Uit de Dierenwereld.
ihSoe hij gered werd.
Een deftig heer.
Pop's haar moet er
De eerste brief.
ANEKDOTES.
jjgjgjjfcv
ze BSaitó gevraagd Had, mee te doen. Nu Had
ook Hij plezier.
f Dat -was me een vreugde, toen Tante Hene-
j den kwam! Drie ©tralende gezicHten keken naar
dien bloemenschat en ik weet iHeusoh niet, wie
'er Het vroöhjkst uitzag: Tante, de kindoren of
de bloemen.
,,'Annie Heeft Het bedacht," zei Hang.
Eigenlijk vond Tante Rlemke (het jammer, op
dat mooie mos te loopen; maar zij deed het tooh,
want dat hoorde nu eenmaal bij de feestvreugde
Annie en Hans hadden heerlijke Pinkster
dagen en toen Tante 's avonds Annie goeden
nacht kuste en haar toedekte, zei ze:
I Wat heeft Het Pihksterplantje in jouw hart
vandaag mooi gebloeid, iieve kónd."
Aunie kreeg een kleur en Tante ging voort:
„Je Hebt je jaloezie overwonnen en dat heeft
mij hot meeste plezier gedaan. Je bent een lieve
meid."
Annie begreep wel niet goed, hoe Tante wist,
dat zij in gedachten eerst niet heel vriendelijk
tegen Hans was geweest, maar dat Tante het
wist, bleek duidelijk. Nu ook begreep Annie,
waarom zij dien gehcelen dag zoo'n heerlijk, blij
gevoel had gehad.
Do Pinksterdagen waren nog prettiger dan
Annie zich die had voorgesteld en toen Moeder
haar na dine weken weer kwam halen, was zij
een blozend, gezond Anneke geworden. Vader
en Moeder merkten wel, hoe zij meer aan an
deren dacht en zelf minder de eerste wilde zijn.
Ook dat had het Pinksterbezoek bij Tante
Riomke uitgewerkt.
Papegaaien als roovers.
Ten Z.O. van Australië ligt de Engclsche
kolonie Nieuw-Zeeland'. Deze bestaat uit twee
.eilandenHet Nocxrder-eiland of Te Ika A
iMani en het Zuider-eilarid of Te Wabi Pu-
naniu.
Op -die Heide eilanden leven papegaaien,
;die naar, Hun jfloiepen „Koa's" genoemd' wor-
1 'den.
De Kea's zijn verwant aan de kaka toe's,
hun wetenschappelijke naam is Nestor.
De Kea's van Nieuw-Zeeland zijn interes
sante dieren. Ze zijn verstandig en bui
tengewoon brutaal en nieuwsgierig. Bang
voor de menschen zijn ze Hcelemaal niet. On-
gegeneerd: igaan ze op Hun Hooiden of schou
ders zitten. Honden bijten zij graag in Hun
staart, muilezels vallen zij op alle mogelijke
manieren lastig.
Schitterende voorwerpen als metaal, glas,
enz. schijnen ze Hij voorkeur nader to willen
onderzoeken. Veel pleizier hebben zij erin om
rotsblokken van het gebergte los te stootea
An dan oplettend naar Het lawaai bij Het naar
beneden vallen te luisteren.
Een Engelsch natuuronderzoeker Kingsoy
1 genaamd, Had eens een paar Kea's levend
igevangen en ze in een kist opgesloten. Op het
'(deksel van de kast Had Hij cenigo zware stce-
nen gelegd, zoodat zij niet konden ontsnap
pen.
Na een poos zag Kingsey dat een paar stee-
nen van Het deksel verd'wenen waren en er
naast op den grond lagen. Kingeey legde weer
nieuwe steenen er op en ging op de loer lig
gen om te zien Hoe dat hald kunnen gebeuren.
