Miesje en de Maan teekening, bet is goed gesL-u-gd. Ik vind werkelijk keel leuk die verschillende on dervindingen en Opmerkingen, die ik in je brieven vind. Je begrijpt wel wat ik alle maal bedoelmo-ndeling zóu ik daar be- tèr op kunnen antwoorden, maar je voelt mijn bedoeling toch wel uit deze weinige régelen. Emma Mulder, prettig voor je, dat je ■dat gevoel hcUt: Oost West-, thuis best. Hoe oud is je kleinste broertje? Je mag ook wel Tante boven je brieven zetten in plaats van: Mevrouw* Jo on Anton van Zijp, als je samen schrijft en inzendt, doet dan maar met de grooteren mee, als je dat liever wilt. Johannes van Leeuwen, natuurlijk mag ja ook meedoem als je Oom en Tante het ,,Leidsoh Dagblad" ontvange en je nu hun huisgenoot-je bent; ik koop dat je veel plezier zult krijgen in de raadsels. Jaap Le Ptoole, ik kan altijd zien, dat jij je' best doet om mij oen net briefje te zonden. Klazina Parlevliefc en Rika van Veen (Zoéterwoude) die vorst is niet veel bij zonders geweest, dus de schaatsen behoef den nog niet voor den dag gehaald to wor den. In Zeeland stonden de sneeuwklokjes ook al boven dan grond begin Januari. Tomnie en Iua Houpt, ik hoop dat ik in Februari in Ledden kan komen een paar -dagen én zou het gezellig vinden die twee lingen die mij iederweek schrijven, eens te zien. Waar wanen jull'e ook weer? Vroeger heb je mij dat wel eens geschre ven, maar ik heb zooveel te onthouden. Frans Diepeveen em Johan Mokkénstorm is het tegenwoordig erg druk met huis werk? Zitten jullie in dezelfde klasse op school 1 Sari Aalbersberg, als je zoo graag den naam van trouwe inzendster wilt verdie nen, dan moet je maar geregeld gaan mee doen. - Betsie en Moll ie Aanen, wonen jullie ui Katwijk? En wie van de twee heeft mij deze week geschreven? Piet Gertenaar, heb je het al gelezen, dat je mij voorloopig geen raadsels moet zenden? Eon tijd wachten. Tot en met je llde jaar mag je met de kleineren mee doen. Louis Hartkamp, ik verlang ook erg om in Leiden te komen en alle veranderin gen te zien. Zie je wel dat ik deze week ook weer een aardige hoeveelheid brieven heb om te lezen en te beantwoorden? Marietje Öaykoma. is Ooba Dee je vrien din, nu clan mag je misschien haar prijs ook wel eens lezen. Willem van Es, een zeer komiek ventje heb je voor mij geteekend met een flinke pijp in zijn mond. Mangit Pittner, och ja al is het hier in Holland nog zoo goed, is het heel natuur lijk dat je toch naar Moedei' verlangt. Ben je al lang in Leiden? Uorrie den Dopper, na den 31en hoop ik in je brief te lezen, dat het pianospelen en ook dat andere goed is afgeloopen, want al moet je om dat eene deftige la chen, het hoort er tooh bij. Abram Burgerjon, zoo in je schik met je tnooie boek? Je moet er je naam in schrijven en wanneer en waarvoor je het gekregen hebt, dat is zoo aardig voor la ter, Heb je dat teekeningetje boven aan je brief zelf gemaakt? Wim Ovcrduyn, vroeger vond ik Vader- landsohe geschiedenis ook een van de pret tigste vakken op 6chool. Daar kan je ook heel mooie boeken over lezen. Coba Hoope, het is den laatste J meestal noo'n lange correspondentie, want ik krijg toch zóó enorm veel brieven, waar op wat valt te antwoorden, soms denk ik dat er nooit een einde aan komt. Oatharina Lankester, natuurlijk heb je zelf spijt als je tot de ontdekking komt, dat je ingezonden oplossingen goed waren en je vergat je naam te zetten. Mitzie Meiohlböck wat heb jij je best Miesje ©billetjes de trap afliep, de achterdeur uitging, den tuin en het hekje door, en weldra het heuveltje opklauterde, waarboven zij de mean juist zien kon. Zij begon zoo dapper. Voor de gezelligheid baid ze Dolly, haar kavelingspop, ander den arm meegenomen. Ze wist zeker, dat Dolly de Maan ook wel eens graag van nabij zou willen