De Koperen pennin
FEUILLETON
HOE HENK EN BERNARD
VRIENDEN WERDEN.
lijk vastheid te geven, terwijl hij kapitein
Curiey's boodschap overbracht.
Het duurde eenige oogenblikken, vóór
jGeorge's moeder uit de afigebrcki>.'i zinnen
van den jongen wijs kon worden Toeh. zij
hom begreep, verklaarde zij echter liever
te blijven, waar zij was dan zich met de
kinderen in de dorpstraat te wagen, waar
stukken hout of sehoo-rsteenen hen konden
treffen.
„Maar jullie moet bior weg," zei Tempie
wanhopend tegen George. ,,De kapitein
'zegt, dat er een orkaan losbreekt en dat
deze houten huisjes dien niet kunnen weer-
Btaan. En en ze kimmen elk oogen-
blik boven je hoofd instortenIk moet ver
der 1"
Nauwelijks waren de laatste woorden
over zijn lippen gekomen, of hij was al
•weer buiten, bet aan George overlatend
jzijn moeder te overreden uit haar woning
to gaan, die reeds geducht wankelde.
En terwijl Tempie naar het huisje van
juffrouw Latimer liep, kwam er plotseling
•een eigenaardig gevoel over hem. Het was
nu dreigend stil in de natuur geworden
'en deze stilte verontrustte hem meer dan
de harde windstooten. Zij was een voor-1
bode van naderend onheil.
Bevend als een riet stond hij nu op de
veranda van juffrouw Latimer's huisje.
oor de gesloten glazen deur zag hij haar
len haar nichtje in de kamer zitten. Met
even weinig complimenten als bij mevrouw
Sargent's huisje was binnengedrongen,
klopte hij luid tegen de deur.
Juffrouw Latimer, die hevig schrikte,
deed de deur open en Tempie zei hijgend
„Kapitein Curley vraagt, of u bij hem
komt, u en Elsje. U moet komen, want
u bent hier niet veilig I zegt hij. Deze zo-
meihuisj es kunnen geen weerstand bieden
.aan een orkaan, als elk oogerfolik kan los
breken. O, komt u toch alsjeblieft mee!"
„Maar het zal gevaarlijk zijn op
straat met het onweer en dien wind",
istamelde juffrouw Latimer, heviger ont
steld dan ooit te voren in haar vreedzaam
lteventje bij het zien van de wilde oogen
en het angstige gezicht van den jongen.
„Niet half zoo gevaarlijk als hier! Kom
'mee redt uw levenals u niet komt,
stort het huis boven uw hoofden in l
GauwGauw toch"Voelt u niet, hoe het
huis al schudt?" gilde Tempie ontzet.
Het huisje wankelde werkelijk op zijn
i zwakke fundamenten, want de dreigende
1 stilte had nu plaats gemaakt voor een woe
denden orkaan.
De wind floot langs de wanden en over
bet dak, ©n terwijl de regen in stroomen
neergutst-e, veegde hij alles, wat hem in den
weg kwam. vóór zich uit.
,Gauw toch! Waarom komt u niet mee?
Elk oogenbUk kan te laat zijn I" hield Tem
pie aan.
Juffrouw Latimer keek echter met weife
lende oogen naar buiten en zag juist, dat
een klein paviljoen aan den overkant on
derstboven woei. Het lichte bouwmateriaal
vloog naar alle kanten in het rond.
„Elsje zou geen stap kunnen doen in de
zen wind! En ik ook niet!" kermde zij.
„En er zou ons vast een ongeluk over
komen. Zie al die stukkon hout eens in het
rond vliegen
Tempie zei binnensmonds„als de ka
pitein maar hier wasMaar de kapitein
had hem opgedragen in zijn plaats te han
delen. Hij moest dus optreden, zooals hij
dacht, dat zijn aangenomen vader gedaan
zou hebben.
Juffrouw Latimer stond bij de tafel. Zij
aarzelde nog steeds. Een. felle lichtstraal
verblindde haar bijna. Met een durf, die
plotseling over hem kwam, ging Tempie
achter haar staan, legde zijn beide handen
tegen haar rug en duwde Elsje's verbou
wereerde tante de kamer door in de rich
ting der deur, welke hij met één hand open
maakte.
„En nou niet weer terug!" riep hij, ter
wijl zij reeds buiten stond. „Ik breng Elsje
mee."
