Juffrouw Éénoog.
FEUILLETON.
zijn I En wat zal Moeder in haar nopjes we
izen I Vij'f-en-twintilg gmlrlen Mevrouw van
Doorn is een engel en Elsje lang niet zoo
kwaad1, ais zij er Zaterdag wel uitzag. Maar
'w— 't is waar oolk en de plotselinge her
innering aan hetgeen er dien midlda.g verder
gebeurd was, stemde hem opnieuw treurig.
„Hoe vreeselajk zal het zijn, als mevrouw van
'Doorn alles hoort en gelooft
(Slot volgt.)
In oen kleine stad was een wij ruim plein,
Idat gewoonlijk de verzamelplaats was van al
lerlei kinderen ,die diaar ma schooltijd bijeen
kwamen om te spelen. Het plein was or dan
cdk wel voor geschikt, want er woonden niet
zoo heel voel mensdhen, dus waren zo er nog
al vrij en konden naar hartelust elkaar na
zitten of hinkelen, al naar zo verkozen. Aan den
oenen kan't van het plein was een groote loods,
waar gewoonlijk steeman lagen opgestapeld en
'ock wel planken, iets wat door de jeagd heel
prettig gevonden werd, maar niet door de
menachen, 'die er dichtbij woonden, want die
hadden er heel wat last van. Het scheon dan
ook wel, dat het jonge geslacht in het stadje
bijzonder ondeugend was, want het hield er
van om allerlei kattokwaad to doen, zooals zij
het noemden, maar dat eigenlijk de naam van
baldadigheid verdiende.
Was er pas een huis geschilderd, men kon
er zéker van zijn, 'dat er met potlood op de
'deuren werd geschreven; bij het uitgaan d'OT
6ch'ool werd er telkens muisjehei gespeeld, en
op het plein schenen dc jongens de steen en wel
als hun eigendom te beschouwen, want altoos
als d!e ldods open stond, vlogen er gedurig
étecnen in het water, en ook wel eens bij de
menschen, die in de nabijheid woonden, door
de milten, en, als de eigenaar dan huiten kwam,
waren de deugnieten verdwenen.
Wie het meeste last van de jongens en meis-
i jos hadden waren de bewoonsters van een hofje,
Ida/t ook op het plein uitkwam." Vooral een be
jaarde juffrouw, die een raam aan de straat
h'ad en dus alles goed zien kon. ergerde zich
vaak aan de ruwheid dér jongens en de wiM-
heaid van de meisjes en zij liet ook niet na
Om eens aan de glazen te tikken, of ze te ver
bieden, wanneer zij zag, dat ze met st'ecnen
wierpen of in de lantaarnpaal klommen, of
iemand die voorbijging wat nariepen, of andere
leolijke dingen deden, on ze hiel'd niet op dat
telkens weer te doen, al baatte het haar ge
woonlijk niet veel.
Do kindleren noemden haar juffrouw bedilal
of ook wel juffrouw „Éénoog", omdat bot arme
mensch waarlijk een oog miste; en zij bedachten
allerlei om haar te plagen, en het haar lastig
te maken. Nu eens trokken zij hard aan de
hél, dian vernielden zij de bloemen in het kleine
tuintje op zij van baar huisje, en aks zij vrien
delijk verzocht het te laten, Jachten zij haar
uit of trokken scheeve gezichten tegen haar.
Dreigde zij hot hun ouders te zeggen, dan hielp
hot wel eens een tijdje, doch do vijandelijk
heden begonnen opnieuw, zoodra zij zagen, dat
zij op hen lette.
Er kwam echter een tijd, dat zij baar een
weinig met rust lieten, omdat zij het nu weer
op een ander hadden gomunt.
Het was al winter en or Jag sneeuw, en na
tuurlijk bood het plein een heerlijke gelegen
heid om sneeuwballen te gooien, waarvan dan
oolc door 'de jeugd een druk gebruik werd ge
maakt.
Nu, dat is -ook wel prettig hè? en op zich
zelf geen kwaad, als men het met losse sneeuw
doelt. Doch dat gebeurde niet altijd, en zoo ge
beurde bet eens, dat een dor jongens met een
barden sneeuwbal eén groot spiegelglas van
'een winkelhuis stuk gooide. De jongens hielden
zich allen of zij er niets van wisten, maar een
andere knaap, Joris, de zoon van de opzichte-
res van het hofje, die juist thuis kwam. had
het gezien en wees den winkelier den schul
dige aan. Deze pakte nu den deugniet eens bij
de ooren, en zei dat hij de ruit betalen moest,
wat dan weikélijk ook gebeurde, maar, sinds
dezen tijd was Joris de krantenjongen, zooais
hij gewoonlijk genoemd werd, omdat hij krap
ten voor een bookverkooper rond bracht, (hot
Voorwerp van de voortdurende plagerijen der
schooljeugd. Natuurlijk bleef d!at ook niet on
opgemerkt door juffrouw Groedhof, zoo heette
de oude dome van bet hofje en al had «zij zelve
nu ook meer rust, toch deecl het haar leed
om den armen jongen.
