Uit Dierenstad.
POLLY
„Maar lees het dan eens voor," drong
Jaantje aan.
Nettie las:
„Dick dipheritis. Stuur Alfred naar jul
lie met middagtrein. Brief volgt."
„Wie is Alfred?" vroeg Jaantje au.
Plotseling helderde Nettie's gezicht op.
„Het telegram moet van Tante Gerda
zijn!" riep ze uit, „en één van de neefjes
komt."
„Is 't die groote jongen?"
„Daan?" O nee, wae 't maar waar't Is
één van de kleintjes."
„Zoo", was alles wat Jaantje zei effl even
later ging zjj voort:
„Ennefioe oud is hij?"
„Laat eens zien. Diok is zes en Alfred is
twee of drie jaar. Arme Diok! O. ik hoop,
dat hij gauw beter zal zijn."
„Haar," riep Jaantje nu uit. „Wat moe
ten we met zoo'u klein kind aanvangen?"
„Het zal zoo leuk zijn," antwoordde Net
tie. „Ik zal wel voor hem zorgen en hij moet
maar bij mij slapen."
„Goed," zei Jaantje. ,,'t Is natuurlijk' wel 1
gezellig voor ja Dipheritis is een Jeelijke
ziekte en het kind is waarschijnlijk al oh-
derweg. Je tante weet natuurlek niet, dat
je vader en moeder nit zijm, maar het is
nu toch te laat om haar dat te telegrafeerein
en wij zuilen samen wei goed' op het kleine
ventje passen, is het niet?"
Nettie kniirte bevestigend, blij, dat Jaan
tje geen bezwaren maakte.
„Je moet maar aan Moeder schrijven,"
begon Jaantje weer, „dat zij zich nergens
ongerust over maakt en vooral niet eerder
thuis komt dan zij van plan was."
„De trein komt even vóór vijven aan -
Jaantje", zei Nettie, „dat weet ik nog van
den keer, dat Tante Gerda zelf bij ons kwam
Ik zal naar het station gaan om Alfred te ha
len."
Even later hoorde Jaantje oen vreeseljjk
leven boven en op het geluid afgaande,
vond zij1 Nettie op haar kamertje druk bezig
met het opslaan van een klein ledikantje,
dat zij uit de kofferkamer te voorschijn ge
haald had.
„Hier is mijn klein-kinderbedje" riep zn
uit. „Help mij alsjeblieft eens even!
■Jaantje."
Jaantje voldeed aan dit verzoek en wel
dra stond het ledikantje naast dat van Net
tie en ïooht deze allerlei laden en'kasten'
na voor kleine lakentjes en dekentjes.
„Zie je, Jaantje,"" Zei zij, toen zij einde-
Hik alles gevonden had, ,,'t is er net mee als
met koken: al houd ik heal veel van kleine
kinderen, ik weet er eigenlijk niet veel
van."
„Dat is zoo, Nettie, en je zult wel gauw
tot de ontdekking komen, dat zco'n klein
ding maar niet als een boek op zij gelegd
kan worden, als het je verveelt."
„Natuurlijk niet," gaf Nettie eenigszins
beleedigö toe. „Maar hij zal me niet ver
velen. Ik ga nu naar het station, Jaantje,
want ik zou niet graag te laat willen komen."
En met het telegram in de hand, ging z(j
heen.
„Ik ben benieuwd, wie hem komt bren
gen," dacht zij, „missehiein de één of andere
kermis van Tante, die dertea kant nit' moet'.
Maar hoe weet die dan, aan- wie zij hem
moet ge+en? Wacht, het telegram kan be
wijzen, dat dit aan mij moet zijn! Maar hoe
kan ik Alfred herkeinnen? Ik heb hem het
laatst gezien, toen hij nog in de wieg lag."
Nettio was veel te vroeg aan het station
en toen zij den ouden station-chef! zag, ver
telde zij' hem van de onverwachte komst van
haar neefje, waarop hjj haar geruststelde
door te zeggen, dat hij letten' zou op de
reizigers uit het eene gedeelte vata den trein,
terwijl zij die van het andere gedeelte één
voor één zon aankijken.
„En we latefn "den trein niet vertrekken,
vóór wij hejn gevonden hebben, jongejuf
frouw", beloofde hij.
.(Wordt vervolgd.)
De School
dooT 0. H.
In DieTonsfad wonen Heelemaal geen mcii-
atéhen, alleen dieren. Grappig is dat, viadt je
niet In de school zitten geen menschenkin-
dertjes in de franken, nee, daar zitten teel 1
andere' klantjes. Kleine poesjes, Haasjes, ko
nijntje-s, gansjes, k!uiken9, Hondjes, schaapjes
en nog' reel meer jonge dieren kun je daar
vinden. In de der-dè klas zit zelfs een kalfje,
dat wel Heel galoot is, maar toch nog oliedom
en Het daarom maar niet verder kan brengen
dan de derde klas. Natuurlijk wordt Het wel
eens geplaagd', maar daar wordt Hij nooit
boos om. Hij weet zelf Heel goed1, dat Hij titaan
is en zou graag een geteerde willen zijn, maar
Hoe Hij zij& Heat ook doet, 't is een kalf en 't
blijft een kalf.
