1917©
LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 1 September.
t weede Blad. Anno 1922.
BRIEVEN UIT WEENEN.
INGEZONDEN.
i personeel staat, daar moest zij het ze
ker tot haar plicht rekenen, alarm te hlan
zen en allen, die het aangaat, samen t©!
roepen tot raadslag.
Emm*
•(Nadruk verboden)*
Verkeer.
20 Augustus 1922.
De dubbelmonarchie, OöstenTqk-Hoagarije,
1918 ineemstoilbte, was van. een zoo uit
loopenden geografischen en ethnografiisohen
pi dat de reiziger niet noadig had die gsren-
to overschrijden om do moest verschillende
afwisselend© indrukken te ontvangen. Het
j,gdbergto van Tirol en Salzburg, het uitge
ste middelgebergrte van Opper- on Neder-
sionrijk, dat langzaam overgaat in het on
inbare laagland van Hongarije, en Jdie wijn-
gen van Zmd-Stdermaiiken lagen evenzeer
men de grenzen ider momrchie als dJe stcen-
(ügo woeste stroken van Kraan en van het
Eiland, de weelderige landschappen van de
aa, Quamero cn DalmaAië, de rotsachtige
ers van het Gardia-meer en de eikenwouden
Galicië. Be reiziger kon groote steden als
Benen, Bu-cLa-Post en Praag of hadplaatsen
Meran, Abbaaia en Karlsbad bezoeken en
hij wiMe .ontsloot zich to Serajowo een on-
Talsoht stuik Oostersch leven met minarets,
his on gesluierde vrouwen; alles zonder dat
Rijksgrens overschreden werd en het machts-
ied van dien dubbelen adelaar werd verlaten,
dat alles is aan de republiek Oostenrijk
sen het beiglaind overgebleven; al het andere
)uitenland geworden en als den Nieuw-Oos-
rijker de lust bekruipt om andere landschap-
zien dan bergen, dan moet hij in'een of
ero ricihitiing over do eng getrokken grenzen
Bal is echter gemakkelijker gezegd dan"
aaa; want de grenzn van Oostenrijk zijn
geren met hoogo muren, die voor donnor-
burger niet te overkomen zijn en die, als-
boozo toovenaar er de hiand in had, tel
ls nog hooger wenden. Ik bedoel geen pas-
want met wat geduld en een beetje pro-
10 kan ieder tegenwoordig wdl de noodige
documenten machtig worden. Be Ghineesolie
nsr, die Oostenrijk insluit, is de valuta, de
stand buiten, en de lage binnen de grens,
dinar en de lire, zelfs do Hongaansciho kroon
ran Zwitsersclve franken maar niet te spre-
dat zijn de steen en, waaruit de muur is
;ebouwd', die den roiztgor, die al-leen maar
r Oosltenrijksche kronen beschikt, oen „haltl"
roept. Er is maar één plek in den muur, die
laag genoeg is om er overheen te komen, do
•as naar Duits chland, waar de mark een nog
iets minJder ongolukkige, maar toch een zeer
zie lotgenoot van de kroon is. Wie dus uit
tenrijk oens naar 't buitenland wil, die gaat,
hij geen rijkaard of „Schiebor" is, naar
ischland. Maar ook op diens weg moet nog
voorzichtige omweg gemaakt wonden, om
iop do Gzeohisolie kroon te stuiten. Vóór den
kg rood men van Weenon naar Berlijn, zoo-
van zelf sprak, recht door Bohemen heen.
kan nu nog wel, maar Bohemen is niet
11 Bohemen, maar oen doel van de Gzecho-
itFaiijsohe republiek; en het doorreis vis um
hei spoorkaartje door dat land, die in Gae-
eche kronen moot wonden betaald, zijn zóó
ar, dat hot meerendeel dor reizigers voor de
a terugschrikt on in plaats van den konte-
Wos van li uren sporens, den langeren
Beieren kiost, die over Neurenberg .cn
ssau loopt on weliswaar 20 uur oisobt, maar
toch veel goecLkooper is.
*dijn, hot luid on levendig klappende bant
Duïtsöhland, geeft ons, Zuid-Buitschers,
indruk, die tot bewondering leidt, maar die
toch ook nog iets kouds, een zicb-vreemd-voe-
len in zich draagt. Wol interessant, maar het
spreekt niet tot höt hart, dat is zoo ongeveer
het gevoel, dat men heeft, zoo vaak men den
bodem van deze wereldstad betreedt.
