LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 19 Juli. Tweede Blad. Anno 1923. UIT DB F2EB. I UIT DE RIJNSTREEK. UIT DE OMSTREKEN. GESCHIEDKUNDIGE AANTEEKENINGEN ro. 19437. De crisis aan Financiën. Het dunkt het „Hbld." een hoogst ernstig •önflict, dat is uitgebroken tusschen Mi- lister do Geer en zijn collega's, want ,,het laakt de kern van onze actueele politiek: je bezuinigingsvraag. Minister De Geer ►ischt, o.i. terecht, dat voor de bezuiniging hans alles zal wijken, zelfs een zoo drin- rende zaak als het voorzien in onze defen- ie en die van Indië. De rest van den Mi- listerraad is blijkelijk van meening, dat de lootvoorziening zóó urgent is, dat met het nvoeren daarvan reeds in Januari moet irorden begonnen. Het heele rapport van de Vlootcommissie jspordt dus op zij geschouderd en de Minis- ;er van Hnanciën wordt aan den nieuwen dootcommandant van Indië schout-bij-nacht Jooszen, ten offer gebracht. Het is ont- itellend. [Want wel kunnen wij ons begrijpen, dat Ie vlootkwestie opnieuw moest worden over wogen, doch niet, dat deze overweging tot Eulk een resultaat kon leiden. Immers, het s nog maar zeven maanden geleden, dat Ie regeering in de Memorie van Antwoord letreffende Hoofdstuk X schreef: ,,Afdoe- ling van het ontwerp-vlootwet -moet uit inancieele overwegingen nog wachten/' jWat is er in die zeven maanden gebeurd, waardoor nu opeens niet alleen „af doe- ling*7 maar zelfs invoering mogelijk, ja ur gent geworden is Vindt de regeering het inancieel perspectief, geopend door de iteeds dalende maandstaten van de mid- ielcn, thans zooveel helderder dan in No vember Het is ons een raadsel, hoe men ;ot dit besluit is kunnen komen, eni wij kunnen slechts zeggen, dat er nu geen leden meer. is voor den twijfel, dien wij litten na het uitspieken van de openings rede in September. Dit Kabinet is geen lieuw Ministerie met den bezuinigrngseisch lis alles beheerschend programhet is het ïude Kabinet-Ruys van 1918-'22. Geprolon- feerd. Maar is het resultaat der nieuwe over weging van de vlootkwestie ons onbegrij >elijk. dat er eeai nieuwe overweging moest ijn, begrijpen wij weL Na de Openings ede van September j.l. is uitdrukkelijk vast gesteld, dat de rechterzijde slechts voor één aar acooord had gemaakt. Er moest dus ïu een nieuw accoord wordt getroffen. Met fó eerstvolgende troon- of openingsrede tot >asis. En daartoe zullen de politieke hoofd Hinten dus opnieuw in overweging zijn ge- lomen. Het wil er bij ons echter niet in, dat de fcieerderheid van de rechterzijde in deze zal Staan achter de meerd heid van de regee- ting. De uitingen van de Roomsche pers kaar aanleiding van het vlootrapport ziju ■vrij duidelijk geweest en maken hot haast mdenkbaar, dat niet althans de meeste Roomsche Tweede-Kamerleden achter den ieer De Geer zouden staan. Zoodat er, ach- ,er het apert geworden Kabinetsconflict, i.L zeer waarschijnlijk ook nog een latent omSUct' -zit tusschen de meerderheid in "de egeering en een meerderheid ii? de Tweede lamer. Het conflict is dus van zoo ernstigen en iepgaanden aard, dat wi] zouden willen ragenMoeten wij, op het oplossen daar ran wachten tot den derden Dinsdag in September? Om dan, door een Kabinets crisis of een Kamerontbinding, wellicht het begrootingswerk in de war te sturen. Is iet niet beter, dat de Tweede Kamer in luitengewone vergadering wordt bijeenge roepen, opdat de regeering aanstonds wete, iDf zij daar nog een meerderheid