FLIP SLODDERBROEK.
FEUILLETON,
BROEDER EN ZUSTER
binnen wilden gaan, gebeurde er iets, waar-
door die beide kinderen hevig ontstelden.
Zei fis Leni, die gewoonlijk voor geen kleintje
vervaard was, schrikte hevig. Zij had haar
naam' hooren roepen en die stem van haar
va-der herkend.
,,'t Is Vader zei ze fluisterend. „0 Elly,
i Vader mag ona hier niet vinden Kun je
i heel stil blijven liggen onder het stroo, totdat
ik terug kom
„Ja, ik zal mij niet bewogen", antwoordde
Elly en Leni liep haastig weg in de hoep, dat
niemand bij het spoortje zou komen, vóór zij
de kleine gevangene bevrijd had.
Zij trof haar vader in de gang aan. Hij zag
er 'bleek en moe uit en Leni zag dadelijk, dat
hij een bevtgeüi aanval van hoofdpijn had. Zij
wist, dat zij zijn kamer donker moest maken.
„Waar is Moeder En waar is Juf vroeg
meneer Dammers. „Ik dacht, dat Juf altijd
thuis was".
„Juf doet een boodschap voor ons. Vader",
zei Leni heel! onderdanig. „Maar ik weet,
waar het reukfleschjc staat en zal uw kamer
wel dlonker irnaken".
Meneer Dammers liet- zijn dochtetje begaan
en lag weldra op zijn rustbank in de donkere
kamer. Leni liet haar vader aan het fleschje
ruiken, zich daarbij afvragend, of Elly het'
niet benauwd zou krijgen onder het stroo of
ontdekt zou worden, bij zich zelve overleg
gend', hoo zij haar het gemakkelijkst zou kun
nen verlossen. Zij durfde nog niet 'dadelijk
naar haar toe gaan.
Ka een tijdje koh' zij het echter niet langer
uithouden, 't Werd al gauw tijd voor het
melken en dan zouden de emmers dn de wa
gentjes worden igeaet. Zij moten pelde iets van
„ik kom dadelijk terug", en sloop de kamer
uit. Tot haar verlichting zag zij, dat de wa
gentjes er nog net zoo stonden, als toen zij
Jweggeroepen was en dat haar vriendinnetje
geduldig op haar lag te wachtettf.
„Ik bedacht allerlei mooie zinnen, die ik
zeggen zou, als iemand mij vond»*', zei Elly,
maar Leni had nu geen tijd om aan zoo iets
to denken. De toestand was hoogst ernstig.
„dauw Gauw zei zij. „Dezen kant uit
Ik zal je in het ■torenkamertje verstoppen,
waar noodt iemand komt. Er staat niets in,
behalve wat oude rommel van Harry. Ik kan
je nu niet in de kast van de speelkamer ver-
jbergen, wa{nt ik weet heelemaal niet, wanneer
i ik je er weer uit kan laten en de jongens
kunnen er misschien vóór mij komen. Het
torentje heeft een aparte trap. die heoiemaal
begroeid is. Ik kan je daar gemakkelijk uit
bevrijden, zoodira ik Vader lang genoeg alken
'kan laten. Je vindt het immers niet naar,
daar alleen te zijn Ik kom zoo gauw moge
lijk- Maar Vader heeft erge hoofdpijn en ik
moet bij hem blijven, totdat Moeder of Juf
thuiskomen, "t Spijt me vreeselijk en ik hoop,
dat je het niet vervelend vindt".
Maar Elly vond het heelemaal niet verve
leend. Zij vond het juist „vreeselijk echt" en
veel leuker dan eenig op visite gaan, waaihij
je aan de voordeur aanbelde, ooit zijn kon.
Zij speelde in haar eentje voor een ontvoerde
prinses en niettegenstaande het erg warm
was en er maar één stoel met een gebroken
leuning stond, vond zij het er heerlijk en kon
zij er naar hartelust allerlei voorstellingen
in haar ééntje geven.
Het duurde een heelen tijd, vóór er iemand
kwam om haar te verlossen, maar Elly werd
volstrekt niet ongeduldig. Plotselitag hoorde
zij echter voetstappen naderbij komen en
meende zij, dat haar vriendinnetje haar kwam
bevrijden. De deur ging open, zij sprong op
enstond tegenover Harry Dammers.
Eén oogenblik keken de jongen en het
meisje elkander sprakeloos aan. Harry was
de; eerste, die sprak.
„Neem me niet kwalijk"» zei hij, „ik wist
niet, dat. hier iemand was".
