A lo. 37. Donderdag 14 September Anno 1922 De Postzakken. Naar ihet Engeisóh van W. PEATTIE. Bewerkt door C. H. In den zomer van het jaiar 1685 waren :de iwoners' van Edinlbtarig met zoqg en angst ervukL Koning Karei de Eerste was gestor en en zijn broer, de hertog van York, hald em opgevolgd, hetgeen door een groot ge- elte van het volk met ontevredenheid gezien end. Deze partij had al haar hoop gevestigd op n jongen Hertog van Monmouth, den eer- lohtigen en onterfden zoon van Karei den weeden, die tot grtöot misnoegen van zijn ider langen tijd aan vreemde hoven verkeerd id. Op het vernemen van de troonsbestijging m zijn oom, den Hertog van York, willigde onmouth het verzoek der Engelsche en diotsohe lords die plannen voor hem need'den in, door met een kleine, doch lestdrtiftige krijgsbende een inval in Enge- nd te doen. De Hertog van Argyle, één der voornaam- e edelen in Schotland', die eveneens ufit zijn nd verbannen was, zou in het Noorden lan- in,. terwijl Monmouth' in het Westen zooi nnenvallen, de Yeomanry (uit. pachters en eine grondbezitters samengestelde troe- ;n) om zich heen verzamelen, een triomfan- lijk verbond met Argyle in Londen sluiten den „overweldiger'', zooals zij Koning Ka- 1 dien Tweeden noemlden, van den troon ooten. Beiden landden zonder stoornis. Do invloed n zijn naam en geboorte deed Manmouth n groot aantal aanhangers verwerven1, doch n nederlaag 'bij Sedgem'oor deed' de kansen or hem keeren. Bovendien raakte de Her- g van Argyle eenige dagen na zijn landing Schotland met de troepen van den Koning tags. Zijn soldaten waren genoodzaakt te uchten, kwamen in een moeras terecht en akten verspreid. Een gedeelte van zijn offi- iren verliet hem uit angst'. De dappere, de- edelman zelf werd gevangen genomen in Edinburg onthoofd, in het geheim be urt! door het geheele volk. Hij stierf zon- r zijn vrienden te verraden, niettegenstaan de onmeedooigende Engelsohe Koning door iiddeï van duimschroeven en andere pijn- nkstra.ffen hem er toe trachtte te dwingen. Vele zijner officieren en partijgenooten on- rgingen hetzelfde lot en tot de gevange- n, die in afwachting van hun vonnis waren hoorde ook een zekere edelman, Sir John öhrane, wiens naam in verschillende poli- ke verwikkelingen gencemd wer'd. Zijn Lenden wendden sl hun invloed aan om gra- voor hem te verkrijgen zij mochten hier- echter niet slagen en de ongelukkige Sir. kn, dEe van nature een somber en voor in- ukken vatbaar man was, begreep, 'dat er en ontkomen aan zijn vreeSelijk lot wals bereid zich een op voor het als een waar- volgeling van den dapperen, oulden Her- te ohdergaan. Hij had echter één vriend ?enljjk moeten we hier van vriendin sp-re- n op wiens hulp hij niet gerekend had. In een bovenkamer van een onregelmatig bouwd hans zat Grizel Oochrane, de doch- fvlah 'd)eii gevangene, in angst en bevén vojnnis van h'aaff vader af te .wanten. Er bestond igeen twijfel meer, hoe dit luiden zou. De Koning en zijn generaals waren van plan de leiders van den opstand voorbeeldig te straffen. Zelfs het Koninklijk bloed, dat door de aderen van Monuiauth. vloeide, was niet bij anaichte zijn hotoifd te spaTen. Toen deze trotsöhe prins na de nederlaag van Seldigemoor gevlucht was, werd hij in een sloot gevonden, bedekt met varens, die op den bodem groei den- Grizel weende, als zij dacht; aan het vree- selijk' lot van den jongen hertog. Zij herin nerde zilch noig zoo goe'cD, diat zij hem het laatst gezien had1 aan het hof in Holland, waar zij de ballingschap van haar vader ge deeld had. Vroolijk, edelmoedig en knap als hij was, scheen hij iemand om te leven en te regeeren. Welk een tegenstelling daarmede Volrmde die ongelukkige met slijk bedekte vlu'chteling, di'O in triomf naar den somberen Tower (de gevangenis voor staatsmi sdadi gers) in Londen gebracht werd om zijn vonnis te ondergaan. Het meisje was opgegroeid in het geloof aan de rechten van den Hertog van Monmouth' en liep, bevend van verontwaardi ging en ongeduld, op en neer als zij dacht aan zijn bittere nederlaag. Zij liep naar het balkonraam, opende het en keek naar het' grijze gebouw in de verte de gevangenis. Zij wist, dat haar vader achter één der ge traliede vensters zat, welke voor staatsmis- daddgors bestemd waren. Zij vroeg zich af of hij in al zijn ellende nog een gedachte aan zijn dbiöhter wijdien zoru. Het sombere gebouw boezemde haar angst in. Sidderend rioh'tte zij haar blik op de straat beneden en volgde gedachteloos de voorbijgangers. Zij fluister den, als zij het hoi/is voorbij kwamen en wan neer iemand' nu en dan een glimp zag van haar, 'die voor het met kliimOp omgeven ven ster stond', ving zij een 'blik vol medelijden qp. Niemand zei haar opgewekt goeden dag. „Zij beschouwen hem allemaal als verloren!" riep zij uit. „Zij durven, niet eens hoop te vein zen!" Bittere