1917© LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 1 September. t weede Blad. Anno 1922. BRIEVEN UIT WEENEN. INGEZONDEN. i personeel staat, daar moest zij het ze ker tot haar plicht rekenen, alarm te hlan zen en allen, die het aangaat, samen t©! roepen tot raadslag. Emm* •(Nadruk verboden)* Verkeer. 20 Augustus 1922. De dubbelmonarchie, OöstenTqk-Hoagarije, 1918 ineemstoilbte, was van. een zoo uit loopenden geografischen en ethnografiisohen pi dat de reiziger niet noadig had die gsren- to overschrijden om do moest verschillende afwisselend© indrukken te ontvangen. Het j,gdbergto van Tirol en Salzburg, het uitge ste middelgebergrte van Opper- on Neder- sionrijk, dat langzaam overgaat in het on inbare laagland van Hongarije, en Jdie wijn- gen van Zmd-Stdermaiiken lagen evenzeer men de grenzen ider momrchie als dJe stcen- (ügo woeste stroken van Kraan en van het Eiland, de weelderige landschappen van de aa, Quamero cn DalmaAië, de rotsachtige ers van het Gardia-meer en de eikenwouden Galicië. Be reiziger kon groote steden als Benen, Bu-cLa-Post en Praag of hadplaatsen Meran, Abbaaia en Karlsbad bezoeken en hij wiMe .ontsloot zich to Serajowo een on- Talsoht stuik Oostersch leven met minarets, his on gesluierde vrouwen; alles zonder dat Rijksgrens overschreden werd en het machts- ied van dien dubbelen adelaar werd verlaten, dat alles is aan de republiek Oostenrijk sen het beiglaind overgebleven; al het andere )uitenland geworden en als den Nieuw-Oos- rijker de lust bekruipt om andere landschap- zien dan bergen, dan moet hij in'een of ero ricihitiing over do eng getrokken grenzen Bal is echter gemakkelijker gezegd dan" aaa; want de grenzn van Oostenrijk zijn geren met hoogo muren, die voor donnor- burger niet te overkomen zijn en die, als- boozo toovenaar er de hiand in had, tel ls nog hooger wenden. Ik bedoel geen pas- want met wat geduld en een beetje pro- 10 kan ieder tegenwoordig wdl de noodige documenten machtig worden. Be Ghineesolie nsr, die Oostenrijk insluit, is de valuta, de stand buiten, en de lage binnen de grens, dinar en de lire, zelfs do Hongaansciho kroon ran Zwitsersclve franken maar niet te spre- dat zijn de steen en, waaruit de muur is ;ebouwd', die den roiztgor, die al-leen maar r Oosltenrijksche kronen beschikt, oen „haltl" roept. Er is maar één plek in den muur, die laag genoeg is om er overheen te komen, do •as naar Duits chland, waar de mark een nog iets minJder ongolukkige, maar toch een zeer zie lotgenoot van de kroon is. Wie dus uit tenrijk oens naar 't buitenland wil, die gaat, hij geen rijkaard of „Schiebor" is, naar ischland. Maar ook op diens weg moet nog voorzichtige omweg gemaakt wonden, om iop do Gzeohisolie kroon te stuiten. Vóór den kg rood men van Weenon naar Berlijn, zoo- van zelf sprak, recht door Bohemen heen. kan nu nog wel, maar Bohemen is niet 11 Bohemen, maar oen doel van de Gzecho- itFaiijsohe republiek; en het doorreis vis um hei spoorkaartje door dat land, die in Gae- eche kronen moot wonden betaald, zijn zóó ar, dat hot meerendeel dor reizigers voor de a terugschrikt on in plaats van den konte- Wos van li uren sporens, den langeren Beieren kiost, die over Neurenberg .cn ssau loopt on weliswaar 20 uur oisobt, maar toch veel goecLkooper is. *dijn, hot luid on levendig klappende bant Duïtsöhland, geeft ons, Zuid-Buitschers, indruk, die tot bewondering leidt, maar die toch ook nog iets kouds, een zicb-vreemd-voe- len in zich draagt. Wol interessant, maar het spreekt niet tot höt hart, dat is zoo ongeveer het gevoel, dat men