„0, maak vooral geen verontsdhuldifginigen"
antwoordde Elly met de waaddigüiedd' eener
kleine prinses, 't geen haar uitstekend af
ging. „Ik moet mijn excuses aanbiedeh'l
Harry 'was zóó verbaasd, dat hij niet wist,
wat hij zeggen moest. Na zich even bedacht
te hebben, vroeg hij beleefd
„Is er iets, dat ik voor je doen kan
„Ik zou graag naar huis willen, als ik on
gemerkt weg kon komen. Je zult dat 'mis
schien niet begrijpen, maar ik heb er mijn
•redenen vcor. Wil je alsjeblieft' tegen nie
mand zeggen, 'dat je, mij hier gevonden hebt
Ik verzeker je, dat ik geen kattekwaad uit
gevoerd heb. al moet mijn bezoek een geheim
blijven".
Harry aarzelde even. Hij begreep dadelijk,
'dat dat' met Leni's geheim samenhing en
wilde er liever buiten blijven, maar hij kon
dit meisje haar verzoek toch niet weigeren
„Ik zal je geheim 'bewaren, als ik er Diet
raar gevraagd, word, maar je moet mij geen
verrader vinden, als ik het zeggen moet. Ik
wil er in geen geval om jokken".
Elly knikte genadig en zei
„Nee, natuurlijk moet je er niet om jokken.
Dat verwacht ik ook niet van je".
„Best klonk het nu verlacht van Harry's
lippen. „Als ik kan, zal ik dus je geheim* be
waren. En ik moet zeker maar niet vragen,
hoe je hier gekomen bent
-Zijn gezicht was heel vriendelijk en Elly
zou eigenlijk niets ldover gedaan hebben dan
het hem vertellen, maar ddt kon zij tegen
over Leni niet doen.
„Ik wil er liever niet over spreken", zei
zij, „maar ik zal een kort briefje schrijven en
dat op de tafel lateta liggen. Als je mij daarna
zonder dat iemand het ziet naar hg
wilt brengen, zal ik je eeuwig dank verschul
digd zijn".
Het was heel gemakkelijk vanuit het 'toren,
kamertje ongezien den grindweg te bereiken
en Hanry bracht Elly tot aan het hek vsa
haar oom, nam zijn pet beleefd af en zei
goeden dag. Elly maakte een deftige buiging
dit hoorde nog bij het spel en liep toen
haastig het park door olm' Frats te zoeken en
hem haar avontuur in kleureto en geuren te
verhalen.
(Wondt vervolgd).
Flip Slodderbnoek was drie en twintig jaar
oud geworden en vrijgezel gebleven. Hij be
woonde de benedenvertrekken van het ouder
lijk huis want zijn ouders waren gestorves
en zijn drie zusters waren gehuwd en elden
woonachtig. De eerste en tweede étage waren
door een nette familie gehuurd en betrokken
Flip had pas zijn verjaardag gevierd en bjj
die gelegenheid heel doelmatige cadeaux ont
vangen. Zijn zuster Anna, een doktersvrouw,
had' hem een paar goudeer manchetknoppen
vereerdzijn zuster Adèle, die aan 't hoofd
eener meisjesschool stond, had hem een fraaie
lederen brieventasóh met gouden potlood ge
zonden Beatrix, de jongste van het drietal,
had hem een laarzen aan- en uittrdkker doen
toekomen, een naar de nieuwste uitvindinz
en echt Engelsch fabrikaat.
Flip was met een en ander zeer ingenomen
cn „ook niet meê ingenomen", zooals hij.
zeide. Hij was er blij mee, omdat het schier
onmisbare zaken waren voor een jonkman,
„maar", mopperfde hij, „al die zaken brengen
nieuwe zongen mee, en ik heb toch al zoo'n
massa vaD dergelijk goed', dat mij heel veel
last veroorzaakt".
MaaT of Flip al of niet mopperde, de ge
schenken moesten een behoorlijke plaats wor
den aangewezen, en daarin was Flip ten
einde raad. Hij hield er echter een paar hooge
en diepe kasten op na in zijn huisvertrek, en
daar hij moede werd van het zoeken naar
een bergplaats, wierp hij zijn cadeaux maar
bij de overige huishoudelijke artikelen, die
tbaariVi, als bij een oud-roest koopman, orde
loos op een hoop lagen.
Den volgenden morgen dacht Flip er aan,
dat hij verplicht was zijn zusters schriftelijk
voor iheur (lieve attentie te bedanken hij had
het liefst maar nagelaten doch' ditmaal
zou hij zich 'die moeite dan maar getroosten
Met een luiden uitroep van misnoegen nam
hij aan zijn schrijftafel plaats en, eerst toen
hij gezeten was viel het hem in dat mep
om te kunnen schrijven, papier, inkt en een
door
DEBORA VAN DE VELDE.