tranen vulden baar oogen, totdat zij eindelijk door een waas bemerkte, dat iemand op straat zijn be veder den hoed voor haar af nam. Het was een deftig heer met een rijke kleedij en een met juweelen bezet gevest aan zijn zwaard. „Mejuffrouw Cochrane," zei hij op 'dien fluis terenden toon, welken we aanwenden, als we iemand iets willen zeggen, dat voor geen andere oor en bestemd is, „ik heb u een zeer gewichtige medcdeeling te doen." „Is het een geheim?" vroeg Grizel op den- zelfden beh'oedlzamen toon. „Ja," antwoordde hij zonder op te kijken en langzaam zijn weg Vervolgend, alsof hij alleen een groet had gewisseld. „Dan zal ik het Moeder zeggen," antwoordde Grizel haastig; „in schemerdonker zullen we u aan de zijdeur onder het balkon spreken." Zij bleef uit het raam kijken en de ander slenterde verder met een gezicht, alsof hij niet anders op de wereld te doen h:ad clan de roode hakjes van zijn schoenen voor stof te vrijwaren. Na eenige oogenblikk'en verliet Grizel het venster, verwisselde haar losse japon voot oen moer ceremonieel kleed, bond haar bruine Vlechten saimen en ging de trap af naar do ont vangkamer. Haar moeder zat in het hoogc vertrek. Om hhaT heen zaten twee dames en verschillende hoeren, die allen op zoo'n zaohlen toon spra ken, dacht Grizel, als ze zouden aanwendenin dien haar vader in huis gestorven ware. Toen zij binnen kwam, 'hielden allen met spreken op en staarden haar vol verwondering aan, In die dagen werd het heel onwelvcegelijk en vrijpostig gevonden, als een jong meisje, zonder 'dat haar. dit verzocht werd, een ontvangkamer betrad, waar gasten aanwezig waren. Grizel sloeg haar oogen neer voor de verbaasde blikken en maakte een beleefde buiging, waarbij zij haar groen zijden rok bevallig vasthield, zoo als bet een meisje van hooge geboorto betaamde. Lady Cochrane verontschuldigde zich tegenover haar gasten en keek Grizel' aan. „Wel, mijn kind?" zei ze vragend. „Neemt n mij niet kwalijk, Hoeder", anJU woondde Grizel met een trillende stem en zóó zacht sprekend, dat alleen haar moeder haai verstaan kon; „binnen eenige oogenblikien zal Sir Thomas Harford in het geheim ondier het balkon kranen met een gewichtige medcdeeling voor ons." Bevend stond haar moeder op. „Wordt hij door den gouverneur gezonden* vroeg zij. „Dat weet ik niet," antwoordde bet meisje; doch plotseling begaf haar stem baar en zon der acht te slaan op de bezoekers, knielde zij schreiend hij haar moedor neer. „Ik weet zeker, dat het slecht nieuws omtrent Vader is!" snikte zij. Lady Cochrane sloeg haar aim en om Grizel been en leidde haar met een verontschuldigen den blik de kamer uit. Een half uur later kwam zij haastig weer binnen, gevolgd door Grizol, die onopgemerkt in één der breode vensterbanken plaats nam en daar achter de zware fluweelen gordijnen zat te b erven. „Ik heb zooeven een vTeeselijke tijding ver nomen, vrienden," kondigde Lady Cochrane aan terwijl zij bleek en in haar volle lengte te mid den van haar gasten stond. „De gouverneur is er van verwittigd, dat de eerstvolgende post uit Londen Sir John's doodvonnis zal aankondigen, Hij zal door ophangen het leven verliezen Er boors oh te een diepe stilte in het schemer achtig vertrek. Toen brak één der dames plot seling in luid snikken los en één der hoeren bracht Lady Cochrane naar een stoel, terwijl de anderen ernstig fluisterden. „Wie bracht u die tijding?" vroeg één der heeren eindelijk. „Bestaat er geen hoop, dat het een valsah gerucht is?" „Ik' mag niet vertellen, wie mij dit verschrik kelijke nieuws mededeelde; doch" het was een vriend van den gouverneur, van wien ik niet verwacht had, dat hij ons een dienst zou be wijzen. „0, het is te laat," riep zij uit, zich van haar stoel verheffend en de kamer op en neer loopend, ,,te Iaat om nog pogingen voor tus- schehkomsf aan te wenden. Maar kunnen we dan heelemaal niets doen?" De heer, die hij haar stoel geslaan haid, iemand met grijs haar en een ernstig gelaat, zei: „Reken nu niet meer op eenige uitkomst, waarde Lady Cochrane. Ik ken dezen nieuwen Koning. Hij zal onverbiddellijk zijn voor ioder, die zijn rechten op den troon in twijfel heeft getrokken. Bovendien heeft de post al verschei den dagen geleden Londen verlaten en zal naar alle waarschijnlijkheid morgen tegen den mid dag reeds hier zijn." „Ik weet zéker," zei een heer, die tot nu toe nog niet gesproken had, „dat hij gered zou kunnen worden, als we maar een paar dagen meer hadden. Men zegt, dat Koning Jacobus voor geld alles doet en de oorlogen hebben zijn schatkist leeg gemaakt. Zouden we de post niet kunnen vertragen?" stelde hij fluisterend voor. „Neen," zei de grijze heer; „dat is onmo gelijk." Grizel zat bevencl achter de gordijnen, doch luisterde gretig. Toen zag zij, dat

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1922 | | pagina 9