FEUILLETON.
Ver over de Zee.
De Moederdag.
geluid1 kwam, op rd© hielen gevolgd door
de bedde anderen.
En bet Was werkelijk bet lammetje, al
duurde bet nog een poosje, vóór zij het
gevonden hadden. Eindelijk zag Arnold,
'toen bij langs de helling naar beneden
keek, bet arme dier ongedeerd op een
.vooruitstekendie punt liggen. Het was ech
ter niet in staat naar boven te klauteren
en kon bij de minste of geringste beweging
in de diepte vallen.
Arm lammetjesnikte Moesje op
nieuw, „We moeten bet. gaan halen.
Maar dit was makkelijker gezegd dan
gedaan, want bet was vee-1 te gevaarlijk
langs de helling naar beneden te gaan.
„Ik weet maar één middel," zei Her-
'man, die wel eens boeken vol avonturen
'van zijn oudsten broer gelezen bad. „Een
'.van ons moet aan een touw naar beneden
gelaten worden."
Maar boe kwamen zij aan een touw?
„We kunnen onze zakdoeken aan elkaar
knoopen, zoo iets dl oen ze in boeken al-
'tijd," zei Herman.
Gelukkig hadden zij alle drie een zak
doek bij zioh en deze werden nu aan elkaar
(geknoopt; daarna werden de truien van
de jongens bij de mouwen en de schort
(van Miesje er aan vastgemaakt en einde-
'lijk al hub kousen, totdat bet, toen zij bet
langs den afgrond lieten bengelen, lang
genoeg bleek te zijn. Herman bond nu bet
I bouseneind van dit vreemdsoortig touw
aan een berkeboompje, dat gemakkelijk
dioht bij de helling 6tond.
De kinderen begrepen heelemaal niet,
boe gevaarlijk bet was, zich langs dit zoo
genaamde touw naar beneden te laten en
Mies je en Arnold t wijf e] den er geen oogen-
blik aam, of ze zouden Herman met bet
lammetje zonder al te weel inspanning om
boog kunnen trekken.
Gelukkig, dat er juist op dit oogenblik
"iets gebeurde, dat dezen gevaarvollen
tocht verhinderde en dat „iets" was het
versohijnen van de moeder van het «lam
metje. Ook zij blaatte luid.
1 Zij had haar jong al heel gauw, nad&fc""""1
1 het geleend" was, gemist en was er in
geslaagd, onder het hek, dat het weiland
omgaf, door te kruipen. Als de kinderen
(niet zoo opgewonden waren geweest, zou
den zij haar al eerder ontdekt hebben.
Het moederschaap liet geen tijd verloren
gfufliT», nu zij haar jong ontdekt had. Zij
zag dadelijk wat den kinderen ontgaan
'was dat zij het gevaarlijke plekje langs
'een smal paadje, dat bijna geheel met
(etruiken begroeid was, bereiken kon. En
vóór Herman, 'Arnold en Maesje nog be-
komen waren van bun verrassing over
h^/r plotselinge verschijning, had zij het
Naar het Engelsch van. DARLING*
Do werkt door C. H,
16?
Dick bemerkte dat deze niet op zijn gemak
was en na e enigen tijd over min of meer.
onverschillige dingen gesproken te hebben,
vroeg hij hem op den man af:
„Witte Adelaar, wat scheelt er aan?"
De Indiaan scheen iets bij zichzelf te
overleggen. Plotseling fluisterde hij ech
ter rad:
„Witte Adelaar, hij Dick's vriend. Hij
Dick helpen. Vreemden zij hebben ge
vraagd Witte Adelaar, waar jager woont,
Maar hij niet verteld, hij ze gestuurd daar!"
En met een beweging van zijn arm, gaf de
Indiaan Dick de richting te kennen, waar
5 de jongen het verlaten kamp ontdekt Had.
i Het gelukte hem spoedig er achter te ko
mmen, dat de Indiaan een massa Blanken in
j de' vlakte ontmoet had, die bezig waren
(bon maaltijd klaar te maken. Zij hadden
(gewaagd, waar Laronde woonde. Witte
■-'Adelaar giste dadelijk dat zij niet veel
t goeds in hun schild voerden en had hen in
f'de tegenovergestelde richting van Laron-
de's blokhuis gestuurd. Daarna was hij
Diok gaan opzoeken om hem op de hoogte
iC^-het-jgebeurde te; brengen.
lammetje reeds bereikt en het langs het
smalle paadje in veiligheid gebracht.
