V'
OOR Dl
zJEUGI
D
j M?iM jiitlii iIiiltói jia>iiSiisii jiiïói j ii w«w
EIDSCH
DAGBLAD
llo. 16.
Donderdag 20 April.
Anno 1922.
._im>
V 1
De Man van het Gezin.
BBMMM
Cj'rJjD
|.\'aar het Engekch van J. CHAP PELL.
Vrijj bewerkt door 0. H.
HOOFDSTUK VI.
Onderverdenking.
„Waar zou Toon toch blijven, Moeder Ik
Shi maar, dat hij thuis kwam 1"
Zeker wel voor de twintigste maal keerde
ice Tyrrel dien middag van thet raam terug
een vergeefsehen blik op het hek en de
>rdeur geworpen te hebben. Nengens was
jlbter een spoor van Tom te bekennen.
[Mevrouw Tyrrel wachtte met de thee. Zij
[Atecrde op eigen gebakken koekjes, waar-
ia Tom bijzonder veel hield en Alice had
rissche bloemen uit hrun tuintje geplukt en
in een va/asje op tafel gezet.
|„We kunnen niet langer op hem wachten",
mevrouw Tyrrel eindelijk „het wordt
«r de kleintjes te laat''.
.Maar dan wacht ik op hem", antwoordde
Bice, „Ik begrijp niet, waarom hij nog niet
lis is'\
Het sloeg echter hailr zes, zes uur, half
'.-en, ja 2elfe zeven uur en nog altijd was or
een To-m te bekennen. Mevrouw Tyrrol, die
haar krachten inspande om haar eigen on-
irustheid te verbergen, wist het meisje over
(halen eindelijk toch maar thee te drinken,
lice vond het al heel onwaarschijnlijk, dat
ut broertje met een vriend was meegegaan,
oals zij onder gewone omstandigheden ver-
idersteld zou hebben, omdat zij 'begreep, dat
even verlangend zou zijn van zijn succes
vertellen, als zij nieuwsgierig waren het
hooren.
A's jij bij de kleintjes wilt thuisblijven",
mevrouw Tyrrel eindelijk, toen de sterren
aan den hemel stonden, ,.zal ik naar de
ld gaan om hem te zoeken. Misschien is hij
den één of anideren kennis".
Hit laatste zei zij eigenlijk meer om haar
idsle dochtertje gerust te stollen, want
Ive hechtte zij weinig waarde aan haar
'oorden.
Zij ging naar boven olm' haar hoed ot> te
stten en haar mantel aan te trekken, ma-iif
uwelijks was zij op haar kamer, of Suusje,
ie bij het raam stoud, riep vol vreugde uit
„Daar is Tom Moeder, daar Is Tom
De angstige moeder snelde naar beneden,
laar Alice had de voordeur reeds open ge-
aan. Stoffig,, ponder pet, met gescheurde
leeren, bekrabd gezicht en bebloede handen
ond Tom daar e<?n toonbeeld van «.Mende.
Fat een verschil met den vroolijken, keurig
uitzienden Tom, die in het begin van den
idd-aig zoo fier de déur was uitgestapt, ver
lagend cum zijn waar te verkoopen Ver
foeid strompelde de jongen naar binnen, op
hielen gevolgd door een klein hondje. Hij
op regelrecht in de armen van zijn moeder
met het hoofd togen haar aan, barstte hij
tranon uit. De drie meisjes keken zwijgend
verschrikt naar hem.
Tb® vertelde alles, wat hem overkomen
en zijn verhaal verwekte grootc ontstel-
nis. Toen hij eindelijk alles nauwkeurig ver-
ld had', begon Alice iets te zeggen, maar
st was iets, waamver zij zich bijna onimid-
schaamde en zij was heel blij, dat de
Hderen het niet gehoord hadden, n.l. hoe zij
in het begin af gezegd had, dat het dwaze
au schande over de faimilie zou brengen.
