De Prins uit hetSprookje Tweede Blad. Anno 1923. TWEEDE KAMER, Uit het nieuw bezette land. FEUILLETON SPORT. RECHTZAKEN. fUO. 19302. r Zitting van gisteren. Bouwfonds. Aar, 3e orde is het wetsontwerp, hou dende vaststelling van de begrooting van hei Bouwfonds voor de Departementen van Binnenlandsche "aken en van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen voor 1922. i De heer VAN VOORST TOT VOORST (R.-K.) klaagt over het getreuzel met de Uitbreiding van het Gemeentegebouw te Arnhem. De Provinciale griffie is thans in gedeelten van woonhuizen ondergebracht, hetgeen het werk zeer bemoeilijkt. Spr. sritiseert de werkwijze bij de verbouwing «5h auhl deze uit een financieel oogpunt hadeelig. De heer BOMANS (R.-K.) critiseert de houding der Kegeerlng tegenover het Gou vernementsgebouw te Haarlem; de Regee- riug heeft zich niet aan haar belofte ge houden, ten aanzien van den afstand van grond voor een nieuw gebouw. De heer KETELAAR (V.-D.) ondersteunt het betoog van den vorigen spreker. De Minister van Binnenland sche Zaken, de heer RU YS DE BEE- 'RENBROUCK, erkent, dat de huisvesting te 'Arnhem niet aan de eischen voldoet, en zegt toe. dat alle spoed zal worden betracht. Dc heer VAN DER BILT (R.-K.) acht den post voor de H. B. S. te Purmerend veel te hoog. Hij vraagt den Minister dez:n post terug te nemen. De Minister van Onderwijs, de heer DE VISSER, ontkent, dat de post te boog is. Onjuist acht hij het. dat hij het M. O. bevoordeelt boven het L. O. Het wetsontwerp wordt goedgekeurd. Staatsboschbedrijf. Aan de orde is het wetsontwerp tot vast stelling van da begrooting van het Staats- wosel.bedrijf voor 1923. De beer LOVINK (C.-H.) betoogt, dat dit bedrjjf allesbehalve economisch wordt beheerd. Hij zet uiteen hoe z. i. het beheer moet zijn. De Minister van Binnenland sche Zaken, de heer RUYS DE BEE- BENBROUCK, betoogt, dat dit bedrijf niet geheel en al als een commercieel bedrijf is te beschouwen en dus niet commercieel kan worden beheerd. Hel ontwerp wordt goedgekeurd. Begrooting voor Suriname. Aan de orde is het wetsontwerp tot vast stelling van de begrooting voor Suriname 1923. De aigemeene beschouwingen worden voortgezet. i De heer IJZERMAN (S.-D.) betoogt, dat 'met: in Suriname niets gevoelt voor af scheiding van Nederland of voor verkoop Van deze kolonie. Suriname is al sinds jaren een schade post voor ons land. Ons land is daaraan zelf in niot geringe mate schuldig. Nog steeds wacht men op een groot plan tot opheffing van deze kolonie. De heer FEBER (R.-K.) keurt ook een verkoop van de kolonie af. -Hij is het met 'der. vorigen spreker eens, dat de hygië nische toestand in de kolonie te wenschen overlaat; maar hij gelooft niet, dat het plan van den heer IJzerman in de goede richting gaat. Vervolgens vraagt spr. inlichtingen over de mechanische grondbewerking. Ten aanzien van het onderwijs bepleit spr. gelijkstelling van openbaar en bijzonder on derwas. Al lang is deze toegezegd, maar er komt nog niet veel van. De Minister van Koloniën, de heer DE GRAAFF, zegt ook, dat hij voor .overdracht van de kolonie niets gevoelt. Bij zou dat in strjjd achten met deu geest van den tijd. Over de correspondentie met Engeland inzake de Westgrens kan spr. geen mede- deelingen doen, omdat de zaak nog han gende is. Het rapport-Pijttersen zal aan ernstige overweging worden cuderworpen. Ter zake van de bevordering van den ge zondheidstoestand betoogt spr., dat het ge mis van medewerking der bevolking nog steeds alle verbetering zeer moeilijk maakt. Juist op dit punt