/an vier weken, die
omvlogen.
Voor de Kleintjes.
Uit Berenland.
CORRESPONDENTIE.
.Uit' Riekjes dagboek.
„Bosch en Vijver",
lot.
Aug. 1"We hebben een vreeselijik leuk
bedacht. Niemand van de gmoot© men-
d mag eer nog iets van weten. Wij doen
naai mee. Dik (heeft het eigenilijik verzon-
Hij hadl pas een Indianenboek gelezen
rou nu, dat vrij ook zoo iets zouiden spe-
We gaan nu oen Indianenfeest houden
en rand van 't water en 't leukste is, dat
allemaal met kleeren aan in 't water
en vallen. Jan en Lottie weten er ook
van. Zij zullen ons heflfpen aan kleeren om
te verkleeden, want 't is natuurlijk eng
lijk iets leuks te vinden. De Vader van
k en Jaap 'hebben we ook maar in ver
wen genomen, omdat dl© jongens pistolen
sten (hebben. Ze zijn er nu allemaal op de
op uit geweest en kwamen met allerlei
is terug. Ieder krijgt een pistool en knal
len. Maar niet vóór 't feest begint, au-
verschieten ze al hun kruit van te voren
tnnie en Jaap zullen Bleebgezichten zijn.
est wordt Indiaan. Ik ben de aanvoerster
de vrouwen in het kamp. Er mag geen
mi' bij de vertooning gesproken wordeo,
t het is een pantomine. Alleen Indianen-
uil komt er 'bij te pas. We hebben afge-
iken, dat de jongens ziöh niet zoo leelijk
i mogen maken. Dat vinden de kleintjes
akelig en 't gaat er zoo lastig af. Lottie
programma's voor ons schrijven. We héb-
allemaal prachtige namen. Ik heet „de
de Roos'' en Annie „de Witte Duif". Mor-
komt er een groot aanplakbiljet in de
ïal, waar ailles op staat. Jaap krijgt een
lange broek van Jan te leen, waarmee
in 't water mag springen. We hebben na-
rldjk geen echte India nenoostuums, he
ro diat eene, kleine van Dik, waar Pist
les in past, toevalligIk doe mijn rood
pak aan en krijg veeren op mijn hoofd*.
I Aug. Wat was het leuk Wat was het
sseljjk leukDe mensdhen waren fijn
rwsgierig dbor het aanplakbiljet. Om
e uur begon het. De wigwam stond aan
eenen kant van den vijver bij 't bruggetje,
te mensefhen zaten aan den overkant. Toen
egon, lagen -die Indianen in het struik-
as verborgen, terwijl de vrouwen rond 't
r zaten. We zagen er prachtig uit, met
leurde 'lintjes om onze polsen en enkels
■eenen in het haar. Het was doodstil. Toen
un dloor de sloot uit den anderen vijver,
:oot met Annie en Jaap er in. Ze maakten
rlei woeste bewegingen van wanhoop en'
ger. Daar ontdekten ze opeens het kamp 1
:a bedachten ze zich en toen pagaiaDden zo
recht op aan.
Indertuaschen hadden vrij, India nenvrou-
q, de Blanken in Ide gaten gekregen eu
len erg verschrikt en onrustig. Eén werd
op uitgestuurd om dè mannen te waar-
iuwen. Toen de blanke man aan lanldi wilde
:pen, viel een bende Roodhuiden onder
at gehuil op hem aan. Hij werd gevangen
lomen en aan een boom gebonden. Ondér-
schen probeerde „de Witte Duif" met de
>t te ontsnappen. Ze kwam vei'lrijg onder 't
rggetje door, terwijl dé Indianen vrouwen
den kant hardl schreeuwden en heen en
er liepen. De mannen hadden 't druk met'
martelen van hun gevangene.