heeft? Dter. Want in het land heeft zij die, naar onze Wasto overtuiging, althans in deze zaak, niet meer. De meerderheid van het volk staat stellig iet achter de tien, maar achter den één en Achter den Minister van Financiën.7' De „N.R.Ct.", verklarend, nooit tot de pewonderaars van minister de Geer te heb- len behoord, daar deze toch ook mede- plichtig v/as aan de op zien komen spelen- politiek van het kabinet, zegt o.a. Te meer gewicht moet men er aan hecli ten, dat deze minister er thans het bijltje bij neer legt. Van ten minste even zoo veel beteekenis lijkt bet ons echter, dat de ont slagaanvrage wordt ingediend terwijl de staatsbegrooting op stapel staat, zoodat de heer De Geer opnieuw de inzichten van zijn ambtgendoten heeft kunnen peilen. Na den thesaurier-generaal, ook de verantwoorde lijke leider van het departement. Wien lust het, de erfenis te aanvaarden De Vlootwetcommissie achtte dadelijke verwezenlijking van het vlootplan dringend gebodeD, doch, gegeven den huidigen toe stand der geldmiddelen, tegelijk onmoge lijk. Zij riep daarom om een financieel pror gram ten einde het noodige materie,el ,re kunnen betalen en onderhouden. Twee barer leden, mr. Patijn en mr. Trip, hebben er evenwel in hun minderheidsnota's de aan dacht op gevestigd, dat overlegging van een financieel hervormingsprogram nog niet vol doende, was; eerst moet het budgetair even wicht in Nederland on in Indië zijn her steld. De ministerraad besluit thans tot het voorstel om de Vlootwet op 1 Januari 1921 in werking te doen treden, zonder dat hij zelfs blijk geeft de minder ver strekkende voorwaarde van de meerderheid der com missie daaraan te willen verbinden. Ja, de vraag rijst, of minister de Geer niet met nog heel wat bescheidener verlangens tot besnoeiing van de begrooting op verzet is gestuit. Zooals nu de zaken loopen, heeft het er alles van, alsof de regecring haar oude po litiek, van twee wallen te eten, voortzet. De tegenstanders van de Vlootwet, die men onder de roomsch-katholieken aantreft-, wor den tevreden gesteld met het uitblijven van meer ingrijpende bezuinigingsmaatregelen, waarvan zij het bewijs kuimen zien in het ministerieele zoenoffer, dat hun w7ordt voor geworpen. Aan den anderen kant hebben de voorstanders van do Vlootwet zich te verheugen in een wet, die hun een vloot voorspiegelt. Als die vlieger tenminste opgaat 1 Want wij kunnen ons nog niet voorstel len, dat er onder de kerkelijke fracties, die daaraan haar sanctie moeten geven, een zoodanig gemis aan zin voor realiteit is, dat er in het geheel geen twijfel zou rijzen aan de uitvoerbaarheid van een dergelijk „program". Het water wast, en de fouten en gebreken van het tegenwoordig bewind komen steeds helderder aan den dag. Hoe langer de inkeer uitblijft, des te zwaarder zullen zij worden gewroken. Crisis aan financiën", heet het thans. Crisis aan financiën was echter de chro nische ziekte van het ministerie Ruys de Beerenbrouck. Alleen de acutó aanvallen worden steeds heftiger. Daarom zal de be reidwilligheid om den vacanten zetel in te nemen thans ook veel geringer zijn dan twee jaren geleden bij bet aftreden van mr. De Vries. Waarin minister De Geer in het verleden moge zijn te kort geschoten, hoezeer men ook geneigd is naar meer licht omtrent de beweegredenen van ziju voornemen om heen te gaan te vragen, zijn daad, waardoor hij zich eindelijk losmaakt van een verderfelijk, onheilspellend regeeringsbeleid, verdient