VOOR DE JEUGD
1E-IDSCH DAGBSAD
Donderdag 1 Juni.
Anno 1922.
iden of vijanden?
'erhaal voor Jongens en Meisjes.
hert Engelsch van E. GREEN
Vrij bewerkt door G. II.
aobte opnieuw en 'haar 'bruine
Jverden rood) getint. Zij vroeg -zich
p-t eigenlijk geen -cHwaaeihead was,
feeling (zoo aangetrokken te votelen
[medsje uit het vijandelijke Witte
vcrad ledhter, 'diat nu zij éénmaal
Jwas (gegaan, zij niet meer kon te-
leien en was er bovendien niet
pantiseh dn, een geheime vriendr
deze beide vreemd)© kinderen te
I maar," -zei zij, vlug op het eiland
ld en Eilly een hand geven'd 'bij het
der 'boot. „Laten we eens zien,
|ngens het al fuitgejvochten hebben.
is ons kanon. Ik geloof heuech,
het opnieuw gaan afschieten. Wil1
l -een edndlj e uit de buurt gaan 7
It Vreeselijk veel Igwen, maar het
■werkelijk geen kwaad, doem."
me maar een hand", antwoordde
ledig. „Ik zal mijn best doen er niet
■geven. Ik zou graag even dapper
lijn als jij".
I hield de beide handen van haar
I stevig vast en hoewel Elly even op-
I toen het kanon afging, slaakte zij
geen angstkreet. Na diep adem ge-
i hebben, zei zij
j net of we een echt verhaal beleven.
I een gevoel, alsof ik in een veroverd
jben opgesloten".
Ellyl" riep Frits uit, zoodra hij
fhtje zag en haar met eem kleur van
en schitterende oogen tegemoet
„Is het niet leuk Ben zegt, dat hij
riend wil worden en ik het kanon
Ig afschieten. Jij vindt het immers
[Herinner je je nog, dat je zelf ge-
dat je wel een vriendinnetje zou
hebben, als het het meisje van het
JHuis was?"
■kreeg 'n kleur. Leni begon te lachen
|af dit oogenblik was de vriendschap
HOOFDSTUK IV.
Het Geheime Verbond.
moet een diep geheim blijven," zei
pat zou ik ook juist leuk vinden!" riep
Haar oogen straalden vroolijk en er
zelfs wart meer kleur op haar bleek e
„We hebben eigenlijk nooit een echt
gehad, al hebben we dikwijls genoeg
1 gedaan er een te krijgen, 't Is net iets
boek!"
vreeselijk leuk goeie vrienden te zijn,
fereen denkt, dat we gezworen vijanden
lei-nam Leni. „Als we elkaar tegenkomen
[zijn anderen in de buurt, zullen we el-
boos aankijken en net doen, alsof we
J haten. We zullen de leeüjkste dingen
fikaar zeggen, terwijl we al dien tijd we-
t we er geen steek van meenen. Wat zal
foppig zijn! We spelen altijd dolgraag
dingen, waarin veel avonturen, gevaren
fermutselingen voorkomen en het kanon
echt maken. Ben en ik zouden met
Jen nooit zoo heerlijk kunnen spelen en
een gcacfefeige koningin om voor ten
strijde te trekken. Wat zullen wo een pret
hebben!"
Leni en Elly zalen gearmd onder den wilge
boom, zooals meisjes doen, als zij eikaar pas
eeuwige trouw gezworen hebben. Twee uur ge
leden waren zij nog bittere vijandinnen, maar
dat scheen (heelemaal vergeten in de vreugde
der nieuwe vriendschap. Do jongens roeiden op
de rivier in de mooie, liohte boot, welke Frits
van zijn vader gekregen bad, en sloten vriend
schap op jongensmanier.
„Het is veel romantischer op deze wijze
vrienden te zijn dan waneer onze familie elkaar
kende," zei Elly, die veel in bet land der boe
ken vertoefd had. „In de meeste boeiende boe
ken komen allerlei geheimen en veeten voor en
ik heb al zóó lang ernaar verlangd zelf een
geheim beleven, dat ik begon te donken, dat die
in do werkelijkheid niet moor voorkwamen. En
nu zitten wij er op eens midden in. O Leni,
vertel het toch vooral aan n i o m a n d."
„Dat zal ik zeker niet doen," antwoordde
Leni, terwijl zij baar krullebol vastberaden
schudde. „De jongens zouden mij zóó plagen,
dat ik mijn mond wol houden zal. We hebben
plechtig verklaard geen woord met jullie te
zullen wisselen, wat er ook gebeuren mocht en
'ik zou voor niets ter wereld willen, dat zij er
achter kwamen."
„Maar waarom beschouwde je ons toch als
vijanden?" vroeg Elly nu.
„Wel, je weet toch zeker wel, dat jullio va
der of eigenlijk je oom ons belet door do
heg en langs het smalle paadje te loopen? Nou,
daarover waren we woedend. Vader schreef een
brief en legde de zaak daarin uit. Hij kreeg
een keel onvriendelijk antwoord. Werkelijk
Elly, het was erg onvriendelijk en het is beter,
dat jo bet weet, want vriendjes en vriendin
netjes vertellen elkaar altijd alles en ik kan
bet jo dus niet verzwijgen
Elly was echter volstrekt niet beleedigd. Zij
was niet kwalijkn emend van aard,
„Dat spijt me," zei ze. „Zie je, Oom beeft
nooit tijd om iets anders te lezen dan de kran
ten en 'hij weet dus niet wat ridderlijkheid is,
waarover je in sommige boeken zooveel leest.
