebaseerd.
Verder stelt Frankrijk voor om in de
obligaties A en B de bedragen le behou
den, voorzien voor het herstel der verwoes
te gebieden, öbk deze regeling werd vroe
ger reeds door Keynes voorgestaan. De ver
wezenlijking van het huidige Fransche
plan ligt in de internationale leeningen, in
1922 door het bankierscomilé voorgesteld
en door Poincaré onmogelijk gemaakt. Nu
wil Frankrijk nog niet verzaken aan de
obligaties G, noch toestemmen in een her
ziening der Duitsche schuld, noch dc door
Engeland voorgestelde arbitrage goedkeu
ren. Anderzijds kan Duitschland geen. 132
milliard betalen, lnlusse-hen zinken de
economische waarden in en loopen de kos
ten op. De gedane voorstellen zijn niet van
belang ontbloot, doch zonder belangrijke-
wederzijdsche concessies is een oplossing
niet nabij.
De Duitsche pers constateert eenvoudig:
totaal geen vooruitgang.
De „Vorwarts" constateert, dat het Fran
sche plan derhalve vasthoudt aan het denk- 1
beeld van productieve panden, de heer
schappij der geallieerden, die Frankrijk, in
het oud- en nieuwbezette gebied voort
durend wil handhaven en de Duitsche be
volking voortdurend tot arbeid onder
vreemde heerschappij dwingen. Juist dat
was het eehler, wat Engeland lot lieden
noch als volgens het vredesverdrag ge
rechtigd, noch als in het belang der schuld-
eischers practioch erkend heeft. Een vreem
de heerschappij is erger dan een annexatie,
In elk geval schijnt de weg tot een over
eenkomst tusschen Engeland en Frankrijk,
ondanks de optimistische commentaren,
waarvan de Londensche „Times" dc Fran
sche nota vergezeld Iaat gaan, nog zeer ver
te zijn.
-0—
RECLAME.
AS 0
zullen Ugauw vertellen welke
pudding zij het lekkerst
vinden. Honig's Puddingen
gefabriceerd met Honig's
Maïzena krijgen altijd verre
weg de meeste stemmen.
388
(Buiten verantwoordelijkheid der RedaclieJ
Copie van al of niet geplaatste stukken
wordt niet teruggegeven.
De „L. A. W. E. T."
In verband met de besprekingen, opgeno
men in het vergadcringsverslag der „L. A.
W. E. T."f verzoeken wij de geachte Redac
tie van het „Leidsch Dagblad" eenige op
en aanmerkingen onzerzijds in haar blad
als ingezonden stuk te willen opnemen.
De oppositie tegen» het houden eener win
kelweek is ons werkelijk onverklaarbaar.
Waarom toch moet deze nu aan het twijfel
achtig nuttig effect der etalage-tentoonstel
ling opgeofferd worden? Een winkelweek is
toch zeer zeker verre te verkiezen boven
een etalage-tentoonstelling in de Sladszaatv
wat slechts beschouwd kan worden als een
publieke vermakelijkheid; dit blijkt al da
delijk hieruit, dat zonder cabaret en kunst
avonden de „L. A. W. E. T." al van le voren
tot een mislukking gedoemd is. De heer Geij-
tenbeek beweert, dat gedurende een winkel
week wel gekeken, maar niet gekocht wordt,
maar het is dezen heer toch zeker bekend,
dat ook in de Sladszaal bijna niet gekocht
wordt, behoudens eenige pralarlikelen. Het
publiek komt, om er zich le vermaken, luis
tert naar de muziek, en lacht of weent om
Jean Louis Pisuisse, doch loopt de met veel
kosten en moeite samengestelde etalages der
winkeliers-exposanten meestal zonder lust
lot koopen voorhij.
Het denkbeeld van een seizoenopening
met feestelijkheden was wederom een uit
muntend idee, maar ook dit werd afgewim
peld. Wij zouden dus het „L. A. W. E. T."-
bestuur beleefd in overweging willen geven,
het denkbeeld van den heer Petit, alsnog lo
verwezenlijken en gedurende de eerste week
in October een afzonderlijke winkelweek te
houden met feestelijke opening. Dat geeft
licht en leven in Leiden's bij avond toch al
sombere stralen. Werkelijk, geacht bestuur,
dat is de juiste manier om het groole publiek
te bereiken.
Dankend voor de opname,
EEN WINKELIER.
Het tapverbod voor de a.s. feestdagen.
