-fc.
FEUILLETON*
Ver over de Zee.
De Draak.
- rx J
A
.amen gretig alles op, waaraan zij yoorb'ij-
jtrokken.
Aan Keel wat stationnetjes stopten zij.
'Elsje schreef ze in volgorde op om later aan
haar vriendinnetjes van school te kunnen
'vertellen (waar zij allemaal langs waren ge*
■.komen.
i Al heel gauw kreeg de familie honger en
werd de inhoud van de reistasch geïnspec
teerd. Daar zat heel wat in en Moeder be
gon uit te deelen. Daarna nam Moeder haar
tasch, waaruit allerlei versnaperingen te
(voorschijn kwamen, verrassingen, waarvan
'zij heelemaal niets wisten en die Moeder,
lden,vorigen avond, toen allen nas® bed wa-
iren, hacl ingepakt.
I Eindelijk, nadat de trein een onnoeme
lijk aantal keeren gestopt Kad, kwam ons
I reisgezelschap toch op hun bestemming
jaan.
Dat was een haastig fcij elkaar krijgen
l'van alle bagage, want de trein stopte niet
jlang. Gelukkig hadden zij een vriendelijken
(conducteur, die geduldig stond te wachten
jen zelfs een behulpzame hand bood en
(Meta met Béri van de hooge treden tilde,
,zoodat de familie, na hun medereizigster te
(hebben goedendag gezegd en zonder één
'stukje te vergeten, eindelijk op het kleine
'perron stond.
„De trein h'eeft stelBg vijf minuten ver
traging," zei iVader, „Vooruit nu maar,
'jongens!"
In genoeglijken ópfochtging Ket nu langs
{het aardige landweggetje naar de hei. De
enkele dorpelingen, die zij tegenkwamen,
jgroetten vriendelijk,
„Kennen ze ons Kier al?" .vroeg Metal
„Ze zullen ons gauw genoeg kennen,"
(antwoordde .Vader, „Buitenlui zijn altijd
I vriendelijk."
Na ongeveer een kwartiertje' geloopen te'
jhebben, sloegen zij een hoek om en daar
inp een Koogtetje, lag „de Hut" zich scherp
■afteekenend tegen de dennen -op den ach
tergrond.
1 „IVat leukl Een rieten dak!" riepen Pim
ten de meisjes, en Piet vroeg:
„Kunnen we daar allemaal wel in?"
Moeder lachte en zei:
„Wie geen plaats vindt, moet maar on-
Her de dennen slapen."
j Nu naderden zij het huisje. De eigenaar
'en zijn gezin waren dien morgen al vroeg
(vertrokken en Minelje, die het wel wat
'eenzaam gehad had, kwam vriendelijk
'miauwend naar de kinderen toe, als wilde
bij hen verwelkomen,
i „Ze is blij, dat Wo komen," zer Elsje en
(gelijk had zij.
i Er werd nu 'een „ontdekkingsreis" door
(het hnis en den tuin ondernomen en opge
togen kwamen allen daarvan terug.
„Wat ruiken de dennen lekker", zei Els
je. „Mogen we met open ramen slapen,
Moeder?"
„En mogen we op bloote voeten rondloo-
pen?" vleide Meta.
„In de schuur is zulk' mooi tuingereed
schap," zei Pim.
„En ik heb' een hangmat gevonden;
daar mag Moeder in liggen, 't Is heusch'
een heel sterkei" riep Piet.
Moeder glunderde bij het vooruitzicht eü
dacht::
„Als we maar heel mooi weer hebben
en buiten kunnen zijn, want groot is da
Zitkamer toch niet!"
En hardop ging zij voortr
„Als Vader nu eens een wandelingetje
met jullie ging maken, dan pakken Rika en
ik een en ander uit."
Dit voorstel vond algemeenen bijval en
Vader ging met aan elke hand een doch
ter, die Rita, Pita en Béri maar onder
Moeders veilige hoede hadden achtergela
ten, op pad. De jongens liepen al vooruit.
„Wat is het hier mooi!" vond Pim.
Piet ontdekte spoedig een kuil, die pracK
lig voor allerlei rooverdoeleinden gebruikt
kon worden en de meisjes dachten, dat de
hei wel heel gauw zou gaan bloeien. Zij
begon hier en daar al.