Het duurde niet lang, of vrije Kea's, door
Het geschreeuw van de gevangenen gelokt,
kwamen aanvliegen en begonnen met snavel,
kop en pooten de steenen van de kist te schui
ven I Het instinct van de Kea's meet dus wel
zeer ontwikkeld zijn, als men ziet, dat zij Het
geschreeuw van de gevangenen in verband
weten te brengen met de kist en de steenen
Bovendien weten zo nog d'oolm aMge middelen
ora hun kameraden te bevrijden.
I Do Kea's blijven den geHeelen winter in
[Het Hooggebergte. Langen tijd heeft men.
izich verwonderd afgevraagd, waarvan zij toch
eigenlijk leefden in die eindelooze sneeuw-
.j vlaikte.
Door een toeval kwam men er achter.
Kingsey maakte eens een wandeling door
(een dal tussohen 2 aanzienlijk hooge bergen.
Rondom sneeuw, niets dan sneeuw. Met een
spade begon Hij wat sneeuw weg te ruimen
en bemerkte onder de sneeuw, dik struiikge-
1 was. Tegelijkertijd hoorde hij vogelstemmen
,en zag hij, hoe de Kea's in dik struikgewas
onder de sneeuw heel gemoedelijk huisden.
•.Klaarblijkelijk hadden de vogels ergens een
ingang gemaakt, waardoor zij nu en dan ook
uitvlogen en leefden zij daar gedurende den
ganschen winter Heel tergenoegd en onge
hinderd door koulde of stoTm. Zij vinden over
vloedig bessen en insecten larven en broeden
zelfs in den winter, waartoe slechts weinig
vogels in staat zijn.
Zóó waren de Ivea's vóór ongeveer-5060
jaar. Weliswaar dus brutale, hinderlijke vogels,
maar onschadelijk.
Sinds echter de Engelschen in do bergen
schapen zijn gaan telen, zijn do Kea's ware
roofdieren geworden.
Vroeger waren er op Nieuw-Zeelaaid geen
schapen, wel in Australië.
Van toen af vond men steeds in grooter aan
tal vermoorde of gewonde sohapen. Eerst kon
men do oorzaak niet vaststellen, men dacht aan
roofvogels, meeuwen, enz., totdat eindelijk de
waarheid aan den -dag kwam.
De papegaaien overvallen Hun prooi meest
gezamenlijk, klemmen zich aan don rug vast
en pikken met 'hun scherpen snavel diepe gaten,
meestal juist op de plaats, waar de nieren
zitten.
Het verschrikte schaap probeert dan wel
trots zijn wondon, zijn moordenaar af te
schudden en weg te loopen, maar doorgaans
valt Het kort daarna neer en sterft. Soms laten
de Kea's hun buit daarna totaal onaangeroerd,
zoodat zij dus hun moord uit zuiveren moord
lust begaan.
In één winter werden er van een kudde van
1600 schapen niet minder dan 300 door Kea's
vennoord.
Zooals te begrijpen is, worden de Kea's thans
door de bewoners van Nieuw-Zeeland vervolgd
om niet langer schade aan te kunnen richten.
Geheel uitgeroeid schijnen zij echter niet te
kunnen worden, want daar ze hun winterkwar
tier op de hoogste horgen hébbon, zijn ze vrij
wel onbereikbaar en daardoor in staat hun
eieren rustig uit te broedèn.
Hoe die vogels aan dezen moordlust tegen
over argeloozc schapen gekomen kunnen zijn?
De arme schapen doen hun toch niets.
Misschien hangt do vreemde ontwikkeling
van don papegaai lot roofvogel samen met zijn
bovengenoemde levenswijze 's - winters in hel
struikgewas.
Dat struikgewas behoort tot de faimilie van
de samengestelde bloemen. Zij heoten Raoulia
en Haastra, twee soorten van struiken, die wild
in elkaar groeien.
Do Kea's zijn gewend daartussohen hun
voedsel to zoeken. Misschien vonden zij, dat de
dikke wol van de schapen veel geleek op hot
struikgewas en veronderstelden zij daartus
sohen en daaronder ook menig lekker hapje.
Daarom pikten zij den eersten keer er maar op
los en het vJeescH beviel hun wel.