waardeerïng en steun. Met belangstelling zal men uitzien naar dengene, die het zal bestaan om na de inwilliging van de ont slagaanvrage zijn leege plaats in dit minis terie te bezetten. Ook „Het Vaderland" neemt hel voor den heer De Geer op, waar dit blad zegt: Ook wij willen natuurlijk Indië niet weerloos laten, in dien zin, dat het casu quo in verband met onze ünancieele krach ten zijn neutraliteitsplicht moet kunnen vervullen. Maar wij kunnen afwachten wal er in deze moet gedaan worden, totdat de wereld heel wat meer perspectief biedt. Er is geen periculum in mora. Ware het toch anders, en meende ook de Regeering, dat er niet gewacht kan worden, dan zou de Vlootwet dubbel misdadig zijn, want dan -j mag de uitvoering niet over zooveel jaren worden verdeeld, maar móet die direct ge schieden, en daarvoor een leening van zoo veel honderd millioen worden gesloten. Maar juist omdat dit er niet is, willen de militairisten niet afwachten, lot de toe stand gekomen is, die ons duidelijk zal zeg gen wat wij doen moeten, het is voor hen een: nu of nooit. En men kan het uit den mond van zeeofficieren vernemen, dat de hoofdvraag bij de Vlootwet is, of men de Marine al of niet in stand zal houden. Net alsof leger en vloot iets op zichzelf zoud-m wezen, dal builen zoo niet boven het volk staat. Het verouderde standpunt, waarop zoowel Van Dijk en Westerveld slaan, die ons met een gemis aan - verantwoordelijk heidsgevoel,, dat alleéri voor een „burger" als; De Geei; past, naaf den fmancieelen af grond voeren. En daarom kan het Neder- landsche völk hem niet genoeg dankbaar wezen; door zijn aanvrage om ontslag heeft hij de financieele beteekenis van het plan van de Regeering in het juiste licht ge steld. Of zijn heengaan het-ministerie niet zeer zal verzwakken? Natuurlijk zal het dat. Maar niet zoo heel erg; want het mi' nisterie is, in zijn geheel genomen, reeds lang zoo zwak als het maar,wezen kan, en blijft alleen leven, omdat geen combi natie gereed is het bewind over te nemen. De nieuwe titularis zal wel gevonden wor den, die bereid is de Coalitie in deze van dienst te zijn, en misschien krijgen wij thans wel den heer Van der Voort van Zijp, die dan meteen getroost wordt over het feit, dat men in 1919 den jongen Bijle- veld boven hem de voorkeur gaf voor Mi nister van Marine. Al is het bericht geen donderslag bij helderen hemel, wijl immers reeds lang moeilijkheden in zake de Vlootwet ge vreesd werden, toch zal het menigeen evenals ons verrassen, meent de Rsb. „Na het Vlootrapport, dat zelf vele moeilijkhe den liet voelen en dat tot zoo velerlei com mentaar aanleiding gaf, hadden we al thans niet verwacht, dat zóó spoedig een beslissing genomen zou worden in den zin zooals die nu geva Hen is. Een moei lijke crisis. Inderdaad, zelden kwam er een meer ongelegen. We hadden een Mi nister van Financiën, die in de malaise waarin we leven de aangewezen man was en krachtig naar bezuiniging heenstuurde. Een man ook, bekwaam om in den finan- cieelen chaos orde te scheppen, zoo gauw de buitenlandsche omstandigheden het zou den veroorloven. Het zal zeer moeilijk val len. hem een opvolger te geven, hem ge lijkwaardig. Erger is nog, dat deze crisis moest ko men op een wetsontwerp, hetwelk zoo van alle kanten met zorg tegemoet gezien werd dat ook door lal van deskundigen werd afgekeurd en dat, ook volgens den be heerder der schatkist, meer aan financieele offers zal vragen dan ons landje dragen