heeft, zoo vaak men den bodem van deze wereldstad betreedt. Berlijn is in ieder opzicht een meer moderno groote stad -dan Weenen. Reeds heft spiegelende asfalt van de straten is praktischer dan het Vaak stoffige, lastig te reinigen en veel leven veroorzakende plaveisel van Weenen. Berlijn bezit Verder alle mogelijke moderne middelen van verkeer, vooral de voorbeeldige ondergrond- baan. En -de juiste combinatie van al deze ver keersmiddelen verhoogt ten zeerste de arbeids gelegenheid van do bevolking. Wij hebben in Weenen niets dan de edectrische tram, die wel goed georganiseerd is, maar niet voldoen kan als massa-verkeersmiddel om het verkeer van haastige monsohen in een wereldstad over groote afstamden to leiden. Be WeonsChe onder- gromdsdbe spoorweg, die k-ort vóór het uitbreken Van den oorlog verzekerd scheen, zal nu wel voor omafzienbarem tijd een onuitvoerbaar plan moeten blijven, wamt al in normale tijden zou er Voed mfeer voor nooddg zijn geweest dan te Berlijn. Terwijl men daar m.l. in 'het zand. graaft, waarop Berlijn gebouwd is, stoot men onder jWoenen al op weinige meters diepte op rots- grand, die met springstoffen bewerkt zou moe ten Worden. Baar komt nog een andere moei lijkheid bij: de binnenstad veel ouder dan de Beidijnsche zit onder den bodem vol kelders soms drie verdiepingen hoog, die, ofschoon ze tegenwoordig meostal ongebruikt liggen, toch eerst onteigend zouden moeten worden, voor zoover zij in de lijn van den ondorgroudsohen spoorweg liggen. Vooral had men rekening te hóuden meft de catacomben van St. Stephanas; dat zijn ook gangen on gewelven van vele ver- idiepingen, die Voor onheuglijke tijden als graf gewelven dienden en dientengevolge nog duizen den lijken herbergen. Deze catacomben strekken zich vele honderden meters ver onder de stad uit on zijn maar ten doelo onderzocht; de in gangen zijn door metselwerk afgesloten; dat bouwvallige, soms reeds ingestorte metselwerk bad bij den aanleg van den spoorweg onder zocht moeben worden, er zouden daarbij aller lei Veiligheidsmaatregtólon neodig zijn geweest, omdat de ondergrondsolie baan hoven deze cata comben geprojecteerd was. Do tram, die in Berlijn in bijna alle hoofd straten rijdt, komt in Weenen ndot in de binnen stad, omdat de straten te nauw zijn. In do daardoor gevoelde behoefte werd voorzien, tot voor korten tijd, door auto-omnibussen; maar tdie zijn sedert ©enige maanden opgehouden, om dat de exploitatiekosten te hoog werden en on danks de booga tarieven h-et deficit steeds groo t-er word. Bedenkt men vorder, dat de stadsbaan sedert het begin van dien oorlog is stopgezet wegens gebrek aan kolen on locomotieven cn dat huurrijtuigen alleen door zeer rijke lieden kun nen worden betaald, dan valt een vergelijking van de verkeersmiddelen in Weonon met die van Berlijn zeer ten nadoole van de eersten uit. Het ötraatverkeer is dan ook in Berlijn veel druk ker dan te Ween'on, ad schijnt ook het vorkoor in Weenen geringer dap het werkelijk is. Ter wijl n.l. in Berlijn en in de meeste andere groote steden de hoofdstroom van rijtuigen en voet gangers op enkele weinige punten uit allo?.rich tingen samenkomt, vormt in Weenen de 5 K.M. lange „Ringstrasso" een nuttige verdeeling- van het verkeer. Met een bewondering, die echter geen af gunst wekt, vervullen mij in Berlijn altijd de in Weenen totaa-l onbekende Warenhuizen. Met bewondering, omdat zij zoo groots ch zijn opge zet, dat men er van schoenveters tot automo bielen toe kan krijgen, maar „zonder afgunst", omdat zij, behalve voor nietsdoende boomelaars