is medewerking der in dustrieën véór alles dringend noodig. In het verloop der bestrijding der mijnworm- ziekte stelt spr. zeer veel belang. Tot nog toe kunnen de pogingen der Regeering nog niet vruchtdragend zijn. Noodig is een plaat selijke regeling tot bestrijding van deze ziekte. De noodige gelden wil spr. op an dere posten uitsparen, zoodat de amende menten-IJzerman niet noodig zijn. Inzake de gelijkstelling van het openbaar en bpzonder onderwijs zegt spr. ernstige overweging toe. De vergadering wordt verdaagd tot Woensdag één uur. (Van onzen eigen correspondent). XVIII. Essen, 1 Februari. Ecnige dagen geleden was ik in het Noorden van 't Roergebied, waar de plaat sen Gelsenkirchen, Gladbeok, Bucr, Reck linghausen en andere industrie- en steen- koolsteden liggen. Tot mijn verwondering hoorde ik in die steden door zeer velen van de bevolking een taal spreken, onver staanbaar vcor een Hollander, die Duitsoh, Fransoh en Engelsoh geleerd heeft. Ik heb nauwkeurig opgelet bij een paar menschen die stonden te praten, net doende of ik in een boek stond te lezen, maar in werke lijkheid hun gesprek afluisterende, waar ik echter zelfs geen woord van vatten kon. Het was geen Westfa'alsch, want dart: lijkt veel op Holiandsch, een andere Duitsohe tongval was het ook niet, voor Hollandsohe ooren was het zelfs heelemaal geen taal, alleen wat rare geluiden. Ik heb toen, om dat ik er toch iets van denken moest, al deze menschen maar voor zigeuners uitge scholden of het juist was wist' ik niet', maar ik had tenminste een oplossing. Later heb ik gemerkt, dat ik me ©enigs zins vergist had, deze voor mij wartaal sprekende mensohen, die in het Noordelijk Roergebied in grooten getale voorkomen, zijn geen zigeuners, maar Polen, ras-echte Polen, zoo uit bun vaderland hier inge voerd om steenkool te helpen graven en aan de hoogovens te werken. Sinds den Fransch-Duit-schen oorlog van 1870'71 is hier aan de Roer de industrie opgekomen en ontstond er tegelijk met do uitbreiding van de fabrieken, een groote behoefte aan werkkrachten. Deze werk krachten werden overal vandaan gehaald, zoowel van Duitschen bodem als uit het buitenland. Onder de werkkrachtendie zich in Duitsohland zelf aanboden, behoor den in de eerste plaats wel de bevolking uit Oost-Pruisen, Pommeren en Posen, het tegenwoordige Polen. Velen van deze be woners van het Oostelijk Dnatschland trok ken vroeger en tegenwoordig nog in den oogsttijd naar Noord-Duitschland, waar ze onder den naam. van „Sakseoiganger" be kend staan en vooral bij de beetwortel- teelt veel als arbeiders gebruikt worden. Duizenden van deze Polen trokken inder tijd naar. het Roergebied om zioh daar als mijnwerker of arbeider in de staalfabrie ken te vestigen. Deze Polen, die nu reeds bijna een men- sobenleeftijdl in het Roergebied wonen, heb ben zrioh hier echter nooit geheel en al thuis kunnen voelen, als hun vaderland hebben ze hot industriegebied nooit kun nen beschouwen én steeds heersoht bij ve len van hen nog het verlangen om naar hun oude woonplaatsen terug te keeren. Wait is de oorzaak van dit zich niet thuis voelen hier, waardoor ze nog immer Pool zijn gebleven en niet vergermaand zijn 1 Dc voornaamste oorzaak bestaat wel in de wrijving, die er immer tusschen Duiitsoher3 en Polen bestaan heeft en die nu, door do bezetting tijdelijk wat verminderd, nog al lerminst verdwenen is. Door de minachting, die de Duitscher altijd voor dén Pool gehad heeft, zijn sinds 1895 gedurende de oude regeering steed5 uitzonderingswetten voor die Poolsche be