No. 4. Donderdag 25 Januari. Anno 1923
Het Drie Koningenfeest.
(Slot).
Op dit oogenblik werd hij in de rede
gevallen door oom Bert, èea Jtroer van
den gastheer, die een allergrappigste toe
spraak tot bet jonge koningspaar hield,
waardoor de stemming nog luidruchtiger
werd en Truus toch mee moest lachen,
of zij wilde of niet
Hans liet zich zijn rol uitstekend weiger
vallen. Telkens wanneer hij aangesproken
werd, antwoordde hij met de waardigheid
van een geboren Koning! Truus zat hem
bewonderend aan te kijken. Zij, als Koningin,
maakte lang zoo'o goed figuur niet; de
angst haar ouders te moeten mededeelen,
dat zij de boon getroffen had en dus een
contra-partjj moest geven, bedierf at haar
genoegen. Bovendien was zij reeds lang
gehaald, maar men wilde haar niet laten
gaan en Hans had met een deftig gebaar
gezegd:
„Ik zal de Koningin naar huis gelei
den. Zend den page weg.'"
Het viel de arme Truus moeilijk in het
algemeen gelach in te stemmen, want zjj
vreesde, dat ook dit thuis niet goedge
vonden zou worden.
Toen de maaltijd nagenoeg afgeloopen
was en vooral Truus en Hans al een hee-
leo berg lekkers om mee te nemen naast
hun bord hadden liggen, stootte Hans haar
aas.
„Nou komt het," zei hij. En hü tikte
tegen zijn glas. Zoodra het stil was, be
gon hij:
„Geliefde onderdanen, de Koning'n en de
Koning noodigen u allen uit op een con-
tra.partij in ons kristallen paleis op den
berg. der Verbeelding. Als datum stellen
wjj vast: Sint Juttemis, als de kalveren
op het ijs dansen!"
Een storm vaa bijvalsbetuigingen brak
los als antwoord op zijn toespraak. Ook
Truus had er pret om. Nu werd spoedig
het sein tot opétaau gegeven en het ver
trekken volgde bijna onmiddellijk daarna
De Kaning liep, belast en beladen met
alle schatten, welke hij en de Koningin
dien avond ontvangen hadden. Vlug staken
zij de straat over.
„Wat een heerlijke avond!" zei Truus.
„Maar ik zie er toch tegen op tiaar huis
te gaan. Vader ea Moeder zullea het niets
prettig vinden, dat ik de boon gekregen
heb."
„Kom, 'tzal wel losloopen!" troostte Hans.
Zy stonden nu stil vóór de deur van de
familie Martens. Hans belde aan, gaf haar
ihet deel der schatten, dat haar toekwam
'en ,zei tot afscheid:
„Denk er aan: mócht er bij jullie 'teen
jof ander te doen zijn, dan wil ik graag
helpen. Ik zelf kan geen party in jouw
■plaats geven; mijn oudoom, bij wien ik
Sm huis ben om naar het gymnasium te
kruinen gaan, is stijf en ziekelijk. Met
hem kan ik er dus niet over jpreken.
Maar ate je soms een paar handen noodig
'hebt om met iets te helpen, dan ben ik
je man. Ba wit graag, hoor!"
Truus schudde bedroefd baar hoofd. Mzar
vóór zij nog iets kon zeggen, ging de
d6nr open. Zij gaven elkaar een hand tot
afscheid m het meisje ging paar binnen.
Truus voelde zich nu dubbel verlaten.
Alleen moest zij naai- boven de familie
Mertens bewoonde een flink bovenhuis
en het noodlottige geval vertellen. „Had
ik Hans maar gevraagd even mee naar
boven te gaan!" dacht zij. Maar dat was
nu te laat.
„Kind, waar blijf je toch? 'tls al twaalf
uur!" Met deze woorden begroette haar
vader haar. „Heb je veel plezier gehad?"
„0 ja, dol!" antwoordde Truus en zij
begon te vertellen. Toen zij aan het gedeelte
van het Drie Koningenbrood met de boon
kwam, aarzelde zij echter. Haar vader zag
haar verlegenheid en vroeg:
„jy hebt de boon toch niet gekregen?"
„J-ja," antwoordde Truus verlegen. „Ik
ik kan het beusoh niet helpen! Ik moest
van het brood nemen en Hans van Eldik,
die ook een boon kreeg en Koning was,
zei
„Vrouw, wat heb ik je gezegd? De
boon! Heb ik niet goed voorspeld?,, riep
mjjnheer Mertens uit. „Maar laat ons nu
naar bed gaan. Slaap lekker!"
Mevrouw Mertens ging met Truus mee
naar boven en liet haar onder het uitklee-
den alles van die avond haarfijn vertellen.
Daarna zei zij haar dochtertje goeden nacht
en raadde haar aan maar gauw te gaan
slapen.
Den volgenden morgen was Truus laat.
Haar vader was reeds naar _zijn bureau en
zy moest zich haasten om bijtijds klaar te
komen voor school.
Pas aan de koffietafel waren allen weer
byeen en kwam vanzelf het gesprek op
den vorigen avond. Truus vertelde opge
togen van de vertooning der Drie koningen,
de mooie voorwerpen voor de tombola eti
de mooi gedekte tafel met de lekkernijen.
