TWEEDE KAMER.
Week end in Zeeland,
onze mooie provincie
Si
verheerlijkt werd. Daarna spraken de af-
gcvaardigden van Engeland, Vcrcenigdc Sla-
ten, Zuid-Amerika, Czeclio Slowakije, Belgió
Columbia, Perziö, Italië en Griekenland. De
gedelegeerden van de universiteiten van de
geheele wereld deponeerden vervolgens een
oorkonde als hulde aan de nagedachtenis
van Pasteur op de tafel vóór den President,
terwijl de namen werden afgeroepen. Dat
bood een bont gewemel van de meest uit
eenloopend gekleurde toga's in de zaal.
In een schoonc peroratie wcnschle daar
na Strauss, minister van Volksgezondheid,
de familie van Pasteur geluk met dit feest.
Zijn dochter, die getrouwd is met Vallery-
Radot den president van den Raad van Be
heer yan. het instituut Pasteur, was met
haar zoon aanwezig. Toen huldigde Strauss
den eersten leerling en opvolger van Pasteur
professor Roux, wat lot een groote ovatie
aanleiding gaf. Hij schelste, hoe Roux het
spoor van zijn leermeester gevolgd had, en
't geneesmiddel tegen de diphtheric had ge
vonden wat niet heelemaal juist is maar
de fout van den spreker is te vergeven.
Strauss is geen medicus cn kan dus niet
precies weten welk aandeel Roux in de be
strijding der diphtherie heeft gehad.
Het slotwoord was aan Millerand, die o.a.
zeide, dat Frankrijk trotsch was als een
moeder over de groote verdienste van een
harer kinderen.
Zaterdagmorgen had de ontvangst in de
Fcolc Normale plaats waar Pasteur als leer
ling en later als hoogleeraar gewerkt heeft,
totdat in 1888 het instituut is gesticht. Hier
heeft hij zijn voornaamste onderzoekingen
verricht. Meer dan dertig jaar, van 1857 tot
1888. heeft hij daar onafgebroken gewerkt.
Ifet is te begrijpen, dat de viering onvolle
dig zou zijn, wanneer op deze plaats van
arbeid niet een eenvoudige herdenking plaats
had. Na de verwelkoming door den directeur
en voorlezing van een juist gevonden brief,
begaf men zich door den tuin naar het huis.,
waar Pasteur als leerling in 188818-1-3 in
pensionaal was geweest. Hier werd een ge
denkplaat onthuld, waarbij de noodige toe
spraken werden geli ouden-.
Zaterdagmiddag werden we door 't stads
bestuur in de schitterende zalen van het
Raadhuis ontvangen. Meer dan duizend ge-
noodigden vulden de schitterende feestzalen.
Ik herinner me niet, in Holland ooit zulke
buitengewoon mooi beschilderde en verlichte
vertrekken Ie hebben gezien. De gobelins,
de plafonds, de antieke stoelen, het beeld
houwwerk, alles is een lust voor de oogen.
De burgemeester heette in een lange, mis
schien wel iels te lange speech, de aanwe
zigen welkom. Wederom werd Pasteur ver
heerlijkt en aan Roux do gouden medaille
van de stad Parijs aangeboden. Vervolgens
sprak de prefect van de Seine een niet min
der lange rede uil. Franschen schijnen van
lange redevoeringen Ic houden. Bij ons zou
zulks niet gaan hel geduld van de aanwe
zigen zou te veel op de proef worden ge
steld maar hier is hel best mogelijk. De
minister van onderwijs uit Canada sprak
nog namens de buitenlandsche vertegen
woordigers, waarna een keurig programma
werd ten beste gegeven, bestaande uit too-
neel en dans, uitgevoerd door leden van de
Comédie frangaise cn de Opera. Na afloop
Zorgden de welvoorziene buffelten er voor,
dal dc gasten zich aan dc vele dranken kon
den verfrisschen.
