De Otter. Wat kost een Vogelnest Afgetroefd. !t Praatje van Klompenkleuter klein Met Klepelklokje rein. ANEKDOTES. vervaardigde gebouwen, waaraan zij eerst zooveel moeite n add en besteed, de schil ders bedierven hun kleurprcnten, de kook sters aten zelf alles op en vergaten hun poppen. De jongens vergaten hun paarden op stal te brengen en lieten de soldaten precies doen wat dezen zelf verkozen. In één woordalles liep in het honderd. Eindelijk riepen de onderdanen: ,De ko ning as dood! Wij zullen zijn schatten maar verdeelen, wat hij komt teoli niet meer terug En allen namen, wat zij grijpen konden. De jongens eigenden zich heele regimen ten tinnen soldaten toe, de nieuwste hob belpaarden en de mooiste sabels en ge weren; de meisjes do grootste poppen; keukentjes, winkeltjes en allerlei poppen- meubels en kleertjes; de allerkleinsten grepen trompetjes, ballen en verschillende wollen dieren. Natuurlijk ging het hierbij niet rustig toe. Zij schreeuwden allen door elkaar, duwden elkander weg en vochten om het mooiste speelgoed. Terwijl zij zoo ruw huishielden, stond er een klein meisje bij hen .Zij drukte haar schortje voor de oogen en schreide. ,Ach," snikte zij,de lieve koning is dood en komt nooit, nooit terug!'' En terwijl zij zoo bedroefd stond te schreien, was al het moois verdwenen en was er niets anders overgebleven dan één pop. maar wat zag die er uitDe rechter arm en het linkerbeen waren gebroken en het mooie, blonde haar was heelemaal in de war. Al het rood uit haar gezichtje was verdwenen en daarom had geen der meis jes haar willen hebben. Het bedroefde meisje droogde haar tra- nen af, nam de arme pop op, liefkoosde haar en wiegde haar in haar armen. Zij had medelijden met de arme pop en <zou gelukkig zijn geweest, als de goede koning maar teruggekeerd was. Maar die was im mers dood Doch opeens Hoorde het meisje paar dengetrappel en toen zij opkeek, zag zij niemand anders dan den koning, die mec wagenvrachten nieuw speelgoed kwam te ruggekeerd. Groot was echter zijn ontstel tenis toen hij zag, hoe zijn onderdanen tij dens zijn afwezigheid hadden huisgehou den. Met een emstigen blik zag hij. hoe alles verwaarloosd was en hoe zijn trouw ste onderdaan slechts een gebrekkige pop had gekregen. „Halt!" riep hij met zóó'n forsche stem, dat zij doordrong tot in alle paleizen en hutten. ,,ïk ben niet dood ik heb jullie maar eens op de proef willen stellen en dat is al heel slecht afgeloopenGeef alles terug! De tinnen soldaten moeten weer in hun kazernes, de hobbelpaarden op stal, de poppen in mijn paleizen. Maar jij, lief meisje, jij bent mij trouw gebleven en daarom mag je uit al mijn schatten kie zen, wat je het mooiste vindt. Niets is mooi of kostbaar genoeg voor je Eén oogenblik stond het kleine meisje den koning met verbaasde oogen aan te kijken. Zij kreeg een kleur van blijdschap en liet haai' blik van het een naar heb ander dwalen. Maar toen greep .zij weer met beide handen de ongelukkige pop en drukte die liefdevol tegen zich aan. cjD&fc is een goede keuze," zei de koning. .,je toont ermee welk een lief hartje je hebt en ik zal jo tot de gelukkigste van al mijn onderdanen maken." En de koning hield woord, want ik ken dat meisje en haar pop, maar ik ken ook den koning zelf en ik weet, dab hij nog leeft, want li ij is het, die altijd weer voor mooi. nieuw speelgoed zorgt, als het oude leelijk en kapot is. Hij is de vriend van alle kinderen. Overal