FEUILLETON,
BROEDER EN ZUSTER
plan, dat zij zien in haar ongeduld meer
malen reeds bijna versproken had.
Niemand vond het vreemd, dat zij den
geheelen dag met Ben in het park was.
'Dat was haar gewoonte en haar oudste
jurken werden voor 'de vacantie bewaard.
Harry legde een spoor aan van het huis
jnaar de boerderij voor het vervoer van
[melk, hooi, stroo enz. Hij en Alfred wer
den hierdoor zoo 1 geheel in beslag geno-
i'men, dat zij niet letten op de jongeren.,
Het eilandje, een zeer geliefkoosd plekje
van alle kinderen, behoorde eigenlijk niet
aan meneer Dammers. Het was nog nooit
uitgemaakt, wie de eigenaar er van was,
want het lag midden in het water, juist op
de plaats, waar het riviertje zich in twee
armen splitste, waarvan de ééne door het
park van het Roode Huis stroomde en de
andere langs het Witte Huis liep. Dit water
vormde de natuurlijke scheiding tusschen
beide bezittingen en het eigendom van het
eilandje was nog nooit betwist.
Er stond een oude wilg en Harry had
er een hutje gebouwd. Daar den oudsten
jongens 't eilandje te klein was geworden,
beschouwden Leni en Ben het eigenlijk als
hun speciaal gebied.
„Ze kunnen er alleen van dezen kant
op komen/' zei Ben bij hun eersten ver
kenningstocht, „en als wij hier een aarden
wal hebben opgeworpen, kunnen ze nooit
larden. 't Zou hun ook niet lukken, want
vóór zij 't nog konden probeeren, zouden
wij al op hen schieten."
Het kanon was werkelgk geruild voor
do postzegelverzameling en zij hadden er
een flinke dosis los kruit bij gekregen. Toen
Zij het voor het eerst probeerden, schrikte
Leni niet weinig van de uitwerking er van.
Spoedig klapte zij echter van blijdschap in
de handen bij het vooruitzicht, nog de
bleeks buurkinderen op de vlucht zouden
gaan.
Zij werkten ijverig aan het fort en toen
dit klaar was en van schietgaten voorzien,
werd het kanon opgesteld. De aarden wai
was hoog genoeg om de beide kinderen, als
zij op den grond gingen liggen, geheel te
verbergen en zij hadden er voor gezorgd,
dat zij door een opening 't gezicht op de
rivier hadden, zoodat zij den vijand kon-
den zien aankomen. Zij waren lang vóórdat
de vjiand in het gezicht was, gereed, zoo
dat soms de gedachte in hen opkwam, of
dio ..sukkels" wei ooit zouden verschijnen.
Maar eindelijk, op een mooien dag in
April, toen Leni en Ben natuurlijk op hun
post waren, hoorden zij een vreemd geluid,
dat hen de ooren deed spitsen.
„Weet je zeker, dat het kanon geladen
door
DEBORA VAN DE VELDE.
De heer en mevrouw Vend/uin hadden twee
kindeken, Mnrjanne en Karei. Bedden zagen er
lief uit en werden ook gewoonlijk als aardigs
kinderen .geprezen. Karei was wel, zoo als
men zei'de een weinig ondeugend1, een recTiio
gudt, maar oeli, 't was ook een jongen, en ke
ren dteedl hij goed; maar Marjanne, was vol
gens het oordeel' van familie- en bekenden een
buitengewoon 'lief, aanvallig meisje, „een
schatje", zo-Cals tante Emma zei.
Nu, tante Einma, daar hielden de 'kinderen
ook veel van, want, als zij kwam, bracht zo
dikwijls wat lekkers voor hen mede, en Mar
janne vooral zorgde er wel <voor, om tante als
zij een bezoek kwam brengen, te vleien en te
liefkozen, nu, ge begrijpt wel, waarom.
Karei begroette tante gewoonlijk ook wei
Siarteljjk, en kwam haar een hand geven en
vragen boe het haar ging, maar liep daarna
meestal weer de kaaner uit oan zijn spel te
hervatten, zonder zich verder om tante's aan
wezigheid! te bekommeren, het aan Marjanne
overlatende om haar hart te veroveren, wat
haar wel gelukte. Op zekeren tijd werd de
heer; Verduin door, een ernstige kwaal aait-
is, Ben?" fluisterde Leni, waarop haar
broertje bevestigend knikte.
