1
Poes9 lievelingsplekje.
Praatje in de Zon.
jr
Ruiterliedje.
ANEKDOTES.
OPLOSSINGEN DER RAADSELS VIT HET
VORIGE NUMMER.
1. Toren, doren, koren, horen.
2. Noord-Brabant.
3. Rome.
i. Knie, mond, oor, tong.
5. 's-Gravenhage, Hans, veer, gang, gans.
6. Sprot, sport.
7. Mississippi.
8. Onkruid vergaat niet.
Doorn, Groningen, vier, tak, tante, Urk.
GOEDE OPLOSSINGEN DER RAADSELS
ONTVANGEN VAN:
Hendrik Jonker, Nel Jonker, Leen Ouds
hoorn, Adriana Giesen, Jo van Leeuwen,
Neeltje van Leeuwen, Betsy en Harry van
Amerongen, Bertha en Marietje Haarlem,'
Elsje Timmers, Coba en Peter en Jan Hoope
Gerrit Cornelis Philippo, Antoon Schreuder,
Johannes Robbers, Marietje Flanjer, Teunis
Hoogerdijk, Dirkje Hoogerdijk, Corrie M. de
Groot, Janna Singeüng, Nelly Singeling,
Marietje de Haas, Nellie en Sam van Beye-
'ren Bergen en Henegouwen, Rika van Veen
(Zoeterwoude), Marietje Seydell, Angelique
'Ruygrok, Haziena Voorbij, Janna Korswa-
gen, Abram Burgerjon, Gerrie Slootweg,
•Wilhelmina Blok, Charles van Goor, Marie
Kolderman, Catharina Tos, Bertha den
Haan, Marie van Delft, Piet van Delft, Ma-,
rie de Koning, Margit Pittner, Gé Jongbloed,
Jo Taffijn, Annie Huisman, Lena Planken,
Alie Haasbeek, Gonny Boon, Adriaan Bolle,
Nelly van der Wilden, Izak en Janna en
Jantje van der Velden, Zwaantje Muselaar,
Corne Abspoel, Annie Amptmeyer, Samuel
Singerling, Annie Zirkzee, Cornelis Koet,
Neeltje van Wi]k, Cor Zwanenburg, Paultje
en Gerrit de Roos, .Suze Lut, Saartje Lut,
Piet Oojtdam, Betsy Lambrechts, Rudi en
Jaap Eflders, Annie de la Rie, Marie La-
man, Lena van Leeuwen, M. Rutgers, Se-
mien en Reinier en Johanna Voorbrood,
Annie Franse, Jan Albert Brinks, Willem
de Vos, Jan en Adriaan Arbouw, Engeltje
Nijdam, Adriana Singerling, Clazina Sin
gerling, Jacobus Selier, Marie van Dijk,
Herman en Lena van Weizen, Jeanette Ver
boog. Gerrit Eikerbout, Jacob de Roo,
Mien'tje de Roo, Antje Hogenes, Jo VosL
Ella Brugmans, Rika van Veen (Koude
kerk), Troes van Egmond, Nellie van Kla
veren, Heintje Bloemink, Betje Broeksema,
Marietje v. Peppen, Marijtje en Dieuwertje
Uiltenbogaard, Klazina Farlevliet, Jo en
Anton van Zijp, Coba Dee, Sari Aalbers-
berg, Rietje en Stientje Erkelens, Adriaan
Revngoud, Johanna Reyngoud, Jaap Le
Poóle, Gerrit v. d. Post, Clasiena Lepelaar,
firetha en Suze van Daalen, Bertus van der
Leeden, Annie Snel, Sjoukjen Hiemstra,
Jan Luttje, Louis Hartkamp, Ina en Tonnie
Houpt, Marie van der Meer, Cor Serlie, Piet
Gertenaar, Wim Overduyn, Adriana de
Wekker, Simon en Gerrie Schoeman, Nellie
en Lena van Leeuwen, Harmen en Wim
Nieuwland, Dirk de Groot, Matthie en Di-
nie Susan. Toos en Janna en Tera van
Weerden, Annie Steenhauer, Catharina
Lankester, Corry den Dopper, Wim den
Dopper, 2 brieven zonder naam, van wie
;ijn die? En nog een brief met de prijsraad
sels van Willy Jansz.
RAADSELS.
Voor allen om uit te kiezen, de grooteren 4,
de kleineren 3.
L
Mijn geheel noemt een meubel van elf
letters.
7, 8, 5, 5, 11 is een metaal.
I, 10, 3, 8, 6, 7 is een jongensnaam.
II, i, 2, 7 is een ander woord voor zin
spreuk.
3, 9, 10, 8 is schoorsteenzwart.
II.
Twee letters van het ABC, 1/2 riet en
•en verkorte jongensnaam vormen samen
een vrucht. Welke?
III.
Maak van deze letters een gravenhuis uit
de geschiedenis: e, e, e, n, n, h, g, w, u, o.
IV.
Verborgen plaatsen in Nederland.
Ik heb mijn enkel verstuikt, hij is leelijk
gezwollen.
Er stonden groote plassen op den weg.
In de wei liepen een kalf en twee koeien.
(Hieruit 2 plaatsen zoeken).
V.
Met b ben ik een beest
Met d bevat ik schepen
Met k ben 'k iemand, die
Je doet van smullen spreken;
Met n ben ik aan 't huis
Met s word ik gedragen
Met vl val ik 's winters neer
Met bergen of met vlagen.
VI.
Mijn eerste deel vindt je aan elk wiel;
mijn tweede en derde vormen samen sma
kelijke vruchten en mijn geheel is een klein
plaatsje in Zuid-Holland.
