De Floralia-bloem. fgervoeld en wat was ik blij, toen Lena mij aan eenlijk werk hielp: zij vulde mij met spiritus. Weet je, wat dot is? Spiritus is geest en sedert dio geest in mij woont, ben ik gaan nadenken. Ah je vriendschap met mij wilt sluiten, zal ik •jc mijn gedachte mededcclcn en dan zul je wel wat opvroolijkon." Wat moest het ongelukkige glas doen? Het :kon de eenzaamheid niet langer verdragen en daarom besloot het maar goede vrienden met ide floscüi te worden. Deze vermaande het toch vooral trouw Lena te dienen en als Lena de ;flesoh dn de hand nam, gebeurde het w/sl eens, dat er een paar druppels spiritus in het glas vielen. „Ik geef wat ik kan," zei de flcsch, en hoop, dat jo daardoor verstandig zult worden." Want met geest of verstand kom je verder dan met rijkdom of voornaamheid." Zoo loefde het oude glas nog een tijdje voort, .vreedzaam cn trouw zijn plicht vervullend. Ge- 'duldig droeg het de vraobt zand, die dikwijls zwaar genoeg was, zoodat de harsten steeds grooter werden. Eindelijk viel het uit elkaar! Het stierf midden in zijn werk. Langs de flesch diepen een paar druppels af. Dat waren stel lig tranen. „Vaarwel, goede vriend!" zei zij. „Je hebt je rust verdiend.' Lena verzamelde de scherven glas en wierp 'zo in do beek. De golfjes stroomden en kabbel- jden er overheen. Alles wat op den bodem ligt, is in hun oogen gelijk; zij vragen er niet naar, wie bij zijn leven van adel is geweest en wie niet. door C. H. Evenals elk jaar zou ©r op 31 Augustus een Floralia-wedstrijd' in liet dorp gehouden worden. Roods vei© weken geleden hadden do kinderen uit de verschillende gezinnen, die aan den wedstrijd mochten deelnemen, kloino stekjes en plantjes gekregen om die op te kweeken en in bloei te krijgen. Degene, wicn9 plantje op Konings verjaardag bet mooist zou staan, kreeg een prijs en het spreekt van-zelf, dat ieder kind zijn best deojd om do gelukkige te zijn. Voorzilöhtig werden de plantjes behandeld, geregeld van water voorzien en die, welke veel zon moesten heb ben, kregen het mooiste plekje in de venster bank of op een tafeltje vóór bet raam om daar elk zonnestraaltje op te vangen. Ook -Mientje Wolter9 had een plantje ge kregen en mocht met den wedstrijd meedoen. Wat had zij het kleine plantje 't was een aster gekoesterd en hoe blij was zij ge weest, toen de eerste knop zich vertoonde. Weldra waren er meer knoppen aan geko men. Zij worden zóó mooi dik, dat Mnentje stellig geloofde, dat haar plantje den 31sten Augustus volop in bloei zou staan en mis schien wie weet of ze niet een prijs zou krijgen. Als dat eens gebeurde Mientje was een zwak meisje, dat niet naar school mocht van den dokter- en veel vóór het open raam moest liggen. Zij was altijd een ziekelijk, klein ddng geweest en 'de «grootc broers en zusjes hielden allen dol veel van de jongste, ,,'t kind", zooals ze ^Tien tje dlikwijls noemden. Zij waren allen gezond en konden flink loopen. Dikwijls brachten zij van bun wandelingen 's Zondags bloemen mee, waarmee Mientje dan in-gelukko'g was. Haar plaatsje vóór bet raam prijkte van bet vroege voorjaar tot bet late najaar met bloe men en het arme, ziek© kind genoot er van. Maar het allermooiste plekje had toch de Eloraflin-bloem, want daanmee hoopte zij een prijs te winnen. Het was nu miidden Augustus en de knop pen kwamen al bijna uit. Angstvallig bere kend© Mientje, dat de plant 31 Augustus op haar mooist zou zijn. Zouden de asters, die de andere kinderen gekregen h-addem ook al zoo mooi staan Je kon nu al heel duidelijk zien, dat do bloemen paars werden. Op zekeren morgen, nadat Moeder Mientjo weer op haar plaatsje vóór het raam op dó rustbank gelegd had, ging haar blik als altijd het eerst naar de bloemen. De asters zouden toch niet al te gauw openg...m Als zij dan met Koamgrin's verjaardag