Intusschen was de President Vrijdagavond
naar Dole vertrokken, dc geboorteplaats van
Pasteur, vergezeld door een twaalftal verte
genwoordigers van verschillende regcerin-
gen. Hel kleine plaatsje was geheel versierd.
Er was geen huis zonder groen en bloemen.
Rondom het monument van Pasteur waren
60 in het wit gekleede meisjes opgesteld,
die den President door gezang verwelkom
den. Daarna werd door den voorzitter van
den gemeenteraad het woord gevoerd, vcr-
yolgens door Goyau van de académie fran-
caise. Het eenvoudige huisje, waar Pasteur
is geboren, werd daarna bezocht. Hier werd
'de President door don heer cn mevrouw
Vallery-Aadot ontvangen. Het gemeente
bestuur bood daarna aan de hooge gasten
een banquet aan, waaraan door 800 perso
den werd deelgenomen.
Na afloop hiervan zette de President zijn
reis voort naar Lons-le-.Sarmier, waar even
eens Pasteur op schitterende wijze herdacht
.werd in gloedvolle toespraken.
De gasten te Parijs waren Zondagavond
genoodigd in de Opera en in de Comédie
lran^aise. Men kan gerust zeggen, dat dit de
twee beste gezelschappen zijn op hel gebied
van kunst. Wat hier dan ook aan de bui
tenlanders geboden is, heeft bij allen de
grootste bewondering gewekt. Een ballet,
uitgevoerd door meer dan 100 personen, is
iets wat wij, Hollanders, ons bijna niet kun
nen voorstellen. Zoowel in de Opera als in
dc Comédie fran^aisc waren dc genoodigden
talrijk vertegenwoordigd en gaven door bun
langdurig, hartelijk apnlaus blijk, dat ze het
gebodene op hoogen prijs stelden.
(Vervolg van gisteren).
Landbouwbegrooting.
Voortgegaan wordt met de wetsontwer
pen
Wijziging on verhooging van hoofdstuk
V dor Staatsbegrooting voor 1923 (Over
brenging diensttakken In verband met op
heffing Departement) van Landbouw, Nij
verheid en Handel) en wijziging van hoofd
stuk XA der Staatsbegrooting voor 1923
(Overbrenging diensttakken in verband
met opheffing Departement van Land
bouw, Nijverheid en Handel).
Art. 119.
De heer HIEMSTRA (S. D.) wenscht de
Regeering te waarschuwen om geen ge
hoor te gfeven aan den drang om do studie
beurzen voor landbouw-studenten te ver
minderen. Spr. vraagt waarom de Alg.
Vereeniging voor steunverleening aan on
bemiddelde studenten veel meer subsidie
krijgt dan de beide andere vereenigingen
die een specifiek karakter dragen.
Do MINISTER zegt beide opmerkingen
te zullen overwegen. Van verlaging der
studiebeui-zen kan pas in de laatste plaats
sprake zijn.
De heer WIN TERMANS (It.-K.) acht
niet zooveel landbouw-ingenieurs noodig.
Hij acht aanstelling van meer conculenten
geivcDSoht, gelijk het Landbouw-Comité
wensoh-te.
De MINISTER zegt dat oonsulonten
worden aangesteld als er geld voor is. Hij
houdt dit punt in overweging.
Bij art. 121 spreekt de heer VAN RAP- -
PARD (V.B.) den wensch uit dat dr. Van
Rhijn te Rome zal blijven. Hij acht dit van
veel beteekenas.
De MINISTER zegt dat de beer Van
Rappard gerust kan zijn.
Bij art. 123 vraagt de heer WEIT-
KAMP (C.-H.) niet te beknibbelen op reis
geld voor dq^ consul en ten. Dat is een ave-
rcchtsche bezuiniging.
Do MINISTER meent- dat bezuiniging
ook op deze post gewonscht is. Eohter zal
het werk daaronder niet lijden.
Bij art. 125 vraagt dc heer VAN
VOORST TOT VOORST (R.-K.) subsidie,
voor do voordrachten van den N. Bra-
ban tseh-Clm stel ijken Boerenbond.