volking gemaakt; in het vereenigingsleven hadden ze niét dezelfde rechten als de Duitschers, ze konden slechts onder poli- tie-toezioht vergaderenook in de arbeids wetgeving werden de Duitschers bevoor deeld; Polcu, die geld overgespaard had den en naar Oost-Duitschland terug wil den, werd het vertrek van hier onmogelijk gemaakt de verkoop van grond aan Polen was verboden, enz., enz. De Polen-haat uitte zich niet alleen in deze uitzonderingswetten, die onder het oude regime ontstaan, nu verdwenen zijn, maar ook in voortdurende vechtpartijen tusschen do Duitsche en Poolsche arbei ders, waarbij de laats ten door hun gering aantal natuurlijk altijd het onderspit moes ten delven. In vereenigingszalcn, in steden en in dorpen, waar de Poolsche vereeni- gingen "bezittingen hadden als vlaggen, kasten of wat ook, werden deze herhaalde lijk door de Duitsohe arbeiders vernield. De terugkomst van de Heimatstreue Ober Schlesier was een nieuwe aanleiding voor een Hetze tegen de Polen vlaggen vïm Poolsche voreenigingen werden op straat gehaald en vernield, de boel werd kort en klein geslagen, de Polen werden afgeranseld en de politie keek toe, het waren t-ooh maar „dummé Polakken". Het is zoo tc begrijpen, dat de Poolsche arbeiders iD Duitsohland geen vaderland konden vinden en steeds terug bleven ver langen naar hun eigen land, dat nu een on afhankelijke staat is geworden. Van de ge legenheid bij het verdrag van Versailles aan de Polen gegeven om naar hun eigen land terug te keeren, werd dan ook door enkele duizenden gebruik gemaakt, hoewel zo hier een bestaanszekerheid hadden en the in Polen nog moesten vinden. Ook trok ken er Poolsche arbeiders naar Noord- Frankrijk, aangelokt door de betaling in franken, om daar in de verwoeste gebie den te arbeiden. Hoeveel er thans van de ongeveer 300.000 Polen, die voor en tijdens den oorlog hier waren, over zijn, is niet met zekerheid te zeggen, doch het is nog steeds een beduidend aantal. Dit aantal zbu ongetwijfeld veel kleiner zijn, indien voor hen de kans bestond om naar hun land te verhuizen en daar werk te vinden, maar dit is op het oogenblik zoo onzeker, dat ze, nu ze hier in de fabrieken nog hun arbeid hebben, het niet wagon op goed ge luk naar Polen te trekken. Bovendien heb ben de meeste arbeiders hier het voordeel tegen ongelukken verzekerd te zijn, bij ziekte uit een kas gesteund te worden, enz., hetgeen ze alles zouden opgeven bij vertrek van hier naar een land, waar alles nog in opkomst is.x Deze dingen binden de Polen aan het land hier worden eens de omstan digheden in Polen beter, dan zal buiten allen twijfel het overgroot© deel van hen, dat nu door geldelijke voordeelen hier ge bonden is, naar hun land terugtrekken. Ze hebben den drempel van hun vaderhuis nog niet kunnen vergeten, ondanks allo pogingen die aangewend zijn om hen te Verdujtsohen en dio ccp omgekeerde uit werking gehad hebben. De houding van de Polen tegenover de Franschen is dan ook met. spanning tege moet gezien, zoowel door Franschen als door Duitschers. Do Polen hier waren niefc- Duitsc.h, bun vaderland was zelfs mefc Frankrijk bevriend, dus rekenden de Fran schen wel op een goede ontvangst bij dc Poolsche arbeiders on op hun medewer king. Daarin hebben zij zich vergist. Van Duiteohe zijde werd wel eens beweerd, do Polen hebben de Fransche troepen als hun bevrijders mefc bloemen en vlaggen bin nengehaald, maar dit zijn niets dan leugens geweest, kwaadsprekerij van sterk anti- Poolsdhe zijde. De sleohte toestand in het Roergebied en de vrees dat. deze