OM TE KLEUREN. Baddag in Berenland. SE ewe •US W rau I ei luu: De oude hear sag -weliswaar hat nut van de I to ouwe étagère niet in, dooh daar het een ge- ioh honk van zijn nicht was, bleef het zijn plaats houden en nam Lena, de huishoudster, er ken morgen stof ai. Minder stoel dan de graaf had het andere lisraad zich echter aan het nieuwe stuk ge- end. De meubels en schilderijen waren in den op der tijden wat slaperig geworden, maar de euwe bewoners der eetzaal, die jarenlang in porceleinkast opgesloten hadden gezeten, widen heel wat te vragen en te babbelen. Ook aren zij nieuwsgierig en als de graaf met an- 0^'re mensohen de zaail binnentrad, ontging hun ;en woord van het gesprek. Soms prezen de isten de nieuwe étagère, zoodat deze van ple- er kraakte, doch het meest van alles werd het ine glas door de mensohen geprezen en be en derd. „Ja," zei de graaf dan dikwijls, „dat glas is yg een erfstuk van mijn grootvader. Hier staan jn voorletters, welke ook de mijne zijn, hier het wapen en daarboven de gravenkroon." Het glas werd door deze woorden heel trotsch i zei tegen zijn makkers, die links en rechts 0 m hem op de étagère stonden: Jullie zijn veel minder dan ik, want ik ben a eendge die het wapen van een graaf draag." Ja, maar ik ben voor een gedeelte van raid", zei nu een kop, die van binnen verguld as, „en voor goud kun je heel wat meer koo- sn dan voor Sen adellijk wapen!" „En ik ben in het bezit van edelsteenen," ep een klein antiek klokje met een fijn stem- letje uit. .Maar jullie zijn toch geen van allen van ,ddel," antwoordde het glas met een diepe ver- ohting. Het gekibbel hield niet op en wie den éénen ag gezwegen had, liet zich den volgenden dag l t< ubbel hooren. Als de tafel gedekt was, was et krakeelen eerst in vollen gang! Dan meng el en de glazen, de borden en wat er verder op ifel stond, zich ook in het twistgesprek en het as zoo'n rumoer, dat de arme, oude meubels een dutje meer konden doen. De glazen en borden op de tafel bespotten Mijd de luiaards op de étagère. „Wij werken," eiden zij, „wij dienen de menschen en hebben us een nuttig leven. Een bestaan zonder ar- Mjeid is niet alleen heel vervelend, maar ook nol oeQloos en onnut." „Jullie praat naar dat je wijs bent," zed het das. „Wie een grafelijk wapen voert, doet niet ulk gewoon werk als jullie. Ik sta hier om nij te laten bewonderen en ik zou het niet karn ton verdragen, als ik eiken dag in de keuken •ebracht werden zoo door en door nat gemaakt eend ,als met jullie dikwijls het geval is. Gla- en van mijn kwaliteit zijn daar te fijn voor." „Jo zult er nog wel eens anders over leeren lonkenI" Honk het nu van alle kanten. „Ik verander niet van meeniing; ik blijf wie ben, een adellijk glas!" riep het glas nu vaardig uit. De anderen wilden nu niets meer met het rots oh e glas te doen hebben en lieten het aan ijn lot oveT. „Met dat trotsche ding is niets tan te vangen," zeiden zij. En het glas dacht: „Met zulke lieden kan nen geen behoorlijk gesprek voeren; zij hebben ?eon begrip van adel en hooge geboorte." Zoo bleef het glas minachtend op zijn omge ving neerkijken. Daar niemand het een woord oevoegde, verveelde het zich geducht. Zoo verliep de tijd Op zekeren dag stierf de oude graaf en daar hij geen. familie had, had mi hij al zijn bezittingen aan een liefdadige inrich- ;mg vermaakt, die er mee doen mooht, wat zij wilde. Zoo kwam het, dat er verscheiden voot- werpen verkocht werden. De étagère en de voor werpen, welke er op stonden, vonden verschil lende koopers. Het glas voelde zicih inwendig diep gekrenkt, toen het van zijn hoogo standplaats genomen werd. Maar het vond geen koopers; het wapen, de kroon en de voorletters lieten de menschen onversohillig. Alle verkochte voorwerpen keken het glas spottend aan, maar dit dadht: „Wat willen jullie toch, domoaren? Begrijp je dan niet, dat ik te voornaam voor deze men schen ben?" Eindelijk bleef het glas eenzaam en verlaten in een vensterbank staan. Daar werd het ge vonden door Lena, de huishoudster. Zoo, sta jij daar nog?" zei zij. „Dan zal ik je maar meenemen als een aandenken aan mijn ouden meester." Lena had ook een aandenken in geld