Spelletje.
Van vier kleine visschersmaats.
-aat uw plan was niet elecihte ondeugend,
aaar ook boosaardig. Daarom wilde ik jullie
iet bestraffen, omdat ik wel wist, dat dit
oh nieta zou helpen, maar liever trachten
an kwaad te verhinderen, waarvan gij later
roote spijt zowdt kunnen hebben".
„Kinderen", zei ze toen ernstig-, „ik spreek
it ondervinding, en opdat ge niet op een
aderen tijd uw plan toch zoudt uitvoeren,
sl ik u iets veTtellen uit mijne eigen jeugd,
ut u, hoop ik, zal afschrikken van derge-
Ice plagerijen. Doch eerst nog een kopje
jedk wij hebben nog wel een half uur tijd
•r Joris komt''.
..Allereerst moet ik je zeggen, dat ik het
rlties van mijn 'oog, waarmede ge zoo dik-
ijte den spot dreef, ook aan een dergelijke
ddadi-gbeid te dar leen heb, doordien men
een handvol schelpjes in het oog gewer
en heoft, maar wat ik nu ga vertellen
gevaar van schrik aanjagen, is notg veel
rgor. Ik was een meisje van dertien jaar,
ren jfc een paaT weken buiten logeerde bij
en nichtje van denzelflden leeftijd1, wier
udera om familieomstandigheden eenige da-
en van huis inroesten. Er waren nog twee
adore kinderen en een jonger broertje ook
ras er nog een klein meisje thuis, een ïn-
sdh Mud, een paar jaar jonger dan d'e jong-
te mijner neefjes.
Het was een teer, maar aardig kindje
ons aller lieveling, maar men moest
jeer voorzichtig met haar zijn, omdat ze
nogal zenuwachtig en gevoelig was: nu
>ons uitgelaten druk en dan weer org stil.
Go begrjjpt, dat er in zoo'n huisüou-
ientje van allemaal jongelui nog al eens
grapjes werden uitgehaald, Want mijn oud-
;te neven, vijftien eu veertien jaar, waren
>en paar drukke klanten, en er was. nie
mand tehuis om ons in bedwang te rionden,
Jan een bejaarde dienstbode, die heel
goedhartig, en een oude knecht, die erg
:rommerig was. Nu, die knecht had nog
i! eens wat op ons aan te merken, en de
jongens, die tamelijk het land aan hem
ïadden. besloten hem eens beet te hebben.
Van stroo hadden zij een pop gemaakt en
iie een mom voorgedaan, en een oude
itte jas aangetrokken. Tegen den avond
erd de pop naar den tuin gebracht en
jicht bij den stal neergezet, met het doel
Jen knecht, die jnist geen grbote lield en
nog ai 'bijgeloovig was, vrees aan te jagen.
Eet begon reeds vroeg te schemeren efl
ij waren naar binnen gegaan, in afwach-
ing van de pret waarop wij rekenden,
iu'was alleen de kleine Nonna onkundig
gelaten van het plan, omdat de jongens
jang waren, dat zjj het zou verklappen;
raar mijn nichtje en ik hadden toch af-
esproken het haar te vertellen, eer dat
e knecht de poort ging sluiten, opdat,
anneer hjj eens wat veel alarm mocht ma
ten, zij er niet van schrikken zou.
Waar wij echter niet op rekenden', was,
iat zij zelve wel eens het slachtoffer van
e grap zou kunnen worden.
Wij dachten, dat ons kleintje bij Dina de
leid was, bij wie ze nog al eens zat te
euvelen en die ook heel veel van haar
ield. en waren juist voornemens haar te
toepen, toen we eensklaps een erge gil
toorden. en tegelijk een plomp in het watir.
Verschrikt vlogen wij allen naar buiten.
Dina kwam uit de keuken en wat denkt
fo nu, dat er gebeurd was? Onze lieve
kleine Nonna, die altjjd veel hield van
naar de maan te zien, was in de sclteme-
ing nog eens naar d en tuin gegaan, zonder
dat wij, vervuld als wij waren met onze
grap. het hadden bemerkt; nn, op zichzelf
as daar ook geen gevaar aan verbonden.
hTu was het arme kind echter geschrikt
Fan de pop, die de jongens daar hadden
neergezet, en achteruit in den vijver ge-
oopen. Gelukkig kwam Jacob de knecht,
lie haar gillen gehoord had, 'ook aanloopeiï
m haalde het meisje uit het water. Wjj
ïokken haar dadelijk drooge kleederen aan
ra koesterden haar zooveel wij konden,
loch meer dan het waterbad, had de schrik
aar kwaad gedaan, en die is' het lieve kind
looit geheel te boven gekomen. Zj had
oor langen __t^d_ de spraak verloren, en is,
ok nadat zij die terug gekregen Imd. al-
jd eenigszins suf gebleven.