Do heer BOEREMA (V.-B.) betreurt do
vermindering van steun aan de proef boer
derijen in Groningen.
De MINISTER meent dat do Vereeni
gingen zooveel mogelijk op zich zelf moe
ten staan cn zichzelf bedruipen.
De heer DRESSELHUYS (V.-B.) be
treurt zeei' de halveering van het subsidie
voor den Ned. TuinbouwraadHij vraagt
den Minister dringend dit punt Dog nader
to overwegen.
Dc heer LOV1NCK (C.-II.) steunt het be
toog van den heer Drcsselhuys in zake het
subsidie aan den Ned. Tuinbouwraad.
Dc heer DECKERS (R.-K.) vraagt meer be
langstelling voor de Nedcrlandsche Land-
bouw-IIandelskamer. Hij hoopt dat de Mi
nister pi eer steun aan deze belangrijke in
stelling zal geven.
De heer VAN VOORST TOT VOORST
(R.-K.) is ook voor meer steun aan den Ned.
Tuinbouwraad.
Dc heer lllEMSTRA (S.-D.) meent dat de
algemcene groote vereenigingen zicli zelf
moeien helpen. Dit geldt o.a. voor den Ned.
Tuinbouwraad, die zicb ook wel mei politiek
bemoeit.
De MINISTER zegt dat iedereen die bezui
nigen wil, dit liet liefst doet bij zijn buur
man. De Minister echter slaat er anders voor:
hij móet algemeen bezuinigen. De Tuinbouw
raad is geen overheidsorgaan, al is hij op
verzoek der Regeering ingesteld. De Minister
zal, indien noodig, overwegen wat hem te
doen staat als blijkt dat het subsidie te ge
ring is.
Dc heer WEJTKAMP (C.-IL) betoogt dat
op deze begrooting 25 pet. wordt bezuinigd,
legen 17 pet. op andere begrootingen.
De MINISTER geeft cenige cijfers, die aan-
toonen, dat deze opvatting niet juist is.
De beer LOVINCK (C.-II.) bespreekt het
uitvoeren van vee, dat ziek was. Hierdoor
wordt de naain van ons land geschaad. Hij
viaagt strengere keuring door rijksambte
naren.
De MINISTER erkent deze fout cn zegt toe,
dat hij de keuring zal verscherpen.
De heer VAN RAPPARD (V.-B.) vraagt
verlaging van de prijzen der serums, speciaal
voor de vlekziekte van varkens en voor de
vogel cholera.
De MINISTER zegt overweging toe.
De heer HIEMSTRA (S.-D.) bespreekt de
positie der arbeiders bij 's Rijks Boschbeheer.
Hij acht het geen goed systeem ,dat de loo-
nen worden geregeld naar die in particulie
ren dienst. De Joonen zijn zeer laag en spr,
hoopt, dal de regeering daar niet veel naar
kijken wil.
De heer WEITKAMP (C.-II.) bestrijdt de
opvatting van den vorigen spreker. Hij vraagt
echter ook rekening te houden met de loo-
nen van de landbouwers in eigen bedrijf be
taald.
De MINISTER zegt, dat hij rekening zal
houden met dc loonen in de vrije maatschap
pij. Dat kan eenmaal niet anders. Aan den
wensch van den heer Weitkamp zegt hij
overweging toe.
Vragen<lag,
Dc heer DRESSELHUYS (V.-B.) stelt
vragen aan den minister van Buitenland
sche Zaken over de mededeeling van do
Spoorwegmaatschappijen ten aanzien van
het ophouden van goederen in het z.g. Be
zette Gebied en den weg, dio gevolgd moet
worden door de eigenaars om deze goederen
terug te krijgen. De vergoedingen, die de
Franschen zullen geven, zullen veel te gering
zijn en de termijn om die goederen terug
te vinden, veel te klein. Spr. vraagt wat
dc minister deed, cm de belangen der eige
naars te behartigen.