Zooals te begrijpen was, hebben de ver
gunninghouders en slijters zich geweerd
tegen h§t verzoek van het Kruisverbond om
voor de a.s. feestdagen een lapverbod uit
te vaardigen. In een tweetal adressen heb
ben zij aan hun verontwaardiging lucht ge
geven. Dit is hun recht. Maar wij meenen
hun .elk zedelijk recht le mogen, neen te
moeten betwisten, om het op zoo'n manier
te doen, als blijkt uit de kranten van 20 en
22 Aug.. De R.-K. Bond van Koffichuishou-
dera, enz., enzlaat het voorkomen, alsof
een tapverbod niets helpt. Zouden zij daar
om zoo allerwegen toegepast worden? En
zelfs het Leidsche tapverbod heeft in den
korten tijd, dat het uitgevoerd werd, reeds
zeer goede resultaten gehad. Herinnert zich'
elk lezer niet het rijtje processen-verbaal
wegens dronkenschap, wederspannigheid,
vernieling en vechten, dat, strijk en zet,
eiken Maandagavond in het „L. D." prijk<
le? Soms vijf of zes gevallen. Hoeveel wa
ren er dat in de dagen van het tapverbod?j
Gedachtig aan de redeneeringen van ver
gunninghouders zouden wij denken min
stens even veel.
Mis! in al die weken totaal twee, zegge'
twee berichtjes! Is dat geen sterk bewijs?i
Bonter maakt echter de Neutrale Bond
het: Zij zal al haar invloed aanwenden,
opdat de vergunninghouders ten scherpste
tegen drankmisbruik zullen waken! Con
tradictio in terminis!
Met bitterheid zeggen wij: had dat be
sluit vijftig jaar eer genomen. Dan was on?
volk misschien niet zoozeer veralcoholi-
seerd. Want. mijne heeren, probeert de:
naakte werkelijkheid nu niet le verdoeze
len met gepraat over goeden geest en ma-
tigh^id der bevolking, als resultaat van
zeven- of acht avonden posten bij vergun
ningen zouden wij U andere dingen kun«
nen vertellen.
Zelfs gesteld, dat gij wildet waken tegen
drankmisbruik, zoudt gij het toch op de
feestdagen niet kunnen doen. Dat is prac-*
tisch onmogelijk. En daarom vragen wij
een lapverbod, (want ook het Drankweer-
cómilé heeft adhaesie betuigd) omdat wij
weten, dat drank geen vroolijkheid geeft,
op z'n hoogst wat Jol, maar o zoo vaak,
ongeschiktheid voo/ 't werk, twist, vecht
partijen, armoc-de en angst voor vrouw en'
kinderen.
Weesfc daarom op de feestdagen niet al
te droevig, mijne heeren, want, mocht het
uitgevaardigd worden, 't tapverbod zal
niets dan goeds uitwerken.
II. BINNENDIJK,
Secr. L. Drankweer-ComilJ.,
Pluimvee,
Practische wenken.
Een der oogenschijnlijk kleinere gebre
ken van óns pluimvee zijn de k a 1 k-
p o o t c n. Zij kunnen voorkomen bij onze
hoenders van alle rassen, maar het meest
bij die met bevederde loopbeenen, bij welko
men het moeilijkst te velde kan trekken
tegen de parasiet, welke deze onaangename
aandoening veroorzaakt.
Behalve bij onze kippen komen kalk-
pcolen ook voor bij fazanten, patrijzen,
kalkoenen en pauwen. Watervogels blijken
voor deze besmetting onvatbaar te wezen,
waarschijnlijk door de voortdurende aan
raking met water. Wij hoorden vaak door
sommigen deze parasitische aandoening
licht achten, waarmee wij het geenszins
eens zijn. Niet alleen, dat de leg der daar
mee behepte dieren slecht is, maar men
kan er ook van verzekerd zijn, dat het
voortdurende gekriewel der op de korsten
rondkruipende schurftraijlen voor de dieren
een ware bezoeking is. De bewuste para
siet behoort dus tot de categorie der schurft-
mijlen. Zij draagt den wetenschappelijken
naam van sarcoptus mutans en leeft in
massa's tusschen de korsten om de schub
ben der poolen. Dc vrouwelijke exemplaren
bewegen zich hoegenaamd niet; zij hebben
zich als 't ware ingegraven, soms vrij diep*
De manlijke echter zijn vol beweging en
maken het den hoenders lastig. Al heel ge
makkelijk gaan zij van het eene dier op 't
andere over. Daarom is het zoo noodig
goed acht te geven op den toestand den
poolen van de hennen, die men le broe
den zet, daar de leere pootjes der jonge kui
kens een begeerd terrein voor deze woeker-
dieren zijn. Mocht men de onvoorzichtig
heid begaan hebben zulk een besmette
kloek bij kuikens te plaatsen, dan is het
noodig de pootjes der kleinen zacht, maar
zorgvuldig te masseeren met een weinig je
vet, bijv. ongezouten reuzel, waardoor
slechts een paar droppels zuivere petro-
Oorspronkelijke Holl. detective-roman.