Zalbenmenschen zooals bij denken daar niet
over. Maar voor ons is hij boel aardig: bij geeft
ons alles, wat we graag hebben en ik boud
Vreeselijk veel van hem, al zou ik het dan ook
prettiger vinden, als zijn gezicht meer op dat
van je vader leek."
Lena voelde zich gevleid door deze vergelij
king en deed baar best zoo onpartijdig mogelijk
dn baar oordeel te zijn.
„Vader zegt," begon zij, „dat hij bet recht
heeft, ons uit zijn park to weren, maar wij zijn
er erg boos om, want als je haast hebt, snijdt
het een heel stuk af en 's zomers is hot langs
den grindweg gloeiend heet. Ik geloof, dat ik
er nog heel dikwijls boos om zal worden, vóór
de zomer voorbij is, maar hot doet natuurlijk
geen afbreuk aan onzo vriendschap, omdat jij
en Frits het niet helpen kunnen."
Elly kreeg een kleur.
„Nee, wij kunnen bet niet helpen," zei ze,
„want Oom liet de heg dichtmaken, vóór wij
van do heele zaak ook maar iets afwisten. Maar
toen de brief van je vader kwam en wij er van
hoorden, waren we heel blij, dat hij geen toe
stemming wilde geven, want we dachten, dat
het erg vervelend zon zijn, a.ls vreemden door
ons park liepen. Dit was vóór wij jullie nog ge
zien hadden. Later, toen wij in de kerk geweest
waren, speet het ons."
„Laten we er maar niet meer over pralen,"-
zei Lena vriendelijk. „Het is voor ons allemaal
vervelend en we kunnen er toch niets meer aan
doen Bovendien hebben we nu al de pret van
onze geheime vriendschap en die zouden wo
natuurlijk niet gehad hebben als er niets was
voorgovallen. 't Zal vreeselijk leuk zijn, net te
doen, of we elkaar niet kunnen uitstaan en toch
al dien tijd de beste maatjes te zijn".
Leni lachte en Elly was baar nieuw vriendin
netje dankbaaT, dat deze de zaak zóó opvatte.
Toen de jongens zich bij hen voegden, bleek
het, dat ook zij op dergelijke wijze het geval
besproken hadden.
„Ik zal een nieuwe opening in do Heg laten
maken," zei Frits eindelijk. „Ik laat mijn vrien
den niet buitensluiten."
Maar Leni schudde haar Hoofdje twijfelaohtig
„Ik geloof, dat niemand Het voor je zou wil
len doen," zei zij. „Tuinlui en parkopzichtert
sluiten alles liefst zooveel mogelijk af. Als je
't iemand vroeg, zou hij dadelijk naar jo vader
gaan en je kent zijn antwoord. Je zou zelf
maar een standje oploopen."
Frits dacht enkele oogenblikken na en zag
wel in, dart Leni gelijk had. Hij herinnerde zich,
wat zijn vader gezegd had over de familie Dam
mers en begreep, dat bij de geheime vriend
schap tussenga de kinderen heelemaal niet goed
zou vinden. En geen van 'bet viertal wenschto
hun vriendschap ontdekt te zien, in den eersten
tijd tenminste niet. Het geheimzinnige ervan
gaf er juist de grootste bekoring aan.
„Misschien konden jullie wel „oproer maken"
en de versperring verbreken!" riop Frits plot
seling uit. Maar Ben schudde het hoofd.
„Dat zou ons niets geven. Ze zouden de ope
ning opnieuw vers pen* en en wij zouden in al
lerlei moeilijkheden komen. Bovendien beeft
Vader ons streng verboden iets dergelijks te
doe-]'
„Maar ik zou zoo graag met jullie in ons
park willen spelen," zei Elly. „Ik mag lang
niet altijd bootje varen en zoo zou ik je mis
schien in een heelen tijd niet zien. Het eilandje
is natuurlijk neutraal gebied; maar ik zou het
zoo leuk vinden, als je op ons terrein kwam.
Hoo moeten we dat aanleggen?"
„Ik weet niet," antwoordde Ben, „want ze
zouden ons dadelijk zien, dat snap je!"
Elly zuchtte; Frits en zij moesten naar buis
om koffie te drinken. Leni en Ben hadden
boterhammen en melk bij zich en mochten in
het park Wijven. Ze zouden hun maal gaarne
met hun nieuwe vrienden gedeeld hebben, maar
deze durfden niert langer uitblijven.
Na een hartelijk afscheid en de belofte el-'
kander den volgenden morgen weer op bet
eilandje aan te treffen, stapten de kinderen van
bet Witte Huis in bun boot en roeiden weg.
„Ik vind Leni een sohat!" zei Elly onderweg.
„Ze zou een prachtige heldin voor een roman
zijn, want ze is voor niets of niemand bang.
en ze is zoo sterk en flink. Ze sohijnt nooit
moe te zullen worden en is juist het soort
vriendinnetje, waarnaar ik altijd verlangd heb
„En de jongen is een leuke baas. Hij is wel
jonger dan ik, maar dat geeft niet. Hij weet
allerlei bijzonderheden van bloemen en planten,
die langs de rivier groeien, hoewel hij zegt. dat
bij veel meer van dieren houdt. Zie je. Elly,
als je regelreoht uit een groote stad buiten
komt wonen, heb je een vriend noodig, die je
ran alles uitlogt, 'k Vind het wat leuk, dat we
dait eilandje en de kinderen ontdekt hebben.
We zullen allerlei aardige spelletjes met ben
kunnen ■doen."
„Ja, Frits, ten minste als we ons geheim
bewaren kunnen. Het is toch niet verkeerd
een geheim to hebben, is het wol Vin-jij.
dat we je vader of Tante Coba vertellen moe
ten van vandaag?" -