De minister van Buitenlandsche Zaken
de heea- VAN KARNEBEER, zegt, dat de
mededeeling, in advertenties gedaan, hem
bekend is. Deze mededeeling was niet ge
heel overeenkomstig de verordening en spr.
heeft de aandacht op de verschillen geves
tigd. De verzoeken moeten b.v. gericht wor
den tot de Fransch-Belgische restitutie-bu-
a-eaux. De moeilijkheid van identificatie der
goederen houdt verband met dc organisatie
der bezettingsautoriteiten, van wie spr. ver
wacht, dat zij met dc rechtmatige belangen
der eigenaars rekening zullen houden. Aan
onzen gezant tc Parijs is opdracht gegeven,
nog eens de aandacht der Fransche regee
ring op de zaak te vestigen. De consul-
generaal te Frankfort heeft medegedeeld,
dat alles in het werk zal gesteld worden
om Nederlanders vo'ór fechade te vrijwaren.
De termijn van indiening is inderdaad zeer
kort en onze gezant te Parijs zal op verlen
ging van dien termijn aandringen.
De mogelijkheid wordt onderzocht om als
nog uitstel te krijgen.
Spr. zegt, dat hij zijn volle .aandacht aan
deze aangelegenheid wijdt.
De heer DRESSELHUYS (V.-B.) zegt, dat
15.000 wagons in het bezette gebied zonder
beheer staan. Alle vrachtbrieven zijn zoek.
Het is dus een enorm werk dat alles uit
te zoeken en spr. dringt er op aan, dat
vooral getracht wordt den fatalen datum
van 10 Juni te doen verschuiven.
Do MINISTER zegt toe, alles in het
werk te zullen stellen om verlenging van
den termijn te verkrijgen.
Landbou wbegrooting.
Afd. Vi86cbcrjjen.
De heer VAN ZADELHOFF (S.-D.) be
spreekt de riviérvisscherij, die in treurigeu
toestand verkeert. Hij memoreert met dank
wat voor dc bevordering van de zalmvis-
scherij is gedaan. Met nadruk dringt hij
nog eens aan op het tegengaan \an water
verontreiniging.
De heer DUYMAER VAN TWIST (A.-R.)
zegt, dat hij do politiek ten aanzien van de
visscherij niet goed begrijpt' Bevordering
van den vischstand is ;het doel, maar daar
naast blijft verontreiniging van het water
steeds bestaan. Vervolgens bespreekt hij
weer de Zuiderzeevisseherij en het lot van
de visschers, die hun bedrijf zullen verliezen.
De MINISTER dankt voor de buide, die
aan het beheer der visscherij is gebracht.
Spr. zegt dat hij de geuitte wensclien gaarne
nader zal overwegen in samenwerking met
het departement van Arbeid.
De begrooting is afgehandeld en wordt
goedgekeurd.
De vergadering wordt verdaagd tot
Woensdag één uur.
Journaleeren is een vak, - dat zeldzaam
veel afwisseling biedt, vooral wanneer je
het voorrecht hebt „buitenwerk" to ver
slaan. Die ambulante journalisten komen
natuurlijk wel voor heete vu-ren te staan, en
moeten soms de grootste contrasten vlak na
elkaar verwerkenmaar die tegenstellingen
verhoogen de animo en houden den geest
goed wakker.
Het heerlijkste deel der journalistiek is
voor mij steeds het zwerven „ins Frcie".
Ge gaat, hetzij in opdracht van hoogerhand
of uit vrije verkiezing; je geeft oogen en
ooren en neus den kost en de copie ligt
letterlijk voor het plukken
Het is nooit goed om te forceeren bij liet
schrijven; dat maakt de artikelen vermoei
end en droog; maar bij ons vak is het soms
onvermijdelijk. Een journalist is ook maar
een doodgewoon mensch, begiftigd met of
lieververgiftigd door zenuwepen wan
neer je nu bijv. 's morgens het overzicht
van een groote tentoonstelling gaf en 's mid
dags een Italiaansehe lezing versloeg, dan
kun je heusch niet 's avonds „vanzelf" de
beoordeeling geven over een comedie, die
je absoluut niets zegt, omdat je over je
moeheid heen bent geraakt. Dan wórdt het,
n'en déplaise allen goeden wil, geforceerd
en wat droog maakwerk.
