De Vrouw zonder kart. inderen PucBu OHIO'S No. 19468. LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 24 Augustus* Tweede Blad* Anno 1923» BUITENLAND. INGEZONDEN. LAND- EN TUINBOUW. FEUILLETON. De pers over de Fransche nota. pe Engelsche bladen geven niet kolossaio ^schriften hun meening over de Fraijsche iota weer. De „Daily News", de „Westminster Ga- ette" en de „Daily Herald" komen met vroeger reeds door hen gekozen opschrif- en als: „Poincaré wil geen bakzeil halen, 'oincaré tegen de Engelsche voorstellen", ijl de „Morning Post" van zijn vreugde lijk geeft door:: „Frankrijk rechtvaardigs icli" en de „Daily Telegraph" zegt: „Geen irijziging van politiek, het lijdelijk verzet noet ophouden." De diplomatieke medewerker van de „Dai- y News" zegt dat de eerste lezing van de iota de verwachtingen bevestigt en merkt dat er hoegenaamd geen vooruitgang a bespeuren is. Poincaré stelt zich óp het tandpunt, waarop hij steeds gestaan heeft in zegt wat hij steeds heeft gezegd. De ocsland is precies als vroeger, maar toch liet erger. De nota is één lang argument 'au een advocaat met eenige rake zetten lit een redenaarsoogpunt, maar bevat daar- egen ook verscheidene tastbaar onjuiste icweringen zooals deze, dat de D.uitsche egeering zelf gewild heeft dat het betaal- erraogen van Duitschland tot nul is ge laaid. In theorie is de nota gezonden uit aaam van de Fransojie regecring, maar jet parlement is op recès en Poincaré trekt ich weinig van de meening van zijn colle- a's aan. De Engelsche regeering heeft le oea met Poincaré persoonlijk en de hoop je er over blijft, is gelegen in het feit dat wanneer het parlement in het najaar peer bijeenkomt, niet kan verschijnen met eege koffers en een verbroken. Entente, lisschien dat hij daarom in een particu- onderhoud zich redelijker zal toon en, an in openbare nota's mogelijk is. Niets de nota weerlegt de bewering, dat zijn igenlijke wensch is een tot niets leidende edachtenwisseling aan den gang te bou- Jod, totdat Duitschland ineenstort. De diplomatieke medewerker van de Westminster .Gazette" zegt dat Poincaré ebleven is waar hij was en geen stap wil f[oen om aa/n het Engelsche standpunt te- /noet te komen. Integendeel stampt hij /et beide voeten op den grond om Enge- and te toonen dat hij nooit zal wijken. Wanneer men de nota van Curzon aandach- ig napluist, vindt men dat dit antwoord van Poincaré geen diplomatiek antwoord maar alleen een weerlegging van een advocaat die de wereld tracht te overtuiu- ;eu van het onmenschelijke, gelegen in het eifc dat een cliënt om betaling wordt ge vraagd voor deze heeft geïnd wat een ander ïem schuldig is. Er is in de nota hoege- aamd geen voorstel voor een opbouwend» program zooals de Parijsche pers heeft ge schetst en klaarblijkelijk bestaat er geen ïoop op overeenstemming tusschen de Fran- tehe en Engelsche politiek en Baldwin zou lv:l eens tot de overtuiging kunnen komen mky het nutteloos is de discussie voort te j-ltten. De „Daily Herald" zegt dat de politiek tan Poincaré er eon is, die niet verandert. Hij moet nog leeren, dat de wettigheid van Be Engelscho argumenten niet kan worden Weggevaagd op zulk een onbeholpen wij ze- Zijn redeneering is dikwijls in het oog loo pend ongerijmd en als geheel is zij beslist niet overtuigend. De diplomatieke medewerker van de i,Daily Telegraph" zegt dat do nota een .toonbeeld is van advokaterij en propaganda maar nergens op lijkt, gezien van het stand punt van opbouwende» staatsmanskunst. Mot betrekking tot de Roerbezetting, de toekomstige vergoedingen en de schulden aan Engeland, is de tegemoetkoming aan