De Naald en de Speld. CORRESPONDENTIE. FEUILLETON. Ver over de Zee. velijks verstaanbaar en zijn oog en staarden den grand. „Dan zal ik het je zeggen: twee dagen van school te worden gestuurd met bericüt aan ouders of voogd." Het was doodstil in het vertrek. De klok cp den "schoorsteenmantel tikte tergend hard. Na eenige oogenblikken, die Victor een lange tijd leken, sprak mijnheer Gibbon weer ,(Kun je mij ook een verzachtende om standigheid opgeven?" ..Nee, mijnheer't spijt me erg en ik zal het nooit weer doen." „Dat is tenminste een goed voornemen en voor ditmaal wil ik je je straf kwijtschelden. Maar denk er aan, dat je er een volgenden keer niet zoo gemakkelijk afkomt. Ik zou je zelfs dubbel streng straffen, omdat ik je van daag geen straf opleg en wel naar aanleiding van een smeekschrift ten gunste van jou, dat ik van je zusje ontving." Victor keek mijnheer Gibbon hoogst ver baast aan. Wat had Atie gedaan? „Dank u, mijnheer," stamelde hij. „En dan moet je een briefje voor je zusje meenemen. Voor dezen keer zal ik je tante niet lastig vallen. Ga nu naar je klas terug en blijf daar op het briefje wachten." Och Victor, jongen! Waarom heb je deze les niet ter harte genomen? Het zou jezelve en Atie veel leed bespaard hebben! Tien minuten later rende Victor met het briefje van mijnheer Gibbon in zijn zak naar huis. Hij was weer vroolijk en onbezorgd en dacht nauwelijks meer aan het gebeurde. „Hallo, Aat!" luidde zijn begroeting. Jij en Gib sturen elkaar brieven. Weet Tante Ada daarvan?" Atie, die zich na het verzenden van haar brief angstig afgevraagd had, wat de gevol gen er van zouden zijn, was blij haar broertje zoo vroolijk te zien. Hij had dus door haar briefje geen straf opgeloopen en daar was zij dankbaar voor. Maar aan de mogelijkheid, dat zij van het hoofd der school een briefje terug zou krijgen, had zij niet gedacht. Zij schrikte dus van Vic's woorden, nam het briefje aan en opende het haastig. Victor toonde niet veel belangstelling in den inhoud, want hij liep fluitend en met zijn handen in zijn zak weg, terwijl Atie las: l Beste Jongejuffrouw, Je kon niet meer doen dan je gedaan hebt, door eerlijk voor de waarheid uit te komen en het doet mij genoegen te vernemen, dat je het zusje van mijn Parker bent. Naar aanleiding van je brief heb ik je broertje niet gestraft, hetgeen ik zonder je voorspraak stellig gedaan zou hebben, daar hij de geheele schuld op zich neemt* Zusters hebbgn vaak meer invloed dan zij zelf beseffen. Tracht dien invloed altijd ten goede aan te wenden. Gaarne vergeef ik je het gebeurde en ik be dank je heel vriendelijk voor je schrijven. Je Je toegenegen J. GIBBON. Dadelijk nadat Atie hel briefje gelezen had stak zij het weer in het couvert en liet het, zonder een woord over te zeggen tegen Vic tor die bezig was over de bloemperken heen te springen in haar zak glijden. Victor werd den volgenden dag door mijn heer Le Page weer in genade aangenomen en indien hij er zelf geen aanleiding toe ge geven had, zou niemand meer aan de heele zaak gedacht hebben. (Wordt vevolgd). Een label. a In een naaidoos lagen een naald en een speld eens naast elkaar en daar zij juist geen van beiden wat te doen hadden, begonnen zij uit verveling te kibbelen. „Ik zou toch wel eens willen weten", zei de speld, „waarvoor jij eigenlijk op de we reld bent. Me dunkt, je bent heelemaal over tollig en hoe je door de wereld wilt komen zonder kop, is mij een raadsel." „Je mag wel een toontje lager