voor den kooper zoo onpractisch zijn. Ik wil b.v. een stuk kaas koopen en moet na een heele 'Wandeling met do lift naar de 3e verdieping; daar moet ik weer enkele minuten wandelen; dan moet ik mij in de kaasafdeeling aanmelden en wachten tot ik bediend wordt; vorder: wach ten aan do kassa, tot ik betaald heb; wdchten tot ik mijn pakje krijg on mijn stuk kaas netjes in papier~"gewikkeld eindelijk in bezit heb. Zulk een inkoop duurt in eeh gewonen winkel een half uur. Of om deze ef om andere redenen is het warenhuis in Weenen onbekend. Mon houdt er hier niet van om als nummer behandeld te warden, men tracht de patriarchale verhouding van persoonlijke kennis 'tusschen koopman en klant ie behouden, wat zeker niet ten nadeele van den laatste is. En juist de kleinste, de on aanzienlijkste zaken in Weenen zijp. vaak de bes-te en soliedste. Do kleermaker en de sohoen- maker voor de werkelijk voorname lieden in Woonen hebben dikwijls in stille zijstraten kleine, bescheiden lokaliteiten, welken men de voornaamheid niet zou aanzien. lots dergelijks geldt voor de hotels en voor uitspauningsloka- li'teiten. Restaurants als b.v. „Rheingold" in Berlijn met zijn zalen over verscheidene ver diepingen, die voor duizenden gasten plaats bieden, kent men in Weenon niet ,waar inle- gondeel juist de meest gezochte en hoste inrich tingen van dien aard voor vreemdelingen nau welijks to vinden zijn. En dezo min of meer Amerikaanscho trek, -flit onbekommerde spotten mot traditie, dat resolute optreden in hot leven, dolt is het wat den Zuid-Buit sober met terug houdende bewondering vervult on waarvoor hij ton slotte tooh weinig gevoelt. Het is bewonde renswaardig, hoe Berlijn de vreeselijkste slagen draagt ,dio het Dnitsohe Rijk in de laatste jaren zijn toegebracht, hoo het vervuld is van werken en voortbrengen, van haasten en vooruitstreven, maar ook hoe hot geniet on zich in luidruchtig vormaak ontspanning bezorgt. Bat alles getuigt van zooveel levenswil en van zooveel overleg on kracht, dat het to begrijpen is, dat de Frairechen hun angst afleggen. Maar toch, nergens is het verschil tusschen bes-thawing en cultuur duide lijker dan te Berlijn. Bcze stad is ongetwijfeld vervuld van de beschaving van dezo eeuw, maar zij is van een heol andere of misschien van geen cultuur. Men zou, wanneer er sprake is van bestrating en verkeersmiddelen, van wa renhuizen en restaurants, Weenen onbeschaafd "kunnen noemen <9i beter achterlijk. Maar cul tuur is wat anders, die zit niet in het gebruik maken van de vindingen en de gebruiken van den ibieuweren tijd. Men kan wat nieuwere be schaving genoemd wordt opbouwen en organi- seeren, door arbeid verkrijgen, maar dat gaat met cultuur niet. Cultuur is iets, dat moeilijk te definieeren is on dat slechts voor geschoolde blikken zichtbaar, over oen stad ligt, dat uit duizend klmnigïrodcn is samengesteld, die sa men oen geheel vormen, dat de stad een groote bekoring geeft, al zijn dan de straten niet geas falteerd en maar met heel gewone stecnon ge plaveid. En daarom: als de Nooid-Duitsche „civili satie" oen huwelijk kon aangaan mot de Zuid- Duitsdhe „cultuur", zou dat iets zijn, dat als 't bereikt was, tot dankbaarheid kon stommen. Do aansluiting van Oostenrijk aan Dui'tsohland, de samensmelting van beide landen tot één 6'taa/t, tot óén lichaam, zoodat het Wood van de gobeelo natie ongehinderd door allo deden stroomt, zou tot de bereiking van dat doel lei den on Berlijn en Weenon zouden er beidon bij gebaat zijn, Kl Br. E. -0- (Buiten verantwoordelijkheid der Redactie), Copie