Berlijn is in ieder opzicht een meer moderno
groote stad -dan Weenen. Reeds heft spiegelende
asfalt van de straten is praktischer dan het
Vaak stoffige, lastig te reinigen en veel leven
veroorzakende plaveisel van Weenen. Berlijn
bezit Verder alle mogelijke moderne middelen
van verkeer, vooral de voorbeeldige ondergrond-
baan. En -de juiste combinatie van al deze ver
keersmiddelen verhoogt ten zeerste de arbeids
gelegenheid van do bevolking. Wij hebben in
Weenen niets dan de edectrische tram, die wel
goed georganiseerd is, maar niet voldoen kan
als massa-verkeersmiddel om het verkeer van
haastige monsohen in een wereldstad over
groote afstamden to leiden. Be WeonsChe onder-
gromdsdbe spoorweg, die k-ort vóór het uitbreken
Van den oorlog verzekerd scheen, zal nu wel
voor omafzienbarem tijd een onuitvoerbaar plan
moeten blijven, wamt al in normale tijden zou
er Voed mfeer voor nooddg zijn geweest dan te
Berlijn. Terwijl men daar m.l. in 'het zand. graaft,
waarop Berlijn gebouwd is, stoot men onder
jWoenen al op weinige meters diepte op rots-
grand, die met springstoffen bewerkt zou moe
ten Worden. Baar komt nog een andere moei
lijkheid bij: de binnenstad veel ouder dan de
Beidijnsche zit onder den bodem vol kelders
soms drie verdiepingen hoog, die, ofschoon ze
tegenwoordig meostal ongebruikt liggen, toch
eerst onteigend zouden moeten worden, voor
zoover zij in de lijn van den ondorgroudsohen
spoorweg liggen. Vooral had men rekening te
hóuden meft de catacomben van St. Stephanas;
dat zijn ook gangen on gewelven van vele ver-
idiepingen, die Voor onheuglijke tijden als graf
gewelven dienden en dientengevolge nog duizen
den lijken herbergen. Deze catacomben strekken
zich vele honderden meters ver onder de stad
uit on zijn maar ten doelo onderzocht; de in
gangen zijn door metselwerk afgesloten; dat
bouwvallige, soms reeds ingestorte metselwerk
bad bij den aanleg van den spoorweg onder
zocht moeben worden, er zouden daarbij aller
lei Veiligheidsmaatregtólon neodig zijn geweest,
omdat de ondergrondsolie baan hoven deze cata
comben geprojecteerd was.
Do tram, die in Berlijn in bijna alle hoofd
straten rijdt, komt in Weenen ndot in de binnen
stad, omdat de straten te nauw zijn. In do
daardoor gevoelde behoefte werd voorzien, tot
voor korten tijd, door auto-omnibussen; maar
tdie zijn sedert ©enige maanden opgehouden, om
dat de exploitatiekosten te hoog werden en on
danks de booga tarieven h-et deficit steeds groo
t-er word. Bedenkt men vorder, dat de stadsbaan
sedert het begin van dien oorlog is stopgezet
wegens gebrek aan kolen on locomotieven cn dat
huurrijtuigen alleen door zeer rijke lieden kun
nen worden betaald, dan valt een vergelijking
van de verkeersmiddelen in Weonon met die van
Berlijn zeer ten nadoole van de eersten uit. Het
ötraatverkeer is dan ook in Berlijn veel druk
ker dan te Ween'on, ad schijnt ook het vorkoor
in Weenen geringer dap het werkelijk is. Ter
wijl n.l. in Berlijn en in de meeste andere groote
steden de hoofdstroom van rijtuigen en voet
gangers op enkele weinige punten uit allo?.rich
tingen samenkomt, vormt in Weenen de 5 K.M.
lange „Ringstrasso" een nuttige verdeeling- van
het verkeer.