iet Engelsche standpunt gelijk nul. Poin caré's argumenten, die betrekking hebben öp de financieele zijde van het vraagstuk, lijn gevoels- en geen zakelijke argumenten. De „Times" vestigt de bijzondere aan lacht op de nadrukkelijke verklaring, dat Frankrijk geen plan heeft om eenig deel ran Duitsch gebied in te lijven en voegt erbij„die verklaring in het openbaar en aet zooveel nadruk voor de geheele wereld afgelegd, behoort ongetwijfeld beschouwd ie worden als een plechtige belofte. On danks het feit, dat Frankrijk tot dusver le ontwerpnota van Engeland aan Duitsch- aed heeft genegeerd, is eindelijk een ver klaring afgelegd, die de Fransche regeering tot een zeer aanzienlijke wijziging in de Roerbezetting zou nopen in geval het lijde lijk verzet door de Duitsche regeering zou worden prijsgegeven. Het denkbeeld, dat Duitschland 52 milliard goud mark zou be talen, waarvan Frankrijk de helft zou moe ien ontvangen voor den wederopbouw van zijn verwoeste gebieden, terwijl Engeland een deel van het overschot zou mogen ne men als middel om aan Amerika te betalen wat dit land schuldig is, dient 'volgens de „Times" zorgvuldig te worden overwogen Intusschen moet er op worden gewezen, dat het een dwaling is te beweren, dat het hoofddoel van de politiek, aangegeven in de Engelsche nota, zou berusten op het vinden van geld in Europa om de schuld aan Ame rika te betalen. Onze schuld en onze eischen zijn duidelijk aangegeven omdat dat het voornaamste was in de algemeene uiteen zetting van het Engelsche standpunt. Het vurig verlangen van het land is om een re delijke oplossing te vinden, die den vrede in Europa zal herstellen." De „Daily Telegraph" neemt met genoe gen kennis van de ontkenning van Frank rijk, dat het annexionisfcische bedoelingen zou koesteren en van de wijzigingen die worden aangeduid met betrekking tot de bezetting van de Roer, miar het blad kan in de nota hoegenaamd geen toenadering vinden naar een gemeenschappelijk stand punt, waarop Engeland en Frankrijk kun nen hopen de gezamenlijke actie, welke beide latiden wenschen, te hernieuwen. De „Daily Telegraph" aanvaardt in hoofdzaak Poincaré's overzicht van de betrekkingen tusschen de Geallieerden en Duitschland en merkt op, dat ongetwijfeld Duitschland van 1919 af pogingen heeft gedaan om de geallieerden om den tuin to leiden en zich aan de kwijting van zijn verplichtingen te onttrekken. Intusschen vraagt het blad of hetgeen Poincaré tie jammerlijkste catastrofe in Duitschland noemt voorkomen kan worden bij handhaving en versterking van den druk op de Roer, de eenige pijl welke Frankrijk op zijn boog heeft, en of het niet beter zal gaan door hetgeen de Engelsche nota „een worgenden greep" noemt, losser to makein. Het gedeelte van de nota, dat de schadevergoeding en onderlinge schulden behandelt, acht do „Daily Telegraph" vrij onbeholpen. De „Manchester Guardian" zegt dat de oplossing, door Poincaré voorgestaan, een verkeerde oplossing is, dio het hoofdpro bleem onaangeroerd laat. De kwestie van belang is, welk bedrag kan worden verkre gen van een land, dat schrikbarend is ach teruit gegaan door 4 jaar oorlog en dat thans zijn belangrijkste industrieele district bezet ziet. Poincaré heeft een paar idees fixes in het hoofd en tot die er uit ver dreven zijn is een redelijke oplossing on mogelijk. Hij is in weerwil van do feiten, die ieder kan zien, overtuigd dat Duitsch land rijk is, cn weigert in te zien dat om te kunnen betalen, Duitschland eerst wel varend moet zijn. Een welvarend Duitsch land vreest hij, omdat dit een krachtig Duitschland zou beteekenen. Uit de nota