Het Pinkstertuintje.
FEUILLETON.
BROEDER EN ZUSTER
Maar na tafel nam hij hen apart, want
hij wilde er het zijne van hebben. Hoewel
[Ben noch Leni iets loslieten, zag hij aan
hun gezichten, dat er iets niet in den haak
was. Hij liet hen verder echter met rust.
„Zou hij wat weten?" fluisterde Ben zijn
fcusje in het oor.
„Hij kan niets weten niemand kan
[iets weten," antwoordde Leni. „Hij ver
moedt misschien wat, maar het rechte komt
thij toch niet gewaar."
„Als hij maar niets vraagt, waar de an
deren bij zijn!"
„Dat doet hij zeker niet. Hij zou nog He
iver zelf een standje krijgen, dan ons er in
jte laten loopeh. Als het Alfred was, zou
(het heel wat anders zijn. Die hangt altijd
(graag den braven Hendrik uit. Ik zou eigen
lijk liever willen, dat niemand iets' vermoed
de, maar Harry zal ons niet verraden."
„Nee, dat geloof ik ook. Maar in het
(Vervolg moeten we toch voorzichtiger zijn."
„We moesten eigenlijk een weg over land
hebben, dat is veel veiliger," zei Ben.
Leni zag wel in, dat haar broertje gelijk
'had en keek ontsteld.
„Vanmiddag kwamen we door een klein
(helt)" ging Ben voort.
„Ja, maar dat is op slot," hernam Leni,
/„en Frits kan niet altijd oij den sleutel.
[Ook is 't zóó dicht bjj ons tuinmanshuisje,
'dat ze ons heel gemakkelijk er door zegden
jden zien gaan en je weet, dat Vader ge-
iegd heeft, dat we nieb over hekken moch-
jtcn klimmen. Als we een weg kunnen vin-
Ken, moeten het er eén van onszelf zijhi."
Nu was het Ben's beurt om putsteld te
fel ken. 1
„Ik begrjjp rilet, hoe dat mogelijk zou
fciin, tenzij we een opening in de heg hadden
feooals vroeger," meende bij.
„Maar Vader heeft ons immers ook ver-
loden een nieuwe opening te maken en Frits
2a! dat evenmin mogen. Bovendien Zou het
Itoch niet helpen, 'b Zou natuurlijk' dadelijk
'weer dichtgemaakt worden."
1 „Dan zullen wij er wel voor 't eerst, maar1
'ock voer het laatst geweest zijn
Leni schudde haar krullebol. Zij en Elly
hadden reeds allerlei plannetjes gemaakt en
-izij wilde niets liever dan hü haar nieuw
[vriendinnetje gaan spelen op het eilandje
'kon je nou letterlijk niets beginnen.
„lic wou, dat we een rajderaardschen, ge
heimen gang konden maken zooals in den
'ouder, tijd," zei ze na even nagedacht te
[hebben. „Als het Witte Huis maar een eoht
oud huis was, zouden er wel geheime gan
gen in zijn. Maar zóó oud is het helaas
met. Zouden we zelf niet een tunnel kunnen
graven? W« kunnen Harry niet vragen ons
[te helpen, want dan zou hij misschien ach-
Iter ons geheim komen. Ik ben bang, dat
wij 't alleen taooit klaar zullen spelen. Waar
om kijk je zoo, Ben? Donk jjj, dat het gaan
zal? O toe, zeg eens gauw, waaraan je denkt!
1« het aan een tunnel?"
„Niet precies, ten minste niet, zooals jij
denkt. Dat zouden we natuurlijk nooit kun
nen, maar wel iets anders, iets, dat ook heel
moeilijk is en waarbij1 we erg voorzichtig
te werk zouden moeten gaan."
„Maar wat dan toch, Ben?" riep Leni
ongeduldig uit.
Met de hoofden bj elkaar werd het plan
nu besproken.
„Leni" zei Ben, „weet je die hooge
zandbank, die heelemaal met brem begroeid
is en eindigt in het laantje Van het Witte
Huis, wSar bijna nooit iemand komt?"
„Ja zeker!"
„Daar wad vroeger een groot konijnenhol,
maar er brak een ziekte onder die dieren
uit en zij stierven allemaal. Er zjjn een
tnassa gaten en gangen in, maar de brem
hangt er overheen, zoodat je ze niet zien
kunt."
Leni slaakte een kreet van plezier; ze
begreep dadelijk, wat Ben bedoelde.
