Oude Legenden.
Van alles wat.
da
et, u dacht toch niet O nee, hè Moes?"
Moeder zei niets, keek Elzekind ernstig
on^n. Toen knikte ze veelbeteekenencj.
.,0 nee, maar dat doe ik niet, vast niét!"
ep Elsje onstuimig en ze- liep de keuken
t, want Moeder keek zoo, zoodroe-
g.Tegelijk met Elsje waren er ver-
heidene kinderen in 't dorp ziek geworden,
k de vier kleinsten in 't schareslijpershuisje
de heide. De beide zusjes Kee eii Antje
itokdden eerst zoo goed en kwaad 't ging voor
ife stumperdjes gezorgd, maar gelukkig had
i gemeente ingegrepen en waren ze al spoe-
g naar 't wijkgebouwtje overgebracht, om
ior de wijkzuster verzorgd te worden.
rii )k Kee en Antje moesten er later opgeno-
E'en worden, juist in den tijd, dat Elsje op
ergst was.Nu was de ziekte zoo goed
geweken; alle aangetaste patiëntjes in 't
rp waren evenals Elsje, hersteld, behalve
Keetje van den schareslijper. Ze was
niet erg ziek meer, maar heel, heel zwak
't zou te bezien staan, of zij wel ooit weer
gezonde, flinke Kee van vroeger zou wor-
had de wijkzuster onlangs tegen Moe
gezegd, in 't bijzijn van Elsje. Hoewel
ze toen juist druk in de weer was geweest
et pop Laura, had zij 't toch heel goed ge-
iord. Zij had er echterook later geen
kei woordje over gesproken en was wat
geweest, dat Moeder ook niets zei. En
nu had Moeder ook wel niet recht-
•eeks over Kee gesproken, maar tóch
Uit de keuken loopen hielp Elsje niets. Ze
g toch Moeders blik steeds vóór zich, hoor-
Moeders vraag. Wist zij geen enkel ziek
dlhd? Neen? Waarlijk niet?
0£ J1
in
da
u
't Was een stralende Pinkster-Maandag!
zon scheen feestelijk over 't dorp. De
)kken luidden. Scharen kinderen in hun
^ste pakjes, met groene berketakjes in de
nd, met bloemen getooid, trokken in blijde
mming op naar 't ruime kerkgebouw.
Moeders gingen mee in den vroolijken op-
ht.
Arm in arm liepen Moeder en Elsje op den
.nnigen weg. Wat was 't alles toch heer-
en hoe dankbaar was Moeder,- dat Elsje
■er beter was!
Moeders gedachte ging echter ook naar 't
ne, eenzame kind dat niet beter was, en
keek ongemerkt heel even naar haar
c.htertje Of Elsekind óók. aan haar
cht? Druk babbelde ze juist op dat
'genblik wel wat heel druk, vond
aPeder. Zou ze 't stemmetje van binnen
sschien overstemmen?
In de kerk gekomen, liep Elsje dadelijk
or naar de beeldig versierde Pinkstertafel
zocht een rnooi plaatsje voor haar bra-
njam uit. Ze gaf haar laatste potje met een
d0JI, blij hartje, dat kon je wel aan haar ge-
htje zien en Mevrouw van den Dominee,
bij de tafel zat om er op te letten, dat al-
ordelijk toeging, knikte haar eens vrien-
befijk toe.
.Weer heelemaal beter, Els?"
id4»Ja, Mevrouw, heelemaal 1"
Dnj..Heerlijk, hoor, kind!"
Wat was 't vol in de kerk! Zóóveel kinde-
1! En tot die allen sprak de oude, grijze
minee in bevattelijke woorden over het
hksterfeest, het feest van Gods- Goeden,
d« iligen Geest. Waar Deze iri de harten
er nt wonen, is vrede en blijdschap, maar
zal alleen kunnen, als eerst alle leelijke,
dAze gedachten tot uit dè verste schuil-
ekjes van 't hart zijn verjaagd. Elsje-
d goed geluisterd en ook meegezongen
5Z€ om, Heilige Geest en vervul de harten al-
ka menschenkinderen."
keek haar van terzijde aan. Elsje's
ichtje stond ernstig, maar toch ook blij,
a. heel blij!Nu was de dienst ten
de. Het orgel speelde zacht en onderwijl
amen er uit deze en gene bank kinderen,
et zich op hun teenen, heel bedaard naar
•en, naar de aanlokkende Pinkstcrtafel be-
ren; de overigen bleven zitten,
an Even aarzelde Elsje. Toen stond ook zij
ixt< en schoof langs Moeder heen de bank uit.