VIL
Welke smakelijke winterspijs lees je hier
uit: n, r, w, s, t, p, o, e, e, e.
De brieven moeten Dinsdag 3 April vdói
12 nnr bezorgd zijn aan 't Bureau „Leidsch
Dagblad",
Zachtjes en onhoorbaar i
Stoop poes in 't salon,
Of ze niet een plekje
Daar ontdekken kon,
Om zich neer te vlijen.
Lekker lui en zacht!
Dat zjjheb niet doen mocht
Daaraan poes niet dacht!
Poes kjjkt in de rondte
Wat zal het wel zijn,
Leuningstoel of sofa?
Beide zjjb heel f\jn!
Daar ontdekt ons poesje
De warme, bonten vacht
Voor den haard gelegen.
Hè, wat is dat zacht!
Poes begint te spinnen
Enkel van genot.
Knijpt stjjf dicht haar oogjes,
„Poes, je bent een dot!
Spin maar rustig verder,
Je mooi poesenlied.
.Wees niet bang: het vrouwtje
Verjaagt je zeker niet!"
Ze zaten op een stoepje,
Klein Toosj' en Henriet
En Loesje en Marietje,
Zp giebelden van pret.
Ze smoesden zacht en lachten
En schudden steeds hun haar.
De groote mensclien dachten:
Wat doen die kleuters daar?
V
Och, wéét je, wat ze deden?
'tls gauw genoeg verklapt:
Ze hadden een geheimpje.
Ik heb het juist gesnapt.
Dat Jettie zei: We geven
Een mooie yruchtenmand
Een prentenboek! zei Tootje
En Loes zei bijdehand:
Eerst kijken hoeveel centen.
J'i We kunnen missen, hoor!
Want met een heel klein beetje
Daar doe je niet veel voor!
Jet zei: Ik geef een kwartje!
En ik geef dertig cent!"
Zei Loes, die heel graag rjjk deed.
Hè Mies, jij bent een krent!
Zei Toos, die wist, dat Miesja
Een .stuiver geven wou.
Toen huilde Mies en qnibde:
Jij bent .gemeen en flauwt ,T V
Maar Loesje zet: Nee, buiten
Daaraan heeft Cor niet veol.
Elk geeft wat hij kan missen,
Al is 'took 'tkleinste deel. -
En weet je, voor wie ieder
Zoo graag iets missen wou''
'tWas voor hun klasgenootje.
Dat nooit weer Tromen zou
Om prettig mee te spelen,
Te stoeien op de straat-
Ze kon niet beter worden,
Voor haar wist niemand taa.)
Nu lag ze bij haar Moesje
DeD heelen dag in bed.
Daarom was er yergaad'ring
Van Loes, Mie3, Toos en Jet.
TRUES SALOMONS.
Daar waa eens een feteia ruitertje,
Dat was nog lang niet igroot,
- Dat speelde met een stuitert je, -
Beed paatrd op Vadera adhlcot.
Da 'leidsels waren Vaders jas,
De zweep een eindje veter,
Zoo reden ze de ikamer door,
Geen „eoht paard'' dééd bet beter.
Zeg paardje, draaf maar stevig door;
lik moet vandaag naar Spapje.
Kom, doe je best en miaaJk wat voort,
Dan (houd ilk beel veel van je.
'k Moet ook nog naar mijn Oma toe
Om als bet kan, b/aan even
er- Voor ik je naar je stall toe breng,
i Een zoentje te gaan geven.
En aüs de- nuiirter sfllapen gaat
In 't (kleine, witte bedje,
Dan kust bij ieder goedennaobt,
Dat is me eerst een pretje!
Dan, vliegt bij van zijn Vaders rug
In d' armen van zijn maatje
En krijgt een lepel levertraan
Met'n lékker öbocolaadje...
En als de ruiter eind'lijk slaapt,
Dan ziet bij in zijn droomen
- "Een beel echt pèard, verbeeld je zeg,
Dat is voor bem gekomen!
En als zijn Moeder kijken komt
En bém een zoen wil igeven,
Dan roept bij schreiend: Mammielief,
"Waar is mijn paajud gebleven?
TRUUS SALOMONS.
Ingezonden door Adriaan Bolle.
Dokter .tot patiënt: „Slaapt ge met uw
mond open?"
Patiënt: „Dat weet ik waarlijk niet, dok
ter. Ik heb mij zelf nog nooit gezien in mijn
slaap, maar ik zal er vannacht eens op
létten".
Ingezonden door Adriana Massaar.
Mama: „Maar Liesje, wat ga je doen, ga
je het haar van je pop afknippen?"
Liesje: „Ja Ma, ik punt het haar wat bij,
net als u van morgen bij mij deed".
Mama: „Maar kindje, dat is toch jam
mer".
Liesje: „Waarom Ma, het groeit toch
weer aan."
Ingezonden door Neeltje van Wijk.
Hij was knap.
"Vader, vandaag werd ik voor heel de
klasse geprezen".
„En waarom Wim?"
„De meester zei, jullie zijn allemaal ezels
en Wim is de grootste".
Ingezonden door Maarije Haasnoot.
Mijnheer Pimpel, *s nachts om halftwee
thuiskomend, hoort zijn jongste telg hui'
en gaat, om zijn vrouw te misleiden,
de wieg trekken. Als hij reeds eenigen
zonder resultaat bezig is, hoort hij een Siem
uit het bed vragen:
„Wat voer je toch uit?"
„Wel", antwoordt Pimpel, „ik ben opge
staan om de kleine te wiegen".
„Schei dan maar uit, de kleine ligt «1
lang bii mij in bed", - - -