kan. Hoe straks de Kamers'de Vlootwet zul len opnemen, valt nog al te wachten. Ook zij hebben, naar men wéét, er in elk geval veel op tegen en het zou heelemaal niet verwonderen als zij hel ontwerp niet aan vaardden. Dat deze Minister nu moest heengaan om zulk een problematiek geval, stemt tot dubbele bezorgdheid. Andermaal heeft deze regeering moeten ondervinden, dat de Financiën en de Ma rine de grootste struikelblokken zijn in deze moeilijke regeeringsperiode. Moge wijsheid haai deel zijn "om de nieuwe moei lijkheid te overkomen". De „Tel." eindigt een beschouwing aldus: Zal eindelijk ons volk wakker worden? Een kabinet, dat zichzelf het hart uit het lichaam snijdt dit doet het, door minis ter De Geer thans en aldus tot aftreden le dwingen zal ook verder geen offer te zwaar achten. Het noopt een bewindsman tot heen gaan, aan wiens prestige het 90 pet. van zijn eigen gezag dankte. Meent het dit straffeloos te kunnen doen? Het ontwricht zichzelf, en openbaart al dus hoever het wenschl te gaan, terwille van de Gouden Vloot. Weet het zoo zeker, dat de meerderheid van het parlement deze ontwrichting zal gedeogen? En ook al zou het zich wat we niet welen van de aanvaarding zijner fu neste plannen tevoren hebben overtuigd, gelooft het ons volk zóó verdwaasd, dat het ten gerieve der vlootheeren, nog zwaar der offers brengen zal? Want wien het ook bereid moge vinden zich als minister van financiën voor de zegekar van „Onze Vloot" te laten bin den, gelijkertijd heeft het kabinet Ruijs de felste Oppositie van een groot deel onzes volks tegen zich ontketend. De zelfoverschatting, waarmede zij den heec. De Geer zich vervreemdde, zal zich gevoeliger wreken, dan de geheele minis terraad zich op dit oogenblik blijkt be wust te zijnl Rücksicbtslose offers als dit eerste ple gen zich tienvoudig te wreken en wel eens sneller dan iemand durfde vermoe den! ALPHEN. Gisteravond reden op den hoek Brugge- en Mandersloostraat een mo torfiets en een auto teg-en elkaar. Van de auto was het voonge-deelte ingedruk,t ter wijl de motorfiets er niet beter afkwam. Persoonlijke ongelukken kwamen echter niet voor. Even voor het binnenrijden van don trein van. 4 u. 40 m. viel op het stations- emplacement een aantal kazen van een wagen op de rails. Zekere De B. wilde deze -oprapen, dooh had geen vermoeden, dat de trein kwam aanrijden Hij had zeer zeker deze onvoorzichtigheid met den dood moeten bekoopen, wanneer de machinist, die den man bespeurde, niet een signaal met de stoomfluit had gegeven. Op het laatste nippertje kon hij nog op het perron komen, geen seconde had te verliezen ge weest, want de afstand tusschen den man cn de locomotief was geen halve meter. Een tweetal kazen werd doormidden gere den. Gisteravond reed tusschen Kruisweg en Ridclerbuurt op den HeeTenweg een personenauto tegen een boo-m. De auto werd ernstig beschadigd en do reis kon met verder worden voortgezet. De inzit tende chauffeur bekwam wonder boven won der geen letsel. HAZERSWOUDE. Burg. Stand. Geboren: Sophia Wilhelmina, D. van J. Dekker en J M. C. Schlahmilch. G e h u w d: J. W. van Rossenberg en M. G. van Amsterdam. G. Huisman en P. v d. Spen. P. Ch. Windhorst en G. v. d. Spek. Overleden: H. Hortensius, echtge- noote van J. Bogaards. HAARLEMMERMEER. Concours-Hippique Hoofddorp. Het bestuur voor dit concours bestaat uit de lieeren M. A. No'ordara, voorzitter A. Buurman, 2de voorzitter Jac. Clay, secre taris