toestand bij een Fran schen inval neg slechter zou wo-rden, heeft de Polen zich bij de Duitschers doen aan sluiten. hoewel zij niet als dezen antd- Fransoh zijn. Heeft misschien hier of daar een enkele Pool zioh Franschgezind ge dragen, over het geheel genomen stellen de Polen zioh tegelijk met de Duitschers tegenover de Franschen al is het ook uit een anderen grond. Hun gering getal, in verhouding tot de geheele Roeibevolking, in aanmerking ge nomen, zullen zij deze houdöng wel blijven handhavenschaarden ze zioh nu aan Fransche zijde, zo zouden hun leven niet meer zeker zijn bij een, in de toekomst weer verdwijnen van d<? Fransohe troepen. B. I Roman van G. HARDWIG. Steeds het gespeelde levenIk heb er genoeg van, meer dan genoeg." ,,Wat zou ik je anders kunnen geven?" vroeg hij, nog aarzelender „Niets!" Het klonk schel als een sterk gespannen snaar. Zij verhief zioh en schreed haastig op en neer, do banden in elkaar geslagen. „Ken je niets daarvoor," zei de zij, steeds staan blijvend. „En 't is ook niet jouw fout, dat je die tralies niet ziet, dio jou en m«j insluiten in deze kooi van landjes." „Het is onze aanverwante geboorte grond," wierp hij haar voor de voeten. „Ma&r daarom niét minder eng," zeicb zij stug. „Omstandigheden, die pressen en knevelen, in plaats van uit te breiden." „Wat mis je bij ons?" vroeg hij, baar hand grijpend. „Yraag liever: Wat geven wij je?" lach te zij batter. „Toen ik als kind tot jelui kwain, wist ik niets van mij zelf. Ik droom de van het echte leven „Nu bon je ontwaakt?" vroeg hij bitter en verteerde door de liefde en haar vlam mende oogen. Zij sprak verder, zacht en stokkend, als tot zichzelf: „Wie niet gelukkig is op deze [Wereld, moest liever niet op dit onder- JniQianscihe vertoeven. Voor den nood, die in «sokwnhuizen en ?ui géi i ngen -irmich tingen zich doet voelen, koester ik geen ware en geen gehuichelde belangstelling." „Moet je mij zeggen, dat je niet geluk kig bent?" zei hij somber en liet baar hand los. Zij lette er niet op. „Een vrouw als de groote Elisabeth van Engeland te zijnEen kroon te dragen, waarvoor zich kronen buigen Voorstellen op te werpen, die voor vol keren beslissend zijnplannen te bera men, die een wereld verschikken Elke gedachte stak boven tijd en ver gankelijkheid uit en zij wist zichzelf tot een. baken te plaatsen in het golvenge- klots der tijden. Wie zou nu nog een ander geluk wenschen?" Zij had de armen verlangend opgeheven, als wilde zij dat lot naar zich toe trekken. „U weet niet, wat u bezit," zei de Erf prins bewogen, daar de smartelijke toon van haar stem hem tot in het diepst van zijn hart trof. „Wat u voor mij kon zijn, ja moest zijn, weet u niet. Waarom verdroeg ik het ook - onderbrak zij zichzelf, „da u geen notitaft van mij nam? Wanneer mijn liefde niets voor u befceekent Zij zag hem treurig aan met een gloeien den blik. „Men kan een diadeem cadeau doen, doen, liefde niet." Hij nam haar hand en drukte die in de zijne. Toen liet hij die los en ging weg. Zij keek hem na, schrok op uit haar over peinzing en drukte de vingertoppen tegen haar slapen. Deze klopten en gloeiden. De wind suisde langs de ramen,, als rol de er een rad in vliegende vaart voorbij. Zij dacht aan de drie Nornen, die in den storm van het leven rustig doorspin- nen aan hun noodlotsdraden. En terwijl zij daar zoo stond te pein zen, was het haar, als hoorde zij haar naam noemen boven het loeien van den storm uit. Nu was de plaatsvervangster op het oude slot gekomeneen dame op rijperen leef tijd met gladgestreken