„Zoodra ik het afschiet, moet jij een
lading erwten in hun boot blazen. Zoo gauw
ik kan, zal ik het ook doen. Geheimzinnig
heid en vlugheid zjjn 't halve werk."
Leni voelde haar hartje kloppen van
spawning. Het geklots der roeiriemen kwam
dichterbij en nu hoorden zij een meisjes-'
stem duidelijk zeggen:
„O, Frits eenu eilandje! Wat leuk I
waarom heb je me hier nooit eerder ge
bracht1? Ik geloof, dat er een hut is ook!
Laten we eens aan wal stappen. O, wat is
het aardig
Leni en Ben konden elk woord verstaan
en keken elkaar veelbeteekenend aan. In
het volgend oogenblik knalde er een schot
door de lucht, onmiddellijk gevolgd door
het geraas van erwten, die in de boot neer
kletterden .De echo (herhaalde deze gelui
den, die de stilte verbraken en een rauwen
angstkreet bijna smoorden.
De boot lag te dicht onder den wal om
door Ben en Leni goed gezien te kunnen
worden en de ondeugende kinderen dach
ten, dat het geluid der roeispanen zich ver
wijderde. Tot hun groote verbazing hield
het plotseling echter geheel op. In het vol
gend oogenblik hoodden zij voetstappen en
stond de bïeeke jongen, dien zij den vori-
gen Zondag in de kerk gezien hadden, vóór
hen Hij ha nu een kleur van verontwaar
diging en zijn oogen schitterden, aoodat
hij nauwelijks te herkennen was.
„Jullie lafaards! .Jullie gewetenlooze laf
aards riep hij uit, hijgend "van drift.
„Als jullie vechten wilt, waarom doe je dat
dan niet met. open vizier? Ik ben niet
bang voor jullieJe te verbergen achter
een wal en een zwak meisje zich half dood
te laten schrikken. Bah! Maar ik zal het
jullie betaald zetten en wel dadelijk ook!"
De bordjes waren hierdoor plotseling
verhangen. Leni en Ben sprongen op, nau
welijks wetend, of ze boos, verbaasd of be
schaamd moesten zijn. Een harde slag kwam
op Ben's schouder neer, zoodat een vecht
partij tusschen de beide jongens volgde.
Leni hoorde een smeekende stem uit het
bootje komen. Deze klonk zóó angstig, dat
haar betere gevoelens er door getroffen
werden.
„Frits, o Frits, kom toch terug! Ze zul
len je doodschieten! O, laat me toch niet
alleenIk ben zoo bang, Fritsklonk het.
De jongen verstond het niet. Hij vocht
als een woedende leeuw met Ben, die niet
tegenstaande hij zioh dapper verdedigde,
het onderspit moest delven. Eén oogenblik
aarzelde Leni, toen sprong zij over den wal
heen en bevond zich vlak bij bet ontstelde
getast cn de igeneesheeren verklaarden een
parig -dat hij tot heTstel zijner gezondheid
naar een vèr verwijderde badplaats moest.
Het kou niet anders of zijn vrouw moest hem
vergezellen, maar het ging niet om de kin
deren mede te nemen, 'vooreerst omdat dit te
kostbaar werd, en ook, omdat zij dan van ge
regeld onderwijs zoulden verstoken zijn.
Met blijdschap werd dus het aanbod van
tante Emma aangenomen, om zioh gedurende
'de afwezigheid der ouders met de zorg voor
de (kinderen te belasten.
Toen -die dag van het vertrek gekomen was,
dlrukte mevrouw Verdiuin Karei on Marjanne
nog eens op het hart, bij tante vooral heel
gehoorzaam te wezen. Nu, Marjanne beloofde
dat dok, maar Karei keek verdrietig voor
zich, en zei „Ik vind' het niets prettig, ik
was veel liever met u en pa med©gegaan".
„Foei, hoe kan je diat zeggen Karei", zei Mar
janne' „tante is altijd zoo lief voor ons, wij
zullen het ©r best hebben". „Ja, het kan nu
ook niet anders, beste jongen", zei moeder,
terwijl ze haai* zoontje nog eens aam haar
hart Idruikte, „je moet er je dn schikken zorg
maar, diat als we tehuis komen, tante goed
olrer je tevreden is".