Na een uurtje keerde Vader met zijn
troepje huiswaarts. En daar, gezellig, zat
naast het theeblad met de bonte kopjes,
Moeder. Allen kregen een kopje thee en
een koekje, die nog maar steeds uit Moe
ders geheimzinnige tascli 'te voorschijn
kwamen.
„Ik ben toch blij, 'dat Ket vandaag pas
Vrijdag is en ik niet vóór Maandag naar de
stad terug hoef." zei Vader,
„En komt u eiken Vrijdag weer?" vroeg
Pim.
„Ja', en in Augustus blijf i!c zelfs ruins
veertien dagen aan één stuk hier."
„Alsjeblieft de eerste veertien dagen. Va
der", zei Elsje, „want ik wil nog niet naar
het eind van de vacantie verlangen."
„Dat 's afgesproken!" klonk het van Va
ders lippen.
„Wij zullen wel goed voor Moeder zor
gen," begon Pim weer, die als oudste van
het troepje vond, dat deze plicht nu voor
namelijk op hem rustte.
„En Moeder voor roovers beschermen",
.voegde Piet er aan toe.
„Zijn die dan hier?" vroeg Meta met
Oen angstig stemmetje.
„Nee, lieverd. Piet maakt maar grapjes",
antwoordde Moeder geruststellend, maar
Meta nestelde zich toch veilig op Moeders
schoot. Je kon nooit weten!
„En nu naar bed!" zei Moeder na een
tijdje. „Het is een vermoeiende dag geweest
*1 Naar het Engclsdh van DARLING,
Bewerkt door C. H. - -
15)' V
Juist, toen zij vlak bij hem waren, zag
Dick tot zijn ontsteltenis het paard van zijn
vriend struikelen, terwijl de buitel met laag
gehouden kop regelrecht op den hulpeloozen
man. afrende. Eén oogenblik sloot de jongen
zijn oogen, want hij dacht niet anders, of
het was met Laronde gedaan! De Indianen
wisten echter, wat hun te doen stond.
Laronde had zijn scherp jachtmes getrok
ken, terwijl hij op den* grond lag, om zich
zoo goed en zoo kwaad als dit ging, tegen
het woedende dier te verdedigen. Witte Ade
laar sloop langs de zijde van den buffel en
schoot hem in den schouder, terwijl Wolf
de Zwerver hem een pijl in het lichaam
schoot. Dick zag slechts een verwarden
hoop van strijdende mannen, paarden en
den buffel, doch toen hij hen bereikt had,
zag hij tot zijn onuitsprekelijke vreugde,
dat alleen de buffel er «lecht aan toe was.
Laronde had verscheiden builen opgeloo-
pen, doch gelukkig geen gebroken been, iets
wat in een wildernis als deze zeker .ernstige
moeilijkheden opgeleverd zou hebben. In
dianen zoowel als blanken waren het er
over eens, dat zij voor dien dag althans 1
genoeg gejaagd hadden. Nadat zij den buf
fel gestroopt hadden, keerden- zij dus naar
hun tentga terug. i.y -- r«v i
en huitenmenschen gaan vroeg bed en
staan vroeg op."
Heerlijk sliepen allen dien nacht, droo-
mend van bosch en hei.
En toen Vader Maandagochtend bijtijds
weer stadwaarts keerde en hij, terwijl de
heele familie hem wegbracht, lachend
vroeg:
„Wie gaaf er met mij mee?" antwoord
de Elsje.
„We blijven allemaal hij Moeder."
„En als Moedèr nu eens naar de stad
ging en Vader hier bleef?"
„Dan bleven we bij Vader."
,,'t Is toch wel saai voor Vader, nou al
leen in de stad!" vond Piet,
„Komt u Vrijdag maar vroeg terug!" zeï
Pim.
Daar naderde de trein. Even later stopte
hij. Vlug stapte Vader in, na van allen al-
scheid te hebben genomen,
„Dag Vader! Daaag!" klonk het eü
toen de trein zich weer in Beweging zette,
wuifde het troepje, dat eigenlijk vreeselijk
medelijden had met dien armen Vader, die
nu pas over vier dagen terug kon komen'
in hun heerlijk vacanfieoord: „de Hut!"
Jan Gorissen was een handige jongen,
Hij sneed fluitjes van riet, maakte van een
ouden klomp een schip met zeilen en een
roer en knutselde van allerlei. In het ver
vaardigen van vliegers was hij bijzonder
knap: zijn vliegers stegen altijd het mooist
op van allemaal en zweefden statig door
het luchtruim.
