St Hoe zij zich er uitredden ANEKDOTES. CORRESPONDENTIE. is hu Hl. W( de Zet Ott to: chten, misschien wel in de kroon van den izer gezet worden. In de vensterbank der werkplaats lag ■n oude, W(jze poes. Toen zg den dukaat \'j hoorde pochen, miauwde zij: Omgekeerde kan ook gebeuren!" En zij begon ziet. schoon te likken. De dukaat kwam in handen van een alen, rijken gierigaard, die hem in zijn ildiist sloot, Daar lag hij nu met heel ai lotgenooten. Op zekeren dag voelde hjs gierigaard, dat zijn einde niet meer ver was en daar hij niet wilde, dat een der zjjn schatten zou erven, begroef hjj jn geld in den grond. Daar liggen nu de gouden dukaten. Ze zijn zwart en ncezelig geworden en niemand weet, waar liggen, noch heeft er iets aan. Zoo liep t met den fcntschen dukaat af. Doch de koperen .penning zou de wijde ereld doorreizen en het zou hem --daarbij >ed gaan. Kern overkwam het volgende: Om te beginnen kreeg een jongen, die in de Munt werkzaam was. hem als loon. ij kwam er mee thuis en toen zijn kleine :sjc het blinkende geldstuk zoo mooi vond, •f hij het haar. Het meisje liep er mee den tuin in om t aan haar moeder te laten zien. Juist inkte op dit oogenblik een oude, zieke- jkc- bedelaar naar het hekje toe en smeekte i een stukje brood. „Ik heb geen brood," zei het meisje. „Geef mij dan een penning om brood koopen," smeekte de arme man. Hef meisje keek naar haar schat en' daar een gevoelig hartje bezat, gaf zij het ildstuk aan den bedelaar. Deze hinkte naar den bakker toe. Juist en hij vóór de toonbank stond, kwam er m onbekende, als pelgrim gekleed, met anlel, staf en tasch, de straat in, en deel- aan de kinderen, die vóór den winkel enden, mooie prentjes uit, waarvoor zij 'eine geldstukjes in zijn tasch wierpen, i bedelaar vroeg aan den pelgrim: „Waarheen gaat de reis?" En de pelgrim antwoordde: „Vele honderden mijlen ver naar de hei- ,ëg|ge stad Jeruzalepi. Daar wil 5k mjjn oeder gaan loskoopen, die door de Tur in gevangen werd genomen. Daarvoor acht ik mijn tasch vol geld te krijgen." ,Neem dan ook deze kleinigheid," zei bedelaar en hij wierp den koperen pen- jnt n6 'n de tasch van den pelgrim. Even ingerig als hij den winkel was binnen komen, wilde hij weer weggaan, maar bakker, die alles gehoord en gezien had, if den armen man een groot brood cadeau. De pelgrim trok door veel landen, voer een schip over de verre zee en kwam ndeljjk in Jeruzalem aan. Nadat hjf eerst heilige plaatsen bezocht had om te dden, ging ijj naar den Turkschen Sul die zijn broeder gevangen hield. Hij od hem een groote som gelds aan, in- ali en hij den gevangene wilde vrijlaten. De le iltan wilde echter nog meer hebben en pelgrim zei: ,,'t Eenige wat ik u nog kan aanbieden, deze koperen penning, dien mjj een irgerige bedelaar uit barmhartigheid honk. Wees barmhartig als hjj, en dit perstuk zal het u vergelden." Toen erbarmde de Sultan zich over den vangene. Hij gaf hem zijn vrjjheid terug ontving van den pelgrim den koperen inning. De Sultan stak den penning in dén ~e >rstzak van zjjn onderkleed on dacht er eenigen tijd niet meer aan. Nu gebeurde het, dat de Keizer van k groote Duitsche rjjk naar Jeruzalem "k om krjjg te voeren tegen de Turken* Sultan, die hen aanvoerde, weerde zich ¥I5Jpper en sloeg den aanval af, zonder dat Jij i gewond werd. Éénmaal scheelde dit f iter maar heel weinig. Midden in het t ivecht trof een scherpe pul zjjn borst, jjt: Kh brak af zonder hem te deren. De Sul- ve wonderde zich -sterk daarover en en hij na den slag zjjn kleed