Van vier weken5 die
omvlogen.
FEUILLETON.
Uit Riekje's dagboek,
if) „Bosch en Vijver".
2 Augustus.
Vandaag zijn we hier aangekomen en we
blijven nog de heele maand. Ik geloof wel,
dat het leuk zal worden. Er zijn ten minste
een massa kinderen en het ruikt hier zoo
lekker, heel anders dan in de stad. Maar er
is ook een groot dennenbosch, vlak achter
het hotel. Vanmiddag, toen Moeder de kof
fers uitpakte, ben ik in mijn eentje alvast
eeDs op verkenning uitgegaan.
Het huis ziet er gezellig uit, heelemaal
wit en er aohter is een vijver met eenden.
Ik heb ook al kippen gezien en een hond,
èn o ja, ook nog een hok met twee leuke
konijntjes, één wit en één grijs je. Een eind
je verder is nog een vijver en daarbij staan,
badhokjes. Je kunt er dus zeker zwemmen,
fijn! En het leaikst lijkt me nog de boot.
Daar zat vanmiddag een heel kluitje kinde
ren in. Ze maken reuzenpret en wiebelden
vreeselijk. Ik had best mee willen doen!
maar moeder zegt: „Dat komt wel".
Hou aohter de vijvers is het bosch en
daarin hingen hangmatten. Moeder heeft
de onze ook meegenomen.
Aan tafel heb ik alle menschen gezien
'en ik heb tien kinderen geteld, zes jongens
(de kleintjes medegerekend) en vier meis
jes. Die meisjes lijken mij nog het leukst.
Het zijn zusjes en, zoo grappig, de een is
telkens een beetje grooter dan de andere,
net een laddertje!
Ze zaten met haar moeder en vader aan
het tafeltje in den hoek bij het raam en
keken erg naar mij, zeker om te weten, wat
voor een ik er benNou ik keek natuur
lijk ook zooveel om me heen, als ik maar
durfde. Als je geen broertjes of zusjes
hebt, verlang je er altijd naar, dat er leuke
kinderen zullen zijn om mee te spelen.
Aan het tafeltje schuin achter ons, zat
een mevrouw met twee jongens en dan nog
een klein jochie. Ik weet niet, of ze aar
dig zijn ,ik kon 't niet erg goed zien. Moe
der zei, dat 'k niet zoo om mocht kijken.
Tegenover ons zaten nog twee jongens, die
■tlelkens stoeiden en nooit stil waren. Er
was een mijnheer bij, die erg streng keek,
zeker hun vader. Misschien zijn die twee
wel louK, om roovertje mee te spelen of zoo
iets, 'k weet het nog niet. Dan is er nog
een familie van allemaal groote menschen,
behalve een klein jongetje, dat telkens van
1 tafel op wou staan ('t duurde ook vréése-
lijk lang!) en hardop allerlei gekke dingen
zei, echt grappig! Er is een meisje bij met
opgestoken haar, dat heel groot is, maar
toch niet erg stijf en deftag en een oudere
jongen, zeker haar broer. De Vier zusjes
lijken mo heusah 't moppigst. Met de twee
middelste heb ik al even krijgertfje gespeeld
op de gang, we moesten tegelijk naar bed.
Ik vind 't fijn, dat ik een eigen kamer
heb. Nu kan ik rustig in mijn dagboek
schrijven, zonder dat iemand het merkt.
Anders lachen ze me maar uit en 't is toch
leuk. als je geen zusje hebt om 's avonds
in bed mee te praten en pret te maken.
3 Aug. Vanmorgen, dadelijk na 't ont
bijt, zat ik al in de boot. Er was lekker
nog niemand't Is zoo gek, er zijn geen
riemen /bij, alleen een lange pagaai en daar
mee moet je nu maar vooruit zien te ko
men. 't Is nog niet zoo gemakkelijkMaar
't ging toch Heusch al een beetje, toen
moeder mij kwam roepen. We hebben sa
men een groote wandeling gemaakt in 't
bosch en zagen een leuk, roodbruin eek
hoorntje en een massa paddestoelen, 'tl
Was eng prettig! Moeder en ik verbeugen
ons op Zaterdag, als Vader er ook zal zijn,
die kan zoo leuk van alles wat je ziet, ver
tellen. Jammei* dat hij deze week nog niet
hier kan zijn, maar ze kunnen hem nog niet
missen op de fabriek.
In weet nu boe de vier meisjes heeten:
Annie, Ina, Loes en Elsje. Annie is de
oudste en Ina is elf, net als ik. 't Is een
grappig kind, ze heeft geloof ik, altijd pret.