zien. Veriangend stólk Miesje kaar handje er al naar uit. Ze dacht, dat 2e de Maan bijna, grijpen kon. Maar -dat viel niet meo. Hoe flink ze ook aan stapte, steeds 'bleef de Maan even ver weg. Flapootftje en Trilneusje, twee haasjes, had den haar uit het tuinhekje zien kamen en liepen haar nieuwsgierig achterna. „Walt doet dat mensohenikimd daar aMean?" dachten zij. Ze begrepen er niets van. „Zeker weggetoopen!" fluisterde Flapoortjé in de bazeutaal. „Dat doen düê domme men- edhenkinderen wel meer. Maarwaar zou ze naar toe gaan?" Miesje had nu al een heel eindje geloopen eü ze werd 2300 moe, zóó moe, dart, haar voetjes pijn déden. En nog altijd ©bond do Maan zoo akelig ver weg.' Eindelijk daar moest ze even gaan zitten om uit te rusrten en op eensdaar barstte zij in tranen uit. „Moeder, Moesje©nikte zij, m^ar Moeder kon. haar natuurlijk niet hooren. Dolly lag op den grond; dlie scheen ook moe en slaperig te zijn. Öp eens hoorde Miesje een fijn stemmetje fluisteren: „Heb je zoo'n verdriet, klein mensohenkind?" Eerst schrikte Miesje wél even, maar toen zij de goedige, trouwe 00gen van Éla poortje zag, vond zij het toch wél prettig, dat ze niet langer alleen in het bosch was met Dolly. Want de Maan telde niét mee. Die stand zóó ver weg! En toen Miesje opkeek, zag zij vier lieve haasjes om zioh heen zitten. Ffapdorije, Tril neusje, Fluweélvel en Grijs Je vrairön heel vriendelijk tegen haar ent onder luid gesnik vertelde Miesje hun, waf zij wilde gaan doen. Daar kwam op eens een oude hozeiivader óm den hoek kijken. En die wist gelukkig raad. „Weten jullie ook, waar dart kleine menschen- kind woont?" vroeg hij. d'oor C. H. „Ikke gaat naar de Maan," zei Miesje, ter wijl Moeder haar op een moeien aA'ond toedekte. Moeder dacht, dat Miesje van de Maan wilde diriJomaen en anrtwoordlde lachend, terwijl zij de kamer uitging: „Dart 's goed, Miesje, ga jij maar eens naar de Maan." Hert kleine ding was wel een beetje verbaasd, dat Moeder hert zoo dadelijk goed vonld, maar ze was te veel in (haaT schik, dat zij dé Maan nu eens van dichtbij zou zien, om daar verder ever na te denken. Nauwelijks had Moeder de deux dan ook achtèr Zich dicht gedaan, of Miesje kléedde zich notjes aan. Ze was een (handig klein ding en vlug trok zij haar kousjes en schoentjes weer ian, daarna haar oniderjurkjö en jurkje. Dit laatste ging niet zoo gemakkelijk, maar het l ukte toch zoo wart. Nu nog haar mutsje opgezet en klaar was Miesje. Vaider en Móedter liepen even een etraatje om; Anna, het dienstmeisje, was uit en zoo kwam het, dat niemand er iets van merkte, dat „Jai," knikten Füapoortje en Trilneusje. „We zagen haar juist uit een hekje kamen." „Wijs mij dart dan," zei de hazemvader en zoo kwam het, dat toen Miesje wat uitgerust was, zij met den wijzen hasenvader en de vier andere haasjes veer naar huis terugliep. Naar de Maan keek ze maar niet eens meer. Haar lief ste wensch was nu veilig dn haar bedje te liggen O, wart duurde die weg lang, veel langer da» toen zij hem den eersten keer geloopen had! Eindelijk, daar zag ze haar hekje endaar in den turn stond Moeder.Moeder, die haar dochtertje neg niet eens gemist had en nu wel drie keer haar oogen moest uitwrijven, vóór zij werkelijk gelooven kon, dat Miesje daar aan kwam. Moesje vloog in Moeders armen en toen zij haar bazen/vriendjes wildé bedanken, waren déze verdwenen. AJ te dicht bij de menechen en huizen komen zij maar liever niét. Snokkend vertelde Miesje Moeder nu alles en Moeder bracht haaT gauw naar bed. Ze is noodt meer uitgegaan naar de Maan en als zij haasjes ziet, denkt zo altijd, dat het haar vriendjes van dien avond zijn, die haasjes, die haar weer vei lig bij Moeder thuis brachten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1923 | | pagina 11