van al of niet geplaatste Êtukken wordt niet teruggegeven. Unificatie der salarissen van hef verplegend personeel der gestichten „Eudegeest c.a." Geachte Redactie I Het zij ons vergund, naar aanleiding van het afwijzend praóndviea van R. en W. (lees dr. Van der Kolk), op het voorstel van het Raadslid A. Eikerbout, om de salarissen van het veriple-gend personeel van „Endegeest" c.a. te brengen op het peil van dat der gestichten Deventer, Zutfen en Apeldoorn, het een en andor op te merken en recht to zetten. In :de eerste plaats zij opgemerkt, dat het voorsfccUvan den heer A. Elkerbcut gobasserd is iep de praktijk, n.m. op de thans golden do salarisregeliugen van de drie bovengenoemde gestichten, waarvan H.H. directeuren, juist deze uniforme salairiëcring in het loven rie pen, om, overtuigd van dó noodzakelijkheid fot het verkrijgen van een lx.tor gehalte van personeel, daarmede tevens te werken in de richting van het beperken der vele mutaties. En nu is het moppigste, dat in het afwij zend praeadvies twee van dezo directeuren, n.m. dip van Deventer en Apeldoorn, wardeD geciteerd1 als argument tegen deze unificatie ider salarissen. Een dezer directeuren, n.m. dr. J. Kat, dir.- geuoestheer van liet krankzinnigengesticht te to Apeldoorn, tevens voorzitter der Examen- CdmJmissi© van de Ncderrl. Vereeniging voor Psychiatrie en Neurologie, aan wiens kom pas in dezo aangelegenheid wij ons liever toevertrouwen dan aan dat van dir. Van der Kolk van „Erwiegeest", heeft in het maand blad „Het Ziekenhuis" van 5 Mei 1921 een artikel geschreven, waarin hij liet geheel© pornoneelsvraagstuk, op grond van door hem verzamelde gegevens van achttien gestichten in Nederland, aan de orde stelt. Baar wij dit artikel niet in zijn geheel hier kunnen aanhalen, raden wij H.H. Raadsleden cn allen, die hierin belang stellen, in ge moeide aan, hiervan eens kennis te nemen. Boor deze, bij uitstek deskundige, wordt' daarin ten opzichte van het personeel vraag stuk geen struisvogelpolitiek geveerd, doch worden eerlijk en objectief de oorzaken van het groote personeelsverloop en van het lage cn nog steeds dalende peil beoordeeld'. Het artikel begint hiermede „Sinds ruim een jaar houdt de Examen commissie dor Ne der 1. Vereeniging voor Psy chiatrie cn Neurologie zich telkens en tel kens weer bezig met de vraag of de opleiding van het verplegend personeel, bij alle moeite, 'die er aan wordt besteed, er ten slotte wei in slaagt, in onze gestichten een corps verple genden te scheppen, quantatief en qualitatief zoodanig, dat we er onze patiënten gerust aan durven todvertrouwen. Hij moot wel ©on vreeimldeling in ons Jerusalem zijn, die niet weten zou, dat maar weinigen onder ons deze vraag niet, zonder aarzeling, ontkennend be antwoorden". In het prae-advies heet het, dat men nog voldoend on ook behoorlijk personeel kan krijgen. Met behoorlijk, bedoeld men hier het gebalta- Bk. Kat schrijft hierover, waar wij van -de leiders der verpleging bijna altijd en overal vernomen hoezeer men ontevreden, ja bezorgd en verontrust is over het lage en do laatste jaren nog sterk dalende peil waarop het verplegend Dit is een ander geluid, 'dan datgene* wat men leest in het praeadvies. Br. Van der Kolk, die toch de geestelijke vader, van dit advies aan B. en W. is te noemen, spreekt van voldoende en behoorlijk per soneel te kunnen krijgen en dat het ge halte zich in opwaertsche richting be weegt. Br. Kat, noemt dezulken, een vreemdeling in ons Jeruzalem. En als men nu kennis neemt, van dat gene, wat dr. Kat na een grondig onder zoek, en als voorzitter der Examen-com- tabsöe der verplegenden vaststelt, dan moeten wij tooh werkelijk do schouders ophalen, als dr. Van der Kolk in gijn jaarverslag over- 1921. wat ook B. en W.: in het prae-a-dlvies overnemen, durft be weren, dat het gehalte van het personeel! zidh in opwaartsche richting beweegt. Dr* Kat, schrijft daarover Bij do vele vacatures zijn wij gedwon gen personen aan to nemen, wier onge schiktheid van tio voren waarschijnlijk is.