Weet je, waarmee de onderwijzer, meester
EectoT, de grootste m"oeite Heeft Met te
zorgen, dat de jeuigd elkaar niet in het haaT
vliegt. Als Tippie, een klein Hondje, bijivoor-
beeld ita één bank zou zitten met Geelsnavel,
eéta jonge gans, zou bet een gevecht geven.
En met G-rijsje, een klein konijntje, zou het
evenmin veilig zijn. 't Arme Grijs je zou zitten
beven van angst. Ja, Het plaatsen van zijn
leerlingen kost meester Hector menig 'sl'a-
pelooaen nacht en Het zijn de hondjes en poes
jes, die Hem dè meeste moeilijkheden opleve-
reta. Meestal zet Hij alle Hondjes aan den éénen
kant, vlak vooraan, en de poesjes aan den
anderen kant, ook vooraan. Zelfs zit 'hij dan
in Het midden en wee Pluto, Quick of Keesje,
M'inot, Moortje of Grijs jas, als zij Het wagen
zouden niet recht vóór zich uit te kijken.
Meester Hector beeft een grooten stok naast
zijn lessenaar staan en als hij dien zwaait,
bei ven allien, die ook maar iets op Huifa geweten
hebben, want een tik mot dien stok hebben
ze niet graag
MaaT de allerlastigste leerling is toch wel
de jeugdige aap Grijphand, die nog maar
kort bij meester Hector op school is, lang ge
noeg echter om al Hoël wat moeite veroor
zaakt te Hebben. Ba a rem heeft meester Hem
tussehèn de Hondjes en poesjes, vlak vóór zich,
gezet en Grijphand hoeft al menigon keer op
gevoelige wijze met zijn-«tok kennis gemaakt.
Wat hij dan al zoo uithaalt? Ja, Hij is
eigenlijk een heel slecht voorbeeld en ik zou
niet graag willen, dat jullie, die dit leest, zijn
streken gingen nadoen. Maarjullie
zijn geen aapjes en je zult dus ook geen apen
streken of apcrikuren krijgen, zood'at ilc je
wel wat. van hem durft vertellen. Vóór ik
echter zijn ondeugendheden verhaal, wil ik
je eerst eens op dé hoogte hrengeb, hoe bij
iii Dierenstad' kwam.
Grijphand1 is geboren in Indië,-het warme
lanid, waar de zon de aapjes zoo lekker koes
tert en waaT heel Hooge palmen en andere
Voo'men staan, waarin ze naar hartelust kuu-
ïien klimmen en klauteren. Daar stoeide hij
met zijn zusjes en broertjes. Maai nieuws
gierig als Hij was ging hij eens kijken, waf
Üe mensehen daar beneden ik hun buiken toch
uitvoerden. Behoedzaam liet hij zich uit een
boom glijden en wipte behendig de voorgalerij
wij zouden zoo iets een sotart veranda noe
men van een groot huis binnen.
„0, Moeder Kijk eens, wat 'n leuk aapje
riep een kleine jongen blij uit. „Mag ik hem
wat apennootjes geven
De moeder van Het ventje vond hef goed
en vanaf 'dit oogenblik warén' het jongetje en
het aapje de beste vrienden en werden Grijp
bar d'g bezoeken dikwijls herhaald.
Na een.paar weken gingen het jongetje en
zijn ouders met een groote boot naar Holland.
Hij wilde Grijphand graag, meenemen en zc'o
kwam het, dat ons aapje de groote zeereis
mee maakte. Maar lastig als hij aan boord
Was, waJar hij natuurlijk 'geen boomen had' om
in te klimimen Dat' was vreeselijk Geen der
passagiers vond zijn gezelschap prettig en
hoewel Hef jongetje een (goed1 woordje voor
Hem deed', werd' toch besloten Grijphafcrd in
een havenplaats achter te laten. Men had al
leen maar spijt, 'dat men 'dit nikt veel eeröèr
gedaan had.
Wat stond Hef aapje gek te kijken, toen de
boot verder stoomde en hem alleen achter
liet. Eerst was Hij heel boos. Hij balde zijn
vuist, maar al gauw begreep Hij, dat 'hij hier
mee niet vorder kwam en besloot Hij eens op
verkenning uit to gaan. Een paaT dagen ach
ter elkaar dwaalde Hij door de bosschen. Hoe
heel anders waren die dèn de wouden in zijn
geboorteland, waar het zooweel warmer was
Op zekeren d'alg bereikte hij Dierenstad.