onderzocht, jih kjj den koperen penning in den borst- t |k van zijn onderkleed daarop was de 51 afgestuit. Het spreekt vanzelf, dat hij penning vanaf dit oogenblik in hooge Se hield. Hjj liet hem met een goud ket- nkje aan het gevest van zijn kromme sabel ftestigen. - In een later gevecht werd de Sultan door den Keizer overwonnen en gevauge„ genomen Zijn sabel moest hij aan den 01V. winnaar overhandigen. Zoo kwam met de sabel ook de koperen penning in des Kei zers bezit. Op zekeren dag, toen de Keizer aan den maaltijd zat en een volle beker wijn vóór hem stond, zei de Keizerin, dat z'j zoo gaarne de Turksche sabel eens wilde zien. Deze werd op bevel van den Keizer gebracht en toen de Keizerin de sabel in haar handen nam en aandachtig bekeek, i viel de koperen penning van het kettinkje, jnist in den beker van den Keizer. Deze zag het en haalde den koperen penning uit den wjjn. En terwijl hij het geldstuk even bekeek, zag hij, dat het geheel groen was geworden. Hieruit bleek duidelijk, dat er vergif in den wijn gemengd was. Een slechte kamerdienaar had deri Keizer wil len vergiftigen. Dit kwam weldra uit en de mar werd ter dood veroordeeld. Den koperen penning liet de Keizer in zijn kroon zetten. Zoo had dus de koperen penning, die door den gouden dukaat zoo geminacht was, een aardig kind verheugd, een hon geriger. bedelaar brood geschonken, aen on- gelukkigen gevangene verlost, een dapperen Sultan in den strijd een wond misschien zelfs het leven bespaard en een mach tigen Keizer voor vergiftiging behoed om ten slotte in een kroon gezet te worden. Het was dus wèi anders uitgekomen dan de verwaande dukaat voorspeld had, toen zij beiden op de werktafel van het Munt- gebouw lagen Evenals de olifant, heeft Ide kameel een -uit stekend) .geüieuigen. Een beleedïiging vergeet hij niet licht. De Auaibieren, die zooveel om gaan met kameelen, hoonden hiermede reke ning. Heeft de Arabier door de een of andere reden zijn kameel boos gemaakt, dan heeft' hij een slimme manier om de wraak van zijn dier te ontloopen. Op een plaats, waar hij weet, dat zijn kameel spoedig komen zal, legt hij eeniige kleedingstuJkken neer en schikt ze zóór, dat ze veel lijken op een slaapenden man. Komt de kameel op dne plek, dan denkt het dier, cEat hij zijn vijand gevonden heeft en wil eens goed met hem afrekenen. Hij trapt op de kleeren en schudt ze woedend heen en weer. Als hij op die manier zijn blinde woede gekoeld heeft, is hij voldaan en kan de Ara bier zich gerust een poosje later aan den ka meel vertoonen, dlaar deze den man niets meer zal doen. Ingezonden door Bots van Leeuwen. Jaapje nam- aan tafel het grootste stuk vïeeseh op zijn bord. Vader zag het en zei: „Neen, dat doet een nette, bescheiden jongen niet". Jaapje: „Wat zou u dan genomen hebben?" Vader: „Het kleinste natuurlijk", Jaapje: „Het kleinste? Nu neemt u het dan." Ingezonden door Marie Zaalberg. Jan: „Pa, wonen er menschen op de maan?" Vader (in een book verdiept) „Ja". i-Jan: „Pa, wonen er veel menschen op de maan?" Vader: „Ja". Jan: „Pa, wat zal het dan een gedrang wezen als het halve maan is." Vader: „Ja". 