in Nederland, waar water is, komt de otter voor. Algemeen is dit zeer scha delijke dier bekend en maakt men er jacht op. Het is echter moeilijk hem te verschal ken. Langen tijd achtereen kan hij onder water blijven, zelfs onder het ijs, zonder 'dat het hem te koud of te benauwd wordt. Tussehen zijn haren bevindt zich veel luent; daardoor is hij lichter en zwemt gemakke lijker. In de huid zijn vele talkklieren, die een olie-achtige stof afscheiden, waardoor de haren glad worden en de otter gemak kelijk door het water glijdt. Tijdens het zwemmen zijn neusgaten en ooren geslo ten, waardoor deze hem in zijn beweging niet kunnen hindoren. Zijn kleine kop en korte hals maken het mogelijk zijn lichaam in slangachtige kronkelingen te buigen, waardoor hij bij het zwemmen zich zeer vlug kan verplaatsen. Door zijn breeden staart wendt hij zich vlug om en rekbare zwemvliezen tussehen de teenen voltooien het geheel, waardoor de otter heel moei lijk te vangen is. Hoe ouder hij is, des te geler is zijn pels. Hij woont aan den oever van het water, graaft in den bodem lange, scheefloopende en hellende gangen, die uit het water opstijgen en ergens onder de wor tels van een boom uitkomen. Vooral des avonds, als de maan schijnt, gaat hij op roof uit. Per dag gebruikt de otter wel twee en een half tot drie K.G. visch. Is zijn terrein afgevischt, dan ver huist hij. Wel twee uur ver zwemt hij daar toe tegen den stroom op en legt dien af stand over land af. Zijn nest wordt in het hol gemaakt van gras en rietpluimen en heeft een soort schoorsteen voor de lucht- verversching. In de lente krijgen de wijf jes 3 (soni9 2) blinde jongen, die eerst door de moeder gevoed, later met visch, kikvor- schen, rotten, padden, rivierkreeften en zelfs zwemvogels grootgebracht worden. De otters zijn heel schuw, hebben een scher pen reuk en trachten gewoonlijk te vluch ten, wanneer zij worden aangevallen. In het nauw gedreven verspreiden zij een zeer walgelijken reuk. Ook verweren zij zich dapper en bijten flink van zich af. De schade, welke otters aan de visscherij toebrengen, wordt dik wijls aanzienlijk grooter, wanneer er veel visch is. Hij neemt dan van den dood ge beten visch maar een. stuk, bijv*, den rug, en laat de rest liggen om een nieuwe prooi te bemachtigen. Behalve de schade, welke de otter veroorzaakt door 't verscheuren van fuiken, kan men gerust aannemen, dab hij per jaar Tuim 1000 K.G. visch noodig heeft, wat een groote waarde vertegen woordigt. Wel, diat kast niemen-cHail, zul je zeggen. Dat heb je echter mis, wamt «een vogel nest kost minstens 500 gulden, er zijn er die het dfuhbele kosten. Jullie gelooft bet misschien niet? Ik zal het bewijzen. Helaas, 't gebeurt nog wel eens, dat een jongen een nestje uithaalt. Nog niet lang geleden hoorde ik van een jongen, die een nestje, waarin 5 jongen zaten, uithaalde. De 5 jonge vogels konden natuurlijk niet in leven gehouden worden en kwijnden weg. Bedenk nu eens, wat die 5 snaveltjes als zij in leven waren niet hadden kun nen oppeuzelen Stel het heel gering, n.l. op 50 rupsen per dagdat is voor de 5 al 250 van die vernielers, die zioh 's zomers te goed doen aam vtruohtboomen. Die vogels hadden stellig nog 30 dagen in het nest moeten blijven en eiken dag liun 250 rupsen, ge bruiken, dit maakt 7500, niet waar? Ver der Ieder© rupp eet, als ze begint, zoo veel als ze zelf weegt aan bladeren en bloesems. Als zij dit smullen gemiddeld 15 dagen