„Ik wou liever, dat je Asschepoetser
geweest was dan Koningin, Truus 1" zei
haar vader lachend. „0 ja, dat 's waar
ook, ik zag van morgen je Koning. Ik
heb mön hoed natuurlijk heel diep afge
nomen en „Sire" tegen hem gezegd, terwijl
ik bleef stilstaan om hem voorbij te laten
gaan. De jongen proestte van het lachen."
En mijnheer Mertens moest zelf nog lachen
bij de herinnering aan dit kleine voorval.
„En hadt je die gouden kroon op Truus?"
vroeg Arnold.
„En wat moest je doen als Koningin?"
vroeg Koos.
„Och, eigenlijk niets by'zonders; maar ik
was toch bang, dat ik het niet goed deed.
Ik geloof, dat ze mij niets aardig vonden.
Hans wel! Dat kwam, omdat ik bang
was, dat Vader en Moeder het niets prettig
zouden vinden."
„Daar heb je wel geiyk in", zei haar
vader. „Ik vind het een vervelende ge
schiedenis."
„Ik heelemaal niet", zei mevrouw Mer
tens. „We laten de zaak eenvoudig blauw-
blauw."
„Ja, dat kun je nu wel- zeggen, maar ik
vind het toch onaangenaam, onze kinderen
bp anderen te Jaten profiteeren, terwyi wij
zelf niets terug kunnen doeo. Ik mag geen
vjjf-en-twintig of vpftig gulden uitgeven
alleen voor een prettigen avond. Als je
nu nog eens voor een ryksdaalder een
partytje kon geven, dót zou ik er nog
wel voor over hebben. Maar kom daar
in den tegenwoordigen tijd eens mee aan,
ea dan na zoo'n prachtig feest als daar!'1
Hij Kep met groote stappen door de kamer
en mevrouw keek hem nadenkend na. Plot
seling riep zij (lit:
„En als ik nu bans aannam, voor eeo
ryksdaalder 'n partijtje op touw te jsettent"
„Phoe! Nee, Lucia, je bent wel heef
knap, maar dat zal je toch niet gelukken.'*
„Wel, laat mij den tyd eens om er over
te peinzen", zei zij opgewekt, „vanmiddag
zaï ik je mijn plannetje nader uitleggen."
„Nu, kinderen! als Moeder ons dat le
vert, dan mogen we haar ook wel' een
kroontje op het hoofd zetten!" riep my'nheer
Mertens lachend uit „Maar heti is hoog
tyd; ik moet weg."
Toen ook de kinderen weg waren nam
mevrouw Mertens papier en potlood en
zat langen tyd allerlei becyferingen te ma
ken. Daarna ging zij naar den zolder, open
de een ouden koffer en een kast, waarin
zi) allerlei zocht, en haar gezicht werd hoe
langer hoe opgewekter. Toen haar mao
en Kinderen thuis kwamen en aHeo om de
tafel geschaard zaten, zei zö:
„Ik heb een plannetje bedacht waar-
voer wij allen wat moeten doen. Ten eerste
zat Vader den grooten, microscoop ver-
toonen
„MicroscoopDie bebben we nog
nooit gezien!" riepen de kinderen.
„Nee, Lucie, dat gaat niet. Het diDg ie
in jaren niet uit de kast geweest. Het zal
heelemaal niet in orde zrjn", zei mynheer
Mertens. Zpn tegenstreven mocht echter oiei
baten.
Zpn vrouw het zich niet zoo gauw uit
het veld slaan en zëi:
„Ik ben al eens aan bet snuffelen geweest
en ik geloof ook wel, dat er nog het eeo
en het ander aan te doen is, maar dat
is minder, 'tls heel mooi, 'kinderen! een
heldere lamp werpt dan al de vergroots
beelden op een laken, dat tegen den muur
gespannen is
„Maar om dat weer in orde te krijgen
moet ik hulp hebben", zei mynheer Mer
tens nu.
„O Vader, dan laat u Hans van Eldik
komen. Hjj heeft gezegd, dat hij graag
izou komen helpen met het één of het
ander!" riep Tnius uit.
„Prachtig!" zei haar moeder. „Verdet
heb ik ep zolder den koffer met. oude
costumes van je toooeelclub eens nage
keken, Paul! Daar is van alles in. Ea
ate jy nu een paar charades of levende
■beelden bedenkt en dié de jongens laat
opvoeren, laat ik onderwijl de meisjes pof
fertjes bakken. Dat zal dan meteen onze
versnapering zjjn. De frambozen-limonade
die Oma mp onlangs stuurde, presenteeren
wij er by en klaar is Kees!"
„O Moeder, wat zullen we een pret heb
ben!" riepen Truus ea haar broertjes ver
heugd uit
„Dus besloot mjjnheer Mertens. „We
geven een party! Ik vind alles best, alleen
ben ik bang, dat de microscoop
„Kom, je wa3 er vroeger zoo'n bolleboos
in, man!" zei mevrouw Mertens nu. „Ik
geloof stellig, dat je er zelf weer plezier
in zult kragen".
Den volgenden morgen kwam meneer Mar
tens Hans van Eldik op straat tegen. Hj)
hield den jongen even staande en zei:
j „Hans, mjjn vrouw heeft grootsche plan-
j nen. We gaan een party geven, die niet
meer dan een rijksdaalder mag kosteo.