haar en een alt stem. Mia kon dus vertrekken en reed nu uit in den heerlijken zonneschijn, langs de chaussee in vliegenden draf. Reeds kwam het grauwe slot van El- bental uit de vlakte te voorschijn. En nu Mia kon van bewondering geen woord spreken betrad hacr voet zalen, waarbij alles, wat zij bij de oude Hoogheid had gezien, in het niet verzonk. He vrijvrouwe gedachtig aan de spreuk, dat de eene hand de ander wascht en dat het de Hertogin geweest was die de fami lie Mersbach had beschermd, toen zij dreig de ten onder te zullen gaan, strekte vrien delij'k de hand) naar Mia uit. Plotseling echter trad zij geheel ver schrikt eenige passen achteruit. Een zeldzame gelijkenis deed haar zoo schrikken. „Wees welkom I" Mia kuste haar vingers zonder een woord te spreken. Toen sprak zij zacht„Ik dank u, mevrouw, dat u mij welkom heet." Mevrouw von Mersbach wierp nog een blik op het aardige gezicht van het blozen de meisje. „Hoe oud bent u, juffrouw von Hel ling?" „Juist achttien geweest, mevrouw." SCHAKEN. Gisteravond had wederom een vriend schappelijke wedstrijd plaats tusschen de Leidsche Volksschaakclub en de Voorscho- tensche Schaakvereniging, ia de bovenzaal van „de Harmonie". Voorschot2n kwam met 13 deelnemers opzetten. Na een strijd van ongeveer 2l/i uur was de laatste partg afgeloopen en was 3e stand 61/2G1/^- Een mooi resultaat'. VOETBAL. Interacademiale wedstrijden. Te Delft is gisteren de eerste interaca demiale wedstrijd gehouden tusschen Lei den en Rotterdam. De eftallen stelden zich aldus op Leiden: Kingma Boltjes; Librefc en Blecourt; Verspeek, Eriks en Gelderman; Snouck Hurgronje, van Delden, Doeve, Goslings en Adriaanse. Rotterdam: van Strik; Bruning en Crompvoets; Karnebeek, Smits en de Jong; Strikker, Priester, Bijkerk, v. d. Sloodt en van Raalte. Er stond een hinderlijke wind dwars over het veld, die oorzaak was, dat er niet best gespeeld is. Geen der partijen was over wegend sterker. Voor de rust was de stand 10 voor Rotterdam door toedoen van Van Raalte. In de tweede helft verknoeide Van Dclden een makkelijke kans voor Leiden door voor open doel naast te schieten, zoo dat Rotterdam met 1—0 won. Groningen won van Utrecht wegens niet opkomen. Een vriendschappelijke wedstrijd tusschen Groningen en een combinatie van andere universiteiten werd door Groningen met 30 gewonnen. Het Zwaluwen-elftal. De doelverdediger van Ajax, J. de Boer, blijkt j.l. Zondag in den wedstrijd tegen H.V.V. een spier gescheurd te hebben en moet op medisch advies enkele weken rust houden. In Ajax zal hij tijdelijk vervangen wor den door een speler uit de lagere elftallen, van Heeswijk; van Rhijn van U.V.V. zal nu het doel der Zwaluwen verdedigen ht den wedstrijd op 13 dezer te Brussel tegen de Roode Duivels. Opgemerkt moet worden dat Van Rhijn Zondag in den wedstrijd V.O.C.U.V.V. het terrein heeft moeten verlaten wegens een opgeloopen kwetsuur. ZWEMMEN. D uitschland—Nederland. Dit vodrjaar zal in Maagdenburg een polo-wedstrijd DuitschlandNederland wor den gespeeld. Dameswedstrijden te Monte Carlo. De Nederlandsche _Zwembond heeft even als vorige jaar, een uitnoodiging ontvangen van de Federation frang. de natation et de sauvetage, om met een zevental deel te ne men aan do zwem- en waterpolo-wedstrij- den, die, gehouden worden van 47 April te Monte Carlo ter gelegenheid der 3de Olympiade voor Vrouwen. Het bestuur van den N.Z.B. heeft de uit noodiging aanvaard on de Polo-commissie opgedragen voor 1 Maart een voorstel in te dienen tot aanwijzing van 9 zwemsters. .De volgende