Met een bewondering, die echter geen af
gunst wekt, vervullen mij in Berlijn altijd de in
Weenen totaa-l onbekende Warenhuizen. Met
bewondering, omdat zij zoo groots ch zijn opge
zet, dat men er van schoenveters tot automo
bielen toe kan krijgen, maar „zonder afgunst",
omdat zij, behalve voor nietsdoende boomelaars
voor den kooper zoo onpractisch zijn. Ik wil
b.v. een stuk kaas koopen en moet na een heele
'Wandeling met do lift naar de 3e verdieping;
daar moet ik weer enkele minuten wandelen;
dan moet ik mij in de kaasafdeeling aanmelden
en wachten tot ik bediend wordt; vorder: wach
ten aan do kassa, tot ik betaald heb; wdchten
tot ik mijn pakje krijg on mijn stuk kaas netjes
in papier~"gewikkeld eindelijk in bezit heb. Zulk
een inkoop duurt in eeh gewonen winkel een
half uur. Of om deze ef om andere redenen is
het warenhuis in Weenen onbekend. Mon houdt
er hier niet van om als nummer behandeld te
warden, men tracht de patriarchale verhouding
van persoonlijke kennis 'tusschen koopman en
klant ie behouden, wat zeker niet ten nadeele
van den laatste is. En juist de kleinste, de on
aanzienlijkste zaken in Weenen zijp. vaak de
bes-te en soliedste. Do kleermaker en de sohoen-
maker voor de werkelijk voorname lieden in
Woonen hebben dikwijls in stille zijstraten
kleine, bescheiden lokaliteiten, welken men de
voornaamheid niet zou aanzien. lots dergelijks
geldt voor de hotels en voor uitspauningsloka-
li'teiten. Restaurants als b.v. „Rheingold" in
Berlijn met zijn zalen over verscheidene ver
diepingen, die voor duizenden gasten plaats
bieden, kent men in Weenon niet ,waar inle-
gondeel juist de meest gezochte en hoste inrich
tingen van dien aard voor vreemdelingen nau
welijks to vinden zijn. En dezo min of meer
Amerikaanscho trek, -flit onbekommerde spotten
mot traditie, dat resolute optreden in hot leven,
dolt is het wat den Zuid-Buit sober met terug
houdende bewondering vervult on waarvoor hij
ton slotte tooh weinig gevoelt. Het is bewonde
renswaardig, hoe Berlijn de vreeselijkste slagen
draagt ,dio het Dnitsohe Rijk in de laatste jaren
zijn toegebracht, hoo het vervuld is van werken
en voortbrengen, van haasten en vooruitstreven,
maar ook hoe hot geniet on zich in luidruchtig
vormaak ontspanning bezorgt. Bat alles getuigt
van zooveel levenswil en van zooveel overleg on
kracht, dat het to begrijpen is, dat de Frairechen
hun angst afleggen. Maar toch, nergens is het
verschil tusschen bes-thawing en cultuur duide
lijker dan te Berlijn. Bcze stad is ongetwijfeld
vervuld van de beschaving van dezo eeuw,
maar zij is van een heol andere of misschien
van geen cultuur. Men zou, wanneer er sprake
is van bestrating en verkeersmiddelen, van wa
renhuizen en restaurants, Weenen onbeschaafd
"kunnen noemen <9i beter achterlijk. Maar cul
tuur is wat anders, die zit niet in het gebruik
maken van de vindingen en de gebruiken van
den ibieuweren tijd. Men kan wat nieuwere be
schaving genoemd wordt opbouwen en organi-
seeren, door arbeid verkrijgen, maar dat gaat
met cultuur niet. Cultuur is iets, dat moeilijk te
definieeren is on dat slechts voor geschoolde
blikken zichtbaar, over oen stad ligt, dat uit
duizend klmnigïrodcn is samengesteld, die sa
men oen geheel vormen, dat de stad een groote
bekoring geeft, al zijn dan de straten niet geas
falteerd en maar met heel gewone stecnon ge
plaveid.
En daarom: als de Nooid-Duitsche „civili
satie" oen huwelijk kon aangaan mot de Zuid-
Duitsdhe „cultuur", zou dat iets zijn, dat als 't
bereikt was, tot dankbaarheid kon stommen.
Do aansluiting van Oostenrijk aan Dui'tsohland,
de samensmelting van beide landen tot één
6'taa/t, tot óén lichaam, zoodat het Wood van de
gobeelo natie ongehinderd door allo deden
stroomt, zou tot de bereiking van dat doel lei
den on Berlijn en Weenon zouden er beidon
bij gebaat zijn, Kl Br. E.
-0-
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie),
Copie van al of niet geplaatste Êtukken
wordt niet teruggegeven.
Unificatie der salarissen van hef verplegend
personeel der gestichten „Eudegeest c.a."