Irrne Jaap 't Was uit die verte beusdh een
ezelig -gezicht, zei Modder later, maar Lij
?eg ook ad en toe heusoh een echten por
a de wilde, springende Roodhuiden. Einde-
c vied hij half om en -daaruit werd besloten,
t hij zoo goed! als dood was. Toen weid er
a groot vreugdevuur gehouden. We dansten
lemaal alsdlol om het vuur. Onderwijl kwam
ütie voorzichtig terug in de boot. Niemand
g haar. Ze sloop aan land en sneed Jaap
dlie heelemaal niet dood was, maar zic-h
leeu maar zoo hield. Hij sloeg den- Indiaan,
hem 'bewaken moest, met één slag tegen
in grond en sprong met Annie in de bojt.
i een ommezientje spartelden nu alle Indi
an dn het water. Het werd een groot ge-
fcht. Schoten knalden en het publiek
breeuwde al net zoo hard als wij. Het ein
dde natuurlijk in een vroolijke zwempartij,
iemand weet, wie het nu eigenlijk gewon-
-Q heeft, maar dat is niets, 'k Geloof wela
iedereen het aardig gevonden heeft.
door C. H.
n.
fAls de Bruins aaïï t smullen zijn,
Klopt een heel arm beertje,
draagt: Een aalmoes, een stuk brood!
J Och maar voor één keertje!
Moeder Bruin, vol medelij,
Wil hem graag wat geven,
,Want de arme bedelaar
Zit van kou te beven'. 1
Kijk, hier Heb' je wat, zegt aft
Laat het je goed smaken,
Denk vast, dat dit heerlijk' maal
Je zal beter maken.
Moeder Bruin is gul van' aard,
Kan heel goed wat missen,
Net als jullie, die dit leest,
Of zou 'k mjj vergissen?
28 Aug. Vandaag zijn Annie, Ien, Loes
en Elsje naar Rotterdam terug -gegaan. Loes
zei, d'at ze 't leuk vond om haar speelgoed
weer terug te zien, maar de anderen hadden
echt het land. Ik mag eens een dlagje bij haar
komen. Mevrouw heeft 't ze.lf gevraagd en
Moeder vindt het goed. 't Is niet zoo ver van
uit den Haag. 't Was zoo gek om ze met hoe
den en mantels te zien. Hier loopen we altijd
maar zóó met ons bloote hoofd We brachten
ze allemaal weg. 't Regende vreesdij k. Toen
die trein wegreed, kreeg ik een brok in mijn
keel. Jaap en Henk ziju gisteren al naar huis
gegaan. Overmorgen is 't onze beurt.
Den Haag, 30 Aug.
Ik -ben weer thuis, op mijn eigen kamertje,
en ik vind het zoo gek. Vanmorgen héb ik
gehuild, toen we weggingen, 't Was zulk
prachtig weer en Jannie, Chary, Piet en Dik
bicven nog. Gelukkig reisden we zoover sa
men met Lottie, Jan en IJsbrand, dde wonen
in Amsterdam, 't Was wel gezellig in den
trein. Ik weet niet, of ik 't weet leuk vindl om
weer thuis te zijn. Mijn poppen zitten nog
allemaal stijf op een rijtje en zien er zoo sul:
uitIk kan me niet begrijpen, dat ik soms
naar ze verlangde, als 't regende, 't Is toéb j
veel prettiger om met kinderen te spelen
Indiaantje, fijn We hebben afgesproken, 'tj
volgend jaar weer allemaal terug te komen.,
't Zou eonig zijn Over een weekje moet ikj
weer naar school. Ook wd weer gezellig, een
nio-uwe klas en alles anders. EDè, ik val om!
van den slaap en schei er dhis maar miee uit.!
Ik vind, dlat deze vacantie omgevlogen is
BEP VAN DER HARST.'
Als jullie dit stukje gaat jezen, is er
natuurlijk al eerst even gekeken, wie de
prijzen hebben. En dan is er opgemerkt,'
dat ik drie prijzen onder de kleineren ver
lootte en één onder de grooteren. Dat
vond ik eerlijker, want er waren zóóveel
meer van de jongeren, die hadden meege
daan. Er zijh nog wel steeds kinderen, die
altijd trouw meededen en nog nooit een iprijs
wonnen en mij dan vragen: wanneer zou ik
nu ooit eens aan de beurt komen? Ik weet
het niet^ hoor, maar da^ beloof ik^ dat zoc-1