Maar als ik naar „den buten" ga, dan
beloof ik van te voren niets, dan laat ik
mo drijven, dan komen de impressies of ze
blijven weg; ik kijk, neem op en verwerk
mijn gevoel, al naar mijn stemming van het
oogenblik. en dan kan het gebeuren, dat
heerlijke, o! zoo zeldzame, dat opeeus iets
daar buiten het „doet", dat ik gepalet word,
het in mij voel zingen, cn dat met een too-
verslag alles van het dagelijksch leven an
ders wordt; dat is een van de schaaische,
vluchtige oogcnblikken van schier volmaakt
geluk.
Als je heel jong bent, cn je voelt alles
in en om je groeien; wanneer iedere lente
een openbaring is, dan leef je haast voort
durend in die hoogere stemming; dan ont
sluiten zich voor den ontvankelijke 's levens
diepste geheimen, dan is alles belangwek
kend en heerlijk en schoon, dan leef je mee
met de bloemen en de dieren, dan wordt in
die jaren het allerhoogste geopenbaard en
je armen strekken zich in verlangen.
Maaf- beter, als het leven ook leed en
verdriet heeft gebracht, dan komen die mo
menten vari" extase en zelf-ontrukt-zijn veel
schaarscher, en misschien juist daardoor
blijken zij dan een nog kostbaarder schat
te zijn; een geschenk, dat een zeldzaamheid
is geworden.
Ik outving zoo'n schat, zoo'n Godsge
schenk, in onze prachtige provincie Zeeland
Eenige weken geleden dat herinnert u
u allen nog wel leek het plotseling, dat
de Mei Was gekomen] !t Was slechts het
werk van een oogenblik om de fiets te sme
ren, wat bagage bijeen te binden en naai
den trein te gaan, die mij op dien eersten
en eenigen gioeienden Zaterdag naar onze
Zuid-Westelijkste provincie voerde.
Tegen half-zes Krabbendijke lokte mij
er eigenlijk al eer uit, maar om het late
uur spoorde ik naar Ylake kwam ik ein
delijk uit den benauwden coupé. De fiets
werd opgetuigd, de bagage, vastgeriemd en
toen ging het, lekker snorrend, op Kapello
af. Rent u dat plaatsje 1 Gaat het anders
zien] Als het kan, net als ik, op eén Zater
dag. Hier is de Zeeuwsche spreekwoorde
lijke helderheid in levend beeld gebracht;
hier lacht en schittert alles u tegen
Het dorpske zelf lag als een juweel, gevat
in bloesemde bongerds; het was. alles zoo
heerlijk stralend wit in de daJende avond
zon Witte boomen, witte weien en dan
langs de wegen enkele toefen gouden brem
Over de huisjes daalde al reeds de vrede
van de Zondagsrust en voor, op dc héldere
stoepen, aookten mannen stilaan hun lange
pijp; en de, als altijd, babbelgrage vrouw
tjes stonden in clubjes bij elkaar het laatste
dorpsnieuws to behaudelen; pittoresk zoo'n
groepje in kleederdracht, juist om den hoek
van een straatje: de kinders bungelend a
moeders rok, de allerkleinsten op deu ar^
leuteren de kwieke wijfjes met rappe ton'
maar raak; het werk is gedaan; nu beeinf
de Zondag; de straten zijn geschrobdd9
muren geboend als mahonie.