Weinige oogenblikken later kwam die vige-
lante vóór de kinderen mochten mede om
hunne ouders naar den trein te brengen, en
toen dat geschied was, reden zij weer +erug,
en werden voor bei kluis van tante Emma
afgezet
Tante ontving haar neefje en nichtje heel
.vrijondokjk, en gevoelde zich. eng gestroeTiy
meisje, dat met verschikte oogen, do
bleek en bevend in de boot zat. Leni
nog nooit iemand gezien, die zóó ont
was en in een ommezien zat zij naast
sidderende kind, haar handen bescherc
in de hare nemend.
„O, kijk alsjeblieft niet zool 't "Wai
leen maar ons dwaas spel. We wilden
lie boot bombardeeren, maar we zo*
het nooit gedaan hebben, als we ge^
hadden, dat je er zóó van zou schrild
Wij wilden jullie wel angst aanjagen, o
toch niet zóó. En de voorbereidingen v
zoo leukHet was maar een speelgoe
non, dat met los kruit geladen wa
geen kwaad kon. De rest waren erv
De jongens?! O, laat ze maar uitvech
dan worden ze de beste vrienden,
alsjeblieft, dat je je al wat beter voeli
ziet zoo vreeselijk bleek. Het was a!
maar een soort spelletje. Begrijp je
nu" De werkelijkheid drong langza
hand tot Elly door. Zij had niet alles
staan, maar het meisje uit de kerk
kend. Zelfs in al haar ellende vond zij
heerlijk zoo vriendelijk toegesproken
worden door iemand, die eerst zoo on
dig tegen haar geweest was. Er was
geruststellends en troostends in Leni's
nier van doen.
,,Was het een spelletje? O, gelul:
Hoe dom van mij om zoo te sohrikk
zei ze. „Maar ik ben altijd bang voor 9
Ten en toen Frits uit de boot sprong
zich midden in het gevaar waagde, wa
zoo vreeseliik angstig. Ik dacht, dat
nooit levend zou terugkomen. En 1
kwam jij. O, ik ben zoo blij, dat het n
een spelletje was. Ik zou wel graag
je wilen snelen maar dan zonder schie
alsjeblieft."
Leni lachte hartelijk, o<p dit oogen
heelemaal vergetend, dat er eigenlijk
fveette tussohem hen bestond. Er was iet
het lie/ve en zwakke gezichtje van 1
Kiat tot Leni's hartje sprak. Zij schaal
rich nu eigenlijk, dat zij het bfleeke m<
zoo'n schrik hadden, aangejaagd en "R
niets liever dian het weer goedmaken.
„Zou je graag op heb eilandje w
komen oan onze versterkingen en het
non te zien? Ik geloof wel, dat je ze n
zult vinden en we zoudlen „velkHslag" 1
nen spelen, als het lawaai je ten urii
niet te veel van streek brengt,
zoo'n spanningde Vijand te zien maxh
en het kanon atf te schieten."
„Maar waarom zijn wij de vijaa
vroeg 0Hy nu. „We zouden veel li<
vrienden willen zijn."
(Wordt vervolge
toen Marianne haaT oan dein hals viel en 1
blijdschap te kennen gaf, omdat tante
lief was om hun te willen Idgeeren. K
was stil, de jongen verkeerde geheel o:
den indruk van het afscheid van vade
moeder telkens stond hij bij het raam n
kijken, en vroeg dan soms, hoe rv&r pa en
nu al zoulden zijn. Tante Eratm'a zou zich z
bezorgd gemaakt hebben, dat haar neefje
zou kunnen gewennen, indien niet Marji
haar haid' ingefluisterd!„Karei dloet nu d
dian naar pa en moo vrajgen, maar u zult
zien tante, dat hij heeli (gauw weer dm:
wild zal worden toen we thuis waTen,
hij dikwijls niet eens stil zijn als pa zkh i
wel gevoelde, en hij heeft niet eens aan i
willen beloven, om hiier bij u gehoorzaan
wezen. Nu ik zal niet onidbugendi zijn",
de kleine vleister voort, „ik ben veel te I
dat u op ons passen zuilf
Tante was meer dian ooit ingenomen
haar nichtje, en toen werkelijk met een p
dagen Kareis vroolijikheid en daarbij
echte jongenswildhedd terugkeerde, dacht
dat Marjanne wel waaiheid zou gespro
hebben, en dat de knaap haar nog wel
last kon veroorzaken.
(Wordt vervofei!