Op zekeren dag, dat er weer veel sneeuw
gevallen was en het hard vroor, hadden do
jongens een plan opgevat om Joris eens goed
beet te bobben. Zij kenden bom als zeer vrees
achtig eu nu spraken ze af, om een sneeuwpop
te maken, met een pijp in den mond en die
tegen don avond in een donkeren hoek vlak
bij d'e poort van bet hofje te zetten, opdat Joris,
ate hij thuis kwam, cr eens duchtig van
schrikken zou.
Zij wisten heel igoed hoe laat hij gewoon
lijk van het kranten rondbrengen thuiskwam,
en zo zouidèn natuurlijk zongen in de nabij
heid' tb zijn om vau zijn angst te genieten.
Morgen, Woensdag, zou de grap plaats heb
ben, or was dan geen nli'cïdag- of avondschool,
en ze hadden dus al den tijd om de pon te
m aken.
Dc jongelieden waren zoo vervuld van hun
plan, dat zij luider spraken, dan ter begun
stiging er van wel goed was, en er volstrekt
niet aan dachten dat zij vlak bij 'het raam
van juffrouw Goedhof stonden, die achter het
gordijn zat, en er heel wat van hooTem kon
en de Test wel begreep.
De brave vrouw besloio't echter, ditmaal
eens niet te verbieden, maar het kwaad t<
verhinderen.
Do jongens en meisjes keken den volgendoi
morgen vreemd op, toen de onderwijzer va»
hunne klasse hen vertelde, dat juffrouw Good
hof, die op het hofje woonde, al de kinderi
die dagelijks op het plein speelden, die
avond bij zich op visite wenschte te zien
wilde eons nader kennis met hen maken, doe
daar zij niet allen wist te wonen, had zij
boodschap maar aam de school gezonden. Z
verwachtte het volkje dus tegen vier uur.
De kinderen wieten niiet recht wat zij
van denken moesten, maar d'e onderwijzer,
een goede kennis van de juffrouw scheen
zijn, zei lachende, dat bij niet twijfelde of
zouden veel pret hebben, want juiffro^ij
Goedhof was een heele aardige vrouw, ja,
geloofde vast, dat ze wel op smeedb'ollen
traktoeren en die bakte ze heel lekker,
ha'd ze er zolf ook wel eens gegeten,
tegen die verleiding waren de jongens
meisjes niet bestand, en ofschoon de rrof'04'
ste jongens het nu wel jammer vonden
de sneeuwpop, meenden ze toch. d'at ze
eren goed op een anderen avond konden d
de sneeuw zou nog wel wat bllijven ligcec
Nadat ze dus allen de toestemming hum raï
orders gevraagd en verkregen hadden, gier
ze togen vier uur netjes gekleed en erg
spanning, sommigen een beetje beklemd,
deren stoutmoedig, nauT de oude juffrouw
Dez© ontving hen vriendelijk, eu het
zicht van d'e groote schotel met smeerbol! n0£
die gereed! stond, en 'die lekkere wanne in
die daarbij geschonken Werd. bracht dé
gelu-i spoedig oip hun gemak, al begrene:
niet, wat '-de juffrouw bewogen bad, zoo vi
delijk voor hen te zijn, en hun zoo te tr
loeren, terwijl zij het haar toch zoo dikv
lastig gemaakt hadden. Toen echter de
gen zoo langzamerhand wat bevredigd w.v
begonnen een paar der grootste jongens
onrustig te worden zij verlangden weer c
de straat, en de stoutmoedigste vroeg,.J
frouw, hoe laat moeten wij weer naar hui
„In iéder .gevail niet voor dat Joris thuis
zei juffrouw G'cédhof lachende „hij
straks Ook Mict, en zal ook wel een ko
melk en een paar smeerbollen lusten,
bef er voor bom afe, dan in banden te V3fcjcj
van een paar ondeugende klanten, die 1 jen
schrik willen aanjagen. De knapen keken
kaar verbluft aan, zij begrepen niet re
wat zij er van denken moesten maar de
frouw ging voort„Ja, jongens, dat hadt
niet gedacht, dat ik van jullie plan af v;
maar ge weet wel dat ik u dikwijls verbo ae];
heb, zonder dat het veel baatte, en toch m< £an
de ik het. altijd goed- met jullie. Wat il;
echter gisteren hoorde, baarde mij veel i
De reis naar Luilekkerland van
Jan en Anna.
5)
Het was een gebraden dier, 'dat zagen ze
nu dhiidelijk. Daardoor kwam Anna op het
idéé zich een gebradon vogel te wenschen en
Jan een gebraden haas. Toen hoonden ze een
'dof geruisöh van rvleuigéte en (getrippel van
pootjes.