Door R. J. BRANDENBURG.
(Schrijver van „Het doodend Zwijgen").
(Nadruk verboden).
Ik dankte den hoofdcommissaris voor zijn
hoffelijikheid en wij voerden, een gezellig
gesprek, waarbij hij mij natuurlijk een com
Plünent maakte over mijn Hollandschhij
wu niet gedacht hebben, dat ik een gebo
ren Engelsche was. Waarop ik repliceerde
Bat hij toeli als politieman het accent wel
Woest herkennen. Hij zeide zich to scha
ften een oogenblik geheel te hebben verge
len, dat bij hoofdcommissaris was.
;,En dat nog wel óp een veelbewogen
fcvood als deze, op jacht naar den schurk."
„Tot dusverre is do avond nogal kalm
forloopen."
Wij reden met een boog voor het hoofd
bureau.
Een jong inspecteur kwam blootshoofds
de deur uithollen. Hij zag wit als een doek
verkeerde blijkbaar in de grootste op
winding.
Commissaris, er is een man vermoord
Bevonden......'-- hijgde hij„vermoord,
JWa den weg naar Vleuteneen wielrij
der heeft hem' gevondenviel bijna over
bet liohaamhij schijnt geworgd te
njnU
„Hoe zeg de vermoorde er uit?" vroeg
de chef, die zich dwong tot kalmte.
Ik keek naar Arthurzijn gelaat zag blee-
ker dan anders; hij luisterde in de uiter
ste spanning toe, opmerkzaam als een.
jachthond nadat het schot is gevallen.
De inspecteur beschreef het uiterlijk van
den vermoorden man en do hoofdcommis
saris zag Arthur vragend aan.
„Als ik mij niet sterk vergis, is 'het De
Weerden", zei hij.
„"Wij hebben alles zoo gelaten, ais wij het
hebben gevonden. Inspecteur Barendse is
er met drie man en een dokter naar toe
Juist per auto weggereden."
„Naar Vleuten," beval Arthur aan Pe
ter. Weer vlogen wij door de stad en toen
een donkeren weg op.
Hoe was het mogelijk, dat De Weerden
zoo spoedig, zoo plotseling en op zulk een
vreeslijke wijzo het leven had verloren?
Het leek wel de vergelding, de straf voor
alles, wat hij had misdreven. En toch, ik
gevoelde medelijden met hemhij was im
mers alleen maar werktuig geweest!
Arthur zat met opeengeklemde lippen
voor zich uit te staren. Hij dacht scherp
na. Er werd geen. woord gesproken Door
de duisternis schoven wij voort naar het
tooneel van den moord.
„Hoe verklaar! u deze verrassende wen
ding. die de affaire genomen heeft?"
vroeg de commissaris van D, met een lach
je om de lippen, als had hij schik, dat er
zich iets voorgedaan had, dat Arthurs ge
bouw van veronderstellingen als ee<n kaar
tenhuis scheen te doen instorten
MaaT reeds lierden de wielen over den
grond, ten gevolge van ploteling sterk
remmen Wij waren erf
Wij stapten uit. Een landweg, to midden
van weilanden. Een auto stond vlak voor
de onze, het roode achterlicht geleek het
eene oog van een onzichtbaar monster.
Een groepje menschen stond gebogen
over een lichaamhet tafereel werd ver
licht door een der autolampen.
Ik herkende onmiddellijk De Weerden.
De zwarte lokken kleefden hem aan heb
voorhoofd, de oogen puilden uit zijn blauw,
gezwollen gelaat.
De dokter had zijn boord en vest losge
maakt paste kunstmatige ademhaling toe.
De inspecteur kwam naar ons toe, sa
lueerde. „Hij is nog niet dood", lichtte hij
zijn chef in.
Daar bewoog De Weerden zijn lippen
hij scheen tot bewustzijn te komen; er
kwam een flauwe glans m zijn bogen.