Geachte Redactie I
Het zij ons vergund, naar aanleiding van
het afwijzend praóndviea van R. en W. (lees
dr. Van der Kolk), op het voorstel van het
Raadslid A. Eikerbout, om de salarissen van
het veriple-gend personeel van „Endegeest" c.a.
te brengen op het peil van dat der gestichten
Deventer, Zutfen en Apeldoorn, het een en
andor op te merken en recht to zetten.
In :de eerste plaats zij opgemerkt, dat het
voorsfccUvan den heer A. Elkerbcut gobasserd
is iep de praktijk, n.m. op de thans golden do
salarisregeliugen van de drie bovengenoemde
gestichten, waarvan H.H. directeuren, juist
deze uniforme salairiëcring in het loven rie
pen, om, overtuigd van dó noodzakelijkheid
fot het verkrijgen van een lx.tor gehalte van
personeel, daarmede tevens te werken in de
richting van het beperken der vele mutaties.
En nu is het moppigste, dat in het afwij
zend praeadvies twee van dezo directeuren,
n.m. dip van Deventer en Apeldoorn, wardeD
geciteerd1 als argument tegen deze unificatie
ider salarissen.
Een dezer directeuren, n.m. dr. J. Kat, dir.-
geuoestheer van liet krankzinnigengesticht te
to Apeldoorn, tevens voorzitter der Examen-
CdmJmissi© van de Ncderrl. Vereeniging voor
Psychiatrie en Neurologie, aan wiens kom
pas in dezo aangelegenheid wij ons liever
toevertrouwen dan aan dat van dir. Van der
Kolk van „Erwiegeest", heeft in het maand
blad „Het Ziekenhuis" van 5 Mei 1921 een
artikel geschreven, waarin hij liet geheel©
pornoneelsvraagstuk, op grond van door hem
verzamelde gegevens van achttien gestichten
in Nederland, aan de orde stelt.
Baar wij dit artikel niet in zijn geheel hier
kunnen aanhalen, raden wij H.H. Raadsleden
cn allen, die hierin belang stellen, in ge
moeide aan, hiervan eens kennis te nemen.
Boor deze, bij uitstek deskundige, wordt'
daarin ten opzichte van het personeel vraag
stuk geen struisvogelpolitiek geveerd, doch
worden eerlijk en objectief de oorzaken van
het groote personeelsverloop en van het lage
cn nog steeds dalende peil beoordeeld'. Het
artikel begint hiermede
„Sinds ruim een jaar houdt de Examen
commissie dor Ne der 1. Vereeniging voor Psy
chiatrie cn Neurologie zich telkens en tel
kens weer bezig met de vraag of de opleiding
van het verplegend personeel, bij alle moeite,
'die er aan wordt besteed, er ten slotte wei in
slaagt, in onze gestichten een corps verple
genden te scheppen, quantatief en qualitatief
zoodanig, dat we er onze patiënten gerust
aan durven todvertrouwen. Hij moot wel ©on
vreeimldeling in ons Jerusalem zijn, die niet
weten zou, dat maar weinigen onder ons deze
vraag niet, zonder aarzeling, ontkennend be
antwoorden".
In het prae-advies heet het, dat men
nog voldoend on ook behoorlijk personeel
kan krijgen. Met behoorlijk, bedoeld men
hier het gebalta-
Bk. Kat schrijft hierover, waar wij
van -de leiders der verpleging bijna altijd
en overal vernomen hoezeer men
ontevreden, ja bezorgd en verontrust is
over het lage en do laatste jaren nog
sterk dalende peil waarop het verplegend
Dit is een ander geluid, 'dan datgene*
wat men leest in het praeadvies. Br. Van
der Kolk, die toch de geestelijke vader,
van dit advies aan B. en W. is te noemen,
spreekt van voldoende en behoorlijk per
soneel te kunnen krijgen en dat het ge
halte zich in opwaertsche richting be
weegt. Br. Kat, noemt dezulken, een
vreemdeling in ons Jeruzalem.