W. J. v. Gulpen, penningmeester P. K. Kistenmaker, 2de secretaris G. Bulk, 2de penningmeester, en L. Zijlmans, commissaris Het Eere-Comité uit de heeren G. A. A. Knaap, wethouder P. Borst, wethouder J. li. v. d. Torren Kzn., Gouda A. W. Heide- ma. Den Haag Ritmeester jhr. II. A. Reij- gersberg Versluis, Bennekom G. II. Bier- 1 man, 's-Gravenhage Baron v. Doorn v. Westcapelle, te Brussel A. v. Hoboken van J Hoedekenskerke, te 's-Gravenhage A. Co- j lijn, Nieuwer-Amstel J. J. de Boer, Assen- delftkapitein D. C. M. André de la Porie. 's-Gravenhage jhr. P. J. Boogaert, Haar lem jhr. II. W. M. van Coelioorn van Sminia, Drummen IC. E. Veldman, Over-, veen H. de Bruin, Tengbergen, Velp J. IT. M. Evelein, Haarlemmermeer Joh. Verkuijl Pzn., Nieuw-Vennep C. Slikker, Hoofddorp. Jury-leden zijn de heeren R. Bierema, Usquert (Gr.) H. Bolt, Groningenkapt. Higly, Bilthoven G. G. A. A. Baron van Heemstra, Den Haag G. Oostermans, Eist 2 D. E. Mellema, Reidewolderpolder, Finster-, wolde jhr. Baerdt van Sminia, Oudkerk (Fr.) jhr. H. W. M. van Coehoorn van Smi-« nia, Brummen. Ringmeesters zijn de heeren L. Zijlmans, J. C. Beets en A. C. Suidgeest. Werd men gistermorgen in de verwacht ting omtrent het weder eenigermale teleur gesteld, verder op den dag kwam het zon- ootje er al meer en meer door en werd het zulk prachtig weder, dat men het niet beter had kunnen wenschen. Aan dezen geweL digen boffer was het te danken, dat het een schitterend mooi concours werd en de be langstelling van de zijde der paardenliefi hebbers niet minder was dan voorgaande; jaren. De Minister van Oorlog, die de uitnoodii ging van den burgemeester om het concours bij te wonen, len zeerste op prijs stelde, heeft van zijn belangstelling in deze ook voor het leger belangrijke aangelegenheid doen bliji ken en arriveerde ongeveer 1.30 op het ter* rein. Zijn Excellentie was vergezeld van den majoor der artillerie, Andró de la Porie, di recteur van hel Remonlwezen, en den kapi tein-adjudant N. T. Carstens, maakte, mede; in gezelschap van den burgemeester mr. A, Slob, in den ring van het terrein met zijn, auto een rondrit en werd daarna in de loge door het bestuur van „Vooruit" verwelkomd. De Minister bleef tot ongeveer halfzes op het terrein, toonde zich zeer tevreden pver het prachtige concoursterrein en wa9 ook een en al bewondering over hetgeen in Haar lemmermeer op het gebied van de paarden fokkerij gepresenteerd wordt. De uitslag van de gegeven nummers is als volgt No. 1. Hengsten, aangespannen, goedge keurd, niet aan cornage lijdend type land-» bouwtuigpaard. 1. David (D. v. d. Grift te Houten)2, Griedel (D. van Wieringen te Abbenes) 3. Gill (Buurma en Meekhof te Spaarndammer- polder) eerv. verm. Kasimir (Koperdraat te Weesp) en Joffrey (Buurman en Meekhof te Spaarndammerpolder) Zwingli van de flengsten-Ver. „Ons Belang" te Haarlem mermeer verwierf de Oranjestrik van „Ons Legcrpaard". No. 2. Eenspan luxe tuigpaardea. (nieuwe- lingsklasse), die als éénspan in Nederland nog geen len prijs gewonnen hebben. Klasse A. (boven 1.55 M.) 1. King of the Mories (Gebr. v. d. Haar te Zeist) 2. Cherio (Gebr. v. d. Haar te Zeist) 3. Visey Ophelia (II. F. Bultman te Haarlemmermeer) eerv, verm. Fédon (J. F. Vos te 's-Gravenhage). Klasse B. (beneden 1.55 M.) 1. Glenavoi Salute (C. Span haak le Zwolle). No. 3. Eenspannen (merriën en ruinen), type landbouwtuigpaard, toebehoorende aan en gereden door beroepslandbouwers. Gedek te merriën zijn voor dit nummer uitgesloten. 