spreken", antwoordde de naald, terwijl zij zich trotsch overeind zette „je hoeft op je kop waarlijk niet zoo trotsch te zijn. Een kop zonder oog is niets waard". „Toch altijd nog meer dan een oog zonder kop", hernam de speld. „Wat heb je aan zoo'n oog, als je er toch altijd wat in moet hebben „Ja, dat kun jij nu niet zien, omdat je geen oog hebt. Ik ben veel ijveriger en doe heel wat werk af dan jij. Van mij kan men met recht zeggen, dat ik door dik en dun ga, wat jij heelemaal niet kunt". Dit zei de naald met veel gevoel van eigenwaarde en zij dacht, dat zij haar me dedingster nu wel tot zwijgen zou hebben gebracht. De speld liet zich echter niet zoo gauw afschrikken. „Ik ben vast overtuigd", be gon zij weer, „dat jij niet lang leven zult". „Zoo, en waarom niet „Wel, dat is al heel duidelijk omdat je je niet schikken en buigen kunt zóoals ik. Je bent veel te stijf en te onhandelbaar. Men moet behendig zijn, als men goéd door de wereld wil komen." „Jou armzalige, zwakke stumperd", riep de naald uit. „Jij bent zoo week geworden, dat de geringste drukking je rug maakt". „En de j'ouwe breekt, als hij buigen trotsche nuf „Pas op I" riep de naald boos. „Ik je naar den kop als je niet ophoudt n beleedigen". „En ik", antwoordde de.speld niet m boos, „ruk je je oog uit, als je mij durft raken. Je mag wel bedenken, dat je aan een draadje hangt." Terwijl zij zoo kibbelden, kwam een meisje de kamer binnen, nam de naai de naaidoos en begon te naaien. Daar echter nog niet heel goed mee terecht brak de naald op eens vlak bij het oog het kind wierp haar op den grond. Toe geen andere naald vinden kon, nam 2 speld en probeerde die het draadje om hals te knoopen. Dat gelukte, maar toe er mee wilde gaan naaien, trok zij dei er af. Uit haar humeur, wierp zij ni de speld weg. Den volgenden morgen werden naai speld beide opgeveegt en met het vuili den aschbak geworpen. „Zoo, ben jij daar ook We zijn dus buren geworden 1" riep de naald haa genoot toe. „Ja", zei de speld. „Wat is alles veranderd We hebben nu niets meer, op wij ons kunnen laten voorstaan. Wa ren we toch dwaas om zoo naijverig kaar te zijn." „Je hebt gelijk", antwoordde de 1 „Wij deden precies als sommige mens die ook net zoo lang met elkaar tv over hun gaven of hun uiterlijk, tot zi gene verliezen, waarop zij zoo trotsch Ten slotte zijn we toch allemaal gelijk Vóór ik begin met mijn antwoord zeer velen apart, eerst even een woordje tot alle kinderen, die weer vc langstelling naar den zieke vragen, kig kan ik nu zeggen, dat het goed vo gaat; nu wachten we maar vol verb op mooi zomerweer zonder scherpen Allen hartelijk dank voor de vriendelijk langstelling. Ik vind het echt aardig jullie om er zoo naar te vragen. En dan nog eVen iets aan velen te; Ik begreep er eerst niets van toen ik in massa brieven las- waarom stond mijn verleden week niet in de kindercol mijne oplossingen waren toch goed en i' den brief bijtijds bezorgd. En ziet verd in het pakket vond ik nog een vijf en tig brieven van de vorige week. Ik hel Naar het Engelsch van DARLING, 9 Bewerkt door C. H. ,,Je bent een eerlijke jongen. Ik dacht wel dat het je niet gelukken zou wakker te blij ven, maar het doet mij toch genoegen, dat je het mij uit jezelf vertelt. Ik denk er niet over, je weg te sturen, 'k Geloof, dat je mij van veel nut zult kunnen zijn. Maar nu moeten wij opstaan. We zullen al onze krachten moeten inspannen om de Sioux te ontloopen, want onze weg kruist den hunne. En wee dengene, die in hun