Bij de tafel gekomen zocht zij dadelijk met
oogen naar haar potje,
.Dit?" vroeg één der dames, die Mevrouw
3e n den Dominee ter zijde stonden.
Elsje knikte.
Toen zij met Moeder de kerk verliet, stiet-
gjcj i zij juist op Kobus van den melkbaar, die
t een glimlach op zijn goedig, bol gezicht
ar de schare fcinderea stond te 'kijken.
„Dag. Els, heb je ook wat van de Pink
stertafel? Dat mocht je mij wel géven, zeg!"
„Jij bent immers niet ziek, Kobus!"
..O nee, dat 's waar. Wie krijgt :t dan van
je?"
Elsje kleurde hevig. Toen zei Moeder 't
vcor haar, heel gewoon alsof 't vanzelf
sprak- „Keetje van Dogen".,
„Hè Kee-scharesliep?
„Ja," zei Elsje nu eenvoudig, „omdat :t
Pinksteren is, Kobus!"
De jongen knikte, nu ook op eens ernstig.
„Ga je 't zelf brengen?"
„Ja, hè Moeder?"
„Mag ik ook wel mee?" Verlegen keek de
groote jongen Moeder aan.
„Welzeker, graag zelfs!"
Zoo begaven zij zich op weg om 't arme,
verwaarloosd^ kind een Pinkstergroet te
brengen en stellig was hun eigen Pinkster
feest er des te gélukkiger door!
't Zijn eigenlijk geen verhaaltjes, die ik
jullie vandaag ga vertellen, maar legenden
of overleveringen. Weet je, wat een over
levering is Dat is de geschiedenis van
iets, dat in vroeger tijden gebeurd is, van
mond tot mond ging en zoo is blijven voort
leven. Maar meestal maakte ieder, die het
oververtelde, er iets bij, hetzij met opzet om
het feit belangrijker te maken, hetzij bij
ongeluk, omdat men het verkeerd begrepen,
verstaan of onthouden had.
Gewoonlijk ligt er wel een grond van
waarheid in, maar deze waarheid is zóó
verdraaid, dat zij er moeilijk uit te herken
nen is. Zoo spreken schrijvers uit heel oude
tijden in hun boeken over een soort van
goden, die zich aan de menschen vertoonden
onder de' meest verschillende vormen en
gedaanten.
En het is uit dien overouden tijd, dat dn
volgende legenden dagteekenen.
Hercules.
Eén dier goden geraakte eens in strijd
met een buitengewoon sterk man,wiens
naam Hercules was. Mogelijk hebben jullie
wel eens gehoord, hoe je oudere broersen
vrienden zich op hun Hercules-kracht be
roemden. Voortaan zul je begrijpen, wat zij
daarmee bedoelen.
De strijd was hevig en in het begin was
het niet duidelijk, wie overwinnaar zou
zijn. Eindelijk begonnen de krachten van
den god echter wat te verzwakken. Hercu
les wierp hem op den grond en drukte hem
met zulle een kracht neer. dat aan zich we
der op te richten niet te denken viel.
Om aan den machtigen tegenstander te
ontsnappen wist de overwonnene niets an
ders te doen dan zichzelf in een, slang te
veranderen. Ik zei jullie immers al, dat de
goden zich onder allerlei gedaanten konden
vertoonen. Nu gleed hij tusschen de handen
van zijn vijand door en maakte zich gereed
hem op slangenmanier aan te vallen.
Maar Hercules lachte en zei, dat het voor
hem kinderwerk was orn slangen te dooden;
hij had de monsterslang met de telkens
weer aangroeiende koppen immers wel over
wonnen, en zou hij het nu deze ééne niet
kunnen? Meteen pakte hij hem beet en
kneep hem de keel stevig dicht.
Plotseling veranderde de slang nu echter
in een grooten stier, met een breeden nek,
dien Hercules niet meer omspannen kon.
Maar ook nu was de krachtige man onbe
vreesd. Hij wierp zich op den reusachtigen
stier, worstelde een poos met hem, wierp
hem onverwachts op den grond en brak hem
één der horens van den kop af.
Deze horen werd later gevuld met de
fijnste vruchten en de heerlijkst geurende
bloemen. Men noemde hem „de horen des
overvloeds".
II.
Midas.
Ongeveer in dienzelfden tijd leefde ko
ning Midas, van wien ik jullie het volgende
vertellen wil.