En als men nu kennis neemt, van dat
gene, wat dr. Kat na een grondig onder
zoek, en als voorzitter der Examen-com-
tabsöe der verplegenden vaststelt, dan
moeten wij tooh werkelijk do schouders
ophalen, als dr. Van der Kolk in gijn
jaarverslag over- 1921. wat ook B. en W.:
in het prae-a-dlvies overnemen, durft be
weren, dat het gehalte van het personeel!
zidh in opwaartsche richting beweegt. Dr*
Kat, schrijft daarover
Bij do vele vacatures zijn wij gedwon
gen personen aan to nemen, wier onge
schiktheid van tio voren waarschijnlijk is.-
En even veTder:
,,En door het dalend peil der candtda-
ten is de Examen-Commissie er de laat
ste jaren vanzelf toe gedrongen, haar on
danks, de exameneischen te verlogen.'*
Dit moet toch dunkt ons. wel even tot
nadenken stemmen over datgene wat dr..
Van der Kolk daarover in zijn jaarverslag
1921 schrijft.
Wij, die ook eenige ondervinding hebben
van dr. v. d. Kolk, waai- het betreft het
aanbrengen van verbeteringen in de ar
beidsvoorwaarden der verplegenden, weten,
dat waar dit meestal gepaard gaat met
geldelijke offers, tegenover ons tp vinden
een man, die met do meest mogelijke cini-
sche kalmte alles van de hand wijst. Ar
gumenten als bioscoopbezoek en hot dragen
van de zusters van lintjes, strikjes en
blousjes, nu komen er weer fietsen bij, be
wijzen den onwil mede te werken aan po
sitieverbetering van het corps verplegen
den. Als een leicüer van een bedrijf, vooral
een medische leider, welke bovendien zoo
goed op de hoogte kan wezen met de ge
moedsgesteldheid van zijn personeel, zulke
argumenten gebruikt om daarmede het ver
plegend personeel een behoorlijk bestaan
onmogelijk te maken, dan mag die vraag
gesteld worden, of dit op dtan duur bevor
derlijk is om te krijgen beter geschoold
personeel, berekend voor haar taak, de
zorg voor de patiënten volkomen kunnende
toevertrouwen. Een leider, die alle midde
len, welke daartoe bevorderlijk zijn, ook al
moot dat wat geld kosten, niet aanwendt,
hetzij uit conservatisme of uit gezagsfana-
tisme, is een rem wier werking voor het
bedrijf noodlottige gevolgen zal hebben erf
beter ware het, deze spoedig te verwij
deren.
Wij zijn het natuurlijk er over eens, dat'
men enkel door een salarïsverhooging al
leen het personeelvraagstuk in behoorlijke
banen kan leiden, ook niet, dat men daar-
Tnede het enorme personeel verloop direct'
zal stuiten. Doch door de salarissen van
Endegeest" te brengen op het peil der,
bovengenoemde gestichten, verkrijgt) men
een eenheid, welke toch zeker het perso
neelsverloop sterk zal doen verminderen,-
do positie als zoodanig meer bestaansze
kerheid geeft, waardoor de noodige stabi
liteit wordt verkregen. Ook dr. Kat heeft
en verhaal uifc de Schotscho HoogUtnden).
Naar 't Engelsch,
van
STEPHEN LEACOCK.
(Nadruk verboden.)
lanna liep kreeften te zoeken in het beek'
dat dioor de glen (Glen: een nauw dal in
hotland) liop. Be omgeving was typisdh;
van de Scliotscke Hooglanden. Woeste,
ptoiidó heuvels aan woc-razijden van de
bedekt met diohte, donkere bossohen,
lioadbiidten kilometers vor zich uitstrekten
boide riohtingen. Aan den voet van het
ikje l'ag, ingesloten tussölien de heuvels,
n prachtig arneer, en daarachter was de zee.
is in heel Schotland geen schooner plek
a wilden groei dan de glen van Aucher-
laeity.
Het as een prachtige voorjaarsmorgen.
0 gostadiiige regen viel en grijze mistsluiers
fóidden zich over dó verre heuvelen uit. Het
a herinneringen aan zulke morgens, welke
Den brengen in het hart van iedóren Schbt
1 in ballingschap is, ver van zijn geliefd
A Want het Schotscho hart kan tot trar
D worden geroerd door het gezicht van een
i^icn regendroppel of het geluid van een
-^henden regen in den naoht.
h»nna, het mooie Hooglandeohe meisje, liep
io<ffld langs de beek. Haar frissche, jonge
klonk uit boven het regenruiseken. Zelfs
vogels schenen te luisteren naar de een-
woorden van het aardige Keltisch
•-^liedje. Het was als eon schilderijtje,
zij daar stond met haar gouden haren
0:q krans rondom haar frissche gezichtje,
11 laar bloote voetjes in dó beek, waar dó
kiten over haar voeten heen zwommen.
