VOOR DEJEUGD lÊIDSCH DAGBLAD 7. Donderdag !6 Februari. Anno 1922. n veilige Haven. het Engelsoh van M. HURRELL. Vrij bewerkt door C. H HOOFDSTUK VII. Vergeven. |e word in het zonnigste hoekje van in van Zonnehcuvel begraven. Thomas, tman, dolf onder leiding van mevrouw zijn grafje. e Dora was al even bed roof d ale de en over het tit-urig. ongeluk, dat had gehad en deed haar best Elsje zoo goed jk te troosten. Maar niets wat zij zei baten. Het deed haar werkelijk v^r- dat Elsje zich zoo weinig vergevens- txxrade, te 'meer, daar zij wist, hoe op- 'iira zijn dwaze en ondoordachte handel- •etreuirde en dit Elsje telkens weer on verzekerde. den ajvond van den dag, welke volgde Bt droevig ongeluk, nam Tante Dora vóór deze naar bed ging,.een oogenblik met de bedoeling haar zachter te stern- je Twf", zei zij vriendelijk, „zóó moet voortgaan, kind". «doelt", antwoordde het meisje, terwijl eek met oogen, die vol tranen stonden. Pi-m moet vergeven r bedroefde en moeilijk ingehouden ii spraken regelrecht tot Tante Dora's lieveling, dat bedoel ilk. Je mag todh 10 weinig vergevensgezind ziin 1" r. Elsjes hartje scheen niet te verrnur- I'k ik kan het nietzei zij. „Dan k het maar opgeven mijn best te doen lief meisje te worden. 0 Flfipje, mün lieve Flipje 1" deze laatste woorden snikte het kind otseling uit. woorden niets 9ohenen uit te richten, 'ante Dora na een tijdje heen, nadat zij hedennacht had gezegd. avond zei zij haar gebedje niet op. era zij bidden „En veraeef ons onze en, gelijk ook wij vergeven onzen sohul- n!', terwijl zij zulke leelijke gevoelens Pim koesterde rot, die haar kamer deelde, sliep wei maar Elsje kon deD slaan niet vatten, ïg woelde zij heen en weer, want al het zichzelve niet bekennen, diep in arjte voelde zij toch wel, dat zij niet ndelde door Pim niet te willen ver brandden in haar oogen, als zij aap eveling en zijn treurig einde d'aoht. voelde zij zich eenzaam zonder Flipje kan het piet uithouden zonder snikte zij. de kookoekklok in de gang beneden uur, ma-ar nog altijd had de slaap iet over het ongelukkige Elsje ont- lotseling toegevend aan ren invallen- ohte, liet zij zich uit haar bedjo glij- liep zij de trap af naar TaDte Dora's Mevrouw Elling was juist op het ar bed te gaan en Elsje's kloppen, t ookj joeg haar één oogenblik schrik n zij echter bedacht-, dat het zeker de Kwartel zou zijn, riep zij „Bin- ij het zicD van het kleine, witte fi- wae rij natuurlijk heel verbaasd. „Elsje, kind Wat scheelt er aan?" vroeg zij. „Ik ik kan niet slapen"-, snikte het kind, „ik ik ben zoo oncelukkig." „Om je lieveling „Ja, maar ook n nog om w wat an ders". Tante Dora had haar tegen zich aan ge trokken en nu ging Elsje op fluisterenden toon voort „Ik weet wel, dat het niet goed van me was, dat ik Pim niet vergeven wou. Tk ik ben nou niet meer boos op hem, maar wel erg bedroefu". „Natuurlijk, liove kind, maar toch ben ik blij. dat je het -Pim nu vergeven wilt". „Ja", knikte Elsie en zij ging voort: „Ik bon het Onze Vader niet bidden, w-want „Ik begrijp hef wel", zoi Tante Dora en er kwam een waas voor baar oogen. „Zullen wij 't nu samen probeeren En Elsje knielde in haar nachtjaponnetje vóór. Tante Dora's stool.- Toen zij gekomen was. aan ..En vergeef ons onze schulden ce- !iik ook wii vergeven onzen schuldenaren", slikte zij nog even, maar zij was toch veel kalmer geworden. Zonder een woord verder te spreken bracht Tante Dora ha3r nu naar bed, dekte haar liofdovo-1 toe o.n buste haar hartelijk. Zoo werd Pim vergeven. En toen Elsie spoedig daarna in sliep, was er «een wrolc meer in haar hartje. Den volgenden morgen na het ontbijt liet mevrouw Elling Pim bü zieb komen. De joncen. dien het voorgevallene tot na denken had gestemd, kwam met een ernstige uitdrukking on ziin ieugdig gezicht binnen. ..Pkn". zei Tante D^ra, recht op haar doel afgaande, „Elsje heeft mij gezegd, d'st zij je het treurige ongeluk vergeven wil". „Werkelijk