- En even veTder: ,,En door het dalend peil der candtda- ten is de Examen-Commissie er de laat ste jaren vanzelf toe gedrongen, haar on danks, de exameneischen te verlogen.'* Dit moet toch dunkt ons. wel even tot nadenken stemmen over datgene wat dr.. Van der Kolk daarover in zijn jaarverslag 1921 schrijft. Wij, die ook eenige ondervinding hebben van dr. v. d. Kolk, waai- het betreft het aanbrengen van verbeteringen in de ar beidsvoorwaarden der verplegenden, weten, dat waar dit meestal gepaard gaat met geldelijke offers, tegenover ons tp vinden een man, die met do meest mogelijke cini- sche kalmte alles van de hand wijst. Ar gumenten als bioscoopbezoek en hot dragen van de zusters van lintjes, strikjes en blousjes, nu komen er weer fietsen bij, be wijzen den onwil mede te werken aan po sitieverbetering van het corps verplegen den. Als een leicüer van een bedrijf, vooral een medische leider, welke bovendien zoo goed op de hoogte kan wezen met de ge moedsgesteldheid van zijn personeel, zulke argumenten gebruikt om daarmede het ver plegend personeel een behoorlijk bestaan onmogelijk te maken, dan mag die vraag gesteld worden, of dit op dtan duur bevor derlijk is om te krijgen beter geschoold personeel, berekend voor haar taak, de zorg voor de patiënten volkomen kunnende toevertrouwen. Een leider, die alle midde len, welke daartoe bevorderlijk zijn, ook al moot dat wat geld kosten, niet aanwendt, hetzij uit conservatisme of uit gezagsfana- tisme, is een rem wier werking voor het bedrijf noodlottige gevolgen zal hebben erf beter ware het, deze spoedig te verwij deren. Wij zijn het natuurlijk er over eens, dat' men enkel door een salarïsverhooging al leen het personeelvraagstuk in behoorlijke banen kan leiden, ook niet, dat men daar- Tnede het enorme personeel verloop direct' zal stuiten. Doch door de salarissen van Endegeest" te brengen op het peil der, bovengenoemde gestichten, verkrijgt) men een eenheid, welke toch zeker het perso neelsverloop sterk zal doen verminderen,- do positie als zoodanig meer bestaansze kerheid geeft, waardoor de noodige stabi liteit wordt verkregen. Ook dr. Kat heeft en verhaal uifc de Schotscho HoogUtnden). Naar 't Engelsch, van STEPHEN LEACOCK. (Nadruk verboden.) lanna liep kreeften te zoeken in het beek' dat dioor de glen (Glen: een nauw dal in hotland) liop. Be omgeving was typisdh; van de Scliotscke Hooglanden. Woeste, ptoiidó heuvels aan woc-razijden van de bedekt met diohte, donkere bossohen, lioadbiidten kilometers vor zich uitstrekten boide riohtingen. Aan den voet van het ikje l'ag, ingesloten tussölien de heuvels, n prachtig arneer, en daarachter was de zee. is in heel Schotland geen schooner plek a wilden groei dan de glen van Aucher- laeity. Het as een prachtige voorjaarsmorgen. 