We hebben vanmiddag gezwommen, alle
maal, Eet heele hotel! 2t Was eenigl Ina
kan reuzen goed zwemmen, beter dan alle
jongens hier. Loes en Elsje kunnen 't ook
al en ze zijn nog zoo klein. Ze wonen in
Rotterdam en gaan iederen morgen voor
schooltijd al naar 't zwembad. Ik leer 'liet
nog maar pas en lean me hier fijn oefenen.
Dat groote medsjo was ook in 't water,
die deed zoo leuk en spatte me kletsnat!
Ze heet Lottie en is toch, geloof ik, nog
niet zoo erg oud. Moeder heeft al met de
meeste menschen kennis gemaakt. Ze zit
nu met een heele familie voor het huis en
'denkt, dat ik al lang slaap. Ik ben ook
eigenlijk wel erg moe en schei er dus maar
mee uit.
De konijntjes zijn van Koen. Dat is de
dikke, donkere jongen van 't tafeltje schuin
achter ons, zal dk maar zeggen. Hij is een
vrind van den mageren jongen, die Dik
heet en hier met zijn moeder en zijn kleine
broertje logeert. Koen zegt', dat ie de ko
nijntjes mee neemt naar Amsterdam, als
hij 'weg gaat. Vanmorgen mochten ze even
los. 't Was grappig, ze waren heelemaal
niet bang. Ik [heb er één een heelen tijd
vastgehouden. Die Koen en Dik zijn wel
aardig.
4 Aug. Er is hier een kip die h»
deneieren uitgebroed. Er kwamen
kleine kuikentjes uit en op een dag
die in 't water. De kip schrikte zi
tuurlijk oen ongeluk. Ze rende gaui
't. bruggetje naar den overkant, mu
ze daar kwam, zwommen de eendj
rig op een rijtje midden in den
De kip was wanhopig en liep telkei
en weer over de brug. Maar 't hiel
niets, ze kon haar pleegkindertji
meer op 't droge krijgen, 't Moet i
gek gezicht geweest zijnIna heeft
verteld, die is hier al een week. '1
dat ik het ook gezien had 1
Vanmiddag hebben Moeder en ik
hangmatten in Jt bosch gelegen,
tioen warempel in slaap gevallen. G
ders kan ik nooit overdag slapen!
5 Aug. Er is hier ook een toenn
Daar spelen ze den heelen dag; d<
te menschen, en Lottuc en Henk, één
jongens, die hier met hun Vader lo
Henk is griezelig mager en vreeselijk
Hij gaat al naar de vijfde klas van
B. S. en is net zestienZijn broert
Jaap en die is soms wel vervelend.
Dan snijdt hij verschrikkelijk o
gelooven niets van zijn verhalen en
hem altijd uit. Het kleine broertje v
tie heet IJsbrand, dat vind ik zoo'n
naam. 't Is een leuk, blond vent
roode wangetjes, net een appel oi
bijter
Moeder en ik hebben een wegge'
dekt met een massa bramen, heerl
zijn erg vroeg rijp dit jaar. Ik de
ik het plaatsje alleen aan Ina en An;
klap. Verder mag niemand het wet.,
ders gaan ze er allemaal plukken!
6 Aug. Vandaag zijn we met or
naar het dorp geweest. Eigenlijk i
eens een dorp. Er staan maar ee
hoerenhuizen en een pietepeuterig
en er is maar één winkeltje. Toen
tnaai tegelijk naar binnen gingen,
net vol. Zoo grappig, ze verkoopen
alles: klompen, kousen, sokken, zak
brood., melk, stroop, boter, koekjes e
lei lekkers. We hebben er een h
gekocht: pepermunt, zuurtjes, groo
dijklonten en leuke suikere kiezelst
Moeder is bang, dat we van al 't
ziek zullen worden. Maar ioderee
ook tegelijk trakteer en.
Dik heeft een Indianenpak. ma;
hem te klein. Nu draagt hij alleen
ren op zijn hoofd. 'Ook heeft hij eer
tent meegebracht. Die staat nu a
kant van den zwemvijver en de
hebben er nog twee leuke wigwam
maakt van stokken en
De reis naar Luilekkerland van
Jan en Anna.
!En daarom lidpen ze dé wéicfe uit, en gingen
eon Kluitje doen op heit frissobe mos van een
bosch in do nabijheid. Toen Ja®, 'dio het eerst
wakker werd, om zich heem keek, kon hij zich
bijna, niét verbeelden, dat alles waar was, wat
hij den vorigen d&g ,of liever voor zijn slaap
want het wondt nooit donker dn Luilotkoriand,
had gezien. Va® pure pret sprong hij op en
smulde van een groote® koek, ddo aa® een tak
hing, terwijl hij riep: „Anna, An, wordt toch
wakker, da® krijg je het lekkerste wat je maar
lust."