„Ja. ja!" riepl zij' opgetogen uit. „Die
moeten we verder uitgraven, Door de brem
zal niemand te zien. O Ben, je bent een
kraan! Het is een prachtig denkbeeld! We
zullen het morgen dadelijk aan Frits en Elly
vertellen. Dan hebben we onze eigen ge
heime gang en kunnen wè net zoo veel been
en weer loopen als we willen, 't Is ieuk, dat
de rivier maar gedeeltelijk de scheiding
vormt en de zandbank djt juist doet op de
plaats1, waar bijna nooit iemand komt!"
TWordt vervolgd.)
j.' j door C. H.
„'AnnieI Ans1 Kom eens gauw beneden1
Er is een brief voor je!" riep Moeder onder
aan de trap.
„Een brief voor mij, Moeder? Van wie?"
vroeg Annia nieuwsgierig, terwijl zij de
trap afholde om toch maar gauw te weten,
wie haar schreef, en wat er wel in dien
brief zou staan.
Na Vader en Moeder goeden' morgen
gezegd te hebben, scheurde Annie haastig
het couvert open.
„O, van Tante Riemke!" riep ze blij uit.
Tante Riemke woondd In Qinneken en
kwam dikwijls bij de ondera van Annie Io-
geeren, Wat kon Tante mooi vertellen en
hoe vroolijk was zij altijd.
Jullie zult zeker ook wel nieuwsgierig
zjjn naar den inhoud van Tante Riemke's
brief Zal ik hem jullie even voorlezen?
Hij luidde:
Lieve, bests Ans,
Als Vader en Moeder het goed vinil
wil ik je vragen, of je tegen Pinkstef
bjj mg komt logeeren. Je weet, ik woon 1
maar alleen, maar je hoeft niet b:
wezen, dat het saai zal zijn, want lij
van Oom Jan en Tante Betsy uit BrJ
komt ook.
Daar Hans zoo in de buurt woont en
weer naar school moet, kan hij maar
Zaterdag tot Dinsdag blijven, maar ik hol
dat jrj er een paar weekjes bij aan mof
knoopen. Kom dan Woensdag vóór Pil
sferen met den middagtrein en als Val
en Moeder je brengt, reken ik er vast
dat ze tot den volgenden dag blijven.
Moeder schreef juist, dat je weer heej
maal beter bent, maar dat je vooreerst
niet naar school mag en nog wat mfl
aansterken. En waar, lieve kind, zal je
gauw je roode wangetjes terugkrijgen
hier in Ginneken? Je weet. ik Woon vil
bij het bosch. Ik heb je wel van mijn ui
gevirg verteld en welk een aardig, kil
huisje ik heb. Wat zou het gezellig zij
als je dat alles esns zag! We zullen rl
weer heel wat te babbelen hebben! Schr|
me maar eefis g&uw. of je mag en
Inst hebt, want dat hoort er toch ook
is het niet?
Groet Vader en Moeder hartelijk van rol
Een paar dikke zoenen van
Je Je Iïefh.
Tante Riem'ipj
„O Moeder! Vader' Wat dol' Ik mlm
toch)" riep Annie opgewonden uit, tojd
zij den brief had voorgelezen.
Vader keek Moeder eens aan ert zei
een knipoogje:
„Zou je heel graag willen?"
„Nou) Vader óf!" luidde het antwom]
„Goed dan, maar op één voorwaarde
die is, dat je je van te voren' niet te' vel
opwint en nii begint mot flink je boterhaf
op te eten."
„Ja Vader, best!" zei Annie.
Die belofte leek haar zoo gemakkelijk I
houden, maar al heel gauw merkte zji, 1.1
moeilijk het was. kalm te bljjven bij zoaj
heerlijk vooruitzicht! Het begon al bij
boterham, 't Was net of die niet door hal
keel wilde gaan. En Moeder had er na
wel suiker op gestrooid! Dapper kauv
en slikte Annie echter, zoodat haar bordj
eindelijk leeg was.
Haar eerste werk was natuurlijk een br'|
aan Tante Riemke. Zij schreef:
Allerliefste Tante,
Heel, heel graag kom ik bij U logeer.;®
Vader en Moeder vinden het best en Vada
komt mij brengen. Nog, maar tien daagj»j
door
DEBORA VAN DE VELDE.
Marj anno trok een pruilend lipje' en liep
knorrig de kalmer nat, naar «boven. Karei gaf
lachende dominee een band en gang toen
springend nrlar buiten, bij trok bet zich niet
nicer aan, dat tante hem ongelijk gegeven
ihnd.