1. Paul (H. v. Rijn Jzn. te Cothen) 2. N, N. (Chr. Biesheuvel Bzn. te Haarlemmer meer) 3. Lieveling (H. F. Bultman le Haar lemmermeer) eerv. verm. Prins (G. M. Ver kuijl te Haarlemmermeer.) No. 4. Eenspannen luxe tnigpaard, boven 1.55 M. 1. King of the Mories (Gebr. v. d. Haar le Zeist) 2. Phryné (Dre. Drory de Perez te Voorst) 3. Polly Ilelmsly (C. Span- hnak té Zwolle)4. C. F. Madelia (A. A. ten Bos te Almelo) eerv. vermeldingen Tobias If (stal Doorwerth te Ileelsum) en Danegelt (11. J. v. d. Laak te Tilburg). No. 5. Aankomst der deelnemers aan de verricktingsproef van gedekte merriën, type landbouwtuigpaard en M. G. merriën. Twee spannen voor boerenwagens, beladen met een gewicht van 1500 K.G. Afstand 10 K.M., tijd l1/*. 1. Fada en Crudolfina (J. M. Knoop te Nieuw-Vennep) 2. Hunst Cherry en Yalan- da (C. dé Vlieger te Abbenes)3. Siserona overgenomen uit Deel I Rijnland door Jhr. L. F. TEIXEIRA DE MATTOS. I. De Rijn. Het water, dat thans den naam draagt van ftOuden" of Leidschen Rijn" was in de oud- beid een open en machtige tak van den Rijn stroom, die te Katwijk in de Noordzee viel. Die uilmonding, door de duinen heen, is ïchter door v rschillcnde oorzaken allengs verzand en éindelijk geheel verstopt. Wan- ïeer die verstopping een aanvang heeft ge- lomen is, volgens Fruin niet met zekerheid e bepalen. Het eerste blijk van de schade, lie het gestuite Rijnwater in de streek langs ijne oevers aanrichtte, wordt geleverd door rene oorkonde van Frederik Barbarossa van 1165 waarin hij gebood, dat een dam, door len graaf van Holland bij Steekede of Swa- lenburg, d. het tegenwoordige Swammer- lam, iu den Rijn geworpen, om het Rijnwa- er uit zijn gebied te weren, weder zou wor- ïen weggeruimd, opdat de rivier „als van >uds zonder eenige hindernis in vrijen en koninklijken loop zou afvloeien". Gevolg ran dien maatregel was, dat het afkomende ivater, door niets meer gestuit, zijn weg naar see, dien het bij Katwijk niet meer vond, :ocht over de lage landen langs den noorde- ijken oever, en zich splitste in vele sprieten rn tochten, die wellicht de Leidsche en Ilaar- emsche meren vormden of uitbreidden, om foor deze in het IJ en de Zuiderzee af te loeien. De dam bij Swadenburg is echter later freer gelegd, doch daarna weder opgeruimd. Bet zou ons te ver voeren hierover in bij- konderheden af te dalen; deze zijn te vinden in Fruin's bovenaangehaald belangrijk op tel. In latere jaren is de dam vervangen oor de sluis te Bodegraven ,die in 1456 reeds stond. Behalve le Zwammerdarn waren er vroe- r, op Stichlsch grondgebied, in den Rijn nog een drietal dammen, n.l. de Stadsdam, de Heldam en den Haanwijkerdam, die ech ter, toen zich van af de eerste helft der 16e eeuw scheepvaart op den Rijn begon te ont wikkelen, in '1640, 1659, en 1660, door slui zen werden vervangen. In die tijden stond de Rijn vrijwel onder patronaat van de ste den Leiden voor het Hollandsch, en Utrecht voor het Stichtsch gedeelte, en waren die steden er steeds op bedacht, den waterweg te doen voldoen aan de eischen der scheep vaart. Voor eene verbetering op groote schaal wordt in de tweede helft der 17e eeuw door i beiden onderhandeld. Utreclif verkreeg oc trooi van de Stalen van het Sticht, doch Lci- J den kon een zoodanig octrooi van de Staten van Holland niet machtig worden. De onder handelingen leidden eindelijk in hoofdzaak tot den aanleg van een trekpad langs den Rijn, niet tot