Avontuurtje.
CORRESPONDENTIE,
fier om zich heen keek, alsof hij min-
s St. Joris was, die draken kon maken
>reken.
Jch Janl Toe, Janl Maak er dan voor
één," klonk het rechts en links van hem.
of Jan al uitvluchten zocht, het hielp hem
aendal: hij m o e s t toegeven en zoo werd
kwestie van hetgeen er voor het vervaar-
ïn van een draak noodig was, uitvoerig
proken.
We moeten mooi gekleurd vloeipapier
pen!" riep ik uit.
Koopen?" riep Jan op verachtelijken toon
hoor, als ik een draak plak, koopen we
[s! Maar, 't is waar ook," en hij scheen
te bedenken, „je vader zal ons toch wat
iten geven dat wil hij immers wel doen
want wij hebben een flinken klos touw
dig. Bovendien is vloeipapier veel te teer
r m ij n draak. Als hij in de wolken staat
en zoo hoog klimt hij zou hij door het
ht dadelijk scheuren."
Krantenpapier dan?"
Nee, dat 's ook te zwakl Weet je waaf, je
agt stevig kastpapier aan je moeder. Dat
er uitstekend geschikt voor."
7e waren nauwelijk thuis, of we kwamen
ons verzoek voor den dag. Moeder had
gevraagde gelukkig in huis en gaf 't ons.
waren den koning te rijk!
tn behoorde tot die jongens, die als ze
doen willen, er dadelijk mee beginnen
de zaak onmiddellijk goed aanpakken,
dra hij bij ons thuisgekomen was, blik-
zijn donkerbruine kijkers overal rond en
iffelde zijn puntige neus in alle hoekjes
gaatjes om bouwmateriaal voor den draak
zoeken. Weldra was hij bezig met latten
schaven, hij mat en paste, vereenigde de
inden met dun touw en spreidde het pa-
r op de tafel uit.
Jaarna legde hij het „span", zooals hij het
stel noemde, dat hij van de latjes en het
w gemaakt had, er op en begon te knip-
I. Nu de randen omgevouwen en geplakt
ik zag een vlieger, die van de gewone
:gers verschilde door de punt, welke hij
het boveneinde vertoonde.
Waarvoor dient die punt?" vroeg ik.
el, dat is gauw gezegd: het is immers
id t aa k I"
begh,op Tipt nog we', niet goed, durfdë
.er niet verder vragen en zweeg dus.
Nu ga ik de bocht maken," ging Jan
rb „Kijk, die moet links en rechts precies
punten raken, waaraan ik straks de kwas-
hang voor de vleugels. En nu de bocht
onder stevig vastgemaakt, want daar
nt de staart, een heel lange."
Jok de kwasten „vleugels" noemde Jan
en de staart waren onder de handige
igers van onzen buurjongen spoedig ge
il.
.Klaar!" riep Jan lot onze groote vreugde,
hij liet den draak aan de bocht hangen,
arbij hij oplettend toekeek.
.Waarom doe je dat, Jan?" vroeg ik.
,Ik moet zien, of hij goed in evenwicht
agt; anders wordt het een duikelaar!" ant-
ordde Jan.
Jol bewondering keek ik naar het kunst-
rk; ik had nog nooit zoo'n mooien vlieger
ien. Onze „draak" was werkelijk een
ichtexemplaar en Jan was al even trotsch
wij blij waren.
'ntusschen was Vader thuisgekomen. Hij
ons geld en nu gingen wij naar den win-
op den hoek, waar Jan met een kenners-
k het touw uitzocht. Met verbazende snel-
d wond Jan het op een fermen stok en
ar waren wijl
Nu naar buiten, naar 't weiland! Jan zou
i draak „ophouden" en commandeeren, ik
hem „uitloopen" en zus toekijken. Zoo
len wij ieder wat.
k liep het touw uit, tot Jan „halt I" riep.
commandeerde hij „Eén, twee, drie
ik liep, wat ik loopen kon. Daar hoorde ik
achter mij kletteren, het touw spande
i, ik keek om en daar vloog de
ik omhoog, de zon tegemoet
0 Jan, prachtig I" riep ik verheugd uit
Je zult nog meer te zien krijgen", zei Jan
1 zelfvoldoening. „Je hoeft niet meer te
pen hij staat alleen I"
Hoe komt dat, Jan
.Omdat hij wind genoeg heeft I"
!an vierde het touw en de draak steeg nog
oger. Vol bewondering keken wij er naar.
wind ruischte in de boomen langs den
In de yerte. schitterde de zon op. de r*
Ïj J V - v
Een weide met ganzen, j
drie kleutertjes klein,
die moeten voor moeder
aan d' overkant zijn.
De ganzen, die laten
de kleintjes niet door
zij snaat'ren en kwaken
heel dreigend in koor.
Zoo kind'ren, klinkt 't vriendelijk,
gaat nu maar je gang I
ik houd ze wel tegen,
voor mij zijn ze bang.
HERMANNA,
Gelukkig, daar komt dS
boerinne al aan
nu is 't avontuurtje
heel spoedig gedaan.
„Nu zullen wij hem een brief sturen I" zei
Jan en hij haalde een stukje papier uit zijn
zak te voorschijn. Daar schreef hij met groote
letters op „Rust roest."