Dit ds een niet onwaarschijnlijke verklaring.
Den natuuronderzoekers zou hot zeker spijten
als deze verstandige vogel voor goed uitge
roeid werd.
Harper, een andere Engelsche natuuronder
zoeker vertelt hoe hij eens bij een marsch over
een glötschor 'langen tijd door een schaar Kea'e
vergezeld werd, dio blijkbaar wilden zien, hoe
ver hij het wagen durfde.
Eerst vergezelden zij hem vliegende, maar
Öaar zij natuurlijk zoodoende veel sneller voor
uit kwamen dan de man te voet, verzonnen zij
or wat anders op.
Waggelend en springend begonnen zij achter
elkander achter hem te loopen. Het waren er
ongeveer 15 stuks en hot was eon grappig ge
zicht.
Soms wajron de vogels vóór en wachtten zij
don reiziger op met uitgesrtrekten hals.
Zoodra zij hom dan weer ontdekt hadden,
schreeuwden zij hard:
Koa, Kea, alsof zij hun kameraden wilden
toeroepen:
Hij is daar. hij is daar!
Gedurende zijn heelo wandeling over den
gletscHer had Harper er plezier van.
Toon do Pieterskerk to Rome versierd werd,
arbeidde een der kunstenaars aan een fresco-
schilderij, op een zeer hooge stelling. Bezig
zijnde een figuur af te werken, trad' hij ach
teruit, om het effect bet or te kunnen beoor-
deslen, maar zonder er aan te dénken, tot aan
den rand van de stelling. Nog één schrede en
hij zo-u zeker vallen en op den steenen
vloer den dood vinden.
Een zijner vrienden zag het gevaar en had
de tegenwoordigheid van geest, een met verf
gevuld penseel, op de bijna voltooide schilderij
te werpen. De kunstenaar snelde voorwaarts,
om de schade te voorkomen 't was te laat,
de schilderij was bedorven, maar zijn leven
'gered. i
Ben ik terecht bij den barbier 1
Ik was 't adres vergeten.
Juffrouw, u heeft het goed. Maar
Moet 't haar geknipt Mag 'k 't wete
Bent u het of dit poppekind 1
U heeft het maar voor 't zeggen,
'k Zal schaar en handdoek als de wi
Nu daad'lijk klaar gaan leggen.
Zet u haar hier maar op die kruk,
Houd even vast haar handjes,
Die kind'ren zijn zoo woelig soms
En 'k help graag goed mijn klantjes.
En vóórdat Pop nog huilen kan,
Knipt 't aardige barbiertje
Haar haar en heeft een reuzenpret,
.Want 't duurde geen kwartiertje.
TRUÜS SALOMO:
door
JOHANNA WILH TADEMA.
Gist'ren was Johannes jarig!
Pa en Moe en Broer en Zus
Kwamen hem feliciteeren
Ieder met een dikken kus.
Jammer, dat zijn oudste Zuster
Net nu uit logeeren was;
Maar zij had hem niet vergeten:
Dat zag Jo dan ook al ras.
Want de eerste post des morgens
Kwam van d'overzij, en stak
In de bus een brief voor 't ventje
Met een groote, roode lak
O, wat vond hij dat gewichtig!
Op dien brief stond zijn adres;
Nooit nog kwam er een, waar opstom
Jongeheer Johannos Hes."
Ieder moest zijn brief bekijken,
En des avonds zei hij nog
Moetje, alles vond ik heerlijk-
„Maar die brief was 't mooiste toch
Jngezohden door Frans1 van Wijk.
Kechter: „Hoe zag de os er uit, die
ontstolen werd? Had hij ook merkbare ke
teekenen?
Boer: „O, ja een mooie vlek op zijn nes
net zooals u."
Ingezonden door Nellie v. Leeuwen.
Kleine opsnijders.
Boerenjongetje: „Onze kip legt iederl
dag één ei.
Burgemeesterszoontje: „Bn mjjn vad<
heelt gisteren een eersten steen gelegd