Zijn moeder voegde hem echter geen enkel
verwijtend woord toe.
„Ik geloof, dat ik den geheelen nacht in
het bbsch gedwaald zou hebben, als dit aar
dige, 'kleine hondje mij niet den weg gewezen
had", ging Tom voort, toen hij, gesterkt door
een paaT lekkere boterhammen en een groo-
ten kop thee, kalmer spreken kon. „Ik had
hem een heel eind gedragen, toen hij plotse
ling wilde loopen. Zoodira ik hem neergezet
had, begon hij te snuffelen en te blaffen,
alsof hij me vragen wilde hem te volgen. Ik
denk, dat hij rook, dlat iemand dien hij kende,
daar niet lang geleden voorbijgekomen was,
want kort nadut ik hem vrij liet loopen en
hem volgde, vonden we een pad, dut uitkwam
bij de witte boerderij weet u wel, moeder
en zoo kwamen wij thuis*'.
„Wat een lief "hondje", zei Suusje. „Mogen
we hem houden, Moeder Zie eens hoe hij aan
Toms voeten ligtHij wil zeker graag, dat
Tom zijn baasje wordt, 'denkt u ook nief,
Moeder
„Ik heb al genoeg narigheid gehad door 't
vinden van een beurs, die niet van mij was",
mompelde Tom, „om iets anders, wat mijn
eigendom niet is, te houden. Maar ik kan het
to oh niet over mijn hart verkrijgen liet arme
dlier weg te ja/gen".
„Laten wc hem tot Maandag houden", stel
de mevrOuiw Tyrrel voor. „lik denk wel, dat
we daar het zoo'n mooi, kostbaar hondje
is een advertentie in de krant zullen lezen,
waarin medegedeeld wordt, dat een dergelijk
hondje wegge loopen is. Maar Suusje, geef jij
hem nu eerst eens een schoteltje met i n melk
geweekt brood. En nu, beste jongen*', ging
zij voort, terwijl zij liefdevol met haar hand
over Toms krulleibcd streek, „zo-u het het. ver
standigst zijn, als je maar naar bed ging. na
al je wederwaardigheden. Je zult wel erg moe
zijn. Wat ben ik dankbaar, dat ik je weer
veilig thuis heb
Het duurde dan ook niet lang, of Tom lag
onder do wol. Beha gelijk strekte hij zijn ver
moeide ledematen uit en binnen een paar mi
nuten had hij in een vasten slaap al zijn ©1-
lende vergeten.
De volgende dag was het Zondag. Tom
voelde eenst heel weinig- lust om naar de
kerk te gaan en daar door alle aanwezigen
gezien te worden. Maar toen hij merkte, dat
zijn moeder het graag had, deed hij het. En
hoewel hij in het begin wat onrustig was, bij
eiken voetstap opschrikte en steeds dien af-
schuwolijken kreet „Houdt den dief meen
de te hooren, gebeurde er niets bijzonders en
werd hij blijkbaar niet herkend, want de stad
was heel groot. Zijn angst verdween dan ook
la ngzaimevh a n!d'.
Er wachtte hem echter nog een hoogst on
aangename gewaarwording. Toen hij den vol
genden morgen op school kwaim, viel het hem
op, dat verscheidene jongens hem heel koel
en terughoudend behandelden, hem wantrou
wende blikken toewierpen en onder elkaar
fluisterden. In het „vrijkwartier" lieten zij
hem aan zijn lot over. Hij begreep natuurlijk
onmiddellijk, dat sommigen hunner op de
hoogte waren van hetgeen er dien Zaterdag
middag gebeurd was. Misschien waren er on
der hen wel, die meegedaan hadden aan den
wilden wedloop. Tom rilde bij de gedachte
hieraan. En natuurlijk hadden zij het rond
verteld Met. hittere verontwaardiging in zijn
hart en brandende tranen in zijn oogen zoebt
hij een eenzaimen hoek van het speelterrein
op, daarbij boos schoppend togen edik steentje,
■dat op zijn pad lag.