0 gostadiiige regen viel en grijze mistsluiers fóidden zich over dó verre heuvelen uit. Het a herinneringen aan zulke morgens, welke Den brengen in het hart van iedóren Schbt 1 in ballingschap is, ver van zijn geliefd A Want het Schotscho hart kan tot trar D worden geroerd door het gezicht van een i^icn regendroppel of het geluid van een -^henden regen in den naoht. h»nna, het mooie Hooglandeohe meisje, liep io<ffld langs de beek. Haar frissche, jonge klonk uit boven het regenruiseken. Zelfs vogels schenen te luisteren naar de een- woorden van het aardige Keltisch •-^liedje. Het was als eon schilderijtje, zij daar stond met haar gouden haren 0:q krans rondom haar frissche gezichtje, 11 laar bloote voetjes in dó beek, waar dó kiten over haar voeten heen zwommen. >^il je me óén van die kreeften vcrkco- Hanna keek op. Een paar meter van haar sj.ad! 03n jonge man. Als betooverd keek Jonge Hooglandsohe naar hom crp. Hij -o liaar een wezen van hooger oixló. Hij o oen hengel en een mand in zijn hand!,- ^as gekleed in het zalmkleurig vissoh-ers- s üum van oen Engelsch gentleman. Toen 4ióhter bij kwam en Hanna hom beter, --'ook, zaig zij, dat het Ian Mac Whinus, ^euwe lord, moest zijn. 'Oes wolkom," zei ze, hem een dór mooh ^coften uit haar mandje toereikend. Hij j"e m zijn zak en nam er een geldstuk uit. - a> ik wil het betalen," zei hij. Hanna nalmi het geldstuk aan, terwijl zij met echt Schotschen trots kleunde. „Ik verkoop mijn visch niet voor geldi," zei ze. Er was iets Lh haar spreken, dat den jon gen man trof. Fluitend ging hij verder. Als in. betoovering bevangen, stond Hanna hem na te staren. Een nijdige stam, dó© haar naam, riep, bracht haar weer tot zichzelf. „Hanna. Hanna", riep dó stem. „Ben je gek me.ildi, dat je daar naaT een Mac Whihuis staat te kijken?" Toen pas besefte zij, wat zij kadi gedaan. Zij had gesproken met oen Mae Whinus; iets, wat geen Mae Sharnus gedurende 150 jaar had gedaan. Gedurendo bijna twee eetiwen waren de twes families Mac Whimus en Mae Sharnus, beidón bewoners van dezelfde glen, vondeeld dlcor een ivian die oude, pijnlijke vee ten, waardóór het loven van zoovele Schotten wordt gebroken Zes geslachten terug, bij een Hooglandsch' feestmaal, dn de dagen, toen de onböheerseh- te zeden zich nog uitten i!n woeste orgiën, was het gebourd^ dat er een theologisch geschil ontstio-nd. Shamius Mac Sharnus, die oen ver bitterd Calvinist was, had volgehouiden, dat de zali(gheid alleen dolor het geloof kon wor den verkregen. Maar Whimper Mac Whimus 'liad beweerd, dat het alleen van de goede werken afhing. Buiten zichzelf had Mae Sha rnus, Mac Wlilmus togen de slapen geslagen on hem gedood. Hoewel een der knapste ad vocaten van Aucherlochorty hem verdedigde, was hij veroordeeld'. Op den avond van zijn veroordeeling had de zoon van den vermoor- dó, Whangius Mae Sharnus opgewacht in dón hollen weg bij de glen cn door diens doedel zak heengoschbten. Sindsdien was de veeto met onverminderde bitterheid gedurende an derhalve oeuw gebleven. Met ieder nieuw ge slacht werden de geschillen tusschen die twee families gxooter. Zij droegen verschil lende kleeren, luisterden naar andere predi kers, dronken (Verschillende soorten whiskey gd inzake de eeuwige verdoemenis hadden zij andere gedachten. Bovendien, en waf de veebe zeker nief ver minderde, de familie Mae Whinus was rijk gewórden, dio der Mac Sharnus arm. Minstens eenmaal in elke generatie werd hetzij een Mae Whinus, hetzij een Mae Sha rnus doodgeschoten en altijd; op ideaelfdJe plaats, waar de glenweg stijgend naar den rand van dó klip voert. Eindelijk, nu twee generaties geleden, 'was de familie Mac Whin/uis tot plotselinge wel vaart gekomen, 'door hef ontdekken van een kolenmijn op hun land'. En om hun mtiinaóh- ting voor de Mac Shaanulsöen te tocnen, hadf- 'dón zij de güon verlaten en waren naar Ame rika gegaan. Maar