4)
Marjan barstte toen zij 'dit hoorde in tra
nen uit, en wilde zich niet latohï troosten het
was of zij het eensklaps niet meer bij tante
uit kon houden en Karei Ja,
ook h ij kreeg de tranen in de oogen, maar
toen tante hem liefderijk tegemoet kwam,
•legde hij zijn hoofd tegen haar aan, en zei
1 „If moet het mij niet kwalijk nemen, tante,
ik heb het hier wel heel goed', maar ik ver
langde toch erg naar pa en inroe". „Dat neemt
niemand je kwalijk jongen", zei tante, „het
zou onfctatuurlijk zijn, als ge het niet deed,
maar tgie moet je maar troosten cn denken
(hoe 'heerlijk het zijn zal als je pa nu geheel
hersteld thuis komt".
„Nu, ik zal mij obk wel igoed 'kunnen hou
den, hoor tante", en de knaap trachtte door
zjja tranen heen, te glimlachen.
Wias het wonder, dat tante Emma, lang
zamerhand meer van Karei begon te houden
Maar er gebeurde nog iets, waardoor do
geaardheid der beide kliederen no|g meer
uritkwam.
Het was eindelijk dan ïocli de laatste Zon-
da® 'die de kinderen 'bij hun tante doorbrach
ten «roor het ei-ode der week, zou'den de
nu vasit en zeker terugkomen. Tante
was 's morgens naar de kerk gegaan en de
kinderen met de mend tehuis gebleven. Het
was niet veel weer om buiten te spelen. Kaïel
zat in de huiskamer en was bezig met een
prent te kleuren. Marjan verveeld© zich een
weinig. Zij ging in de vóórkamer voor het
raam staan kijken, maar er was niet veel to
zien, de huizen waren dicht, en de meeste
mensohen in de kerk. Voor tijdverdrijf be
gon ze nu alle voorwerpen, die in de kamer
waren, eens beurt voor beurt goed te bekij
ken. Nu st on eten er op den schoorsteen een
paaT heele fijne porceleine beeldjes, waarvan
het één een herder en het andere een herderin
voorstelde.
„Hé, die waren wel aardig om eens mede
te spelen", dacht ze. Zij nam ze dus in de
handen, zette ze op tafel, en liet ze voor- en
achteruit marcheeren maar op eens, bom,
'daar stootte zij de beide beeldjes tegen elkaar,
met dat' gevolg, dat de herder zijn hoofd ver
loor ....Dat was een gek geval, als tante
het bemerkte, zou zij zeker knorren krijgen
Wacht, misschien als ze het stil neerzette,
zou het kopje er wel op blijven staan. Marjan
beproefde het „Ja, waarlijk, dat ging
als er nu maar niemand aan kwam morgen,
als de meid stof afnam', zij deed den schoor
steenmantel altijd met de plumeau, dan
mocht, d i* voor haar part. het. kopje er weer
afgooien, dan had d i e het beeldje gebroken".
Marjan ging nu stil de kamer uit, zocht een
boekje en ging bij Karei zitten lezen, neï of
er biets gebeurd was.
Tante kwam uit de kerk, men .pjing koffie
drinken, en later .toen het weer opgeklaard
was met elkaaar wandleien, niemand bemerkte
iets van het ongeluk.
Zoo werd het avond, de kinderen mochten,
omdat het de laatste Zondag was, wat lang
opblijven. De meid was uit, tante verlangde
om licht te ontsteken en vpocg aan Karei,
haar het lucifersbakje aan te geven, dat op
zij van deh schoorsteen stond. Karei Taakte,
toen hij daaraan voldeed, even met zijn hand
aan het beeldje flap, daar rolde het
hoofd van de herder af en lag aan scher
ven op dén grond „0 Karei, Karei, wat
ben je toch altijd wild", zei tante Karei
keek verbluft Hij kon zich niet be
grijpen, dat hij heden wild geweest was, maar
het was toch zoo, hij moest het beeldje er
afgestooten hebben „Het spijt mij erg,
tante", zei de knaap, „ik aal mwtrgeti naar een
winkel gaan, en zien of ik een andere herder
in idle plaats kan krijgen, ik wil het graag uit
mijn spaarpot betalen". „Eigenlijk was het
wel eens goed", zei tante, „om je je wildheid
wat af te leeren." Marjan zei alleen
„Hoe jammer, het was zoo'n mooi beeldje
Intusschen had tante dé lamp ontstoken,
en kon hu eerst recht zien, w a t er eigenlijk
gebeurd; was. Toen ze zag, clat alleen het
kopje er af was, en de herder zelf was blij
ven staan, kwaim haar dat toch vreemd voor.
,.7c-,g mij eens eerlijk. Karei", zei ze nu, „helt
ge met hef lucifersbakje er tegen aar gestoel
ten „Neen tante, dat1 weet ik zeker, ik
kwam er alleen met mijn hand tegen aan".
(Wordt yöradgvi).