verbetering van het vaarwater zelve. Daaraan schijnt tot aan het bevaren met stoombooten geen of weinig béhoefle té hebben bestaan. Toen deze stoomvaarluigen in zwang kwamen veranderde-dit en '\ver4 den bij Gedeputeerde Staten herhaaldelijk klachten ingebracht over hinderlijke ondiep ten. Inderdaad, niemand droeg zorg voor het onderhoud van den Rijn als vaarwater. Wel ruimde Rijnland ondiepten op, doch alleen voor zoover zij de waterloozing belemmer den, en niet in het belang der scheepvaart. Pogingen, in 1875 door Gedeputeerde Staten bij de regeering aangewend opdat van Staats wege in de voor de scheepvaart noodige ver dieping van den Rijn zou worden voorzien, bleven vruchteloos. Zoowel bij Gedeputeerden als bij de Pro vinciale Staten maakte deze aangelegenheid daarop een voorwerp van groote aandacht en overweging uit, waarvan de slotsom was, dat de Staten in de herlstvergaderïng van 1881 het besluit namen: „te besluiten, dat de Provincie op zich ne- „me in den Rijn, van de Utrechtsche grens „tot Leiden, al datgene te verrigten, boven „hetgeen in het belang der waterloozing van „den boezem door het boezembeheerend Wa terschap dient te geschieden, ter wegneming „van voor de scheepvaart, hinderlijke veron- „diepingen, noóÖig mogt blijken; onder be maling, dat, zoodra de geprojecteerde verbe tering van den waterweg RotterdamAm sterdam zou tot stand komen, het gedeelte „van den Rijn tusschen Gouwesluis en lleij- „manswetering, als behoorende tot genocm- „den waterweg en dus inzonderheid komen- „de aan het Rijk, hiervan zal worden buiten gesloten". Bij Statenbesluit van 24 Juli 1883, no. VII werd voorts de voor den Rijn aan te nemen diepte vastgesteld. Tengevolge van die- besluiten, waardoor de zorg voor den Rijn als scheepvaartweg door de provincie werd op zich genomen, werd de Rijn tusschen Leiden en Bodegraven in 1884 van proyinciewege gebracht op eene doorgaande diepte van 3.00 M. ben. A.P. en .tusfsphep Bodegraven en Woerden van 2.40 M ben. A.P. Naar aanleiding van een daartoe ih 1880 door den Gemeenteraad van Leiden gedaan verzo.ek, volgde in de her fstv ergaderi ng van' 1882 het besluit om ook pet Jaagpad langs den Rijn van de Utrechtsche grens tot Leiden in eigendom, onderhoud en beheer over te nemen, en zulks tegen jaarlijksche uitkee- ring aan de provincie door Leiden van f 2400 en door Woerden van f 1600. Bij Statenbesluit van 19 Juli 1898, no. XIII werd het besluit van 24 Juli 1883 tol vast stelling der diepte in den Rijn nog aangevuld met de bepaling: „waar wegens plaatselijke „omstandigheden spoedige verondieplng te „vreezen is, geschiedt het uitbaggeren tot „zooveel grootere diepte als noodig is. om „ten allen tijde van een voldoende geul op „de omschreven afmetingen zooveel mogelijk „zeker te zijn". Ten slotte vevmelden wij nog, dat hel ge deelte van den Rijn tusschen de haven te Leiden en het ontmoetingspunt van het Galgewater en de Nieuwe Yaart door de ge meente J^eiden wordt onderhouden en be grepen was in de in 1894 voltooide verbete ring van de vaart tusschen Rijn en Schie. II. De Katwijksche Uitwatering. Wij zagen bij de geschiedkundige aante keningen nopens den Rijn hierboven, dat deze stroom in de oudheid te Katwijk vrij in zee viel, doch dal die uilmonding door ver schillende oorzaken allengs verstopt was ge raakt, waarvan de nadeelige invloed reeds uit de aldaar aangehaalde oorkonde van Frederik Barbarossa in 1165 bleek. Het Rijn water, in