Hij keerde zich om ten einde de hand
van zijn klein vriendinnetje, dat haar
tante gevolgd was, te grijpen. Zij vluchbt
echter de kamer weer in.
„O, daar is Robert Bruce! Ik vergat 'm
heelemaal 1" riep zij, terwijl de kinderen
een angstig gemiauw in een hoek der tu
rner hoorden. „O, als het huis instort,
wordt hij gedood 1"
Want toen Tempie met zijn boodschap
de kamer was komen binnenstormen had
zij van schrik haar lieveling losgelaten.
„Bekommer je niet om de kat! Die zal
zichzelf wel redden!" gilde de jongen, ter
wijl hij achter haar aanholde.
Hij slaagde er echter niet in zijn sterken
arm om haar middel te slaan, vóór zij het
dier had opgetild. Haar half dragende en
half duwende, ging hij opnieuw naar $e
deur. Het huisje kraakte vervaarlijk 'en
het schommelde als een wieg heen en
weer. Terwijl de jongen en het meisje de
veranda betraden, schudde ook deze on
der hen. Vóór zij de paar houten tred'en,
die naar den beganen grond voerden, be
reikt hadden, wierp de wind hen tegen
een wankelenden houten paal.
Het oorverdoovend geraas van storm,
donder en regenvlagen bracht Tempie cj
oogenblik bijna buiten zichzelf, (ei;
,,Ik durf niet! O, ik durf niet!" s
Elsje. Zij kon niet verder spreken,
haar blonde krullen haar in mon
oogen woeien.
Het verblinde haar, toen de. jongen
zich weer hersteld had, probeerde
een stap verder te laten doen. Zij
kelde.
In dit oogenblik voelde Tempie, d;
groote beschermende liefde, welke hi
havenvondeling, voor het „zomerk
dat zoo hulpeloos in den storhn was,
de, heih kracht gaf. Hij tilde Elsje c P*
liep met haar het trapje af. Gelukki;
het weer even, heel even, bedaard,
na, juist toen de kinderen vlak vóó
huisje stonden, stak de storm met
nieuwde kracht op.
Een geweldig gekraak volgde en
men riepen verward dooreen:
„Het huis zakt inHet huis zakt
Door een waas zag Tempie een mai
men aanhollen, die een paar stevig
men in een blauwe trui uitstak. Deze
pen Elsje en namen haar van hem
Op hetzelfde ocvrenbük sprong de kal
haar schouder, blijkbaar vast besloter
veilige schuilplaats te zoeken.
Er viel iets tegen Tempie's schi
aan. Het was de veranda-paal, die
staan wankelen en nu omver viel.
plank sloeg nem tegen het achterl
Hij had een gevoel, alsof de woeste
tegen hem alleen aan het tieren w
hem wierp met alles, wat onder zij
reik was. En het ergste was, da
niet tegen op kon! Hij was geheel b
adem en za.kte in elkaar. Alles werd
ker om hem heen,' terwijl versch
plankon op hem vielen. Hij was gehe
wusteloos.
(Wordt vervol
k
H
i
?ld
D
in
»n
an
Een gouden dukaat en een koperet
ning waren beiden pas geslagen. Zfj
op een werktafel in het Muntgebot ge
blonken in den zonneschgn.
Plotseling begon de dukaat heel
waand tegen den penning:
„Schuif eens een eindje op zg. J(
maar van heel gewoon koper gemaa
niet waard, dat de zon je beschijnt nS
zal niet lang duren,, of je ligt vuil en
op straat en niemand zal zich moeite
om je op te rapen. Ik echter ben
kostbaar goud vervaardigd en zal de r c
doorreizen in de beurzen van vorst
groote heeren. Ik zal groote daden
om
eii
Ei
oe
acl
,1
b
mg
ko
bi
Df
e
nde
1
dde
Door FRANOINE.
r J. r "I'.
Het oarillon van 'den stadhuistorten en 'de
kloQdken der kerktorens, vertolkten aan allen,
die !het ihlooren wiilcben, dat het vier umr in
den miidldlaig was. En al was dit niet zoo ge
weest, dan behoefde toch niemand in het on-
.tekere te verkeeren hoe laat het was, want'
meer dan duidelijk bleek id&t door de jeugd,
die joelend en stoeiend uit d)e adholen naar
buiten stoof.