Veel passage is er niet: een schoenlapper
brengt nog fluks de Zondagsche toffels thuis
die morgen voor kerkgang noodig zijn; dan
klappert plots een stevig paard over de kei<
cn; ook hij heeft zijn weekscho taak vol-
bracht en de baas brengt hem aan een lange
losse longc voor den rustdag per fiets naa?
de wei, maar overigens stoort geen geluid
of beweging de vredige dorpsstilte.
Aardig volk, die Zeeuwen. Gul en gast-
vrij, met open en eerlijke gezichten.
Je voelt je eigenlijk op zoo'n tocht als
hun persoonlijke gast. Allen zijn vriendelijk
groeten de vreemdeling, roepen je een op!
gewekt welkom toe. Natuurlijk, zij kijken
je wel na, het is ook zoo zonderling, zoo'n
vrouwmensch met zoo'n enkelen nauweïi
rok, een jumper en een flodderhoed; maar
ze hinderen je niet., ze steken niet opentijk
den gek met je, ze schijnen te voelen, dat
je in hun omgeving komt om in alle opzich
ten te genieten.
De mannen zijn allen typen, zooals Toorop
in zijn „Godsvertrouwen" vereeuwigd heeft:
stoere, scherp doorgroefde koppen, met
oogen tintelend van levenslust en sprekend
van vroom vertrouwen. De Zeeuwsche boe
ren werken hard, maar hun grónd is krach
tig en vruchtbaar; zij werken, maar o v er-
werken zich niet - hun arbeid is zwaar, maar
sloopt geen krachten.
En dé vrouwen De mooic meisjes, van
Rloetinge en Goe3, lüet haar wangetjes om
in te bijten, is het noodig, dat ik daar nog
iets van vertel 1 Reut u ze eigenlijk niet-
allen 1 Ze zijn zoo aanlokkelijk, ook op
haar fiets dat is werkelijk geen anachro
nisrae, zooals sommigen bewerenwant ook
haar kleederdracht immers is vlot: de pun
tige schouderdoek, de korte mouwtjes, de
wijde rokken en vooral de kanten muts mefc
de vleugels, waar de zon door heen schijnll
Het is alles heel opwekkend wat je om
je heen ziet op zoo'n fietstocht door heb
Zeeuwsche land. Hier is geen uitgeput, loom
en lusteloos huiswaarts keerenhier, voel
je, gaan ze vroolijk en over den arbeid vol
daan. Een jongen bond aan zijn gereedschap
een groote bos seringen, een vrouwtje, voor
verrassing, brengt extra mooie eieren mee!
Eort te -voren doorkruiste ik een stuk
van Brabant; het verschil tussclien beide
provincies is wel opvallend groot. Want
voel je in den Brabanter het stage worste
len om nog iets tc maken van den zwaren
moeilijk tc bewerken, deels onvruchtbare!)
grond zie je hem aan, hoe hij moet zwoe-v
gen cn hoe bitter weinig loon hij beurt
de Zeeuw is een wandelend bewijs van wel
vaart, innerlijke tevredenheid en zelf ver
worven rust.
Met rechte ruggen, in stoere houding, mefc
franken, vrijen oogopslag, kijken zij onbe
vangen, onbedorven de groote wereld in.