„O, gelukkig! Wist je, dat een schaap
zoo slim was?" riep Arnold uit.
Alles ging verder van een leien dakje.
Wel scheen het lammetje zijn nieuwe
speelkameraadjes heelemaal vergeten te
zijn, maar het had nu ook wat beters om
aan te denken en de kinderen waren zóó
blij, dat het weer veilig was, dat zij daar
eigenlijk geen ocugenblik aan dachten.
Toen de bedde dfieren, na een stevigen
maaltijd en wat rust genoten te hebben,
klaar waren om naar hun weiland terug
te keeren, liepen Herman, Arnold en
Miesje, met groot© takken zwaaiend, ach
ter hen aan.
Dit ging echter niet vlug, want Moeder
Schaap had volstrekt geen haast. Zij vond
het groen langs den weg veel te lekker om
er niet eens aan te knabbelen. Maar einde
lijk kwamen ze toch bij de wei en de kleine
herders en heb head erin netje dreven hun
beschermelingen veilig binnen het hek.
„Nu is 't in orde." zei Herman, terwijl
hij het hek weer stevig dichtmaakte.
„Ja," liet Arnold zich hooien, „en het
was bijna heelemaal verkeerd gegaan."
Dat was het ook! En er had zelfs een
veel grooter ongeluk kunnen gebeuren
dan de kinderen vermoedden. Ik eindig
mijn verhaal, zooals ik het begon
Het is nooit verstandig iets van een
ander te leenen, zonder het te vragen.
Door HERMANNA.
De kinderen waren eigenlijk den heelen
dag vervelend geweest, de grooten net
zoo erg als de kleintjes. Of 't nu door den
voortdurenden regen was gekomen of wel
doordat moeder 't zoo druk had gehad, dat
zij zich maar weinig met haar troepje had
kunnen bemoeien in ieder geval, dit stond
als een paal boven water: de kinderen wa
ren vervelend geweest en geen klein beetje
ook.
Ze voelden 't zelf en hadden er 't land over.
de grooten, die in de breede vensterbank van
de huiskamer zaten uit te kijken in de saaie,
nu vrij wel verlaten straat, waar groote plas
sen stonden.
Daar kwam een in een wijden regenman
tel schuil gaande gestalte aanstappen, voor
zichtig nog zooveel mogelijk de plassen ont
wijkend. De regen trommelde een roffel op
haar parapluie-dakje.
„Jongens kijk eens, is dat niet
begon Greta. Jo vloog al op „Hoera, Tante
Clara," schreeuwde hij en rende de kamer
uit
Jaap gooide een stoel om in zijn haast er
schoot toen ook de gang in, terwijl Greet be >or e
daarder, maar niet minder blij, de broertje:
volgde.
„Tante Glara! Tante, wat dol dat u komt!
„Kinderen, wacht eens even, eerst miji
natte goed afdoen; br, hier is mijn para
plu, ze druipt, voorzichtig, Greetje!
Ziezoo en hoe hebben jullie 't wel gehad ii
den regen? Is moeder thuis? Zeker well
„Moeder brengt de kleintjes naar bed," ze
Greta.
,,'t Was een afschuwelijke dag," bromddn
Jo, „zoo'n regen en dat nog wel op Zaterdag aar
middag!"
„Akelig," verzekerde Jaap met klem.
„0 ja, we waren allemaal uit ons hum,'
zei Greet, „en met de kleintjes was gewoon idje:
geen huis te houden. Claartje verviel van de tn a
eene huilbui in de andere, Kees was wilder el d
en ongezeggelijker dan ooit en zelfs Arnoudjc eger
Alle
as g
ieurii
Tan
eer
ensc
a<
et 't
Lk ej
inve:
ht 1
•ooti
mtei
in de wieg deed op zijn manier al mee. Móe
der kon hem niet tot bedaren krijgen en on
derwijl had Moeder de groote wasch mei
Rika te rekken en de naaister was er ook."
„Ja en Rika was ook al zoo vervelend,
ze zou vanavond uit tot Maandag en waslts,
al maar bang, dat ze te laat weg zou ko
men," vertelde Jaap.
„Arme Moeder," zei Tante Clara, die nu ukl
in de huiskamer was aangeland, mét na-fdra
druk, „wat zal ze moe wezen.'