wedstrijden staan op het pro gramma Waterpoloconcours, 100 en 400 M. vrije slag, 100 M. rugzwemmen, 4 maal 50 M. estafette vrije slag, 4 maal 50 M. wissel slag estafette, schoonspringen van 3 M. plank en 5 M. platvorm, en 200 M. school- slagzwemmon. Op de persoonlijke num mers mag slechts één deelneemster per na tie zwemmen en op de andere nummers één ploeg per natie. ROTTERDAMSCHE RECHTBANK. Oplichting. Gistermiddag heeft terecht gestaan de 29-jarige portretschilder W. K., to Rotter dam, beklaagd van oplichting. Beklaagde heeft n.l. begin Juli van het „Streng opgevoed, naar ik hoor?" „Ja, tante was streng", fluisterde Mia. „Maar zij was tooh zoo goed! Ik kan het haar helaas, niet meer vergelden." ,,U bont heed vroeg wees geworden?" Mia keek verbaasd op. Daaraan had zij nooit gedacht. „Ik heb alleen mijn tante gekend. Ja, heuscli, alleen maar tante." ,,'fc Is erg jammer. Maar het overkomt al te velen." Van nu af begon Mia over de vraag naar haar ouders na te denken. Natuur lijk had zij ouders gehad! Vreemd toch, dat tante nooit over hen had gesproken. Zij moesten dan toch ook ergens begraven liggen. Wat zou zij graag die graven eens zien „Zij ging bij de tafel zitten, om het vol gende aan dominee Seller te schrijven: „Waarde Dominee! Mijn vertrek uit het huis van de oude Hoogheid naar mevrouw von Mersbach is zóó onverwachts gebeurd, dat ik nu eerst tijd vind, u daarover te schrijven. In het begin was ik wel ©enigszins ter neer ge slagen nu echter ben ik weer vroolijk, mijn salaris is hier iets meer en de behan deling lijkt mij goed. Mevrouw de Barones heeft mij onlangs naar mijn ouders gevraagd en gevraagd wanneer Ik wees geworden ben. Weet u daar misschien ook iets van, Dominee? Ik vond het niet pretting, dat ik in deze zaak zoo onwetend was. De zoon van Mevrouw de Barones is de zelfde jongeman, die mij indertijd op de heide heeft aangesproken, toen hij op weg naar u toe was. vorige jaar in een der plaatselijke bladeu een advertentie geplaatst, ongeveer lui dende als volgt: Reiziger-incasseerder wordt ten spoedigste gevraagd door kunst schilder tegen borgstelling. Vakkennis on- noodig." Op deze advertentie liccft de kantoorbe diende K. A. Visser te Rotterdam gereflec teerd. Deze ontving op zijn sollicitatiebrief een antwoord, dat onderteekend was: W,. Coppée, en in de voortgezette onderhande ling dc mededeeling, dat een borgstelling van f 500 gevergd werd. De werkzaamhe den, die Visser te doen zou krijgen, zouden bestaan in het aanbrengen van bestellingen van portretten, zoo werd hem door beklaag de meegedeeld. Ook liet deze doorschemeren bij die besprekingen, dat de zaken een groote vlucht zouden gaan nemen. O.a. ver telde hij, dat de uitbreiding van de werk zaamheden het voorshands noodig maakte, om 2 perceelen aan den Beukelsdijk te hu ren. Om aan te toonen hoe volhandig hij het reeds had, zou beklaagde gewezen heb ben op een hoeveelheid van CO portretten, die hij in bestelling heette te hebben. Aan Visser, die niet veel lust getoond zou hebben, de gevraagde f 500 zoo maar te storten, heeft beklaagde ten slotte zijn meubilair in onderpand aangeboden, op welk aanbod Visser ten slotte zou zijn in gegaan. Deze meubelen zoo wordt be klaagde verder bij dagvaarding ten laste' gelegd zouden echter niet zijn eigendom zijn geweest, omdat hij ze in huurkoop had. Van de zaken van het schildersatelier „Pictura" is niet veel terecht gekomen en gistermiddag dan had de onfortuinlijke kunstschilder zich te verantwoorden voor die f 500, die hij door „listige kunstgrepen" zou