nog maar mooi waren Maar wat was dat Do plant, die gisteren nog zooveel knoppen had, ver toonde nu slechts één miezerig knopje, dat vooreerst nog geen plan scheen te hebben zieh tot een bloem te ontwikkelenVer schrikt boog Mientje aich over de plant heen. Daar begreep ze nu heclomaal niets van Haar aster dat magere plantje, waaraan nog geen kleur te bekennen was Onmoge lijk En zij barstte plotseling in tranen uit. Zij begreep maar al te goad, dat zij met dat zielige plantje geen prijs zou behalen. Hoe het daar echter in de vensterbank kwam en waar haar eigen mooie plantje gebleven was, begreep, zij niet, totdat zij plotseling uitriep „Ze hebben het geruild Het. één of andere kind heeft he*' geruild. "Wat'valsch, wat vree- Belijk valsóh 1" Zij balde haar kleine, magere handjes van boosheid. "Was het ook niet vreeselijk, dat zij haar dit hadden aangedaan Zij snikte het uit en Moedbr kon haar maar niet tot beda- rn krijgen. Wat Moeder ook zei en hoe zij ha,ar ook trachtte t© troosten. Mientie scheen er niet naar te luisteren, zoodat Moeder be greep. dat het misschien maar het beste was, alss zij haar dochtertje een tijdje alleen liet on zii zoodoende misschien eerder tot kalmte zou komen. En Moeder had hét goed ingezien, want hoewel het tengeTe lichaampje van het arme, zieke kind eerst nog geruimen tijd hevig schokte, kwam het langzamerhand toch tot bedaren. Wel klonk er nu en dun nog een doffe snik, maar eindeliik hield bet schreien toch op en libt Mientje vermoeid en uitgeput het hoofdje zakken, 't Duurde nu niet lang meer, of zij sliep in en toen zij een uurtje weer-wakker werd, snikte zij nog wel even, toen zij dó onceluksbloem weer in het. oog kreeg, maar zij was toch veel 'kalmeT gewor den. Zoo kwam het, dat toen MoedeT met een glas melk voor haar dochtertje in de kamer kwanh, zij Mientje wel doodsbleek maar toch bedaard aantrof. „W-wie zou liet gedaan hebben, denkt u. Moeder roeg zij. „Ik weet het niet. lieve kind, maar 't' spijt me heel erg voor je". Even was het still in het: vertrek. Toen klonk Mïentje's stemmetje opnieuw: „Maar denkt u dan, dat het een kind is. daï met dón strijd meedoet „Ik ben er wol bang voor'', luidde het anl- woord. „'t Is erg vakch", begon Mientje weer, „en als ik wist, wie 't was „Denk er maan- niet te veel aan", vermaan de Moeder „opwinding is zoo verkeerd voor jc/lióve kond, en je krijgt er je plantje niet mee terug". „Maar ,'t is zno vreegel ijk jammeri' en Mien tje had werkelijk veel mnrite "haar waterlan ders binnen te hóuden. Zij slikte ze echter dapper in om Moeder plezier te doen, wanf zij wist, dat Moedor haar niet graag verdrie tig zag. In de dagen, die er nog tot deD 31 sten Aug. veriionen, moest Mientje natuurlijk nog heel dikwijls aan haar mooie plantje denken en had zij nog menig oogenblik, dat zij er be droefd om was. Zij deed echter haar best zich zooveel mogelijk or over been te zetten en alle buisgenooten trachtten haar door een vroolijk verhaal, een moede bloem of een ge zellig praatje af te lei den. - De 31ste Augustus brak aan. Reeds vroeg in den morgen waren alle kinderen, die met den Floralia-wedstrijd zouden meedoen, druk in de weer. Geluk kig scheen de zon en behoefden z'rj niet bang te zijn. dat storm of regenvlagen hun zoo zorgvuldig opgekweekte bloemen op het laatste oogenblik nog zouden beder ven Voorzichtig droegen de kinderen hun bloempjes naar het gebouw, waar zij dien dag tentoongesteld zouden blijven. Precies vijf uur zou de prijs-uitreiking plaats heb ben. Ook Piet de Reus h3d zijn plantje, eèn mooie, paarse aster, die volop in bloei stond, ingebracht. Zijn plantje? Och, daar wilde Piet maar niet over denken, want vanaf het oogenblik, dat hjj op dien vroe gen morgen nu omstreeks veertien dagen geleden zijn plantje met dat van Mientje Wolters geruild