blijkt geen enkele wijziging der politiek cn dus ook geen stap tot overeenstemming met Engeland. Wat er nu moet gebeuren is niet duide lijk, doch wellicht zal Duitschland worden gedwongen tot een formeele overgave. De ze zou wel de trots van Frankrijk streelen, doch wij zouden geen stap verder zijn tot een pacjficattie van Duitschland of tot het betalen van Frankrijk. Frankrijk blijft kort zichtig en trekt zich van Europa niets aan Wij kunnen ons die luxe niet permitteoren en moeten dus voortgaan mtt het reddings werk in het belang van onszelf en van heel Europa. De „Morning Post" daarentegen, ofschoon zich niet verhelende welke moeilijkheden een poging om lot een vergelijk te komen in den weg staan, meent dat de nota een stap in die richting is. Hel blad uit de hoop dat er een bespreking zal komen tusschen Baldwin en Poincaré met het doel om te komen tot een opbouwend program voor de regeling van het vergoedingsvraagstuk. De „Daily News" beschouwt de nota als een besliste vooruitgang en vraagt of er eenige teekenen zijn die wijzen op de mo gelijkheid van een overeenstemming tus schen Frankrijk en Engeland. Dat is een kwestie van opvatting en gevolgtrekking en het beste dat gezegd kan worden na het bestudeeren van de nota is dat de deur niet gesloten is. De Fransche pers is eenstemmig in haar waardeering van Poincaré's antwoord op de Britsche nota. De „Figaro" schrijft: Het zoo machtig demonstratieve antwoord van Poincaré is de som van onze redenen en ook de uit drukking van den kalmen en zekeren wil van een land, dat bij ieder dokument, on- derleekend door den voorzitter van den ministerraad een toenemende vreugde ge voelt bij het besef, dat Frankrijks duidelijke taal ook een deel van zijn kracht uitmaakt. De „Éclair": Poincaré's antwoord is ge lijk men verwachtte:, geestkrachtig; het geeft blijk van de angstvallige intellectu- eele eerlijkheid van dengene, die hét ant woord heeft opgesteld. Niemand, die er van kennis genomen heeft, kan twijfelen aan den goeden trouw en de gematigdheid van Frankrijk. De „Echo de Paris": Poincaré heeft ge sproken als een staatsman, die begrijpt, dat het minder er om te doen was op de kritiek van Engeland le antwoorden, dan wel een positief program over le leggen, waarin de belangen van Frankrijk en Engeland met elkaar in overeenstemming zijn gebracht. Maar levens blijft er in het naar Engeland gezonden dokument, geen argument onbeantwoord. Geen chicanes echter, geen spitsvondigheden, maar on loochenbare feiten en teksten, die niemand kan ontkennen. De Belgische pers, voor zoover pró- Fransch vindt de nota prachtig. Passelec'q schrijft over het Fransche ant woord echter in de „tóbre Belgique" dat het geen stap nader brengt tot de oplossing van het RuhrconTTict, dat overigens, naar hij meent, van ondergeschikt belang wordt, nu men het ever een algemeen plan van herstel eens zou, kunnen worden. Wat dit betreft spreekt de Fransche nota zich dui delijk uit voor een verzoeningsvoorstel. Daar Frankrijk 62- milliard goudmark eischt zou het totaal der schadevergoeding op on geveer 50 milliard komen le slaan. Passe- lecq wijst er terloops op hoe Poincaré hier op het standpunt komt van Keynes, die in Frankrijk voor germanophiel uitgescholden werd toen hij in 1921 zijn gedachten uit eenzette. Zóó snel gaan d$ gedachten als zij op werkelijkheid zijn gebaseerd. Verder stelt Frankrijk voor om in de obligaties A en B de bedragen le behou den, voorzien voor het herstel der verwoes te gebieden, öbk deze regeling werd vroe ger reeds door Keynes voorgestaan. De ver wezenlijking van het huidige Fransche plan