Toen nu beide kiihferen bet vertrek verla
ten hadden, kon tante de opmerking niet
weerhouden, dat er heel wat kwam kijken als
jraen de zong voor zoo'n paar kleuters had,
en vooral Karei voor baar zoo moeilijk was
te xegecren,
„Dat Is wel mogelijk", gaf dbminee ten ant-
wöoird1, maar bij zou mij toch beter bevallen
dian zijn zusje". „Maar hoe kunt u idlat zeggen
dominee", zei tante, „Marjan is, als men haar
alleen heeft, zulk een lief kind". „Ha, daar
hebt ge hot", zei dominee weer, „als ge haar
alleen hebt, en niemabd baar wat in den weg)
legt, doch wat ik beden van baiar heb op
gemerkt, 'dóet mij denken, dat zij een eigen-
lievend! klein ding is, dn wier haTtje ide kie
men van onverdraagzaamheid, en liohtge-
xaaktbeid' schuilen ik kan natuurlijk niet
genoeg over de kindeien oordeelen, maar ik
'zou u toch raiöeh, geeft Marjanno niet te
?e$l io bare Juiapen toe, en geef Karei niet
dadelijk ongelijk, maar tracht liever beiden
tot wat eensgezindheid' op te wekken. Maar
kom, bet wordt mijn tijd, u neemt bet mij
immers niet. kwalijk, dat ik mij in 'de zaak
gemengd heb
„O, neen'', zei tante Emma, „u hebt meer
ondervinding dan ik, ik zal uw raad ter
harte nemen. Ofschoon juiffrouw Verduin nu
nog niet overtuigd w.a®, van de minder goede
geaardheid! van hauT nichtje, beg oh ze toch
de kinderen wat oplettender gade te slaan,
en moest dan soms erkennen, dat Marjan
niet zeer inschikkelijk was, en gaarne alios
vrat Karei deedi in een kwaad daglicht stelde,
en 'f gebeurde nu en dan wel' eens, dat zij
Marjan op zachteh toon daarover berispte,
en Karei nreoht deed wedervaren.
Zo# naderde de vacantie, tante had beloofd
als dtie gekomen v^as, met de kinderen eoris
een uitstapje te maken, daar er natuurlijk
geen denken aan was, d'at zij die vrije dagen
bij hunne ouders kondien gaan doorbrebigen.
De lang verwachte, ivoor het uitgaan be
stemde dag, was eindelijk daar. De kinderen
waren al vroeig op, en begroetten met blijd
schap de heldere zonneschijn, die toch zo#
zeer tot genieten uitlokte. Verbecl'd u dus
hunne teleurstelling, toen daar een brief werd
bezorgd van een vriendin van tante Emma.
welke het bericht bevatte, dat deze tüame,
hnar een bezoek zou komen brengen, en indien
het schikte eeniige dageb dacht te blijven
De brief was wat laat verzonden geworden,
zoodat de logé nog d'ien dag meest worden
verwacht van het uitgaan kon dus
vooreerst niets komen.
Het was een harde proef, voorwaar, mna|
hoe hielden de kinderen er zich onder
Karei bleef, nadat hij de zaak vernomol
had cenige oogenblikken met de handen ia
zijne broekzakken, voor zich zien, trok U-if
met oen koddig gezicht de schouders op, el
zeij,Ik kan er niets aan doen, het is hief
anders daarna liep hij den tuin
en ofschoon, tooh hij buiten was, hern eeifl
oogenblik de tranen in d'e oogen kwamen!
drong hij di© spoedig terug en ging speleil
alsof er niets gebeuT'd ware. Marjann© da .ui
eategen kreeg een kleur van boosheid, tooi
ze vernam diat er nu geen sprakp van uitgnnif
was, en ging in eeti hoek van de kamer zittel
pruilen. Toen tante zich later gereed maak
om haT© vriendin van Iden trein te halei
sprong Karei naar haar toe, en vroeg of liifl
mede mócht gaan. „Wel ja, dat is goed", zeil
tante, „ga je ook mee Marjan P' Maar Marf
jan schudde knorrig het hoofd, en zei, „(isf
het hnar niets schelen kon".
„Klom Marjan", zei Karei, „ga nu mee,
helpt het nu of je boos zijt, niemand kan
immers iets aan dien „Ei, dat is niefl
waar", zei Marjan, „we haiddetï best kunnen]
gaan, en dan had' tapte immers kunnen
gen diat zij dó 'blief te laat gekregen had" J
„Foei kind", zei tante, „denk je dat
mijn beste vriendin Zóó zou afschepen
Kom, toon nu geen hoofd meer, en ga meij
ons mee". Maar Marjan bleef pruilen, en deeif
geen moeite om zich kl'aar te maken. Tanfol
.gifag dus alken met Kareizij was wel waï|
ontstefmid, doch het wooliik gemaoI