■•J De familie uit Indië. Grootmoeders Eerewacht. ANEKDOTES zi door C. H. Slientje en Frits stonden vóór het raam in l£^ kinderkamer. Zij verveelden zich ge- ,2e cht. Vader en Moeder waren des morgens aa heel vroeg naar Amsterdam vertrokken at zij daar gingen doen Tante Dora 02 Oom Jan van de boot halen, van de groo S! boot, die heelemaal uit Indië kwam. ilgraag waren Mientje en Frits meege- an, maar Moeder had gezegd,,'t Kan kJ€ usch niet!" En de kinderen wisten bij on rvinding, dat het dan ook niet gebeuren li; li. Ze vonden het echter jammer en heel bö nmer ook, want Tante Dora en Oom Jan T»2 achten twee kinderen van hun eigen leef- d meeWiesje en Pim. Wat waren ze rlangend kennis te maken met dat nicht- c en neefje, dat ze alleen maar van een rtretje kendenW'esje zag er daarop ht lief uit, vonden ze, en Pim leek vol- lls qs Frits een leuke baas". rQa Moeder had gezegd, dat zij zoo vlug 5 [gelijk den trein zouden nemen, maar ze- r niet veel vóór den eten thuis zouden imen. Mientje en Frits moesten dus zoet elen 't was juist vacantie en hun dii/d zou beloond worden door de komst i de familie uit Indië, die beginnen zou t bij hen te logeeren. Den morgen waren zij goed doorgekomen, ientje was begonnen met al haar pop- Dt akinderen het waren er zeven keu- at g netjes aan te kleeden. Wiesje moest de ippenfamilie toch op haar Zondagsch zien. et was een heel werk geweest, want voor- ki de badpoppetjes Dorus en Driesje ren niet gewend veel kleeren te dragen, h ii lieten zich echter zoet helpen en tegen koffie was het heele poppenhoekje in de. Allen zaten nu de komst van „Tante iesje" af te wachten. Dolly, de groote [ip, had hoed en mantel aan en een keurig chje in de hand. Leo, de jongenspop in i matrozenpakje, zag er uit, alsof hij op reis zou gaan. Bertha, Moeders aamgenootje, had haar nieuwe schortje oor, dat Mientje zelf voor haar gemaakt id en Li entje, de baby, had een schoon uitje aan. Nu geloof ik, dat ik jullie alle ven poppen opgenoemd heb. Nee, toch iet, één zou ik nog vergeten en wel Béri, 'genlijk een bruin beertje, maar dat toch Itijd met de poppen meedeed. misschien 1 de liefste was en er keurig uitzag q het blauwe jurkje, dat ,,Oma" Mien- ie's Moeder van een oud jurkje van haar ochtertje voor hem gemaakt had. Frits had zijn hoek in de kamer ook keu- ig opgeruimd. Het kasteel, dat hij den rigen dag al gebouwd had, kwam er irachtig uit. De spoortrein stond op de ails, welke het grootste gedeelte der ka- aer in beslag namen en op een laag tafel- je lagen zijn mooie prentenboeken, dat net de vele dieren bovenop. Vóór de koffie hadden de kinderen het !us druk gehad en zich geen oogenblik rerveeld. Even na twaalven was Tante Loes [ekomen, Tante Loes, die eiken morgen, ea eiken middag naar kantoor" ging. Vroolijk babbelend maakte zij boterham men klaar en schonk melk in. Daarna wer- der deze verorberd. De kinderen vroegen Tante Loes hon derduit. Of de boot al aangekomen zou ijn Hoe laat Vader en Moeder terug kon den komen 1 Of Wiesje en Pim grooter zou den zijn dan zij Of ze er heelemaal bruin zouden uitzien 1 En wel honderd dingen meer. Op alles kon Tante Loes natuurlijk niet antwoorden, maar zij wist toch veel te ver tellen van het warme land, waar Oom en Tante met de kinderen nu vandaan kwamen en waar zij, Tante Loes, tot haar tiende jaar gewoond had. Ook herinnerde zij zich nog heel goed, hoe het er op zoo'n groote boot uitzag. Op eens zag Tante Loes, dat het al kwart vóór twee was en zrji dus weg moest. Haas tig nam zy afscheid van de kinderen met de belofte na den eten terug te komen om de familie uit Indië te verwelkomen. Mientje eai Frits hadden haar vóór het raam nog nagewuifd, maar toen Tante den hoek der straat omsloeg, hadden zij elkaar aangekeken, alsof zij zeggen wilden: „Wat zullen we nou doen?" Voor Oma's verjaardag had nicht Jo iets aardigs uitgedacht: ze maakte van de kinderschaar grootmoeders eerewacht. De jaar'ge, met muziek gewekt en feest'lijk ingehaald, was zóó verrast; dit blij begin ontroerde haar bepaald. Nu, 't was ook ëenig om te sieaj ze deden zóó him best, de kleine jongens, alle vijf, en Klaartje niet het lest. Na afloop werd er getrakteerd Oma sneed zelf de taart en sprak: wat waar is, dient gezegd., ze zijn het meer dan waard HERMANN AL In de kinderkamer was alles in orde. In de huiskamer was 't zoo saai met hun beid jes, nu Moeder er niet was! Sientje had hot druk in de keuken. Zij had heel wat te koken voer alle gasten en dus geen tjj'd om zich met de kinderen te bemoeien. Wel erg jam mer, want Sientje kon echt leuk vertellen! 