ligt in de internationale leeningen, in 1922 door het bankierscomilé voorgesteld en door Poincaré onmogelijk gemaakt. Nu wil Frankrijk nog niet verzaken aan de obligaties G, noch toestemmen in een her ziening der Duitsche schuld, noch dc door Engeland voorgestelde arbitrage goedkeu ren. Anderzijds kan Duitschland geen. 132 milliard betalen, lnlusse-hen zinken de economische waarden in en loopen de kos ten op. De gedane voorstellen zijn niet van belang ontbloot, doch zonder belangrijke- wederzijdsche concessies is een oplossing niet nabij. De Duitsche pers constateert eenvoudig: totaal geen vooruitgang. De „Vorwarts" constateert, dat het Fran sche plan derhalve vasthoudt aan het denk- 1 beeld van productieve panden, de heer schappij der geallieerden, die Frankrijk, in het oud- en nieuwbezette gebied voort durend wil handhaven en de Duitsche be volking voortdurend tot arbeid onder vreemde heerschappij dwingen. Juist dat was het eehler, wat Engeland lot lieden noch als volgens het vredesverdrag ge rechtigd, noch als in het belang der schuld- eischers practioch erkend heeft. Een vreem de heerschappij is erger dan een annexatie, In elk geval schijnt de weg tot een over eenkomst tusschen Engeland en Frankrijk, ondanks de optimistische commentaren, waarvan de Londensche „Times" dc Fran sche nota vergezeld Iaat gaan, nog zeer ver te zijn. -0— RECLAME. AS 0 zullen Ugauw vertellen welke pudding zij het lekkerst vinden. Honig's Puddingen gefabriceerd met Honig's Maïzena krijgen altijd verre weg de meeste stemmen. 388 (Buiten verantwoordelijkheid der RedaclieJ Copie van al of niet geplaatste stukken wordt niet teruggegeven. De „L. A. W. E. T." In verband met de besprekingen, opgeno men in het vergadcringsverslag der „L. A. W. E. T."f verzoeken wij de geachte Redac tie van het „Leidsch Dagblad" eenige op en aanmerkingen onzerzijds in haar blad als ingezonden stuk te willen opnemen. De oppositie tegen» het houden eener win kelweek is ons werkelijk onverklaarbaar. Waarom toch moet deze nu aan het twijfel achtig nuttig effect der etalage-tentoonstel ling opgeofferd worden? Een winkelweek is toch zeer zeker verre te verkiezen boven een etalage-tentoonstelling in de Sladszaatv wat slechts beschouwd kan worden als een publieke vermakelijkheid; dit blijkt al da delijk hieruit, dat zonder cabaret en kunst avonden de „L. A. W. E. T." al van le voren tot een mislukking gedoemd is. De heer Geij- tenbeek beweert, dat gedurende een winkel week wel gekeken, maar niet gekocht wordt, maar het is dezen heer toch zeker bekend, dat ook in de Sladszaal bijna niet gekocht wordt, behoudens eenige pralarlikelen. Het publiek komt, om er zich le vermaken, luis tert naar de muziek, en lacht of weent om Jean Louis Pisuisse, doch loopt de met veel kosten en moeite samengestelde etalages der winkeliers-exposanten meestal zonder lust lot koopen voorhij. Het denkbeeld van een seizoenopening met feestelijkheden was wederom een uit muntend idee, maar ook dit werd afgewim peld. Wij zouden dus het „L. A. W. E. T."- bestuur beleefd in overweging willen geven, het denkbeeld van den heer Petit, alsnog lo verwezenlijken en gedurende de eerste week in October een afzonderlijke winkelweek te houden met feestelijke opening. Dat geeft licht en leven in Leiden's bij avond toch al sombere stralen. Werkelijk, geacht bestuur, dat is de juiste manier om het groole publiek te bereiken. Dankend voor de opname, EEN WINKELIER. Het tapverbod voor de a.s. feestdagen. Zooals te begrijpen was, hebben de ver gunninghouders en slijters zich geweerd tegen h§t verzoek van het Kruisverbond om voor de a.s. feestdagen een lapverbod uit te vaardigen. In een tweetal adressen heb ben zij aan hun verontwaardiging lucht ge geven. Dit is hun recht. Maar wij meenen hun .elk zedelijk recht le mogen, neen te moeten betwisten, om het op zoo'n manier te doen, als blijkt uit de kranten van 20 en 22 Aug.. De R.