I reeselp zelfverwijt gevoelde, omdat ik
Wf allen hebben er onder geleden
kan u wel zeggen, kinderen, dat ik een
bet kind niet tijdig had gewaarschuwd óf,
wat beter ware geweest, de geheele grap
bad trachten te verhinderen.
Do kleine Nonna is gelukkig niet o'nd
geworden; zij toonde zich in haar droevig
leven altjjd zeer aan mjj gehecht, en ik
heb gedaan al wat in mijn vermogen was
om baar lot te verzachten, doch ook na
baar heengaan van de aarde, kan ik het
mij zelf nog niet vergeven, dat ik aandeel
aan die loelpe grap gehad heb; en daarom
kinderen, heb ik getracht jullie plan te ver
hinderen, omdat ik voor de gevolgen
vreesde.
Nonna was een meisje, maar Joris is
de eenige zoon van een weduwe; stelt
u eens voor, dat hij ongelukkig werd door
uw schuld, of wel, wat ook had kunnen
gebeuren, dat een andere, b.v. een der be
woonsters van het hofje, het slachtoffer
var. uw plagerij geworden was?"
De kinderen hadden in ademlooze, stilte
geluisterd. De meisjes stonden do tranen
in de oogen, en de jongens waren blijde,
dar zjj geen gelegenheid hadden gehad om
hun plan te volvoeren
Juist werd er aan de deur getikt en
Joris kwam binnen. Hij keek vreemd op,
toen hij al zijn kleine belagers daar bjjeea
zag Juffrouw Goedhof echter gaf liera
een stoel, schonk hem een kopje melk in,
en gaf hem een paar smeerbollen, en zei
toen: „Joris deze knapen' en meisjes willen
vriendschap met je sluiten, ge behoeft niet
bang te zijn, dat ze je weer leed zullen
aandoen.'
„Neen, dat zullen wij zeker niet!" rie
pen de knapen uit, „geef ons maar een
hand, Joris," en alle panden werden hem
tegelp toegestoken.
En een der meisjes zei: „Wij bedanken
u wel, juffrouw, voor uw vriendelijkheid
en voor uw vertelling; wjj moeten nu naar
huis, maar wjj zullen u heuseh geen last
meer veroorzakenen in het geheet niet
meer zoo baldadig zijn," liet een der jon
gens er op volgen, „en u ook nooit meer
schelden."
Juffrouw Goedhof knikte hen vriende
lijk toe. en zeide: „Nu. ik hoop, kinderen,
dat gij woord zult houden, en wij voor tarra
goede vrienden zullen zijn."
En. de kinderen liebben woord gehou
den. Knappn en meisjes, volgt gjj hun
voorbeeld en zp nooit baldadig!
Ga met een niet al te klein gezelschap
om de tafel zitten Neem nu een klein stuk
je karton en leg dit tusscken neus en boven
lip. Goed vasthouden, hoor! Geef nu het
3tukje karton door aan je rechterbuurman
of buurvrouw, die het eveneens tusschen
Die worden wit van schrik;
op 't zelfde oogenblik,
keerën vier golfjes vlug
tot hen op 't strand terug";
o wee, de golven,
als booze wolven,
grijpen de bange maats
die hebben nu geen praats;
met leege netjes, hoor,
gaan zij er gauw van door,
want, o, 'die golven 1
Zeer vrij naar een EngelscK versje.
HERMANNAo
i.
Maar al de vischjes vlug,
keeren naar zee terug;
o, kleine visschersmaats,
waar blijf je met je praats?
geen dikke alen,
slechts vier garnalen,
vinden ze aan het strand,
verscholen in het zand;
daar stappen ze op af,
dapper en op een draf!
arme garnalen!
Vier kleine visschersmaats
hebben geducht veel praats;
vier netjes in hun hand
nemen ze mee naar 't strand;
vol groote visschen,
dat kan niet missen,
Scheppen ze hun netje vol
al staat de zee ook bol
bang zijn ze niemendal
kijk maar, daar gaan ze al
zoeken naar visschen I