Jan maakte behendig een gat in het mid
den, schoof den brief over den stok, waaraan
het touw bevestigd was en daar klom
de bode naar boven. Als hij, vermoeid van
den verren tocht, even stilhield, was één ruk
aan het touw voldoende en klom hij weer
verder.
Eindelijk had de brief den draak bereikt.
Zeker las deze hem want hij schudde met
den kop, alsof hij zeggen wilde
„Sust ik soms Doe ik niet al het moge-
lijke, wat een draak doen kan
Toornig en diep verontwaardigd ving hij
den wind op, het touw werd strakker en hij
schoot omhoog, bijna loodrecht boven ons
hoofd. O, hoe jubelden wij, omdat hij de bood
schap verstaan had en nog sterker wilde too-
nen, dat hij aan rusten eenvoudig niet dacht.
Zoo ging het verscheiden dagen, eerst met
Jan en daarna zonder onzen buurjongen.
Mijn draak was al heel gauw beroemd ge
worden en altijd had ik eenige makkers bij
mij. Jan had hem met behulp van mijn verf
doos een paar oogen, een neus en een mond
met groote tanden gegeven. Het kwam er vol
strekt niet op aan, dat zijn ééne oog grooter
was dan het andere en dat zijn mond scheef
stond. Integendeelwij vonden juist, dat hij
er daardoor nog „draakachtiger" uitzag.
Op een bijzonder winderigen dag wilden
wij onzen draak weer oplaten.
„Er is te veel wind", zei Jan, doch mijn
makkers wisten mij over te halen en wij gin
gen.
De draak vloog omhoog. In een oogenblik
was al mijn touw uit en toen begon hij naar
rechts en links te schieten en maakte hij
zulke potsierlijke en dolle wendingen, daar
hoog in de lucht, dat ik hem met mijn beide
handen niet houden kon.
„Hij is te licht I" zeiden mijn makkers.
O, wat hadden wij een moeite om den
weerspannigen draak binnen te halen. We
bonden onze zakdoeken aan den staart en
werkelijk, nu begon hij zich behoorlijk
te gedragen. Plotseling stak er echter een
nieuwe windvlaag op De draak trok en trok,
alsof hij Zich vrij wilde worstelen, boog in
het midden door, alsof hij zou breken en be
gon opnieuw met zijn dolle sprongen. Ik
spande al mijn krachten in om hem te hou
den, doch mijn makkers moesten mij helpen.
Helaas I De draak toonde zich hoogst on
dankbaar. Hij rukte en trok, trok en rukte
een knak en ik viel achterover op den
grond. In de verte grijnsde de draak mij toch
tegen, blij dat hij zich los had kunnen ruk
ken. Het zou echter slecht met hem afloo-
pen I
Hij daalde, snel, verhief zich nog even.
daalde opnieuw en kwam midden in de rib
vier terecht.
Dat was zijn afscheid I Misschien zou de
stroom hem naar de één of andere plaats
voeren en zou hij gevonden worden door jon-t
gens, die zich verbaasd zouden afvragen, wat
dat was.
Het liep echter anders af. Daar kwam een'
stoomboot aan. Zwarte rookwolken stegen uit
den schoolsteen en met groote kracht sloegen
de raderen in het water en gingen over den
draak heen. Nog even zagen wij hem en toen
was hij voor altijd verdwenen.
Dit was een droevig einde.
Treurig keerden wij huiswaarts. Jan lachte!
toen hij ons zag, maar zei niets.
„Wat moeten we nu doen vroeg Hg
somber.
„Een nieuwe maken luidde zajmanf-
woord. t
s a
Een paar dagen later las Vader uit de cou-
rant voor, dat er, bij het baggeren in de ril
vier, de overblijfselen van een voorwerelds
lijk dier gevonden waren. Zeker was het onze
draak geweest I
Ditmaal was het een echt vacantie-pakje',
maar heel weinig brieven; dat verwachtte
ik trouwens ook, want o zooveel kinderen
hadden mij aangekondigd dat ze uit logee"
ren zouden gaan en dus voorloopig niet mee,
kunnen doen. Van verscheidene kinderen
ontving ik ook een groet van uit de eenq
of andere plaats, zoodat ik daaruit ook kon
zien dat ze uit logeeren waren.
Koosje Schuit, dank voor je mooie an"
sicht uit Valkenburg met de mij zoo welbe-
kende rotswoningen er op. Ik heb vroeger
ook dikwijls weken lang in het Geuldal ge
logeerd en vond het er altijd bijzonder
mooi. Ik vind het heel aardig, dat al kan
je door te veel huiswerk niet meer aan de
raadsels mee doen, je nog wel eens aan de
raadseltante denkt, nu het vacantie is.
Gerrie Slootweg, ik begreep wel dat je
uit logeeren was, toen ik je eenige weken»
miste. Logeerde je in Haarlem bij de zus
ter, die ik wel ken van vroeger? Dat plekje
in Haarlem, dat op de briefkaart staat, die
ik van je kreeg, is mij ook zeer goed be
kend, want ik logeer zoo dikwijls in Haar
lem.
Marietje en Stientje Erkelens, je aardige'
ansicht uit Dordrecht kwam mij vertellen,
dat de logeerpartij is doorgegaan en dus nU
genieten jullie bij het nichtje in Dordrecht
Clazina van Venetie, nu zal ik ja eens
even vertellen, dat ik verleden week al
dacht, dat ik jou hand herkende in dien