VOOR DE JEUGD 21. Zaterdag 26 Mei. Anno 1923 A tïi? iitsi j istii Ii»»ijii: t 1E-IDSCH DAGB1AD en Trouwe Vriend. Elsje's Pinksterfeest <i®» ■iBis VW# het Eugelsch door F. COOMBE. .Vrij bewerkt door C. H. 3 HOOFDSTUK III. (Vervolg.) een Mottenvanger een Inbreker werd. onheil in het vorige hoofdstuk be- sven, werd spoedig door de bedde kin- vergeten. Behalve een treurig-uit- verfdoos en eenig gebroken huis- uit 't poppenhuis waren alle sporen dien ongelukkigen Zaterdag uitgc- it. het echter niet vergat, was Tante Het maakte haar nog angstiger en efcfce in <3e voortdurende vrees, dat de iren weer het een of ander katt-e- zouden uitvoeren. De verantwoor- meid voor de taak, die zij vrijwillig op genomen had, scheen haar met den 2eea: te drukken. Zij hield van de kin- en als zij niet de een of andere on- üdheid uithaalden, kon zij het best hen vinden. Zij was er echter nooit van, dat zij niet den een <xf anderen zouden bedenken en uitvoeren en zij 'te dit te voorkomen door, zoodra zij bijzonders vroegen, dadelijk te ant- fen ien, dat verbied ik." zekeren dag kwam Victor uit school heel dwaas verzoek, inte Ada," vroeg hij, „mag ik mór- fond op de motten jacht gaan elnee Victor. Hoe haal je 't in je ll Dat verbied' ik." tor haalde de schouders op, maar zei t Atie's verliohting niets. ,,Ik vind g jammer voor je," zei zijn zusje tegen hem, toen zij samen in den liepen. 't hindert niet't kan me niets V antwoordde hij, geheimzinnig 3d. begreep er niets van, doch daar broertje niet meer scheen te willen en, vroeg zij er niet verder naar. volgenden morgen stond Victor in :ije kwartier met een paar vrienden Parker!" riep ear één. „Vindt je bet goed?" ie, dat verbied ik!" zei Victor pre- °P denzeliden toon, als waarop zijn deze woorden uitgesproken had. bbers en Lane, zoo heetten de vrien- tohten luid. we doen het tochzei Vic, „al - niet zoo heel gemakkelijk gaan." maar ook niet moeilijk!" meende i.Fun je je raam uitklimmen?" ^er, maar 't is misschien voorzichti- i!s ik buiten ben, vóór de deuren ge worden to-r kotmt Tante je dan niet toedek- vroeg Robbers gekscheerende. hoor! Ik slaap op de bovenste idng Niemand komt me daar over- is de eenige moeilijkheid': weer öerkt binnen te komen. Hoe leg je ■lan?'» heb ik al over gedacht en ik ge- d&t fc§t 't beste is^ door d© serre» Vandaar kan ik door een deur in de eet kamer komen." „Maar wordt de serre dan niet geslo ten?" „Ja, maar ik kan er met den sleutel van het kippenhok in komen, als ik dien niet te diep in het sleutelgat steek. En ik kan er gemakkelijk bij, want de tuinman legt hem eiken avond op den schoorsteen in de keuken, zoodra de kippen op stok zijn." „Prachtig! Wij klimmen over den ach termuur en wachten je om kwart vóór tien in den tuin op. „Goed, dan loopt er Diemand meer bui ten. Brengen jullie de lantaarn en de net ten mee?" „Ja, wij zullen voor alles zorgen, zelfs voor het souper, als je ons vertelt, hoe veel je daar voor geven wilt." „Ik ben helaas erg slecht bij kas. Mijn spaarpot is eigenlijk beelemaaJ leeg. Wacht, ik heb nog een kwartje en 'n dub beltje in mijn zak. Ik had er eigenlijk verft-uben voor mijn zusje voor willen koo- pen, maar dat zal ik dan later "wel doen." Hier heb je 'n stuiver terug," zed Rob bers, „want wij geven ook maar dertig oent. Alles as dus afgesproken en we moe ten 't natuurlijk diep geheim houden. We moeten wachtwoorden hebbenOlifant en Rhinoceros." De sfeer van geheimzinnigheid, waarin de zaak gehuld werd, maakte haar nog veel aantrekkelijker. Atie vond Vic die avond niets aardig. Hij snauwde haar een paar keer af, toen zij hem vroeg, of zij hem met zijn lessen wdlde helpen en dat. was natuurlijk heel onaardig van hetm. Eén of tweemaal hield hij halverwege in een zin op met praten, want hij had zich bijna versproken. (Wordt vervolgd.) door HERMANNA. Elsje lachte even door haar tranen heen, nu ze weer zoo veilig bij Moeder zat, die de gehavende pop Laura op haar schoot hdeld. Die lieve Moeder