Een heele zwerm gebraden vogels vloog
langzaam om Anna heen gebraden kippen,
kalkoenen, hanen, fazanten, kwartels, patrij
zen, te veel om' te noemen.
Anna koos een patrijs en smulde er heer
lijk aan. Jan had ondertuisscken een haas ge
pakt, die voorbij zijn voeten liep en deed zich
even als zijn zusje te goed.
Daarna liepen ze weer verder.
„Zeg, jongetje", zei Jan tot een ventje, dat
zoo lang hij was on zoo lui mogelijk op dien
grond lajg. „Wordt het hieT geen avond''.
„Neen nooit'', geeuwde de knaap.
„Hoe heet je", vroeg Jam
„Kees, en jij
Jam noemde zijn naam en Idiein van zijn
Busje.
„Den je hier al lang
„Ik weet het niet, ja, ik' geloof het wel",
Bel Kees traag.
„Wat bedoel je?1' vroeg Anna verwonderd.
iJDat ik niet weet hpe lang ik hier ben"3
antwoordde Kees knorriig. „Wat igaat het' je
eigenlijk aan
„Willen we een potje knikkeren, Kees
„Dan moet ik opstaan en ik héb zooveel
keek gegeten, dat ik zoo dik ben ails een ton.
Nee ik doe het niet".
Aan den anderen kant zaten een paar jon
gens en meisjes, en Jan herhaalde zijn vraag
aan dte jongens. Ja ze wilden het wel doen,
maar Jan had er spoedig genoeg van. Ze
speelden akelig saai en deden volstrekt geen
moeite om te winnen.
Nu is spelon heel prettig, en winnen erg
plezierig, maar Jan merkte, dat 'het den jon
gens niet schelen kon of ze wonnen of ver
loren, en daardoor had hij geen' genot van
zijn winst.
„Waarom let je niet op, Hein pas op, ik
raak 'm zoo. Schiet toch wat beter, je gaaf
wel een nieter bij dén mijne langs
„Och, wat een drukte om een knikker", zei
Hein, Ginds heb je er een heel schuurtje vol.
Glazep en a'likassen met boenen. Maar ik
geef er geen zier om".
Anna was ook al' niet gelukkiger geweest.
De meisjes praten wel en haddén ook pop
pen, maar ze waren er niet lief voor. Ze be
handelden bare poppeukindertjes met dö
grootste onverschilligheid*.
„Ilk begrijp maar niet", zei Anna een poosje
lator tegen haar broer, „dat al die kindeien
hier zoo saai zijn. Meteen slaakten beiden
een kreet van verrassing, want omdat zo een
hoek waren omgegaan stonden ze eensklaps
voor iets, wryt. ze nog niet gezien hadden. Het'
was een ruim plein, omringd door lage hiuii-
al
z< iij
SI]
h' -"f
v oü
ud
te
U3
leu
gra
;te
ian
oe
-\
s_' had
Va i
die
it"
Pog
Iet
il
D£
zen, die gebouwd waren alö kramen op
Kermis, mvaar veel sierlijker. Boven elk hu
wapperden vlaggen, en ellk huisje was ro jat
propt met de alleraardigste en mooiste
6#- Trommels, fluiten, loaden soldaten,
belpaarden, zweepen, poppen, poppenw:
tjes, serviesjes, ledikantjes, kralen, Wi
sdh'ommels, bel ogenngs-spelenik weef,
wat al meer. Ze stonden met open monk
kijken, en knepen zich zelf in den anrj
wreven in hunne oogen om toch maar te
len, d'at het waar was.
„Je mag er van nemen, wat je wilt1
den ze zeggen door de kinderen, die da'a
't- speflen waren, „al neem je alles".
Anna koos een mooie pop, een wiegj*
alles wat er bij behoorde. Jan zocht een r
een groot hobbelpaard en een vlag, en zei gra:
den een pret van bélang. Hoe lang zei »xas
speelden, weet ik niet, maar eindelijk zei M Nu
„We moesten maar weer eens verder
Jam."
Jan bad er ook wel zin in en ze waak!
het plein over, wezen elkander nog alli die
mooie dingen, namen er een paar ram m* eu
kwaimenneen, dat raadt ge nooit. Zet '.rol
men dam. voor een groote weide, waarin
honderd bokkenwagens, gezadelde bitten
ezels stonden. De tuigjes waren ram het pi
tigsto leder niet goud en zilver gemoute er
een oogemblik zat Jam op een bit en Am
een bokkenwagen. Maar ze waren zóó rei
van al het nieuwe en mooie, dot
hadden, dat ze meer slaap dam plezier b
keil
T
ei
:eu
hiel
oej
iOO
'er
'in:
o
lei
aa;
•in*
dat
ran
,aeei
loo{
(Wordt vervolg
?n
loei
'aai
looi
OOI
)ok
ijd
l
•ee