>^il je me óén van die kreeften vcrkco-
Hanna keek op. Een paar meter van haar
sj.ad! 03n jonge man. Als betooverd keek
Jonge Hooglandsohe naar hom crp. Hij
-o liaar een wezen van hooger oixló. Hij
o oen hengel en een mand in zijn hand!,-
^as gekleed in het zalmkleurig vissoh-ers-
s üum van oen Engelsch gentleman. Toen
4ióhter bij kwam en Hanna hom beter,
--'ook, zaig zij, dat het Ian Mac Whinus,
^euwe lord, moest zijn.
'Oes wolkom," zei ze, hem een dór mooh
^coften uit haar mandje toereikend. Hij
j"e m zijn zak en nam er een geldstuk uit.
- a> ik wil het betalen," zei hij.
Hanna nalmi het geldstuk aan, terwijl zij
met echt Schotschen trots kleunde.
„Ik verkoop mijn visch niet voor geldi," zei
ze. Er was iets Lh haar spreken, dat den jon
gen man trof. Fluitend ging hij verder. Als
in. betoovering bevangen, stond Hanna hem
na te staren. Een nijdige stam, dó© haar naam,
riep, bracht haar weer tot zichzelf.
„Hanna. Hanna", riep dó stem. „Ben je gek
me.ildi, dat je daar naaT een Mac Whihuis staat
te kijken?"
Toen pas besefte zij, wat zij kadi gedaan.
Zij had gesproken met oen Mae Whinus; iets,
wat geen Mae Sharnus gedurende 150 jaar
had gedaan. Gedurendo bijna twee eetiwen
waren de twes families Mac Whimus en Mae
Sharnus, beidón bewoners van dezelfde glen,
vondeeld dlcor een ivian die oude, pijnlijke vee
ten, waardóór het loven van zoovele Schotten
wordt gebroken
Zes geslachten terug, bij een Hooglandsch'
feestmaal, dn de dagen, toen de onböheerseh-
te zeden zich nog uitten i!n woeste orgiën, was
het gebourd^ dat er een theologisch geschil
ontstio-nd. Shamius Mac Sharnus, die oen ver
bitterd Calvinist was, had volgehouiden, dat
de zali(gheid alleen dolor het geloof kon wor
den verkregen. Maar Whimper Mac Whimus
'liad beweerd, dat het alleen van de goede
werken afhing. Buiten zichzelf had Mae Sha
rnus, Mac Wlilmus togen de slapen geslagen
on hem gedood. Hoewel een der knapste ad
vocaten van Aucherlochorty hem verdedigde,
was hij veroordeeld'. Op den avond van zijn
veroordeeling had de zoon van den vermoor-
dó, Whangius Mae Sharnus opgewacht in dón
hollen weg bij de glen cn door diens doedel
zak heengoschbten. Sindsdien was de veeto
met onverminderde bitterheid gedurende an
derhalve oeuw gebleven. Met ieder nieuw ge
slacht werden de geschillen tusschen die
twee families gxooter. Zij droegen verschil
lende kleeren, luisterden naar andere predi
kers, dronken (Verschillende soorten whiskey
gd inzake de eeuwige verdoemenis hadden zij
andere gedachten.
Bovendien, en waf de veebe zeker nief ver
minderde, de familie Mae Whinus was rijk
gewórden, dio der Mac Sharnus arm.
Minstens eenmaal in elke generatie werd
hetzij een Mae Whinus, hetzij een Mae Sha
rnus doodgeschoten en altijd; op ideaelfdJe
plaats, waar de glenweg stijgend naar den
rand van dó klip voert.
Eindelijk, nu twee generaties geleden, 'was
de familie Mac Whin/uis tot plotselinge wel
vaart gekomen, 'door hef ontdekken van een
kolenmijn op hun land'. En om hun mtiinaóh-
ting voor de Mac Shaanulsöen te tocnen, hadf-
'dón zij de güon verlaten en waren naar Ame
rika gegaan. Maar in beider geheugen was
d!o veete blijven voortleven.
En nu was do afstammeling van do fami
lie Mac Wthiimlus teruggekomen en had! hef
eigendom van den Heer van Aucherlochorty
naast do glen gekocht.