-K. Bond van Koffichuishou- dera, enz., enzlaat het voorkomen, alsof een tapverbod niets helpt. Zouden zij daar om zoo allerwegen toegepast worden? En zelfs het Leidsche tapverbod heeft in den korten tijd, dat het uitgevoerd werd, reeds zeer goede resultaten gehad. Herinnert zich' elk lezer niet het rijtje processen-verbaal wegens dronkenschap, wederspannigheid, vernieling en vechten, dat, strijk en zet, eiken Maandagavond in het „L. D." prijk< le? Soms vijf of zes gevallen. Hoeveel wa ren er dat in de dagen van het tapverbod?j Gedachtig aan de redeneeringen van ver gunninghouders zouden wij denken min stens even veel. Mis! in al die weken totaal twee, zegge' twee berichtjes! Is dat geen sterk bewijs?i Bonter maakt echter de Neutrale Bond het: Zij zal al haar invloed aanwenden, opdat de vergunninghouders ten scherpste tegen drankmisbruik zullen waken! Con tradictio in terminis! Met bitterheid zeggen wij: had dat be sluit vijftig jaar eer genomen. Dan was on? volk misschien niet zoozeer veralcoholi- seerd. Want. mijne heeren, probeert de: naakte werkelijkheid nu niet le verdoeze len met gepraat over goeden geest en ma- tigh^id der bevolking, als resultaat van zeven- of acht avonden posten bij vergun ningen zouden wij U andere dingen kun« nen vertellen. Zelfs gesteld, dat gij wildet waken tegen drankmisbruik, zoudt gij het toch op de feestdagen niet kunnen doen. Dat is prac-* tisch onmogelijk. En daarom vragen wij een lapverbod, (want ook het Drankweer- cómilé heeft adhaesie betuigd) omdat wij weten, dat drank geen vroolijkheid geeft, op z'n hoogst wat Jol, maar o zoo vaak, ongeschiktheid voo/ 't werk, twist, vecht partijen, armoc-de en angst voor vrouw en' kinderen. Weesfc daarom op de feestdagen niet al te droevig, mijne heeren, want, mocht het uitgevaardigd worden, 't tapverbod zal niets dan goeds uitwerken. II. BINNENDIJK, Secr. L. Drankweer-ComilJ., Pluimvee, Practische wenken. Een der oogenschijnlijk kleinere gebre ken van óns pluimvee zijn de k a 1 k- p o o t c n. Zij kunnen voorkomen bij onze hoenders van alle rassen, maar het meest bij die met bevederde loopbeenen, bij welko men het moeilijkst te velde kan trekken tegen de parasiet, welke deze onaangename aandoening veroorzaakt. Behalve bij onze kippen komen kalk- pcolen ook voor bij fazanten, patrijzen, kalkoenen en pauwen. Watervogels blijken voor deze besmetting onvatbaar te wezen, waarschijnlijk door de voortdurende aan raking met water. Wij hoorden vaak door sommigen deze parasitische aandoening licht achten, waarmee wij het geenszins eens zijn. Niet alleen, dat de leg der daar mee behepte dieren slecht is, maar men kan er ook van verzekerd zijn, dat het voortdurende gekriewel der op de korsten rondkruipende schurftraijlen voor de dieren een ware bezoeking is. De bewuste para siet behoort dus tot de categorie der schurft- mijlen. Zij draagt den wetenschappelijken naam van sarcoptus mutans en leeft in massa's tusschen de korsten om de schub ben der poolen. Dc vrouwelijke exemplaren bewegen zich hoegenaamd niet; zij hebben zich als 't ware ingegraven, soms vrij diep* De manlijke echter zijn vol beweging en maken het den hoenders lastig. Al heel ge makkelijk gaan zij van het eene dier op 't andere over. Daarom is het zoo noodig goed acht te geven op den toestand