zijn loop gestuit, zocht nu een uil- weg naar het IJ en de Zuiderzee. Een gevolg hiervan was, dat de sluizen bij Spaarndam, die inmiddels in den Spaarndamschen dijk gebouwd waren niet bij machte waren den onlzaglijken watertoevoer door te laten en de vruchtbare bouw- en teelgronden in Zuid- Holland herhaaldelijk bloot stonden aan lang durige enih hoóge mare schadelijke over- sLrodmingdnl: De óndervinding dier nadoelen gaf in de middeleelf wen en later aanleiding tot verèëhi'llëncle proefnemingen en pogingen om de gevaren vaii hoogwater af te wenden. Het denkbeeld om den verstopten Rijnmond weder te openen, door het graven van een kanaal naar zee had reeds lang bestaan; hel schijnt dat men daarop reeds in 1404 was bedacht geweest. In 1537 deed men het ver schil in hoogte melen tusschen het water in Rijnland en dat in de zee, en het bleek toen dal het eerstgenoemde aanmerkelijk booger stond dan het laatstgenoemde, bij ebbe. Plan nen in 1538 door den landmeter Maarten Corneliszoon ingediend, om het water ..van Rijnland door tonnen in de zee te voeren, bieven om de hooge kosten, die Rijnland reeds voor anderé werken had besleed, on uitgevoerd, totdat niet lang daarna de Staten' van Holland vërklaarden dat Rijnland eene betere afwatering noodig had en dat men daartoe zonder gevaar en met vrucht eene doorgraving van de duinen te Katwijk kon ondernemen. Tot dit werk werd door Rijn-. land besloten; den 26 Maart 1571 werd daar mede een aanvang gemaakt en in November was men reeds lol het strand genaderd. In April 1572 was de doorgraving voltooid en werd zij in tegenwoordigheid van vele auto*- riteiten en nieuwsgierigen geopend; het wa ter stroomde met zulk een snelheid door do opening dat een schuit die er in dreef slechts met veel kracht kon worden tegengehouden. Deze doorgraving bleef echter niet lang be slaan; men vindt vermeld, dat zij bij een lievig onweder tocgeweld is, hetgeen echter nipt waarschijnlijk is. Een overblijfsel van deze uitwatering is nog het tegenwoordige Mallegal. De zaak bleef daarop, tengevolge van de vele oorlogen eens- en van de gesta dige indijkingen in Rijnland, waardoor de waterstaalstoestand merkelijk verbeterde an derdeels, geruimen tijd liggen. Piannen van Cruquius, Noppen en Bolst ra, in 1742 inge diend, tol droogmaking van het Haarlemmer meer met daarmede gepaard gaande uitwa tering van den Rijn te Katwijk bleven onuiU gevoerd. Jnlusschen vermeerderden de klach ten over de slechte .uitwatering en was het eindelijk een geschrift van A. P. Twent, in j 1862 verschenen, onder den lilel „Bedenkin gen en Aanmerking! n over den Waterstaat van Rijnland en over eene uitwatering te Katwijk dat den sloot gaf lot cle daadwer kelijke heropening van den Rijnmond. Het gaf toch aanleiding tot een onderzoek, ge volgd door een raoj>ort F W. Gimrad. A. Blanken en S. ICros. Dit rapiport, den 2den April 1803 ingediend, werd den 4den Mei 1604 gevolgd door een decreet van het Wet gevend Lichaam der Bataafsche Republiek, waarin, onder zekere voorwaarden bepaald verd „dat er eene uitwatering le Katwijk :ian Zee zai gemaakt worden." Het werk, dat door Rijnland zou worden uitgevoerd, werd den 7den .Augustus 1804 aangevangen en den 21sten October 1807 voltooid. Tot de'uitge voerde werken behoorden: het graven van het Katwijksche uil wateringskanaal, het gra* ven van het Additioneele kanaal, het hou-»

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1923 | | pagina 5