vergeven weet u dat wel heel zeker. Tante Dora Er klonk een span ning in Pim'p toon, terwijl hij dit vroeg. „Ja, werkelijk vergeven", luidde het ant woord. „Daar ben ik blij om!1' Pim wendde zijn gezicht af om een verraderlijk glinsteren in ziin oogen te verbergen. „Tk hield ook heel veel van het kleine hoodie en niemand weet, hoe VToeseli.ik het mii s*>ijt". „Ja, dat begriipt Elsje en het kind wil je aict langer eefi kwaad hart toedragen". „Elsie is een kraan was Pirn's volgende opmerking. Hij was meer onder den indruk van het gesprek dan hij toonen wilde. „Ik heb haar dikwijls genlaagd. manr voortaan zal ik altijd haar paTtij opnemen", zei hij. „Flink zoo, Pim zei Tante Dora goedkeu rend. „Ik geloof dat ik behalve Elsje nog een kraan ken". „U bedoelt mij toch niet „Ja zeker". „Maar dat hebt u toch heekmaal mis, TaDte Dora", luidde het openhartig antwoord. „Dat ben ik heelema-al' niet". En hij maakte zich haastig uit de voeten. Mevrouw Elling keek hom glimlachend na. HOOFDSTUK VIII. De wedstrijd, „Vervelend gezeur om een verhaal te moe- ten schrijven in de vacaotie l Ik stem er vóór, om het heele „Nieuwe Maandblad" maar op te heffen", zei Pim op een morgen na het ontbijt. „O Pim, dat meen je toch niet Florrie's stem klonk werkelijk verwijtend. „Je weet toch, dat wij daardoor een massa arme stads kinderen verleden jaar een dag naar buiten hebben laten gaan „Dat hebben wij niet alleen gedaan", ant woordde Pim. „Als Oom Karei er niet een flinke som bij gegeven had, zouden wij lang niet genoog geld gehad hebben". „Maar wij hielden toch ook I" „Ja, dat weet ik wel en aan hot „Nieuwe Maandblad" zelf heb ik ook eigenlijk niet het land, maar wol om zoo'n idioot verhaal te moeten schrijven. En ik doe het ook niet ik heb geen sikkepit talent". „Denk eens aan de prijzen, Pim met deze woorden mengde Margot zich nu in het ge sprok. „Ja, maar er doen er zoo veel mee aan don wedstrijd, dat wij toc-h geen kans zullen heb ben''. „0, daar weet je nog niets van", meende Marg*>t, „ik ben ten minste van plan ernstig- mee te dingen". „Phoe Elsje wint het -vast met een ge dicht. Ik heb een paar dagen geleden een versje van haar gelezen, dat heel aardig was" Elsje kreeg eeD kleur, maar zij werd tock niet boos. Gedurende de week, welke er vor- loopen was, nadat zij Pim vengeven had, wa ren de twee de boste vrienden geworden. En Florrie was dol op Elsje. Alleen Margot hield zich nog op een afstand, maar diep in haar hart was zij eigenlijk jaloersch, dat Elsje de genegenheid der anderen gewonnen had. Dc scheripe. kanten van Elsje's verdriet waren nu wat afgeslepen en behalve dat er. zoo nu en dam nog een schaduw over haar gezichtje gleed, was zij eren vrooliik als de, anderen. „Je mag mijn verzen niet lezen", zei zij lachend. „En het verhaal, dat ik geschreven hob, mag je ook niet lezen. Pk vertel je niet eens, hoe het heet". ,,0, dat kan me niet schelen", antwoord de Pim. „Tante Dora zal d© bekroonde opstellen voorlezen en als het dus de moei te waard is. boor ik bet toch". „Wat schrijf jij, Pim V' vroeg klein© Florrie. ,,Je moet natuurlijk iets schrij ven. al is het maar een kort versje". ,,0. ik schrijf karakterstudies", ant woordde Pim, aan een plotselinge ingeving gehoor gevend. „Wat zijn dat V' „Wel, bijvoorbeeld: Ik ken een heel klein meisje: Flor, Maar z' is niet veel meer dan een lor, Daarbij een beetje lui en dom, Een heel verschil met mij dus: Tom Hier hield hij even op en Elsje ging ge vat voort: „Die vijand is van elke som. „Bravo, Els!" riep Pim uit, die nu juist geen bolleboos in rekenen was. „Maar', zei Florrie, min of meer beleen digd, „ik ben toch niet lui en dom en ji| heet geen Tom". „Dat komt er heelemaal niet op aaa. Dat is eeb dichterlijke vrijheid, maar daas heb jij natuurlijk nog nooit van gehoord* Luister eens: ik heb nog een karakfeee» utudiieji

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1922 | | pagina 9