„Zeg eens, Tom riep plotseling een stem
achter hem en het was zijn beste vriend,
die hem op dit oogenblik aansprak „Wat
is er toch gebeurd
„Wat er gebeurd is?" herhaalde Tom nonsoh.
„Ja, wat vertellen de jongens toch Pim
Ivans beweert, dat hij je Zaterdagmiddag
door dö stad- heeft zien hollen, op de hielen
gevolgd door een agent. En een andere jon
gen, die zijn broer kent, zegt, dat je iets van
een dienstbode hebt weggenomen een
beurs of zoo iets''.
„Zoo zei Tom en zijn stem klonk min of
meer uitdagend.
„Maar het is toch zeker niet waar, wel
„Denk jij, dlat ik een dief ben vroeg Tom
nu, nauwelijks wetend, wat hij eigenlijk zei.
„Nee, ik niet", antwoordde de ander. „Ik
kan het niet geloovenalleen zij Pim zóó
beslist, dol jij bet geweest was, dat ik zelf
niet wist, wat ik er van dénken moest. Daar
om heb ik gezegd, dat ik het je onomwonden
zou vragen. Ik dacht, dlat het zeker een jon
gen geweest zou zijn, die veel op je leek, maar
Pim heeft 't den directeur vertelt, zegt hij. Hij
vindlt, dat die het weten moet, want dlat de
eer van dte school er mee gemoeid is. Zeg nu
eens, Tom, wat moet ik gelooven V'
„Geloof wat je wiltantwoordde Tom,
terwijl hij een kleur kreeg van boosheid en
ver o nt wa a rdig i n g.
„Ik wil niet graag kwaad' van je denken'',
hield zijn vriend nog aan.
„Denk wat je wilt het baD me niet sche
len klonk het opnieuw. Als je denkt, dlat
ik een dief ben, moet je het geflooven. Dat ie
alles wat ik je te zeggen heb".
„O Tom", zei zijn moeder, toen hij haaf Ui
schooltijd "het voorgevallene vertelde en zijn
nood klaagde. „Wat spijt het me, dlat je dat*
gezegd hebtJe neemt nu zelf den schijn aan
alsof je werkelijk datgene bent, waarvoor nè
je houden".
„Dat kan me niet schelen", mompelde Tom.
„Als ze me niet genoeg kennen om me te go-
1 oio ven, moeten ze het zelf weten.
„Maar mij wel. Je hadt tooh evengoed) kun
nen uitleggen, hoe de geheele zaak zich toe
gedragen heeft. Do jongens kennen je nog
niet 'lang, moet je bedenken en je kunt duB
nauwelijks van ben verwachten, d'at zij, nu
■dé schiin tegen je is, in je onschuld zullen
gelooven. Als je de eenvoudige wafLTheid ver
teld hadt. zou het veel beter geweest* zijn''.
„Dat kan ik altijd nog doen, als do direc
teur er na air vraagt en dat zal hij zeVor', ant
woordde de jongen, er op wanhopigen foon
aan toevoegend „Maar ik denk niet, dat' hij
me gelooven zal. Niemand doet het. Ik zal
vsn school gestuurd en naar een verbeterhuis
gebracht woeden. O Moeder, MoedorWat
ben ik toch ongelukki"
„Stil, stil, jongen riep mevrouw Tyrrel
uit. „Zoo moet je niet praten. Het is een heel
ernstige zaak, dat geef ik toe, maar ik kan
niet gelooven, dat God zal toestaan, dat je
straf ondergaat voor iets, dat je nief gedaan
hebt."
Mevrouw Tyrrel trachtte zichzelf en Tom
moed in te spreken, maar zij zag de zaak
somber in en vreesde, dat Tom door zijn on
handige manier van optreden den schijn tegen
zich nog versterkt had. Doch wat kon zij
doen om de waarheid aan het licht te brea-»
gen?. (Wordt vervolgd).