Een pr ig speL Spinnen als weerglazen. Kunstje. ANEKDOTES. a J die booze plannen gelukkig nooit iets ij jekomen was. haar dit snoepwinkeltje ging Jaap nn ai net zjjn nagemaakten rijksdaalder in den e ak. „De Bri!" zou wel niet merken, dat fijj raisch was en als Jaap voor vijf cent 'rep kocht, had hij nog altijd twee gui- a en vijf-en-veertig cent over. Maar Jaap durfde toch niet zoo vrrj- oedig het winkeltje binnenstappen, als hij ■cnaan zou hebben met vijf losse centen a zijn zak. Hij liep er eerst voorbij en lurde naar binnen om te zien, of er rinund in den winkel stond. De warrelende rceuwvlokken maakten het hem echter onmogelijk goed te kijken. Jaap liep daar- >in een poosje heen .en weer om te wachten, ii er ook iemand uit kwam, en toen dit niet het geval was, stapte hij al was et dan ook schoorvoetend den winkel a'nnen. Hij voelde zich lang niet op zijn gemak. Wat zou „de Bril" doen, als hij 't merkte? Daar kwam de man uit zijn achterka^ niertje aansloffen en Jaap moest nu wei f haastig rechtsomkeert maken öf met zijn verzoek voor den dag komen. „Vijf cent drop, alstublieft," fluisterde Jaap, terwijl hij zijn valschen rijksdaalder op dc- toonbank legde, zoo ver mogelijk ian den man af. ,Heb je 't niet kleiner, jongeheer?" vroeg de winkelier. „N-nee, me-meneer!" stotterde Jaap met een kleur als vuur. „De Bril" trok een Ia open, schoof den papieren rijksdaalder over de toonbank en liet hem in de la vallen. Hij kwam blijk baar in een bakje met zilver terecht; de klank was ten minste zoo echt mogelijk. Jaap nam het geld, dat hij terugkreeg, aan en wilde haastig den winkel uitgaan. Nu hij het geld in zjjn zak had, was hij er eigenlijk heelemaal niet blij mee- „Jongeheer, je drop! Je zou 't voor naamste nog vergeten," zei „de Bril". Jaap keerde zich verlegen om en stak het drop in zjjn zak. Bijna zou hij zich verraden hebben! En toen holde hij naar huis Hri had twee gulden en vijf-en-veertig cent verdiend. Verdiend? ja, dat maakte hij zichzelf ten minste wijs, maar toen hjj 'thuis kwam, durfde hij het geld toch riet in de gleuf van het steenen varkentje Jaten gipden. 's Avonds las Vader uit de krant voor, dat een bende valsche munters was ont dekt en dat deze gevangen was genomen. „Gelukkig, dat ze de deugnieten hebben!" zei Vader. Jaap schuifelde onrustig op zijn stoei been en weer. Het onaangename gevoel, dat hij sinds het bezoek aan „de Bril" ge had had en dat hij maar niet tot zwijgen kon brengen, kwelde hem nu nog meer. Een valsche munter was iemand, die valsch geld maakte en dat voor echt uit gaf. Die was dus eigenlijk een dief. Maar was hij Jaap dan beter" Hij voelde het bloed naar zija hoofd stijgen en ging dien avond vroeger dan gewoonlijk naar bed. Onrustig lag hij heen en weer te woe len. Steeds klonken de woorden „dief' en „deugniet" hem iu de ooren. O, als hij dien ongelukkigen rijksdaal der maar niet uitgegeven had! Want of „de iBril" 't merkte of niet, de zaak bleef er hetzeilde om: Jaap was een dief. Die ge dachte liet den jongen niet los en belette hem in te slapen. Hij zou er zijn heeien spaarpot voor over hebben, ais 't n ie t ge beurd was, maar gedane zaken nemen geen keer. Als als hij morgen eens naar „do Bril" toeging en hem de twee gulden en vijf-en-veertig cent terugbracht met nog vijf centen, die hij juist, in zijn beurs had? 't Zou wel een lieol moeilijke gang zijn, maarJaaps besluit stond vast: hij zou 't doen, er mocut dan van komen wat wilde. Toen Jaap dit besloten had, sliep hij eindelijk in, maar 't was geen rustige slaap; telkens droomde hij, dat de jongens hem met den vinger nawezen en „dief! deug niet!" riepen. Komt kindTen, geeft elkaar eei hand en vormt een grooten kring; ik weet een dolgezellig spel nu in de schemering. De weg is stil, de wandlaars zijn reeds allemaal naar huis; komt, voor 'tnaar bed gaan nog gespeeld bet spel van „kat en muis!" Jij, Jaapje, bent de vlugge muis en Dora is de kat; komaan, vertoon je kunsten maar: het muisje snel gevat! Jaap schiet vooruit en wringt zich dra door gaatjes nauw eu klein, maar Dora is ook vlug ter been, wil niet de minste zijn. De and're kind'ren allemaal doen ftiee met groote pret, om 't even, of er op de kat of 't muisje wordt gewed. Ten laatste is de muis er bij en moet nu in den kring er volgt direct een ander paar al in de schemering. Tot eind'Iijk het te donker wordt tot ieders groote spijt; nu, was 't geen dolgezellig spel? heb ik te veel gezeid? HERMANNS'. El Den volgenden morgen was hij al vroeg wakker en stond hij bijtijds op om vóór schooltijd zijn moeilijke boodschap bij „da Bril" te doen. 