had, was hij niet rustig meer. Reeds dagen van te voren had hij zijn plan beraamd. Het leek hem zoo ge makkelijk de mooie bloem van Mientje, welke vlak vóór het open raam stond, weg te nemen en er de zijne, die lang zoo mooi niet was, voor in de plaats te zetten. En het was ook gemakkelijk gegaan. Niemand had hem op heeterdaad betrapt en hij had zijn nieuwe aster thuis op de plaats der oude gezet. Vader was ziek en Moeder had het bijzonder druk, zoodat zij niets bemerkte van de omwisseling, welke er bad plaats gehad. Piet had nauwelijks naar zijn n.euw plantje durven kijken, want hij begreep maar al te goed, dat het heel oneerlijk en slecht van hem was, Mientje Wolters haar plant te ontstelen en die voor de zijns to laten doorgaan in de hoop er een prijs mee te winnen- Eigenlijk zou hij niets liever gewild hebben dan dat hij nooit op de gedachte gekomen was. Waarom hij het plantje dan niet weer op zijn p'aats zette0 Dat durfde hjj niet uit angst ontdekt te zullen worden, ,,'t Is één keer goed ge gaan, maar nu letten ze misschien beter op." dacht hij. Zoo bleef het plantje, dat Mientje Wol ters eerst zooveel vreugde verschaft had, dus staan, waar het nu was. Nu verschafte het Mientje echter geen vreugde pieer, maar ook Piet niet. Integendeel: de jonggn \oe!- de zich steeds minder op zijn gemak, als hij naar 't plantje keek of het water gaf. Aan niemand had hij het durven «ertelien en zijn geheim benauwde hem zóó vreese- lijk, dat ook hjj verlangde naar den Sisten Augustus en zelfs hoopte geen prys te krijgen Dan zou alles voorbij zijn! Maar 't liep anders dan Piet zich voor gesteld had. Het plantje, waaraan Mientje zooveel trouwe zorgen besteed had. werd bekroond met een eersten prijs! Piet had wel in den grond widen zin'.en. toer. hij het hoorde. Zjjn bedrog stond nu in alle klaarheid vóór hem en hy kreeg een kleur tot achter zijn ooren. De juffrouw, die hem den prijs wilde overhandigen, begreep er niets van. „Piet de Reus," zei zij. „Waar is Piet de Reus9 Zijn aster heeft den eersten prijs. Kom, jongen, waar blijf je?" „Hier juffrouw!" klonk het met een be nepen stem en schoorvoetend liep hij naar de plaats, waar hy den bloempot en den prijs in ontvangst kon nemen. Hij was te verbouwereerd om iets te zeggen en toen de juffrouw sprak van: „Goede zorgen" en „mooi opgekweekt", barstte hij plotseling in tranen uit. Geen der omstanders begreep er iets can en het duurde geruimen tijd, vóór Piet, die door de juffrouw apart was genomen,. met horten en stooten en in onsamenhangende woorden zijn bedrog had bekend. 0, wat had hij nu een spijt! Nooit, neen nooit zou hij weer zoo slecht zijn! De juffrouw sprak heel ernstig met hem en toen Piet vroeg of zij den prijs T was een mooi briefkaarten-album aan Mientje Wolters wilde geven. antwooroMe zij: „Nee Piet, dat moet jij doen. Zelf moet je je fout weer goedmaken." Zoo kwam het. dat Piet met den bloem pot en het briefkaarten-album naar Mientje Wolters ging. 'tWas alsof h:j lood in zijn schoenen had; steeds moeilijker viel hem het loopen. Maar eindelijk toch bereikte hij Mientje's woning en belde hij aan. „Mag ik Mientje alstublieft spreken, juf frouw?" zei hij tegen Mientje's Moeder, die de deur opendeed. Juffrouw Wolters begon iets van de toe dracht der zaak te begrijpen en liet Piet in de kamer, waar Mientje hem vol verbazing zag binnenkomen. „Alsjeblieft, 'tspijt me zoo!" was alles wat Piet Z3ggen kon, maar Mientje begreep hem Zy wilde hem bedanken, doch Piet was alweer verdwenen. Hij schaamde zich zoo. Toen Piet den volgenden Zondag met Va der naar een naburig dorp wandelde, stuur- hy twee mooie ansichten aan Mientje Wol ters. Hij had die van zijn weekgeld gekocht en wilde er Mientje mee verrassen. 0

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1922 | | pagina 12