4 Twee slimmer3. Twee mannen komen bij een brug, waar- v.an de leuning pas geverfd is. Aan een boom, vLak bij de brug, zien zij een bordje beves tigd, waarop staat„Geverfd". „Pas c-p, Hein zegt de een, „ga niet te gen hen boom staan hij is geverfd Beiden' leunen nu tegen de leuning der brug en verbazen zich over de domheid der menschen, die boomen verven maar toen zij thuis kwamen en hun jas zagen, wai-en zij beter ingelicht. -- Van gedaante veranderd. „En wie is dat vraagt, tante Annie, bij het doorbladeren van ecu album met foto- giwCicën, op een kind in de lange kleeren vijzend. „O dat ben iik lieve tante", zegt de kleine Wim, die voor het eerst een broek en kiel aan heeft, „toen ik nog een meisje was cn lange kleeren droeg". Ingezonden door Stien 'de Wekker." ,V|' Kleine zus „Moe, mag ik wat op straat gaan spelen Moedor „Wel, neen, kindje, het is nu geen zomer meer, het is al November". Zus„Hè, noen, Moe, niet November maar Zaterdag". Ingezonden door Adiaan Bolle. Pietje (uit schooi komend)„Pa, nu zit ik niet meer op de laatste bank". Vader (zeer verheugd)„Dat is mooi -hoos. flink opgepast. Daar heb je een dubbeltje van mij voor belooning. En vertel eens, hoe komt dat nu zoo op eens". Pietje „Och, zie, Pa, dte laatste b'anik' meet geverfd worden". Ingezonden door Marie Zaalberg. A. „Wat ia er toch bij je buiuranan 'den tandarts te 'doen Het loopt daar storm". B. „Ja, dat zal ik je zeggen die herdenkt vandaag zijn 50-jarige praktijk en nu zijn al zijn oude klanten overeengekomen om zich als officicelehulde aan zijn bekwaamheid elk oen tand te laten trekken''. Het was natuurlijk een teleurstelling dat Donderdagavond de antwoorden op de prijsraadsels niet vermeld stonden, het speet mij ook, maar ik heb direct geschre ven of dan Donderdag a. s. de antwoorden op de prijsraadsels toch nog geplaatst kun nen worden, want- ik wil toch graag, dat jullie ziet wat mijn bedoeling is geweest En nu zal ik jullie eerst eens een heerlijk bericht mededeelen. Ik was van plan, ora Donderdag 23 November alweer prijsraad sels te geven, en nu mag ik ter eere van het dan op handen zijnde St.-Nicolaasfeest extra veel prijzen verlaten, ja raadt eens hoeveel Tien boeken voor de grooteren en tientboeken voor de kleineren, dus twin tig in het geheel! Is dat nu niet prachtig mooi Wat zeggen jullie wel van zoo'n heer lijke verrassing 1 En nu beloof ik al meteen dat ik als prijsraadsels een werkje zal op geven, waar iedereen aan kan deelnemen, want ik begrijp best, dat, nu er zóóvele kansen zullen zijn, iedereen graag niet al leen zal. zoeken en oplossen, maar ook zal inzenden. Ik weet best dat al staan er nies wekelijks een massa namen in de kinder courant, er toch veel meer kinderen zijn die de raadsels wel oplossen. Ik heb al van zóóvele kanten mondeling en schriftelijk gehoord: ,,0, ik los de raadsels wel meestal op. ik heb er echt veel pleizier in, maar ik kom er dan niet toe om ze netjes op te schrijven en weg te brengen". Velen hebben er geen tijd voor, alles op te schrijven, maar daarvoor lossen ze de raadsels wel op. Maar nu raad ik jullie toch ernstig aan, om 23 November niet alleen het prijsraad sel te zoeken, maar het ook op te schrij ven en aan mij te zenden. Bedenkt toch goed, 20 boeken mag ik verloten, zoo iets is nog nooit gebeurd. En, kinderenlief, ik weet ook nog best welk werkje allen zoo heerlijk vonden, want toen ontving ik zoo'n massa brieven, dus dat zal ik dan nu weer eens opgeven in dienzelfden trant. Ik ver heug er mij al zóó op, dat ik na 23 Novem ber twintig kinderen mag gelukkig maken. Hoogstwaarschijnlijk kom ik 20 Novem ber enkele dagen in Leiden op den Hooge Rijndijk logeeren. Als een van jullie mij dan eens tegenkomt, mag je gerust, even naar mij toekomen, want het zou best kun nen gebeuren, wat al meer het geval was, dat een kind mij herkende, zonder dat ik

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1922 | | pagina 13