Maar zijn zusje sliep door en Jan liep naar
'do weide, en draafde een poosje op een hit.
Eindelijk kreeg hij zoo'® honger, dat hij ee®
gebralde® vogel, die juist voorhij vloog, riep en
'hem miet smaak opaJt.
Toe® Anna Wakker werd, begon het lieve le-
ventjo weer va® varen af aa®. Smullen, spelen,
'luieren, enfin, alles, zooals ze graag wilden.
Er was nu niemand, die zei: „je moot ddt of
'dat doen" of, „verbeuzel je tijd niet zoo", of „je
doet je plicht niet", of „eet niet te veel va®
.dit of dat", of „jo moogt daar niet aankomen".
Neem, ze konden doen en laten, wat ze verko
zen en ze genoten va® alles.
(MSaar, ja, er kwam een maar toon er
«bgeypeec veertien dagen verleppen waren, e®
ze altijd door maar lekkers gegeten e® gespoeld
eh geluierd en gepraat hadden, «ai Anna op
zékeren dag:
„Ik wou, Jan, dat er eens iets gebeurde."
„Och",bromde Jan, die languit op zijn elle
bogen in de Weide lag, „er gebeurt hier niets."
„Ik wou," begon Anna al weer, „dat we bij-
voorrheeïd eens straf kregen, omdat we te veel
snoepen, dam zou ik er misschien weer trék in
krijgen, maar nu ka® hét mij niets meer
schelen"
„Neon," zei Jan wijsgeerig, „dat komt, Om
dat het nu goen snoepen meer is. Snoepen ia
eigenlijk als je strillotjes wat lekkers neemt."
„Ik begrijp nu wel, waarom die kinderen
allen zoo saai zijn, ik voel me zelf nu net zoo.
Het schijnt, dat men van snoepen erg lui
wordt."
„Ik bon het tenminste gruwelijk," geeuwdo
'Jan. „Toén drie nieuwe jongen mij gisteren
vroeg om haasje óver te doen, ben ik net als
die Kees, weet jo nog wel? blijven liggen."
„Ja, en die mooie pop en die aardige pop
penwagen kunnen mij niets meer schele®,"
zuchtte Anna. „Hoe komt dat toch?"
„Omdat je er dén goheelen dag mee spelen
kunt, wanneer je wilt, en da® geef je er op 't
laatst niéts meer om."
„Laten we eens een dag lang niet snoepen,"
zei Anna op eens, „dan krijgen wij er misschien
weer net zooveel pleizier in als eerst."
„Willen we Jan?"
„Goed," zei Jan, „dan zullen we eens naar
den zwanenvijver gaan, en daar wat aan den
kant gaan zitten praten over Moeder."
De tranen sprongen uit zijn oogen, ,-*j>'jSS?#
„O, Jan,*1 zei Anna, „verlang je
vreeselijk naar Moedér."
„Ja, heel erg," snikte Jan, „e® o,
zijn wij dom geweest met niet naar
luisteren en toch te gaan. Truitje heeft
zoo gewaarschuwd. Wij zijn oen paar
ganzen, dat we toch gegaan zijn. Ik ve
ontzettend. Altijd diezelfde lekkere diii
altijd spelen. Ik dacht, dat het zoo r
'Tfas, maar, o, wat is mij dat tesgng
Anna knikte, met een gezicht, alsof
gsm wülde: en mij dan! Maar ze was b
ze erg zou gaan schreien, als ze s
daarom zweeg ze.
Ze aten dien dag bijna niets. Toer
slapen hadden, wandelden beiden ee:
langs den zwanenvijver, maar ze spr:
over bun Moeder.
Zé begTepen beidén wel, dat de tra
•weer voor den dag zouden komen.
De koek, die Anna at, en de kip.
verorberde, smaakten hu® niet zoo le'
in hét begin. Eensklaps zei Ja®:
„Ik wou, dat dk een homp roggebrc
al dat lékkere en dat zoete begint me
„Er as hier geen roggebrood, in 1
geen brood, alleen maar koek."
Juist passeerden zo wat kinderen, di
lusteloos bij elkander za/ten. Bij dat
was Kees en Hein. Ze zaten wel te
maar hot ging allervervelendst.
„Weet je, wat ik doe® ga?" zea El
ga er uit."
(Wordt ven