hebben verkregen en „ten eigen bate" aangewend. Nog een dergelijk misdrijf werd hem ten laste gelegd, betreffende f 100 borgstorting van een agent van zijn zaak in Leiden. Beklaagde ontkende ook maar den gering- sten opzet te hebben gehad, om op oneer lijke wijze aan geld te komen. Zeer aange daan vertelde hij in groote trekken zijn le vensgeschiedenis. In Amsterdam geboren, heeft hij daar de 5-jarige H.B.S. gevolgd. Daarna heeft hij de moeilijke kunstenaars loopbaan gekozen. Zoowel het tooneel als de schilderkunst trokken hem sterk aan. Het leven heeft hem veel ontgoocheling go- bracht. Tot overmaat van ramp werd zijn wouw ziekelijk. Het is vooral daarom, dat hij getracht heeft een bestaan te vinden, dat een einde zou maken aan het gereis en getrek, waartegen zijn vrouw niet langer bestand bleek. Op raad van een vriend heeft hij het plan opgezet om een uitgebreid por- tretschildersatelier te stichten. Overal in den lande wilde hij agenten aanstellen tot het aanbrengen van bestellingen op provi sie. De zaken zijn echter misgeloopen. Er kwamen geen bestellingen en met hard wer ken aan ander schilderwerk was er nog geen droog brood, te verdienen. Toen zijn de borgsommen er bij ingeschoten. De agenten wilen hun geld terug, hij beloofde het hun herhaaldelijk en spande zich ook tot het uiterste in om het inderdaad terug te zen den, maar had er niet don tijd voor. De menschen zijn ongeduldig geworden en heb ben er do politie in gemengd. De vertegenwoordiger van het O. M., nür. Polman, nam in aanmerking, dat beklaagde in een andere wereld leefde dan zijn omge ving. Spreker achtte het aannemelijk, dat zijn artistenaaatuur hem in dezen moeilijken toestand had gebracht. Hij verkeert in een wereld van sterke verbeeldingen en riet daarom de dingen wat overdreven groot. Niettegenstaande dat alles verdient bekl., volgens spreker, een zeer ernstige waar schuwing. In hetgeen hij gedaan heeft zijn wel degelijk elementen van oplichting aan wezig, voo-ral in die geschiedenis met dat meubilair ligt te dier zake het zwaartepunt. Eisch4 maanden gevangenisstraf. De verdediger, mr. N. C. van Mastrigt, bepleitte een mildere straf on bracht de goede trouw van beklaagde naar voren. 0 „Ik vind hem bijzonder aardig. Maar ik geloof, dat hij verschrikkelijk trotech Is. En nu, geachte Dominee, wees hartelijk gegroet door Uw toegenegen Mieze!" Vergeefs wachtte Mia op oen weenzion met den man, wiens beeltenis zij als een heiligdom in hart bewaarde. Naar hem vragen durfde zij niet. Maar rij hoorde, dat hij hier en daar eenigen tijd in Elben- tal waa gewee6fc. Maar eens, toen zij buiten in het park do eerste sneeuwklokjes had geplukt en met de bloemen in de hand in het huis terugliep, kwam hij haar tegen, juist toen hij op het punt stond om het huis te ver laten. Haar oogen schitterden van vreugde. „Eindelijk! Ik heb u in 't geheel nog geen goeden dag kunnen zeggen." „Mijn tijd! os beperkt. Ik ben door den dienst gebonden. Hoe bevalt het u hier?" „Heel goed!" zeide zij en keek neer op de sneeuwklokjes. „Maar „Watmaar vroeg hij glimlachend. „Ik kan niet zeggen, hoe. Dikwijls wordt het mij hier een beetje angstig. „Angstig? Todh niet voor spoken?" „Och, spoken 1" Zij lachte luid. ',Elk oud kasteel heeft zijn spook, dab weet u tooh?" „Dikwijls," zei ze zachtjes, „wanneer het heel stil is draai ik me om, omdat het dan plotseling is of er iemand ach ter me staat." „En „Niemand, natuurlijkHet is immert onzin alleen zoo eigén..." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1923 | | pagina 5