't Was of hij lood in zijn schoenen had, toen bij zich naar 't winkeltje begaf. Ein delijk stond hij er voor. Langzaam deed hij de deur open en nog langzamer liep hij naar de toonbank. 't Leek hem een eeuwigheid vóór „do Bril" verscheen en juist dacht Jaap er over, of hjj maar niet weer naar huis zou gaan, toen „de Bril" uit zjjn achter kamer kwam aansloffen. „Alst-tub-blieft," stotterde Jaap, terwijl bij het geld op de toonbank gooide. „Die r-rjjksdaalder van g-gisteren w-was niet echt, nier hebt u 't geld terug en nog vijf cent voor 't drop." „Dank je wel, jongeheer," zei „da Bril" „ik had het gisteravond bij 'tgeld tellen al gemerkt, daWe valsch was en ik wist, d3l je de eenige was, die met eeu rijks daalder betaald had, zoodat ik begreep, dat je je vergist moest hebben." „Nee, ik wist het eigenlijk wel," bekende Jaap met neergeslagen oogen. „Maar 't spijt me en daarom „Flink zoo!" zei „de Bril" nu. „Eerlijk duurt het langst! Kom, kies maar eens een lekkeren zuurbal uit." En toen Jaap niet durfde, want o, f-ij schaamde zich zoo. maakte „de Bril" een klein zakje met allerlei heerlijkheden voor hem klaar. Jaap kon geen woorden vinden om te bedanken. „En dien man heb ik willen bedrie gen!" dacht hij. „Dc Bril" begreep zijn verlegenheid wei en vanaf dien dag waren hjj en Jaap de beste vrienden. De Ouden verstonden reeds de kunst om uit de bewegingen en werkzaamheden der spinnen weersveranderingen af te leiden. In de laatste helft der 18de eeuw heeft Qua- tremère Disjouyal, voormalig lid der Fran- sche Academie te Parijs, gedurende een ge vangenschap van acht maanden, in welken tijd spinnen zijn uitsluitend gezelschap wa ren, veel waarnemingen omtrent deze dier tjes gedaan en in 1797 zijn ontdekkingen bekend gemaakt. Het verschijnen of verdwijnen der spin ner. en de grootte van de webben hangt samen met de .afwisselende veranderingen I in den dampkring. Hoe vroeger sommige spinnen in de vrije lucht beginnen te weven, hoe eerder men warm weer ftrjjgt, vooral wanneer zij haar schijven naar het .Westen of Noorden uitspinnen. Indien zij1 langzaam en regelmatig spinnen en met samengetrok ken pooten rustig in het middenpunt zitten, zal het mooi weer blijven. De huis- of hoekspinnen zgn niet minder goede weervoorspelsters. Deze hebben bo ven andere voor, dat men ze het geheelö jaar door kan gadeslaan. Spinnein zij' in den winter niet ver van een stookplaats, dam volgt er nog strenge koude; kiezen zjji daar entegen den vensterkant, dan kan men spoe dig dooiweer tegemoet zien. Uit dit weinige kan blijken, dat Wel ken afkeer men ook dikwijls voor spinnea voelt zij toch een nuttige zjjde voor de menschen kunnen opleveren. Om iets, dat op een stuk papier geschreven en daarna verbrand is, op de hand weer te voorschijn te doen komen. Men schrijft vooral met een nieuWe, in lakvernis gedoopte pen op de hand of aan de binnenzijde daarvan <eenige woorden, letters of teekens. Laat die drogen zonder er aan te raken, opdat zij niet uitgewischt worden. Dit doet men vooraf in stiltJe. Daarna schrijft men dezelfde dingen met gewonen inkt op papier. Als het papier droog is, laat men het iemand uit het gezelschap lezen en ver branden, terwijl men de asch ervan terug vraagt, om daarmee de bewuste hand in te wrijven. De asch, waaronder men eenig zwartsel kan mengen, zal alleen hechten op de letters of teekens van lakvernis, welke dan niet alleen zichtbaar zullen wovden, maar natuurlijk hetzelfde, dat op het pa pier geschreven was, vertoonen. Ingezonden door Annie Stouten. Vader: „Zus, vanmiddag gaan wc naar het strand." Zus (pruilende)„Hè neen, ik wil liever naar de zee." Ingezonden door Marde van Dijk. Fritsje: „Toe tante, koopt u eon taartje voor mij." Tante: „Neen Fritsje, ik kan mijn geld wel voor wat beters gebruiken." Fritsje: „Hó Tante, is er dan nog iets beters?-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1922 | | pagina 11