in beider geheugen was d!o veete blijven voortleven. En nu was do afstammeling van do fami lie Mac Wthiimlus teruggekomen en had! hef eigendom van den Heer van Aucherlochorty naast do glen gekocht. Ian Mae Whinus wiist niets af van de veete. Opgevoed in een heel andere omgeving, zei den dó Schotsehe tradities hem weinig meer. Hij was geheel veranderd'. Hij droeg het Sohotsóh kostuum alleejn nog als een soort maskerade-pakje op het dansfeest aan den vooravtond! van Allerheiligen. Hij was niof langer een Sohot. Hij hiad zelfs in Amerika een mooi'e blonde vrouw getrouwd en Ian was haar slaaf. Voor haar had hij dó kreeft van Hanna gekocht. Voor haar ook had hij het mooie Schotsehe meisje zoo nauwkeurig opgenomen, want zijn vrouw wilde graag een Sohotscili dienstmeisje mee naar Amerika te- ïhgneimen. Ondier wijl volgde Hanna, met hef vreemde gevoel van een nieuwe liefde in haar hart, haar va'dier Oyster Mae Oyster naar de hut. Hij was ©en prachttype van een sterkeu Schotschen boer, ondanks zijn 97 jaren, recht en sfcatilg in zijn kleurige Hooglandschc dracht. Onder den arm droog hij den doedel zak, waarop hij al loopende diie klaaglijke tonen kon voortbrengen, diie hem, die> ze hóórt, vervullen met een gevoel van diepen weemoed*. 'Bij dó deuir van d© hut draaide hij zich om tot zijn dochter. „Wat heeft die Ian Mac Whinus tegen je gezegd?'' vroeg hij dreigend. ,,'t Was heu'sch niet veel," antwoordde zij'. „Hij gaf me een geldstuk voor de visch." „Geld," triep de Hooglander uit. „Geld vm óen Mac Whimus En haar hef geldstuk uit 'd© handen rukkend, 'emoet hij liet tegen den muur van de hut met oen verfadhtelijk gebaar. Toen gjingen zij binnen. Nog nooit had Hanna haar vadem zóó opgewonden gezien als nu. Hun heel© huis scheen er door veranderd. Zij gebruikten met hun 'drieën het eenvoudige maal van pap en whiskey en aten zwijgend. Be dagen gleden voorf. Eiken kïag zag het mooi© Hoogl indsdhe (Trtejtsg'e den jongen lord, doch haar vader wist hier niets van. En ter wille van hem maakte zij zich notg mooier. En iedereD mor gen diroeg zij een fitissche, vreemde, wilde bloem in heur haair. Soms sprak hij haar aan en Hanna bewaard© al zijn wóórden in haar hart Eiken avonldi, als de zon ondergang, stond Hanna VoÓr hef raampje van d© hut te wachten, of de jonge lord zou komen in zijn auto langs den glenweg, die naar dó zoo voort. Gedurende zes generaties was geen en kele Ma© Whinus na middernacht die plek vooabij gereden, zonder het leven te verlie zen.. Maar Ian Mae Whinus wist niets van ©en veete af. Soms zag Oyster Mac Oyster hem voorbij gaan en onverstaanbare Keltische vloeken xiep hij hem dan "dreigend na. ■Eens, toen h-aar vader uit was, had Hauna op dón weg gestaan, toen Ian langs kwaim. Hij had! zijn machine stilgehouden en Hanna gevraagd, ©en uitje met hem te doen. Hij had haar voor de aardigheid gewezen, hoe dfö ma chine woikte.Als haar vader had' gezien, ho© zij naast een Mac Whimus zat, zóu hij haar idaar, waar zij zat, hebben gedood. Hanna's liefde kwam spoedig tot een tra gisch slot. Eiken dag ontmoette zij den jon gen load bjj dó beek. Eiken dag schonk zij hem haar mooiste kreeften. Een frissóhe bloem droeg zij eiken daig. En als do jong© lood' thuis kwam, zoL hij tegen zijn mooie, blonde vrouw, Idat (dat Hoog landladhe vissóhersmKlisje niet half zoo on- rroozel was, als zij wel leek. Toen kwam do noódüottige middag, d!at zij naast elkaar stonden bij de beek en hij ge zegd had, dat 'hij haar wild© meenemen naar Amerika. Bezwijmd was zij in zijn armen.ge vallen. Toen Hanna een