De drie grooten stonden bij haar, knik
ten schuldbewust. Tot nu toe hadden zekn
hoofdzakelijk medelijden met zichzelf ge
had, maar nu Tante dit zoo uitsprak; beke
ken ze de zaak uit een heel ander oogpunt
„En hebben jullie Moeder braaf gehol-
„Dei
>ore;
't
iens<
T tl
.ns
age
les
akk
hc
t j?
pe 1
aar
est(
pen nu je vanmiddag vrij hadt en toch nie in
uit kon?" übl
De jongens zwegen, maar de oprecht* jurl
Greet nam het woord: (ude
„Nou Tante, dat is het 'm juist. Wij wafas
ren even vervelend en lastig als de klein-|eele
tjes. 'k Heb er genoeg het land over."
„Ik ook," mompelde Jaap.
„En ik," bromde Jo.
Tante Clara ging in de vensterbank zil\
ten.
,,'k Zal Moeder maar niet stooren; 'lioor
hQor Arnoudje boven zoo schreien.lige
„Tante, vertel weer eens wat van utfrat
reis?" vroeg Jaap, terwijl hij in het hoekje ïijn
bij haar kroop. Jo kreeg een bankje en zet
te het aan Tantes voeten neer. „Ziezoo
ik zit."
„Greet, kom jij aan den anderen kant 't
naast me," zei Tante. „Hebben we niet dcn|;
Sen Juli vandaag?"
„Neen den 7en; morgen is 't de Se."-
„Jullie moeten weten, ik denk daar ópjv
eens aan den 8en Juni toen was ik nog iiiiuk
Zwitserland en vierde daar den Moederdag
mee,"
HOOFDSTUK XV.
Dick verzocht Witten Adelaar onmiddel
lijk een onderzoek in te stellen naar het
doen en laten der mannen, terwijl hij zelf
Laronde ging waarschuwen.
Binnen enkele minuten sloop de Indiaan,
zooals alleen een Indiaan sluipen kan,
naar de steile rotsachtige kanten van het
ravijn. Dick ging in' diep gepeins ver
zonken naar het blokhuis terug; hij
vond, dat het er leelijk begon uit te zien
voor zijn vriend. Elk oogenblik verwacht
te hij te zullen hooren, dat zijn moeder in
Amerika was aangekomen en in dat geval
zou 7 hij onmiddellijk moeten heengaan om
haar tegemoet te reizen, want hij wilde
haar een eenzanpe aankomst en misschien
eenige dagen wachten aan de nederzetting
besparen.
Toen hij weer In het blokhuis terugge
keerd was, merkte Laronde dadelijk, dat
Dick in gedachten verzonken was en ietfi
Hem! scheen te hinderen. Hij vroeg hem,
wat er aan haperde.
De jongen tra-s eigelijk Heelemaal uit Het
veld geslagen door het lachen, waarin e el
de jager zijn mededeeEng aanhoorde. Maar
toen deze zag, dat Dick zich werkllijk" ona
gerust over Hem gemaakt Had, vertelde Hij-
Hém, dat Hij er evengoed aan gewend waö
zelf te jagen, als dat men jacht op hen*
maakte en dat een mam als Rooie Jan maar
zelden er in slaagde werkelijk onheil aan
te richten. In antwoord op Dick's ernstige
smeekbeden beloofde hij echter, dat hi;
zich de eerste da-gen niet ver van Eet blok
huis zou wagen. Dick zou dan wel naar de£]
strikken, welke hij gezet had, kijken.
Dien avond zaten zij samen nog laat BI,
het vuur, toen er plotseling aan de deui
geklopt werd en Dick opsprong om oper
te doen.
Witte Adelaar stond vóór hem, lang er
mager, in den helderen maneschijn. Hi
vertelde Dick, dat slechts drie der man
nen, welke hij gezien had, de bergen wa L<
ren ingetrokken, doch dat hij met geer
mogelijkheid Had kunnen uitvinden, waa
zij dien nacHt kampeerden. Hij had de ach
tergeblevenen in de vlakte beneden opge
zocht en zij schenen blijkbaar niét vsi
plan te zijn lang te blijven.
Laronde deed hem een paar vragen*
wat hun paarden betrof. Als het verslag
van den Indiaan betrouwbaar was, zoi
slechts één 'er van met het zijne in vkugheic
kunnen wedijveren.
Witte Adelaar wildé 'niet bij 'hen blijver?3
-Hem hartelijk voor zijn moeite tJedardd^
Hadden, vertrok hij weer. Hij kon nog geei
•paar Honderd meter van Het blokhuis ver
wijdeTd zijn, of een geweerschot deed! La j](
ronde en Dick onmiddellijk ieder naar Hui
buks grijpen om er meer naar Buiten f<
snellen.
CWordt .veryolgd}4
°g
op