gekre- m. en ging trouwen. In haar eenvoudige wo ning stond een latafel en daarop werd het glas te pronk gezet. Rechts en links van Het glas 9tonden een paar blauwe vazen, die Lena op do kermis gekocht had. Het valt dus niet te verwonderen, dat het glas zich in dit gezelschap heelemaal niet op zijn plaats vond. In de eet zaal van den graaf had het tenminste nog goud en edelsteenen in zijn omgeving gehad. „Men moet zijn lot waardig weten te dragen" dacht het glas. „Ik blijf wie ik ben, mijn adel kan niemand mij ontnemen." De blauwe vazen keken het glas eens van terzijde aan en wilden konnis met hem maken, maar het glas gaf hun zelfs geen antwoord. Zij gaven dan ook weldra hun pogingenop en wijdden zich vol ijver aan hun dagelijksch weTk om de bloemen, waarmee Lena ze versierde, op hun voordeeldgst te doen uitkomen. Die bloe men waren vrij wat vriendelijker dan het trot sche glas en vertelden van bosschen, velden en tuinen, van den blauwen hemel en zonno- sohijn. Het glas stond daar maar altijd even stijf en zwijgend tussoben en 't dacht: „Ik zal nog wel eens in beter gezelschap 1e- -reoh't komen." Deze hoop hield het staande. Op zekeren dag vierde Lena den verjaardag van haar man. Er kwamen eenige vrienden en Lena maakte punch: Zij had zes glazen, die reeds op tafel stonden, leelijke, plompe dingen, zooals het grafelijk glas reeds lang met ver achting gezien had. „We zijn met ons zevenen." zei Lena: „er komt dus nog een glas te kort." „Er staat er immers nog één op do latafel," zei haar man. „Ik wil op mijn verjaardag eens uit dat mooie glas drinken." In het volgende oogenblik was het met dam pende punch gevuld. Zoo iets had het nog nooit beleefd! Het had altijd tot sieraad gediend en nu, op zijn ouden dag moest het de mensohen dienen! Het steunde luid van verontwaardiging en boosheid, zoodat allen het konden hooren, maar niet dadelijk wisten, wat het was. „Wat is dat?" vroeg Lena. „Ik geloof, dat het mijn glas was," ant woordde haar man. „Ja werkelijk," riep Lena uit, ..bet is ge sprongen. Kijk eens, wat een barst! Wat jam mer!" „Zoo'n fijn ding, dat men bovendien nog niet eens gebruiken kan, is niets voor ons," zei haar man. „Kijk, de punch loopt er uit. Gooi het maar gauw weg!" Lena zette het glas op Het aanrecht in 'da keuken en later, toen de gasten vertrokken waren, wasohte zij het tegelijk met de andere glazen om. „Kijk dat trotscho ding eens!" riepen deze. „Boontje komt om zijn loontje." Het glas sprong op van boosheid om te traohten dit onaangename gezelschap te ont- vluchten. Hij dacht er met aan, dat het reeds ernstig gewond was en kreeg nu van kwaad heid eon gat in het bovenlijf. „Nu kan ik het niet meer te pronk zetten, zei Lena. Op tafel lag een zakjo schuurzand. Lena schudde het in het glas leeg en zette dit ver volgens in een donkeren hoek van de keuken naast een. flesch spiritus, dien zij gebruikte om te poetsen. Treurig stond het glas daar. „Was ik maar gestorven, toen. zo mij do punch ingoten!" zuchtte het; „liever dood dan zoo vernederd te worden en tot overmaat van ramp nog ge brekkig te zijn!" „Spreek toch niet zoo!" zei de flesch. „Ook ik heb vroeger betere dagen gekend. In mijn aderen stroomde edel druivennat en ik prijkte op de tafel van een koning. Daarop volgde echter een vreeselijke tijd en na menige om zwerving lag ik geruimen tijd op een mesthoop. „Foei!" riep het glas vol afschuw uit. Het was eohter te stijf om op zij te gaan. „Houd je maar kalm," zei de flesch nu weer, „en denk er aan, dat je erg gebrekkig bent. Jo kunt niets meer velen." „Wat kan mij dit schelen" zei het glas. „Beste vriend," begon de flesch nu weer, „schik je toch in je lot. Elk leven heeft zijn teleurstellingen, en maar zelden zien wij ge beuren, wat we in onze jeugd hoopten en wensohten. Dikwijls is het onze eigen schuld dat zal bij jou ook wel het geval wezen. Jij bent hoogmoedig, maar ik kan zien, dat je van hooge afkomst bent. Zoo iets gaat zelfs ra de diepste ellende niet verloren. Toch moet je hier hetzelfde werk verrichten als ik. Geloof mij: op de mesthoop heb ik mij diep ongelukkig

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1922 | | pagina 11