Uit één der scholen komen twee jongens
naar ibudten. In plaats van zich bij hun spe
lende makkers te voegen, gaan zij kalm en be
daard voort. 't Scheen wél alsof zij iets ge
wichtig 9 bespraken, want hoewel zij nu en dan
door hun makkers werden aangeroepen, ant-
woordden zij daar niet op, maar gingen kalm
huiss weegs, t Was eigenlijk iets bijzonders 'dat
déze twee jongens samen huiswaarts gingen,
want vrienden waren zij eigenlijk niet.
Dat was ook we® aan hun beider gelaat te
zien.
De één, Bernard Hoogstraten, had een ptret-
1 lagen, trouwhartig en oogopslag. De ander, Piet
van Steer, had iets loerende in zijn blik, en ook
ïau onder het spreken zag hij geen enkele maal,
zijn makker recht in de oogen, maar vestigde
teikene zijn bhk op den grond,
„k Vond 't toch zóó gemeen van dien braven
HendTik", zei hij nu, maar wacht maar, ik zal
hem toch een poets bakken, waarvan hij raar
op zijn neus zal kijken, die leelijke klikspaan".
De jongen, waar hij het over had, heette Hen
drik de Heer.
't Was de zoon eener wediuwe, en onder zijn
medescholieren stond hij min of meer alleen.
Niet omdat hij geen echte jongen was, of niet
gaarne meedeed aan de guitenstreken zijner
makkers, 0, neen, het had een geheel andore
oorzaak.
Hendrik was de oudste thuis, en omdat reeds
sinds langen tijd zijn Vader was overleden, ver
keerde zijn Moeder vaak in zorgvolle omstan
digheden.
En Hendrik, die dajt zeer goed wist,.deed al
wat hij kon, om dé zorgen zijner Moedor te ver
lichten.
Déérom deed hij op school met loeren zijn
uiterste best, „want", zei hij soms met schitte
rende oogen tegen zijn Moeder, „als ik van
school kom ga ik voor u werken".
Dan zuchtte zijn Moeder wel eens, want och,
zij wist wel dat haar jongen, die zoo goed lee-
ren kon, niets liever zou doen, dan in plaats
die school zoo gauw mogelijk te verlaten, door
té leeren. 't Was ook altijd het plan geweest toen
zijn Vader nog leefdé, dat Hendrik eenmaal
dokter zou worden.
Henk bleef ook nooit na schooKijd met zijn
makkers spelen. Soms, als zij hem vroegen, ant
woordde hij„Ik kan niet, Moedér wacht mij".
De meeste jongens wisten de oorzaak niet,
waarom Henk zich altijd zoo terug trok en zoo
kwam hij langzamerhand vrijwel alleen te
Soms had hij ex wel eens hinder van,
als hij thuis kwam, en Moeder zag aan zi
zicht dat er wat aan scheelde (dat zag zij
dadelijk), dan moest hij opbiechten, en al-
der er dan met hem over sprak, dan le Hta
altijd veel minder erg.
Dezen middag op school was er echts
heel naars gebeurd.
De klas had proefwerk moeten maken.
P
d<
»Dg<
bij waren ook rekenopgaven geweest, we ;hoc
heel moeilijke sommen.
Voor Hendrik de Meer was het niet e
was in verscheiden vakken, en ook in re
nummer één.
spei
Toi
;Vai
01
Maar Bemand Hoogstraten was in n
het zwakst, en Piet van Steen was in
enikel vak goed, dus ook niet in het reke
Terwijl zij zich erg inspanden om de
rang te vinden, had Piet, die naast B-
zat, hem plotseling ingefluisterdZeg
laten we' aan Hendrik vragen of we ore
gen schrijven van hem. Mijnheer kijkt tod
naar ons en Hendrik zit vlak bij.w
't Was voor Bernard een moeilijke ven
Hij wist wel dat Piet als hij kon, altij -L 2
keek, maar hijzelf had het nog nooit S'
Hij wist veel te goed dat het oneerlijk
dat zijn Ouders lierver een slecht rapport
dan te moeten denken dat hun jongen nif 11
lijk deed. 161
MaaT juist dien morgen had zijn Vak
eégd„Bernard, als je laatste rapport re
Kerstvakantie héél mooi ïb, dan mag je
vacantae bij oom Jan in Amsterdam g& CTl
ere
geereiL
nkje
De
irsts
e
Nu
ok
S'