Nu ik ze hier zag op hun eigen terrein
begreep ik iets van de onrust, die he.i
kenmerkt 's zomers, als zij met vacantia
zijn en groot Den Haag doorkruisen. Dan
klemt zoo'n troepje Zeeuwen zich angstig
aan elkander vast en zien hun heldere,
bruine oogen soms zoo hulploos in het rondl
De kinders werkelijke miniatuur-mensch-
jes lijken dat hier. Zoo vroolijk zijn ze,>
zoo onbezorgd en zoo zeldzaam lief! Ik heb
op Walcheren een meisje gezien van een
jaar of negen zij stond alleen, midden
in de straat, had een tak paarse seringen
in haar keursje gestoken en zij was m
haar onbewuste gracie net zelf de bleieDdö
Mei
Het was een verkwikking alleen al om
die gezond-mooie menschen deze tochfc
dwars door het landEn ik vergat heel
even de gedegenereerde, slappe mode-typen-
uit de groote stad! Ik fietste door Rloetinge
met do berceaux van linden en seringcD,
die voeren naar het bedehuis: er heerschtö
de stilte van een Begijnhof. Achter het
dorp bij een groote wei zat ik om te rusten
de zon ging onder een late vogel zong
zijn lied, kikkers wipten in en nit een sloot
je een merrie we>rd met haar kind uit
de wei gehaald door een man met een klein
waaksch hondje een eigenwijze peuter
was dat, met een witte punt aan zijn staart,
die niets begreep van mijn zitten bij z ij n
hekje. Hij was bang en schuw voor me en
blafte boos, vol zorg, dat ik deu baas o
het veulen wat doen zou. En dat paardje
hoog; er zijn zelfs grachten te Gouda welke aan heide uiteinden door
kcersluisjes kunnen worden gesloten, omdat ze 't peil van de overige
stad blijkbaar niet kunnen verdragen;
2. de Gouwedijken zijn zwak en laag, beide T gevolg van den slech
ten bodem; liet derde bezwaar is:
Ad IVb. de kwestie van „opwaaiing".
Reeds Lceghwater spreekt in zijn „Haerlemmcnheer-boeck" over den
'groolen invloed en de gevolgen van „opwaaiing" op dc inzake inpolde
ring le maken plannen.
Zooals bekend cn vooral in de aviatiek sterk ondervonden, strijken de
meeste winden, vooral stormwinden, niet evenwijdig aan het aardopper-
ylak over ons heen, maar vallen onder oen min of meer scherpen hoek in.
Nu is de oppervlakte van Rijnland's boezem benoorden den Rijn zeer
jgroot in verhouding lot die bezuiden daarvan.
Dus bij aanhoudend sterken N.-W. wind wordt veel water naar Gouda
gedrukt, dat weliswaar door het stoomgemaal aldaar kan worden ver
wijderd, doch in ieder geval wordt dan de waterstand in de Gouwe en
te Gouda zoo hoog, dat daar ernstig rekening mede moet worden gehou
den; Rijnland beeft hier middelen tegen, maar toch eerlijkheidshalve
is dit als een, zij het ook niet onoverkomelijk bezwaar le beschouwen.
Bij zeer sterken eenigen tijd aanhoudenden Z.-W. wind is de
waterstand le Leiden 40 c.M. lager dan aan de Noordoostzijde van het
„Wijde".
Dc sterke Z.-W. en N.-O. winden hebben dikwijls voor de ververscliing
yan liet Leidsehe grachtwater meer goeds gedaan dan vermoed werd.
Sterke zuiver Westelijke 'wind komt weinig voor en beteekent alleen
dat dan de natuurlijke loozing te Katwijk niet werken kan en het stoom
gemaal moet ageeren.
Zuiver oostelijke wind heeft voor Leiden een gunsligen invloed, vooral
sedert door liet Provinciaal Kanaal van Gronesteijn het mooie ten Oosten
van Leiden beschikbare water beter met elkaar in verband is gebracht
en de hoeveelheid daarvan niet onbelangrijk is vergroot in de onmiddel
lijke nabijheid van de stad.
Ad. Y. Be verzouting van Rijnland's boezem; invloed hiervan op
Leiden's grachtwater.
Banw?zighcid van zout in Rijnland's boezemwater is helaas een
Onloochenbaar feit en te meer onrustbarend daar het toeneemt.
Vooreerst moge volgeD een staatje overgenomen uit Dr. Wibauts Studie:
In milligram per Litep
Herkomst van het Water
monster
Cl
so3
CaO
M? O
Noordzeewater
19380
2200
590.4
2160
Zuiderzee Dw. v. Marken
7510
8s2
278
838
Prinsengracht A'dam.