De dokter boog zijn oor naar den mond
van den stervende.
„Wat zegt hij?" vroeg de hoofd-oommis-
saris.
„Ik ben alleen schuldig."
Ik voelde een ontroering in ïnij "opstijgen
en voor mijn oogen een vochtigen sluier
trekken bij dit zelfbeklag.
Weer bewoog De Weerden de lippen.
„Dag, Milly
Een zuchtHij was uit zijn lijden.
Ik kneep "Arthur in zijn arm, bmdat ik
niet wilde huilen. Het was de eerste maal,
dat ik" een toensch zag 'sterven.
De dokter toonde den commissaris het
achterhoofd van De Weerden. Het was in
gedrukt, vermorzeld door krachtige, her
haalde slagen met een hard voorwerp.
„Misschien -een steen, of een Engelsche
sleutel", opperde de dokter. „Dit houd ik
voor de ronn^cfdellijke doodsoorzaak."
De hoofd-commissaris gaf last, dat het
lichaam naar het ziekenhuis zou worden
overgebracht.
,.lk wacht hedennacht nog u rapport in,
Barendse," zei hij tot den inspecteur;
„wacht mij op heb bureau, het zal mis
schien wel laat wórden."
„Hebt u een van allen hier in de buurt
ook een auto gezien, een groote open race
wagen?" vroeg Arthur.
Nic-mand had iets gezien.
Met een zaklantaarn onderzocht Arthur
den weg vóór de eerste auto.
„Het blijkt, dat er toch een auto ge
weest is," zeide Arthur. „Ik zie hier dui
delijk sporen, dat hij gedraaid heeft." En
Arthur verzocht den hoofdcommissaris om
een van zijn mannetjes last te geven de
zijwegen te onderzoeken. Het slachtoffer,
dat terug moest kuieren, werd aangewe
zen.
„Ten overvloede zou ik gaarne een agent
naast den chauffeur hebbenook deze kan
den scherp opletten en dc zijwegen obscr-
veeren met behulp van mijn lantaarn.
Weer werden orders gegeven en dan zette
de droeve stoet zich in beweging.
„Als ik mij niet vergis, vroeg u npj zoo
juist een verklaring", begon Arthur, nadat
Peter den wagen had doen draaien „Ik wil
u gaarne mijn raeening zeggen. Bet motief
voor den moord is, naar het mij voorkomt,
"eenvoudig diefstal. Zooals ik u reeds heb
gezegd, is Eet mijn vaste overtuiging, dat
de vermoorde schuldig is aan den Bank-
diefstal, to 's-Gravenhage gepleegd. Het is
geen al te boute veronderstelling, dat hij
zich tegenover Milly iets daarvan heeft la
ten ontvallen. Vermoedelijk is deze daar^
pp belust geworden op dien vetten, buit.
Hoe echter dezen in handen te krijgen? Do
effecten bevonden zich veilig op „Den en
Beuk" ten huize van den zwager van den
Bankdirecteur, waar niemand hen zou
zoeken. Denkelijk heeft Milly overleg ge
pleegd met haar broeder over de vraag,
hoe zij aan het geld zouden komen. Duar
komt nu vanavond De Weerden bij hen
met het geld hij wil vluchten en heeft het
natuurlijk medegenomen. Milly geeft voor,
dat ze met De Weerden wil vluchten; ook
Jack zal met hen meegaan. Het doel der
twee is De Weerden van zijn schat te be-
rooven. Ik geloof niet, dat zij aanvankelijk
het plan hebben opgevat De Weerden uit
den weg te ruimen. Waarvoor was dat
noodig? Hij had immers toch nooit een
klacht tegen hen kunnen indienen, waar hij
Eet geld zelf gestolen had? Dergelijke uit
geslapen personen als de twee Ravens gaan
gewoonlijk niet verder dan strikt noodig is.
De Weerden hebben zij blijkbaar niet zoo
ir.aar tijdelijk buiten gevecht kunnen stel
len hij zal zich tot het uiterste geweerd
hebbende keel is hem dichtgeknepen,
óm hem het schreeuwen te beletten."
„Ik maak u wel mijn compliment", zei
'de hoofd-commissaris, „over uw deductie-
vermogen. Uw verklaring lijkt mij zeer.
plausibel toe."
De ander knikte, ten bewij'ze van Instem
ming, maar hij lachte daarbij als een boer^
die kiespijn heeft.
(Wordt vervolgd).