Hij vond, dat de mensehen Hem al heel leeiijk
behandeld hadden en toen Hij merkte, dat
hier geen menschen, d'oab alleen dieren woon
den, grijnsde Hij en dacht
„Dat is iets voor mij l"1
Zonder het te vragen, zocht Hij een
warm plaatsje op een ouldlen Hooifcollder i
't Was maar goed', dat die woning toevjj
leeg stond, want anders Had Het al tiödj
ruzie gegeven
Toen hij zich den eereten dag op si-
waagde, had (hij al Heel gauw veel bekijks.
Fik, een 'brutaal hondje, lachte hem zelf3
Dat beviel Grijphand niet en Hij raapte
half-rotten appel, die juist op straat lag,
en gooide Fik daar mee. Hij raakte Hem
zijn kop en Fik keek beduusd, durfde i
eens blaffen en liep, met zijn staart tus&i
de poPten, weg.
Het was juist vijf minuten vóór negea
meester Hector luidde de schoolbel. De je
uit Dierenstad stroomde naar binnen en G;
hajnèd1, die als een echte aap graag ami
altijd nadeed, volgde hen.
Meester Hector keek verbaasd op, toca
dien vreemd'en snudteT gewaar werdl Hij v
hem wegjagen, maar Grijphand keek Hen
"smeekènd aan en zijn oogen stondèn zóó i
standiig, dat meester Hector da'cbt
„Ik zal Het eens probeoren. 't Lijkt mo.
hij goed zal kunnen leecren
En d&t kon Hij ook. Grijphahd was wc-i
de knapste leerling v.n d'e heele school,
hem éénmaal -iets voorgedaan was, kon
het dadelijk en Hij gaf blijken Van een buit
gewoon beider verstand'. En als meeste; 1
tor soms niet bij iets kon. bewees Grijpt
hem uitstekende diensten door er vlug bjj
klimmen. In do gymnastiek-les was Hij i
veel knapper d'ah meester Hector zelf. 1
kon Hij kunstig aan den rekstok zwaai
Soms hing hij aan het puntje van zijn sis
Nee, zóó kon niemand het, zelfs dè school
ziener niet, meneer Heintje, dio nu on f
eens een kijkje kwam nemen.
Maar i)k wilde jullie n'oig van Gnjphi;
ondeugende streken vertellen.
Als Fluweel vel, een konijn, dat schuio i
ter hem zat, ijverig bezig was met schrjji
en allerlei mooie inktletters ep het pi;
toekende, baalde Grijpbar d er met. 'de 1
van zijn sfaaTt een streep door. zooh't t
leeiijk vlekte en als Flu weel vel dhn l
word, lachte Grijphand hem nog uit op
koop toe
Mie, een biggetje, kriebelde hij niet i
staart dn den neus, zoodat het airme dier h*
begon te niesten. En tegen d'en kleinsten!)
ling, Piep-piop, een jong muisje, miauwde
als een po-es. Zijn stem was wel veel gro
'dan van Minetje, Moor' of Grijsjas, maar Pi
piep was er toch heelemaal door van st«
Eens werd meester HocHot even uit de 1
weggeroepen. Grijphand' ging dadelijk
'de klas staan en wildé judst. met den s
van meester èeöige gevoelige meppen uit
len, toen meester terugkwam en Grijrè
boven op een kast ging zitten, waar niera
1ook meester niet hem kon bereiken.
Telkens weid er iets uit 'de klas vermis!
nieWand kon keggen, waatr bet gebleven
Toen nil op zekeren dag Grijphand weer bo
op de kast geklommen was, slingerde hij i
tiertmiste voorwerpen, die bij daar verst
bad, één voor één naar beneden. Een feit
knikker kwam juist op -den neus van tneêi
Hectcir terecht
ïïu, Wat zeggen jullie er van Was Gr
hand geen vrceselijke lastpost En wil
jullie graag nog meeT itit Dierfenstad hoor
Misschien vertel ik julliè rianr Tater nog
eens iéts van.
Door
COR. SCHIPPERS.
Dora ha'd al dikwijls aan St.-Nd'colaas
aan haren vader om een klein hondje
vraagd, en nu, op hire tiende verjaring,
raste vader haag met een prachtig Hoè
duf zwart en wit gebruld haar en een pri
tijgen groeten pluimstaart had. Dat was
heerlijkheid Waf al naampjes wer'dei
voor hom bedacht, de een nog mooier dan
ander, fot zij ten slotte 'tot geen enkelen
sluiten kon. Toen stelde moeder voor,
mooiste namen ieder op een afzonk?
stukje papier te schrijven, deze papiertjes
een mandje te gooien, goéd door elk na?
schudden en dan een stukje er uit fe treki
wat daar dan opsrftatid-, zoU de naam va»