'Zoo kwam het, dat zij toch maar weer naar de speelkamer gingen en daar zooals ik in het begin van mijn verhaal reeds vertelde voor de ramen stonden en zich geducht verveelden. Op Straat was ook al niets anders te zien dan natte para plu's en menschen, die haast hadden, want do regen viel bij stroomen neer, echt saai! Hun gezichtjes, die 's morgens en onder do koffie nog zoo vrooljjk geweest wareD, zagen er nu al heel weinig opgewekt uit en ik geloof zeker, dat als een vreemde de ka mer binnengekomen was, deze nooit gedacht zou hebben, dat de kinderen op zoo iets heer lijks wachtten als de komst van Tante Dora en Oom Jan, met Wiesje en Pim. Eindelijk had Frits een inval en zei hij: „We gaan bootje-varen en de Indische familie tegemoet!" „Och, hoe kan dat nou?" riep Mientje ongeloovig uit. „We hebben niet eens een bootl" „0, we doen maar zoo! In de badkamer staat een lage, ronde wasehmand zonder dek sel. Dat is een prachtboot!" „Ja maar, waar moeten we spelen? Hiei staat alles vol!" „0, dat hindert niet! Kijk, in dezen hoek bij de kist is nog plaats genoeg. Ik zal de mand maar dadelijk halen." Mientje's gezicht begon al op te helderen en het duurde niet heel lang, of zij! waren „op reis." De kist, waarvan Frits gesproken had, stond in een hoek en bevatte allerlei speel goed. Zij was altjjd een geliefkoosde zit plaats der kinderen en moest al naar het spel dit noodig maakte, canapé, rijtuig of trein voorstellen. „Zoo, jjj rijdt in dem trein over land vlak langs het water," zei Frits. „Kijk, hier is het wator en ik atap dus in de boot. We moeten maar spelen, dat we vooruitgaan, want als we uit dazen hoek komen, botsen wij tegen mijn echten trein op." Mientje zat nu vrooljjk op <to kist. Zij had Dolly en Bertha op schoot. Achter haar zat Béri, die zoo'n reisje ook wel aardig vond. Leo was thuisgebleven om cp Lientje, Dorus en Driesje te passou. Op 't laatste oogenblik kwam Fikkie ock nog in den „trein" gesprongen en had Mientje nog wat bagage in een grooten, blauw-ge- ruiten doek geknoopt. Frits zat met opgetrokken knieën in zijn bc-ot. Twee wandelstokken van Vader dienden als roeispanen. De kinderen hadden dolle pret en Mientje maakte van haar ééne hand een kokertje om er goed doorheen te kun nen kijken, of de groote boot uit Indië al in aantocht was. Zjj hadden nu al een hee- len tijd zoo gespeeld en wisten niet, dat de middag reeds een flink eind om was. „Nog niets te zien!" zei Mientje weer, ndaat zij in de denkbeeldige verte getuurd had, toenplotseling de deur openging, en een vreemde heer en dame met een jongen en een meisje binnenkwamen, op de voet gevolgd door Vader en Moeder. „Dag, Mieneke! Dag Frits!" riepen al len, Wat was dat een vroolijke ontmoeting! Gek, 't was net alsof Mientje en Frits Oom en Tante, Wiesje an Pim al heel goed ken den. En wat keken het nichtje en neefje hun oogen uit naar al het mooie speelgoed; dat daar zoo gezellig uitgestald stond! „Om dadelijk mee te spelen.1" vonden S^j. De reizigers moesten zich echter eersf wat opfrisschen. Maar dien avond, vóór zij naar bed gingen, waren de kinderen al de beste maatjes en bleek het, dat Wiesje even veel van poppen hield als Mientje en dal Pim net als Frite het/ allerliefst mef den trein speelde. i i Dat kon een prettige tijd worden! 1 Ingezonden door Koosje Schuit. Moeder „Jantjé, houdt kiezen EariiJdiceJf even voor <de kachel tot hij dlroog is". Jantje (na een oogeribliik) ..Moeder, als hij bruin wordt, is ihij dan droog Ingezonden door Annie Stouten. Veldwachter „Ik heb gehoord dat je ziek vlceseh verkoopt". Slager„Nog veel enger, ik venkoop dood vjBeesdh". Ingezonden door Mari© ivan Dijk. Jaap „Als mijn leeraar zich over iets ver baast, slaat hij altijd de handefa ©aanen". Koos „Ja, de mijne ooik, maar gewoonlijk zit -mijn hoofd ér dan tussohen". Ingezonden door Nelly van Leeuwen. Vertrekkende dienstbode„Mag ik mijn getuigschrift hébben Mevrouw.Maar meisje, wat kan ik nu voor goéds Tan je zeggen Dienstbode „0, zegt u maar alleefi, dat ik het 3 maanden bjj u heb uitgehouden, dat is al voldoende". y.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1922 | | pagina 13