Hij regeerde over Lydië en had de gave,
alles wat hij aanraakte, in goud te veran
deren. Dit lijkt jullie misschien een buiten
gewoon heerlijk iets, maar de koning vond
dit ai heel spoedig "allerminst eer genoe
gen, ja. zelfs een zwaren last en bij baadde
in de-Paktolus, een rivier in Lydië, waar
door hij zijn talent kwijtraakte en de rivier
voortaan goud met zich meevoerde.
Na dit voorval was hij op het land gaan
wonen, waar hij zich vooral aangenaam
bezighield met te luisteren naar het fluit
spelen van den god Pan.
Pan speelde zóó verrukkelijk moo"i, dat hij
het waagde den god Apollo tot een wedstrijd
uit te dagen. Pan speelde en iedereen waa
vol lof, maar toen Apollo op zijn lier had
getokkeld, was iedereen het er over eens,
dat aan den laatste de eerepalm toekwam.
Alleen Midas noemde dit oordeel onrecht
vaardig. Apollo werd hierover zeer vertoornd
en om de ooren van den Koning te straf
fen, liet hij ze veranderen in ezelsooren,
terwijl de vorst voor het overige zijn ge
wone gestalte bleef behouden.
Natuurlijk schaamde Midas zich over zijn
ooren en hield hij ze daarom altijd zorgvul
dig onder een muts verborgen. Niemand
kende zijn geheim en Midas paste wel op,
zijn muts ooit af te zetten.
Maar er kwam een dag, waarop hij zijn
haar moest laten knippen. Dat was een las
tige geschiedenis, want het kon toch onmo
gelijk gebeuren, zonder dat het hoofddeksel
werd afgezet. Wat te doen De barbier
werd ontboden en de stellige belofte van
hem geëischt, dat hij een geheim, hetwelk
de vorst hem zou openbaren, nooit en onder
geen voorwendsel verraden zou. De barbier
beloofde dit en jullie kunt begrijpen, hoe
verbaasd hij was, toen hij 's konings
vreemdsoortige ooren gewaar werd.
Nu zijn, behalve misschien een enkele
uitzondering, barbiers ten allen tijde heel
babbelachtige menschen geweest, 't Was
dus voor onzen vriend geen gemakkelijke
zaak het geheim van zijn vorst te bewa
ren. Hij verliet het paleis met het stellige
voornemen niemand er ooit iets van te ver
klappen. Hij had het paleis echter nog maar
kort achter zich, of hij voelde een onweer
staanbare!? lust in zich opkomen om het te
vertellen aan de kennissen, die hij tegen
kwam. Als zijn klanten hem vroegen, of
er ook nieuws was, dan brandde 's konings
geheim hem op de lippen. Weldra was het
hem, alsof hij op élke vraag zou moeten
antwoorden
„Koning Midas heeft ezelsooren 1"
Steeds zwaarder begon het geheim hem
te drukken. Mocht hij het maar aan iemand
meedeelen De spraakzame barbier werd
stiller en afgetrokkener en eindelijk kon hif
het niet langer uithouden. Hij begaf zich
naar buiten, heel ver van de huizen dpr
menschen, groef een diepen kuil, boog zich
zoo ver mogelijk over den rand en fluister-;
de heel zacht
„Koning Midas heeft ezelsooren
Daarop gooide hij den kuil haastig weer
met aarde dicht en verlicht keerde hij
huiswaarts, want hij was zijn drukkend ge
heim kwijthij had het aan de aarde toe
vertrouwd.
Een poos ging het uitstekend. Onze bar
bier was weer vroolijk en spraakzaam.
Langzamerhand begon echter alles te ont-.
luiken. De plantjes staken hun groene kop
je? boven den grond uit en op de plek van
den kuil kwam riet op. Welig groeide het en
zoodra het de gewone lengte bereikt had,
begon het evenals alle riet, dat door den
wind bewogen wordt, zacht te ruischen.
Maarin dit ruischen hoorde men dui
delijk de door den barbier uitgesproken
woorden
„Koning Midas heeft ezelsooren
Het riet deelde het mede aan de gras
scheutjes, het gras aan de struiken, de strui
ken aan de bladeren der boomen en weldra
ruischte en suisde het door het geheele rijk:
..Koning Midas heeft ezelsooren
Gedachtig aan deze legende, zeggen de
menschen ook heden nog
„Wat meer dan één mensch weet, is geen
geheim meer".
Het Rijmspel.
Hoe meer spelers met dit. .spel meedoen,
hoe aardiger het is. Eón uit het gezelsohap
wordt tot dirigent benoemd. Deze kiest
fcwee woorden, die op elkaar rijmen en