3275
414
219 i 380.6
160
3.8
113.5
18.8
6000
1333
200
333
Faccalicn (König)
4000
500
600
Regenwater
3.5
5.9
2.2
0.7
Rivierwater Lekkerkerk
54.9
14.4
68.3
16.4
Woudrichcm
52.2
31.6
s0.3
16.4
De superioriteit van liet water te Lekkerkerk (bij Gouda) springt
wel voor een ieder in 't oog.
a. 't Boezemwater van Amslelland (peil is hooger dan van Rijnland)
is eenigszins brak en dc stad Amsterdam spoelt bij gebrek aan beter
hare grachten met zeewater door.
Rijnland heeft daar resp, bij het Muis tc Drecht'en bij den Overtoom
communicatie door middel van schutsluizen mede. Er is een zeer
drukke binnenscheepvaart van cn naar Amsterdam. Bij eiken keer
schuilen komt brak water op Rijnland's boezem. Deze sluis wordt bin
nenkort belangrijk vergroot.
Het Xoordzce-kanaal (peil volgens Beekman hooger dan van Rijn
land) is brak. Verbinding is aanwezig te Halfweg en Spaarndam.
Nu lekt eenmaal iedere sluis (zie artikel: De tegendruksluis. in
N. Rolt. Courant van 28 Mei '22)
Feuilleton N. R. C. 28 Mei 1922. (De „Tegendrukslnis").
Zoolang het plekje grond, dat „Holland" heet, bewoond is, zoolang
hebben zijn bewoners voor het behoud van lijf cn goed een heviger»
strijd moeten voeren tegen het zeewater, dat hen aan alle zijden belaagt.
Die kamp is met afwisselend succes gevoerd. In welke mate ook m
den loop der eeuwen onze weermiddelen en de organisatie daarvan Zija
verbeterd, de geschiedenis is er om aan te tooncn, dat wij, hoewel over
winnaars gebleven, niet genoeg op onze hoede kunnen sojnl Onze vijand
maakt onverbiddelijk gebruik van elke verslapping, van iedere fout m
onze actie. In onze vaderlandsche historie vindt men hiervan de tal
rijke bewijzen. Er is geen Hollander, of hij weet door welke rampen zijn
land in den loop der tijden is getroffen, wanneer de zee plaatselijk
meester werd van den toestand en met donderend geweld de moeizaam
gewrochte verdedigingsmiddelen vernielde.
Is dit alles overbekend, minder talrijk zijn degenen, tot wie is door
gedrongen, dat de vijand in zijn eeuwigen strijd, naast zijn herhaalde
stormaanvallen ook minder grootscheepsche middelen te 2ijner beschik
king heeft en daarmede een onafgebroken „guerilla" voert. Overal, waar
maar een openingetje aanwezig is in of onder onze verdedigingslij0
van duinen, dijken en sluizen, hoe klein en verborgen het ook zijn
moge, dringt hij binnen en benadeelt hij 's lands welvaart door ver
zouting van de binnenwateren en van den bodem. Herhaaldelijk, en
wel-speciaal in regenarme tijden, doet dit verschijnsel zich voor en van
hoeveel gewicht het wordt geacht in verband met den toestand van den
landbouw, de veeteelt, de zuivelbereiding en de visscherij, blijkt ui
talrijke geschriften.
Zoo kan men in de brochures van den „Nationale Zuiderzee-Bond
getiteld: „Een IJselmecr met zoetwater" en „De Geldelijke Yoordcelen
van een afsluiting der Zuiderzee" datecrend van de jaren 1896 en 189
een becijfering aantreffen van de geldelijke voordeelen, welke men voor
bovengenoemde takken van bestaan verbonden acht aan de droog
making van de Zuiderzee en de beperking van de verzouting van Fnes-
land's boezem en bodem als gevolg daarvan. In de door bet Depart
ment van Landbouw, Nijverheid en Handel uitgegeven Verslagen en
Mededeclingen van de Direciie-van den Landbouw en die van de aic
ling Visscherij, beiden van het jaar 192.1, kan men eveneens een e
ander vinden over het verzoutingsyerschijnsel. Uit eerstbedoeld vers g