volhouden en eiken dag slechts één enkele vrucht aantasten, bederven al die rupsen samen niet minder dan 112.500 vruchten, en weer alleen, omdat die jongen dat vo gelnest uithaalde. Zoo'n vogelnest met jongen is dus min stens 112.500 appels of peren waard, die twee voor een cent gerekend, en dat is eigenlijk veel te krap genomen, dus mee-r dfan f 500 kunnen opbrengen. Wanneer ik dus zeg, dat een vogelnest f 500 waard is, overdirijf ik na-et. Zorgt er dus voor, jongens, de vogelnestjes mat rust te laten. We hebben er zelfs nog mét geen enkel woord over gesproken, hoe hardvochtig en wreed het jegens de ouden is, om die arme kinderen zoo weg te halen. Een schrijver krijgt wiel eens een zaohten wenk van zijri vrienden om hun een pre- sewt-sxerap'laar van zijn werk te zenden. De Duitsohe schrijver, Kar-1 Gutzkow, kreeg zelfs eens -een ongefnankeerden brael van een dame om hem een werk, dat hij pas geschreven had, ter leen te vragen, onder voorwendsel, dat zij het dn de stad, waar zij woonde, nergens had kunnen krijgen. Het antwoord luidde „Mevrouw! In de stad, waar u woont, schijnt gebrek te zijn aan vele dingen, die men overal elders gemakkelijk krijgen kan, niet alleen mijn werk os bij geen enkelen boekhandelaar te krijgen, maar •er schijnen ook geen postzegels te zijn, om op een brief te plakken. Ik ben nu wed is waar in het bezit van mijn eigen boek, en ook van postzegels om er een postpakket mee te franke eren, maar tot mijn spijt is nu hier geen touw te krijgen om heb pakje dicht te maken. Als u mij nu een eindje touw wilt zendfen, zal ik aan uw verzoek kunnen voldoen". Of Gu/tzkow nog iets verder van die dame heeft gehoord', is mij onbekend. Verhaaltje op rijm door Clara Witte. Kleuter klept op klompjes klein, Moet op tijd ter schole zijn, Klompklotst door de Torenstraat, Waar de klok juist spelen gaat. Boven uit Al-klare lucht Komt het klinkend klankgerucht, Kleuter-klein zijn pas vertraagt, Klepelklok wat vriendlijks vraagt. „Klokjes, klokjes, klingel maar, Klepeltje, wat doe je daar Laat jij ons je liedje hooren Uit den ouden Niklaastoren Klepel kling-klang, klepper jij Met je vriendjes rij aan rij Altijd ons je liedjes toe, Kleep'len jelui nooit eens moe „Kling-klang", antwroordt klepel gauw, „Klingklangkling, wij klepp'ren trouw, Kleep-len zelfs in nachten stil Voor wie naar ons luist'ren wil. Kleep'len dag aan dag maar door, Zijn daar klokkenklepels voor, Dan met tweeën, dan met vieren, Om de kleuters te pleizieren!" „Klepel, klap jij 't klokje klein? Doe jij 't klokje dan geen pijn Klepel j' er zoo hard op neer Doet dat 't klokje dan geen zeer Kleuter-klein, waar denk jij aan, 'k Zou maar gauw naar school toe gaan, Deed mijn kleep'len klokje pijn, Klingklang zou niet helder zijn". „Klepel' denk j' er wel eens om, Jij toch wel eens vallen kon Van dien grooten, hoogen toren. Was je toch voorgoed verloren „Kleuter, wil jij wel eens zwijgen, kZou al haast een duiz'ling krijgen, Klepel, die zijn plicht verstaat, Valt nooit buiten neer op straatI" „Klepeltje, ik groet je hoor, Klepel jij maar trouw zoo door, 'k Moet naar school, vóór 't tweeën slaat 1 't Slddt al!! O Ik ben te laat!!!" I Ingezonden dóór Bennie Spaargaren. Verkeerd begrepen. Agent der hramdassuramtie tot een boer: „Hoe Hoog walt ge uw Ihuie l'ataa -verzekeren?" Boer: „Nu tot de schoorsteen maar, aou fik zoo zoggen."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1922 | | pagina 14