den poolen van de hennen, die men le broe den zet, daar de leere pootjes der jonge kui kens een begeerd terrein voor deze woeker- dieren zijn. Mocht men de onvoorzichtig heid begaan hebben zulk een besmette kloek bij kuikens te plaatsen, dan is het noodig de pootjes der kleinen zacht, maar zorgvuldig te masseeren met een weinig je vet, bijv. ongezouten reuzel, waardoor slechts een paar droppels zuivere petro- Oorspronkelijke Holl. detective-roman. Door R. J. BRANDENBURG. (Schrijver van „Het doodend Zwijgen"). (Nadruk verboden). Ik dankte den hoofdcommissaris voor zijn hoffelijikheid en wij voerden, een gezellig gesprek, waarbij hij mij natuurlijk een com Plünent maakte over mijn Hollandschhij wu niet gedacht hebben, dat ik een gebo ren Engelsche was. Waarop ik repliceerde Bat hij toeli als politieman het accent wel Woest herkennen. Hij zeide zich to scha ften een oogenblik geheel te hebben verge len, dat bij hoofdcommissaris was. ;,En dat nog wel óp een veelbewogen fcvood als deze, op jacht naar den schurk." „Tot dusverre is do avond nogal kalm forloopen." Wij reden met een boog voor het hoofd bureau. Een jong inspecteur kwam blootshoofds de deur uithollen. Hij zag wit als een doek verkeerde blijkbaar in de grootste op winding. Commissaris, er is een man vermoord Bevonden......'-- hijgde hij„vermoord, JWa den weg naar Vleuteneen wielrij der heeft hem' gevondenviel bijna over bet liohaamhij schijnt geworgd te njnU „Hoe zeg de vermoorde er uit?" vroeg de chef, die zich dwong tot kalmte. Ik keek naar Arthurzijn gelaat zag blee- ker dan anders; hij luisterde in de uiter ste spanning toe, opmerkzaam als een. jachthond nadat het schot is gevallen. De inspecteur beschreef het uiterlijk van den vermoorden man en do hoofdcommis saris zag Arthur vragend aan. „Als ik mij niet sterk vergis, is 'het De Weerden", zei hij. „"Wij hebben alles zoo gelaten, ais wij het hebben gevonden. Inspecteur Barendse is er met drie man en een dokter naar toe Juist per auto weggereden." „Naar Vleuten," beval Arthur aan Pe ter. Weer vlogen wij door de stad en toen een donkeren weg op. Hoe was het mogelijk, dat De Weerden zoo spoedig, zoo plotseling en op zulk een vreeslijke wijzo het leven had verloren? Het leek wel de vergelding, de straf voor alles, wat hij had misdreven. En toch, ik gevoelde medelijden met hemhij was im mers alleen maar werktuig geweest! Arthur zat met opeengeklemde lippen voor zich uit te staren. Hij dacht scherp na. Er werd geen. woord gesproken Door de duisternis schoven wij voort naar het tooneel van den moord. „Hoe verklaar! u deze verrassende wen ding. die de affaire genomen heeft?" vroeg de commissaris van D, met een lach je om de lippen, als had hij schik, dat er zich iets voorgedaan had, dat Arthurs ge bouw van veronderstellingen als ee<n kaar tenhuis scheen te doen instorten MaaT reeds lierden de wielen over den grond, ten gevolge van ploteling sterk remmen Wij waren erf Wij stapten uit. Een landweg, to midden van weilanden. Een auto stond vlak voor de onze, het roode achterlicht geleek het eene oog van een onzichtbaar monster. Een groepje menschen stond gebogen over een lichaamhet tafereel werd ver licht door een der autolampen. Ik herkende onmiddellijk De Weerden. De zwarte lokken kleefden hem aan heb voorhoofd, de oogen puilden uit zijn blauw, gezwollen gelaat. De dokter had zijn boord en vest losge maakt paste kunstmatige ademhaling toe. De inspecteur kwam naar ons toe, sa lueerde. „Hij is nog niet dood", lichtte hij zijn chef in. Daar bewoog De Weerden zijn lippen hij scheen tot bewustzijn te komen; er kwam een flauwe