Het liefst maakte Jan draken, geen mon
sters met zeven koppen, zooals St Joris er
een bestreden heeft, maar onschadelijke dra-:
ken van latjes papier, touw en stijfsel,
„Dus een vlieger?" hoor ik je vragen.
Nu goed, als je het een vlieger wilt noe-t
men, mag je je gang gaan, maar Jan noem-i
de hem een draak.
Op een zonnigen herfstdag wandelden wij
met Jan hij was onze buurjongen en eer
beetje ouder dan wij buiten de stad. Hoog
in de lucht zweefde een vlieger; hij gipg
bijna in het eindelooze biau-w vOp]0re». v
„Kijk eens, Jan! Wat een mooiel" riep u
uit.
,,'t Is een ^doodgewone vlieger, zei Jan,
„maar als iÈ eens een draak voor julli9
plakte...."
„Kun je dat dan? yroeg mijn zusje, een
en al bewondering.
„Ja, Jan, kun je dat?" vroeg ik in ge-t
spannen verwachting, daar dit nieuwe ta
lent van Jan ons nog onbekend was.
„O, 't is heel eenvoudig 1" antwoordde Jan,
maar ik vond toch, dat hij bij deze woorden
HOOFDSTUK XIV.
De ontmoeting, welke Laronde met den
buffel gehad had, was bij lange na niet de
laatste gedurende hun expeditie; hij jaag
de echter niet meer op zoo roekelooze
wijze. Dick had een groote genegenheid
voor de beide Indianen opgevat, welke
.welke door dezen beantwoord werd. Zoo
kwam het, dat nadat zij beladen met
vleescb en huiden thuis waren gekomen,
Witte Adelaar en Wolf de Zwerver nog dik
wijls op bezoek kwamen in Het eenzame
blokhuis aan den voet der bergen en zij
waren het dan ook, die belast werden met
de verzending van den gewichtigen brief,
welke de uitnoodiging van Laronde aan
juffrouw iBlair en het gel~d voor haar over
tocht bevatte. Indien zij er in toestemde
bij hem te komen, moest zij onmiddellijk
schrijven, opdat zij haar zouden komen ha
len bij de nederzetting, de laatste plek van
beschaving, vóór Laronde en Dick de wil
dernis waren ingegaan.
Van Kooien Jan en zijn metgezellen had
den eij niets meer gehoord en! Dick was
hen, door alle nieuwe indrukken en avorn»
tureD, aJ bijna vergeten, toen hij op zeke
ren da.g op eenige mijlen afstands van he^
blokhuis de overblijfselen van een kamp
vond, dat blijkbaar pas verlaten was. Dick
zag dadelijk, dat Eer 'Blanken geweest
waren, het was alleen maar de vraag": wiet
Hij begreep beel goed, dat -geen en kei e-jt^
ger, die met Laronde bevriend was, zijn
blokhuis voorbij zou gaan zonder hem op
te zoeken, maar wie anders zou het kun
nen zijn? Hij peinsde er een heelen tijd
over, hoewel hij zichzelf het belachelijke
er van voorhield, over zoo'n kleinigheid
te piekeren, toen de herinnering aan
Kooien Jan hem plotseling te binnen schoot
fen hem hevig deed ontstellen. Als dat mo-,
gelijk was, o, waarom had hij Laronde
dan alleen en onbeschermd achtergelaten?)
Hij maakte onmiddellijk rechtsomkeer 1
ten einde naar zijn vriend terug te keerem
In zijn verlangen weer bij den jager te
zijn «n zich te vergewissen of hem werke*
lijk eenlg gevaar dreigde, lette hij heele-»
maal niet op de strikken of het wild, wat
het ook' zijn toocht.
Hij vond Laronde druk bezig met het uit-»,
spreiden van een huid, welke Ej drogen]
wilde fen daar hij even opgewekt als altijd
scheen te zijn, besfóot Dick hem voorloog
pig.nog niets te zeggen en eerst eens te:
zien, of Kooie Jan misschien wel voorgoed
uit deze streef vertrokken zou zijn.
Plotseling meende hij Witten Adelaar in
het woud te ontdekken en besloot hij naarj
hem toe te gaan en Hem te vTagen, of Hij
Bonis sporen van vreemdelingen gezien had;
Het duurde niet heel lang, of Ej stond
met' xlen-Indiaan tè praten.
vervolgd).