Ian Mae Whinus wiist niets af van de veete.
Opgevoed in een heel andere omgeving, zei
den dó Schotsehe tradities hem weinig meer.
Hij was geheel veranderd'. Hij droeg het
Sohotsóh kostuum alleejn nog als een soort
maskerade-pakje op het dansfeest aan den
vooravtond! van Allerheiligen. Hij was niof
langer een Sohot. Hij hiad zelfs in Amerika
een mooi'e blonde vrouw getrouwd en Ian
was haar slaaf. Voor haar had hij dó kreeft
van Hanna gekocht. Voor haar ook had hij
het mooie Schotsehe meisje zoo nauwkeurig
opgenomen, want zijn vrouw wilde graag een
Sohotscili dienstmeisje mee naar Amerika te-
ïhgneimen.
Ondier wijl volgde Hanna, met hef vreemde
gevoel van een nieuwe liefde in haar hart,
haar va'dier Oyster Mae Oyster naar de hut.
Hij was ©en prachttype van een sterkeu
Schotschen boer, ondanks zijn 97 jaren, recht
en sfcatilg in zijn kleurige Hooglandschc
dracht. Onder den arm droog hij den doedel
zak, waarop hij al loopende diie klaaglijke
tonen kon voortbrengen, diie hem, die> ze
hóórt, vervullen met een gevoel van diepen
weemoed*.
'Bij dó deuir van d© hut draaide hij zich om
tot zijn dochter.
„Wat heeft die Ian Mac Whinus tegen je
gezegd?'' vroeg hij dreigend.
,,'t Was heu'sch niet veel," antwoordde zij'.
„Hij gaf me een geldstuk voor de visch."
„Geld," triep de Hooglander uit. „Geld vm
óen Mac Whimus En haar hef geldstuk uit
'd© handen rukkend, 'emoet hij liet tegen den
muur van de hut met oen verfadhtelijk gebaar.
Toen gjingen zij binnen. Nog nooit had Hanna
haar vadem zóó opgewonden gezien als nu.
Hun heel© huis scheen er door veranderd. Zij
gebruikten met hun 'drieën het eenvoudige
maal van pap en whiskey en aten zwijgend.
Be dagen gleden voorf.
Eiken kïag zag het mooi© Hoogl indsdhe
(Trtejtsg'e den jongen lord, doch haar vader
wist hier niets van. En ter wille van hem
maakte zij zich notg mooier. En iedereD mor
gen diroeg zij een fitissche, vreemde, wilde
bloem in heur haair. Soms sprak hij haar aan
en Hanna bewaard© al zijn wóórden in haar
hart Eiken avonldi, als de zon ondergang,
stond Hanna VoÓr hef raampje van d© hut te
wachten, of de jonge lord zou komen in zijn
auto langs den glenweg, die naar dó zoo
voort. Gedurende zes generaties was geen en
kele Ma© Whinus na middernacht die plek
vooabij gereden, zonder het leven te verlie
zen.. Maar Ian Mae Whinus wist niets van
©en veete af.
Soms zag Oyster Mac Oyster hem voorbij
gaan en onverstaanbare Keltische vloeken
xiep hij hem dan "dreigend na.
■Eens, toen h-aar vader uit was, had Hauna
op dón weg gestaan, toen Ian langs kwaim.
Hij had! zijn machine stilgehouden en Hanna
gevraagd, ©en uitje met hem te doen. Hij had
haar voor de aardigheid gewezen, hoe dfö ma
chine woikte.Als haar vader had' gezien, ho©
zij naast een Mac Whimus zat, zóu hij haar
idaar, waar zij zat, hebben gedood.
Hanna's liefde kwam spoedig tot een tra
gisch slot. Eiken dag ontmoette zij den jon
gen load bjj dó beek. Eiken dag schonk zij
hem haar mooiste kreeften. Een frissóhe
bloem droeg zij eiken daig.
En als do jong© lood' thuis kwam, zoL hij
tegen zijn mooie, blonde vrouw, Idat (dat Hoog
landladhe vissóhersmKlisje niet half zoo on-
rroozel was, als zij wel leek.
Toen kwam do noódüottige middag, d!at zij
naast elkaar stonden bij de beek en hij ge
zegd had, dat 'hij haar wild© meenemen naar
Amerika. Bezwijmd was zij in zijn armen.ge
vallen.