uur lator thuiis kwam, elondi haar vader voor den haard1. Met strakke oogen keek hij voor zich uit zijn geweer in zijn handen. Baar was weer dio oude, ver bitterde uitdrukking op zijn gezicht cn half gemompeld© vloeken waren op zijn lippen. Zijn vróuw trachtte hem tot bedhren te bren gen. „Vervloekt is hij, di© ellendeling", mom pelde liij. „Ik zal hem dooden, als hij van nacht langskomt in zijn dudvelsche machine''. Hanna wist toen, dat hij haar had gezien bij de beek, naast Ian. Zij wendde ziöh af en vloog het huis uit. Ben' weg, die recht op het huis van dón lord van Audhorlocherty voort, ging zij. Om Ian te waarschuwen, om hem te waarschuwen voor haar vaders toorn. Bat was haar eenige gedachte. Het was een donkere naioht róndom haar, toen zij zich voortliaastt© naar het huis van den jongen lord. Bonderwólken stapelden zich' opeen, de regen viel in stroomen neer. Blik semflitsen doorkliefden dó lucht Het onweer werd tot ©en ©chten storm, zooals men dien alleen maar kent in de Schótsehc Hooglanden Maar Hanna liep door. Zij scheea de woedo van de elementen zelfs niet te befe^jrken. Zij struikelde over steonen en b'oomworteleC strompelde over karresporen, die in ware mo4-. derpoelen waren herschapen, stootte zich' toll gen oude, afgebrokkelde muurtjes. Maar verdór liep zij, vlugger en vlugger. 1 Het werd noodweer. Bliiksemviirur en dóndiejrj en oen vreeselijke wind' waren aan alle kan* ten om haar heen. Groote takken vielen van' d© boo men. Eindelijk bereikte zij het landhuis van den' lordl Het weer was wat bedaard. Be regen ivliol niet meer zoo in etroomen neer. Voor een' oogenblik was het stil. Van uit' de hoog© boograimen viel het licht op het donkere ga zon, waar Hanna stond. Zij wachtte. Ineens ging oen schok door haar leden. Zij had' het geluid van een vrouwenstem gehooad. Zij: g'ing naar het raam toe ©n keek naar binnen. Toon stond zij als vastgenageld'. Gp oen divan lag Ian en naast ihCnu zat een mooie blonde' vrouw, die zijn haar streelde. Toen begreep Hanna, diat Ian haar liefde versmaadde. Hiji was alleen bij Waar gekomen ©m kreeften te koopen. Vol weerzin wendde zij zich af van' het raam. Be bloem, di© zjj in haar haar droeg, smeet zjj op den grond cn vertrapt© die ondier haar voeten. Toen, zich omwendend, zag zij in do garage de auto staan. „Bo duivelsChe machine", mompelde zij, tcr.wijl een wócste glans, als van plotselinge razernij, in thaaj- groote oogen kwaim. Een oogenblik later snorde dó auto met Hanna aan het stuur langs den glenweg. D© machine stond op volle kracht cn het bedro gen meisje hield zich krampachtig vast aan het stuimr, terwijl de machiqe langs den kron kelweg naar beneden rend©. D© storm was weer komen opzetten en hei geluid van den dbnder vermengde zidh met' het geraas van do machine, toen deze als een bezetene den steilen weg naar ide ze© afreed'. Hst groote Licht van den motor scheen als oen Tcuisaohtig oog dreigend in de oogen van Oyster Mac Oyster, waar hij stond, heel recht en onbeweeglijk op d© uiterste punt van de róts, starend naar hot lichtend monster^ dat zijn doodsvijand naderbij bracht. Toon, dn ©en óegenblik, was alles voorbij. Een verblindend licht, het afgaan van eeh geweer, ©en zware dondorslag, en 'de autol tuimelde met het meósje haTs-over-kop van da rotsen af, neer in zee. Ben volgenden morgen werd zij gevonden^ waar zij bewegingloos lag, half begraven on der zand! en zeewier. Rustig en kalm lag zij daar. Hanna had een einde gehi'aakt aan d© oude veete.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1922 | | pagina 5