Om te kleuren. Baas boven baas. Snoepstertje. Een kunststukje. ANEKDOTES lQdl als een haas. Hy achtervolgde een die kroop wat hfi km. maar de dui- ^Troot haalde hem in, vi3l hem a:n en te hem dood. 'Da ove.wimair hai wel duizend pooten, maar hij had ex toch en dertig, ïat is knap werk", dacht de kr i sp'n. duizendpoot kan z"n prooi vlrg van en hg h3eft healemaal ge an weo noo- oovenaar! neo ze, „ik zau zoo g aag duizendpoot z"n." a je gang!" zai de toovenaar, en Haar de nieuwe du'zmdpoot al, loerende op wormen, die zich boven den grond en wagen. Twe3 en der'-i? poo'en ston- bero ten dienste! H'i zag geen enkel ipje, en daarom kroop h'j onder een Daar verschuren zich de wormen dikwnls. at z~g hrj daar? ar lag een klein geehchtig bollede, sich ontrolde toen de duizendpoot het met de spri:tm aanraa'rte. He1, diertje veel dunner, maar 't wap wol 2-maaI ang als de duizendpoot. En een poo- dat hij hadDe duizoncüpoot. die t. dat niemand meer pooten had dan zag wel, dat die vreemdeling het ver ^hem won. ie ben je?" vroeg hy.: en m'Tioenpoot. 'nevoel pootcm heb je?" wee oa zeventig." er dieren, die nog meer pooïen ■n?" ieen." zei de m'Tioenpoot. „Ik heb de te van allemaal." n wil ik er ook zooveel hebben." zei uriendpoot. En hij aan 't roepon: 'ooven*">r! Ik zou zoo graag een mil- noot zijn.'* ?op<* h°t!" zei de toovenaar en (fo wbnkkcn mi'lioenpoot cVeed. zooals de re millioenpooten. Hij zocht een vo^h- plokio op, onder een steen en rolde in. Als het donkeT werd, zou hij zich Pen on dan vni hij voefic^l an 7.0e- 't Wns overda»? *o gevaarlijk in den want dan u*emelde van vogels eto oer^n op alle mogelijke inspcten. mTMoenneof had nu den tf:d. en hij ^-ht. wat hü zoo al geweest >vas. m poot een molonstefn. in poot een ronde ne nooten een ooievaar, ie pooten een drie^taL er pooten een paarde pooten een mug. ht pooten een spin. *e© ep dertig pooten een duizend- ee en zeventig pooten een mi'lioen- 1 ie|achtig! Prachtig! Van nul pooten tot z<| en zeventig pooten Met een beetje kon je het toch ver brengen in de ld. Maar wat kreeg hij een kramp rloot nummer veertienen ook in poot mer acht en zesfïg! En in nummer ei i-cn-dertigEn in acht en twintig üegreep al wat het was. Was rheum°tiek, opgelóopen in dat- verblijf onder dien steen, iar dbn moest hij er onder vandaan Is dat was veel te gevaarlijk. De w! Daar bronnen weer een paar en te steken. Hii wi«t pW- meer we'kc, s d-> tel Invijt. Zou hü zoo'n niin krij- in f»Te twee on zévopxicr pooten? Dat niet om te dragen! Die rheumatiek! rhopma^iek 5^0 h^prliik waren dan ziin molensteen- li Toen had hij nooit pijn. AuwAuw! tovenaar ri-r bon ik zoudt u mij alsjeblieft weor in een "st^en wiPen veranderen? Ik boloof t ik u nooi* weer wat vragen zal." ok al goed'zei de toovenaar en de loenppot werd weer een mob^steen, **»n den kant van den weg in het ïng. wandelaars gingen dikwijls op den wat uitrusten, 't was daar zoo'n mooi En als soms iemand bij het heengaan zei: „Dag molensteenTot wedertienst be reid!0, dan zweeg de molensteen en hij dacht: ,.ik vraag niets, want ik weet bij ondervinfing, dat alle verandering nog geen verbetering is." Drie kunstsohiTders zaten samen te praten. „Vrienden", zei één hunner, „pistoren schil derde ik oen plaokje zóó duidelijk als marmer, dat het ding, toen ik het in het water wierp, onmiddellijk zonk". „Ooh", zei de tweede