glans m zijn bogen. De dokter boog zijn oor naar den mond van den stervende. „Wat zegt hij?" vroeg de hoofd-oommis- saris. „Ik ben alleen schuldig." Ik voelde een ontroering in ïnij "opstijgen en voor mijn oogen een vochtigen sluier trekken bij dit zelfbeklag. Weer bewoog De Weerden de lippen. „Dag, Milly Een zuchtHij was uit zijn lijden. Ik kneep "Arthur in zijn arm, bmdat ik niet wilde huilen. Het was de eerste maal, dat ik" een toensch zag 'sterven. De dokter toonde den commissaris het achterhoofd van De Weerden. Het was in gedrukt, vermorzeld door krachtige, her haalde slagen met een hard voorwerp. „Misschien -een steen, of een Engelsche sleutel", opperde de dokter. „Dit houd ik voor de ronn^cfdellijke doodsoorzaak." De hoofd-commissaris gaf last, dat het lichaam naar het ziekenhuis zou worden overgebracht. ,.lk wacht hedennacht nog u rapport in, Barendse," zei hij tot den inspecteur; „wacht mij op heb bureau, het zal mis schien wel laat wórden." „Hebt u een van allen hier in de buurt ook een auto gezien, een groote open race wagen?" vroeg Arthur. Nic-mand had iets gezien. Met een zaklantaarn onderzocht Arthur den weg vóór de eerste auto. „Het blijkt, dat er toch een auto ge weest is," zeide Arthur. „Ik zie hier dui delijk sporen, dat hij gedraaid heeft." En Arthur verzocht den hoofdcommissaris om een van zijn mannetjes last te geven de zijwegen te onderzoeken. Het slachtoffer, dat terug moest kuieren, werd aangewe zen. „Ten overvloede zou ik gaarne een agent naast den chauffeur hebbenook deze kan den scherp opletten en dc zijwegen obscr- veeren met behulp van mijn lantaarn. Weer werden orders gegeven en dan zette de droeve stoet zich in beweging. „Als ik mij niet vergis, vroeg u npj zoo juist een verklaring", begon Arthur, nadat Peter den wagen had doen draaien „Ik wil u gaarne mijn raeening zeggen. Bet motief voor den moord is, naar het mij voorkomt, "eenvoudig diefstal. Zooals ik u reeds heb gezegd, is Eet mijn vaste overtuiging, dat de vermoorde schuldig is aan den Bank- diefstal, to 's-Gravenhage gepleegd. Het is geen al te boute veronderstelling, dat hij zich tegenover Milly iets daarvan heeft la ten ontvallen. Vermoedelijk is deze daar^ pp belust geworden op dien vetten, buit. Hoe echter dezen in handen te krijgen? Do effecten bevonden zich veilig op „Den en Beuk" ten huize van den zwager van den Bankdirecteur, waar niemand hen zou zoeken. Denkelijk heeft Milly overleg ge pleegd met haar broeder over de vraag, hoe zij aan het geld zouden komen. Duar komt nu vanavond De Weerden bij hen met het geld hij wil vluchten en heeft het natuurlijk medegenomen. Milly geeft voor, dat ze met De Weerden wil vluchten; ook Jack zal met hen meegaan. Het doel der twee is De Weerden van zijn schat te be- rooven. Ik geloof niet, dat zij aanvankelijk het plan hebben opgevat De Weerden uit den weg te ruimen. Waarvoor was dat noodig? Hij had immers toch nooit een klacht tegen hen kunnen indienen, waar hij Eet geld zelf gestolen had? Dergelijke uit geslapen personen als de twee Ravens gaan gewoonlijk niet verder dan strikt noodig is. De Weerden hebben zij blijkbaar niet zoo ir.aar tijdelijk buiten gevecht kunnen stel len hij zal zich tot het uiterste geweerd hebbende keel is hem dichtgeknepen, óm hem het schreeuwen te beletten." „Ik maak u wel mijn compliment", zei 'de hoofd-commissaris, „over uw deductie- vermogen. Uw verklaring lijkt mij zeer. plausibel toe." De ander knikte, ten bewij'ze van Instem ming, maar hij lachte daarbij als een boer^ die kiespijn heeft. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1923 | | pagina 5