Toen Hanna een uur lator thuiis kwam,
elondi haar vader voor den haard1. Met strakke
oogen keek hij voor zich uit zijn geweer
in zijn handen. Baar was weer dio oude, ver
bitterde uitdrukking op zijn gezicht cn half
gemompeld© vloeken waren op zijn lippen.
Zijn vróuw trachtte hem tot bedhren te bren
gen.
„Vervloekt is hij, di© ellendeling", mom
pelde liij. „Ik zal hem dooden, als hij van
nacht langskomt in zijn dudvelsche machine''.
Hanna wist toen, dat hij haar had gezien
bij de beek, naast Ian. Zij wendde ziöh af en
vloog het huis uit. Ben' weg, die recht op
het huis van dón lord van Audhorlocherty
voort, ging zij. Om Ian te waarschuwen, om
hem te waarschuwen voor haar vaders toorn.
Bat was haar eenige gedachte.
Het was een donkere naioht róndom haar,
toen zij zich voortliaastt© naar het huis van
den jongen lord. Bonderwólken stapelden zich'
opeen, de regen viel in stroomen neer. Blik
semflitsen doorkliefden dó lucht Het onweer
werd tot ©en ©chten storm, zooals men dien
alleen maar kent in de Schótsehc Hooglanden
Maar Hanna liep door. Zij scheea de woedo
van de elementen zelfs niet te befe^jrken. Zij
struikelde over steonen en b'oomworteleC
strompelde over karresporen, die in ware mo4-.
derpoelen waren herschapen, stootte zich' toll
gen oude, afgebrokkelde muurtjes.
Maar verdór liep zij, vlugger en vlugger. 1
Het werd noodweer. Bliiksemviirur en dóndiejrj
en oen vreeselijke wind' waren aan alle kan*
ten om haar heen. Groote takken vielen van'
d© boo men.
Eindelijk bereikte zij het landhuis van den'
lordl Het weer was wat bedaard. Be regen
ivliol niet meer zoo in etroomen neer. Voor een'
oogenblik was het stil. Van uit' de hoog©
boograimen viel het licht op het donkere ga
zon, waar Hanna stond. Zij wachtte. Ineens
ging oen schok door haar leden. Zij had' het
geluid van een vrouwenstem gehooad. Zij:
g'ing naar het raam toe ©n keek naar binnen.
Toon stond zij als vastgenageld'. Gp oen divan
lag Ian en naast ihCnu zat een mooie blonde'
vrouw, die zijn haar streelde. Toen begreep
Hanna, diat Ian haar liefde versmaadde. Hiji
was alleen bij Waar gekomen ©m kreeften te
koopen. Vol weerzin wendde zij zich af van'
het raam. Be bloem, di© zjj in haar haar
droeg, smeet zjj op den grond cn vertrapt©
die ondier haar voeten. Toen, zich omwendend,
zag zij in do garage de auto staan.
„Bo duivelsChe machine", mompelde zij,
tcr.wijl een wócste glans, als van plotselinge
razernij, in thaaj- groote oogen kwaim.
Een oogenblik later snorde dó auto met
Hanna aan het stuur langs den glenweg. D©
machine stond op volle kracht cn het bedro
gen meisje hield zich krampachtig vast aan
het stuimr, terwijl de machiqe langs den kron
kelweg naar beneden rend©.
D© storm was weer komen opzetten en hei
geluid van den dbnder vermengde zidh met'
het geraas van do machine, toen deze als
een bezetene den steilen weg naar ide ze©
afreed'. Hst groote Licht van den motor scheen
als oen Tcuisaohtig oog dreigend in de oogen
van Oyster Mac Oyster, waar hij stond, heel
recht en onbeweeglijk op d© uiterste punt van
de róts, starend naar hot lichtend monster^
dat zijn doodsvijand naderbij bracht.
Toon, dn ©en óegenblik, was alles voorbij.
Een verblindend licht, het afgaan van eeh
geweer, ©en zware dondorslag, en 'de autol
tuimelde met het meósje haTs-over-kop van da
rotsen af, neer in zee.
Ben volgenden morgen werd zij gevonden^
waar zij bewegingloos lag, half begraven on
der zand! en zeewier. Rustig en kalm lag zij
daar. Hanna had een einde gehi'aakt aan d©
oude veete.