kunstenaar, „dat i9 niefc9 bijzonders Dan heb ik nog heel wat anders ondervonden Verleden week hing ik mijn thermometer op, vlak hoven mijn stuk „Gezicht op do Noordelijke IJszee" je weet wel, en onmiddellijk daalde het kwik tot twintig graden Fahrenheit onder nul'', „Ik kan dat allemaal zoo bijzonder niet vinden", zoo begon de derde schilder. „Jullie kent miin portret vsn den Markies de Ca- marga „Ja, ja, sprekende gelijkenis't Leeft 1" riepen de beide anderen geestdriftig uil „Niet waar?" hernam de schilder gevleid. „Nu, ik zeg jullie dan, dat de kop zóó le vend is, dat hij alle week geschoren moet worden 1" Stout Elsje zag een kop cacao Op tafel ofcaaD. Zij wipt» 'r voetje van deü grond En zette vlug haar kleinen mond Er even aan. Ze nam een slokje, ééntje maar, En toen nog één. He, Moeder maakt dat lekker klaaT 1 "Waarom staat die cacao ook daar Met mij alleen Heel langzaam komt# "bet kopje leeg. Daar kraakt de trap En Moeder, die juist binnen kwam, Toen zij het laatste slokje nam, Verstond geen grap. Want. weet je, zij heoft Els vertrouwd1, Nu is dat uit. En dan die vieze boezelaar, Dio chocolade hier en daar 1 Zij hooft 't verbruid. Dat valt mc van je tegen, hoor I Ga maar naar bed Toen had ons Elsje echt berouw En dachtNooit snoep ik meer cacao, Waar z' is gezet TRUUS SALOMONS. Neem een ei, dat. hard genoeg gekookt ia om het, zonder gevaar van breken, van de schaal fce kunnen oDtdoen. Neem nu een flcöoh, die natuurlijk leeg moet zijn, en schuif; een losjes gevouwen brapdend papior door den hals. Plaats er nu oogenblikkelijk het ge pelde ei op. Wat zal men dan tot zijn verba zing zien Dat het breodere ei door den hals in de flesch dringt, wat je anders zonder het te breken, niet gedaan zoudt krijgen. Beproef het maar, en vraag jezelf eens af, welke kracht het ei zoo netjes naar binnea locdst. Men moet zich van alle dingen reken- schap kunnen geven 1 a if Ingezonden door Koos je Schuit 5 Oom: „Wel, Marietje, hoever ben je b de natrnrlgke historie? Marietje: „Bij de vogels, Oom." Oom: „En welke vogel bevalt ja hel beste?" Marietje: „Gebraden eendvogsl met appek moes." Ingezonden door Corry en Antre Snel. - Studentenmanier en. 'Apotheker (slaperig, uit zijn bed opge schrikt door hevig gebel en groot lawaai): „Wai is er?" i Student: „Hebt n een pakja Ma z' onb.-ns voor mri?" Apotheker: „Moet n dat in bet holle vaK den nacbt komen halen?" Sltdenf „O, neemt n mij niet kwa'ijk, dan zal ik morgen nog wel eens terug komen. Goeden nacht I" Ingezonden door To Breukemejrar. Rechter tot beschuldigde: „Was het hor. loge var goud of van zilver, dat ja hebl gestolen?" i Beschuldigde zwi'gt. Rechter: „Nu waarom geef ja gesn sul woord Beschuldigde: „Spreken is zilver oa zwjj. gen is goud." Irgezonden door Marie Zaï'berg. Vader. „Vand'ag niet zwemmau, Wirn." W:m. „Waarom niet. valer:'" Varier' „Omdat je over bji':p"'n kl agt." W:m: „Dan zal ik op mijn rug z.yammen, vader." Ingezonden door Pientje Ro-nayn. A: „Hoeveel kinderen heb jij?' B: „Twee en een ha'f dozijn." A: „Hoe kan dat nu?" B „Wel. twee uit mijn ear t: huwelijk eu een half dozjjn uit mijn tweede." Ingezonden door Freek Hofsteonge. Huurkoetsier: „Juffrouw ik wou een paai- stovige handschoenen koopen". Juffrouw: „Zoo. welk 'nummer hebl u?" Koetsier: „Ik, no. 107",

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1922 | | pagina 11