toch, zij wist altijd voor alles raad „Wordt Laura heusoh weer heelemaal goed vroeg Els, dicht tegen Moeder aan schikkend, eigenlijk meer, omdat ze het prettig vond 't nog eens te hooren, wat Moeder haar zooeven na 't eerste onder zoek al verzekerd had. „Ja, vanavond als jij naar bed bent, zal ik Laura eens flink onder handen nemen ik geloof vast. dat ze weer heelemaal beter kan worden." „Hè!" Elsekind slaakte een zucht van verlichting. „O Moeder, 't was toch zóó verschrikke lijk! haar blauwe oogen werden groot en donker bij de herinnering en ze huiver de, hoewel 't voorjaarszonnetje zoo lekker in do kamer scheen „Denk er maar niet meer aan, lieverd!!" „Ja, ik moet 't welen 't helpt zóó, als ik 't nu nog eens vertelEcht waar, Moeder „Nu, toe dan maar, vrouwtje, als 't jou helpt wil iik 't nog wel eens aanhooren. Maar Elsje, dan spreken we meteen af, dat je dan je be$fc zult doen er niet meer aaai te denkêaj Dag is 't weg, bporj'* Elsje liet 't hoofd hangen Ik wil wel mijn best doen maar, maar „Neen, alleen op die voorwaarde," zei Moeder. 't Was ook werkelijk een nare geschiede nis, die Elsje nu ging vertellen. Ze zou vanmorgen 't was nl. Paasch- vacantie voor Moeder een boodschap doen en omdat 't zoo ver weg was, een heel eindje buiten den kom van het dorp, mocht ze voor de gezelligheid Laura in den poppenwagen meenemen. Eerst ging alles best. 't Was heerlijk weer en de wei den waren frisch groen, zoodat 't een ple zier was er naar te kijken.Wat een bloe men bloeiden er al en wat zongen de vo geltjes vroolijk! Elsje near:ede een lente liedje en van tijd tot tijd plukte ze bloempjes voor La-ura, die met strakke poppenoogen naar al die voorjaarspracht zat te staren. Elsje vond Laura het sohat- tigste poppekind, dat er bestond. Ze was een teeder, zorgzaam Moedertje voor haar 'en had telkens wat aan haar kleertjes en dekentjes te bedisselen. Ja, de wind' bleef nog schraal en Laura was pas ziek ge weest. Een eindje buiten het dorp, daar waar het zandpaadje op den grooteii weg uitloopt, zaten een paar haveloos gekleede kinderen op den berm. Elsje vond het niets prettig, dat ze voorbij hen moest, want vooral Kee, de oudste was zoo'n ruw, naar meisje. Kee en Antje woonden een eind de hei in, hun Vader was schare - slijperdikwijls was hij weken achtereen met zijn piependen wagen op 't pad. Dan hield Kee zoo goed en kwaad 't ging het boeltje in orde, want haar Moeder was voor een paar jaar gestorven. Behalve Kee en Ant, sprongen er nog een stuk of vier morsige kleuters rond in het armoe dige kleine huisje. Niemand had het op hen begrepen. Ze waren ondeugend en plagerig en kibbelden heel den lieven lan gen dag met elkaar. Als ze 'i al te bont maakten,, sloeg Kee, die bepaald zelf ook niet ouder dan een jaar of twaalf was, er in het wdlde op los, wat het geschreeuw en getier nog maar erger maakte. Toen Elsje met haar poppenwagen op dep zonnigen straatweg reed, zaten Kee en Antje, o wonder, rustig en eendrachtig naast elkaar op den berm. Ze hadden Els in de verte al zien aankomen. Elsje daarentegen had.'t zoo/druk gehad met haar pop en de bloemen, dat ze 't tweetal niet had opge-, merkt. Pas toen zij vlak bij de kinderen was werd zij ze gewaar. Hoewel haar hartje erg bonsde, deed ze net, of zij ze niet zag en reed gewoon door. Arme Elsje Zoo gemakkelijk zou zij er niet afkomen „Hei, zeg, je mag er niet door Je moet eerst tol betalen I" riep Kee, terwijl haar donkere kijkers van plaaglust schitterden. Meteen sprong Antje, door haar zusje aan gespoord, naar 't midden van den weg en pakte den poppenwagen beet. „Nou kan je niet verder", smaalde zij. „Laat los 'k moet een boodschap voor. Moeder doen", stamelde Elsje, hevig ver schrikt. „Eerst tol betalen", schreeuwde Kee. die er ook bij kwam. ,,'k Heb geen geld van Moeder meegekre gen. 't Is maar zoo een boodschap". „Jawel die daar I" Een morsig^ yinger wees naar Laura. - - r

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1923 | | pagina 13