netten valt en geen gelegenheid heeft te ontsnappen. Ik zou in dat geval nog geen koperen knoop voor zijn leven geven I Ontbijt vooral ste vig, Dick, nu je er toe in de gelegenheid bent, want ik weet niet, hoe lang het duren zal, vóór je weer wat krijgt. Hoofdstuk yil. Dick was bezig zijn eigen paard en de ponies te voeren, doch zijn gedachten ver toefden bij de lange rij ossenwagens, welke hij den vorigen dag- gezien had en die een veilige schuilplaats in het fort zochten. Al was hij nog jong, hij begreep toch heel goed, in welk een gevaarlijken toestand de kolo nisten zich bevonden, zwaar beladen als zij waren. Toen hij weer op zijn paard zat, wendde hij zich met een vraag op de lippen tot Laronde. Deze zei echter „Neen Dick, we hebben nu geen tijd om te praten. We moeten vandaag onze oogen wijd open zetten, want als wij dit niet doen. zou het wel eens kunnen gebeuren, dat wij ze nooit weer konden opslaan. En die kans moeten wij niet noodeloos loopen." Dick begreep al heel gauw, dat de jager iemand was, die meende, wat hij zei en dat, als hij het niet verstandig vond te praten, hij dit ook niet deed. Daarom bewaarde hij zijn vragen tot een betere gelegenheid en volgde hij dus den raad van zijn vriend op. Tegen twaalf uur hielden zij hun paarden in en gaven hun haver, de laatste, die zij bij zich hadden. Laronde zei, dat er mis schien nog heel wat gevergd zou worden van de krachten der dieren en dat haver het eenige was, wat de paarden der blanken een voorsprong gaf op die der Indianen. „Je hebt misschien niet begrepen", begon hij tegen Dick, waarom ik juist paarden van de Indianen gekocht heb en toch ver wacht, dat ze vlugger zijn dan die der Si oux, maar je zult het begrijpen, wanneer ik je vertel, dat de Cree's den paarden, die zij verkoopen willen, veel haver geven, ter wijl de andere Indianen, welke ten strijde trekken, hun alleen gras kunnen verschaf fen de onze loopen dus vlugger. In twee of drie uur hoop ik, dat wij veilig zullen zijn voor de vijandelijke Indianen, daar zij naar het zuiden en vrij naar het westen trekken. Doch in elk geval moeten we heel voorzichtig zijn, daar som eenigen hunner San 4e f&ncleren afdwalen." Dick wierp nu een doordringenden b alle richtingen en maakte Laronde v opmerkzaam op een klein plekje, da meende te zien bewegen. De beide reizigers hadden eenigen langs een helling gereden, een weg, wai de jager later zei, dat het hem als I op zijn hoofd gespeten had, dat hij genomen had. Zonder één oogenblik te zelen, wendden zij nu hun paarden de plek, waar Dick beweging gezien en Laronde stapte haastig af. „Blijf rustig hier, Dick", zei hij, eens even op verkenning uitgaan. B misschien een buffel, al ben ik wel dat het één of meer Indianen zullen b te zijn. Ik hoop alleen maar, dat hi niet opgemerkt heeft, doch dat zou bij mooi zijn Hij gaf de teugels der paarden ni Dick en kroop behoedzaam op handt voeten naar de bewuste plek. Dick volgde elk zijner bewegingen, t één der paarden het stilstaan blijkbaa gon te vervelen. Dick moest nu al zijn dacht bij de dieren bepalen en kon jager niet langer met de oogen volgen schrikte, toen hij Laronde's stem plot. vlak bij zijn oor hoorde fluisteren „Het wordt een rit op leven en dood moeten dadelijk opstijgen. Het zijn 1 een massa zelfs. Houd goeden jongen! Ze hebben ons nog niet geya en ze zullen het jager Laronde ook nié heel gemakkelijk doen." (Wordt TierFoljJ

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1923 | | pagina 16